File X-007 (deel 1)
(Een fictief verhaal en een symbolische strijd,
van jongemannen en van manjongens,
en hun onderlinge banden…
Ik ben eraan begonnen en ik meen wel hun drama te kennen,
maar weet nog niet, nu ik eenmaal begonnen ben,
hoe hun einde zal zijn, of hun nieuwe begin,
dat van Giles, bijgenaamd Endo, en…)
© Wisse
Mijn maten hadden me de bijnaam Endo gegeven. Ik vond het best. Giles of Endo. Wat maakte het uit.
Endo. Van Endorfine. Dat woord had ik me eens laten ontvallen. Omdat ik naast al onze militaire oefeningen en trainingen, me te buiten ging aan sport, aan langdurige lichaamsbeweging.
Dat deed ik al sinds mijn pubertijd. Toen had het voor mij nog geen naam. Het voelde alleen lekker, die bijna masochistische afmatting. Een heerlijke verslaving, euforisch als opium, maar dan zelf aangemaakt, zo las ik later eens.
Dat mijn gedrag meerdere redenen had, dat durfde ik nauwelijks aan mezelf te erkennen. En ik kon me dan ook wel voor de kop slaan toen ik het noemde.
Endorfine.
Maar in de stoere en lacherige militaire machocultuur werd daar niet over nagedacht. Over wat de diepere drang zou kunnen zijn. Om deze impuls en behoefte naar de drug van het ‘runners high’ eigenhandig aan te maken.
Nog een geluk dat het woord ‘uitslover’ niet lekker in de mond lag. En Endo wel.
Om die reden, en ook omdat ik niks beters wist, had ik mij na de middelbare school aangemeld en laten keuren. Defensie wilde me wel hebben. Mijn fysieke gestel en mijn conditie waren goed.
Toen was ik achttien en onwetend. Nu, negen jaar verder, besefte ik me ergens wel, dat er voor al die endorfinebehoefte een andere reden was.
Maten. Jongens onder elkaar. Stoer stoeiend en lachend. Gemeenschappelijk in een verplichte eenheid.
Ik móést me wel afmatten. Om de aantrekkingskracht van al die mooi fysieke en kordate maten de baas te blijven en weg te drukken.
Soms was de blik van één van hen me al te veel. Of een aanraking. Dan móést ik wel. Verrukking en lijfelijke kwelling en daarop de heerlijke verdoving tegelijk. Om de verlokkende bekoring doorbroken te houden, mijn driften te onderdrukken. Ik kon er zo mee omgaan meende ik, door me te verdoven.
- HET TUSSENKAMP -
Totdat onze eenheid voor vele maanden achtereen op Missie de woestijn in werd gestuurd.
Een dubbele muur met maar één poort, wonend in tweepersoons aircocontainers binnen een heel kamp. En daarbuiten de lege leegte. Een doorvoerkamp. Het Tussenkamp. Wij waren er met onze pantservoertuigen voor de escorterende beveiliging van bevoorradingsvrachtwagens, ergens halverwege tussen De Haven en De Stad.
Veilig of onveilig?
Vooral dodelijk in de bij tijden troosteloze verveling, waarin ik om mijn noodzakelijke inspanningsmomenten niet even het kamp uit kon. Gevangen in mijn beroep, in mijn eenheid van maten, in mijn verslavende behoefte.
Dat merkte ik na de eerste maanden toen de nieuwigheid eraf was en bij iedereen herhaaldelijk tussen alle spanningen van de escorterende ritten door, vooral de eentonige saaiheid toesloeg.
Want ik had als slapie en containergenoot Arnoud. En Arnoud was gelukkig voor mij niet alleen totaal onaantrekkelijk, maar ook nog e’s altijd goedlachs en zat vol humor, kwekte aan een stuk door. De aardigste allemansvriend van ons peloton, die zulke gevleugelde uitspraken had, in een vast ritueel, als hij zich bijvoorbeeld ’s avonds ging douchen.
‘Effuh zakkuhwassuh en kontkrabbuh.’
En dan grinnikte Arnoud er ontwapenend bij. Arnoud, die het met iedereen kon vinden en mij gelukkig zo vaak alleen liet in onze duocontainer waardoor ik lekker even vrijelijk kon chatten met mijn thuisfront, met familie en vriendinnen en vrienden.
Maar omdat zélfs Arnoud me begon te irriteren in deze zinderende zandgevangenis, als we ‘op kamp’ waren en ik mijn overdaad en energie niet kwijt kon om mijn behoefte aan verdoving aan te vullen…, dát was tekenend.
*
Ik zat op zo’n avond na een ledige dag in het zand, met de blote rug tegen de veilige muur in de dalende zon. Ik had nog wat gesport in de te kleine fitnessruimte, er na gegeten. Verderop was een groepje de verveling aan het wegvoetballen. Er waren kaarters, er werd heen en weer gelopen, een vredig en goudkleurig sfeertje.
Toen kwam opeens Ruud naast me zitten. Een rustige en flegmatieke collega uit onze peloton.
‘Moment van bezinning, Endo?’, vroeg hij.
Endo, deze keer. Geen Giles.
‘Effuh alleen,’ zei ik.
‘Zal ik maar weer gaan dan?’
Ik grinnikte. En Ruud bleef naast me zitten.
‘Jij hebt anders geen klagen toch? Met Arnoud als slapie. Die is overal en nergens tegelijk.’
‘Nee, eigenlijk niet,’ zei ik en ik wilde de eentonigheid, en de verveling op dagen als deze, als excuus voor mijn eenzaam luieren gaan aandragen.
‘Ik heb mot met Thom…’ zei Ruud nog voor ik mijn gedachten kon verwoorden,’…nooit gedacht dat zoiets kon gebeuren. Maar gisteravond hadden we bijna slaande ruzie.’
Ik keek verbaasd opzij. Want de flegmatieke Ruud en de energieke Thom waren min of meer twee handen op één buik. Al jaren.
‘Zullen we ruilen?’, vroeg Ruud heel erg serieus.
Ik was nog verbaasder.
‘Ik bij Arnoud en jij bij Thom?’, hield hij aan.
Het moest de verveling en het gebrek aan verslavende langdurige afmatting en endorfine zijn. Want opeens sloeg het als een warme driftende golf door me heen.
Asblonde en sociale Thom was de tegenpool van mijn slapie Arnoud. Thom was één brok stoers speelse warmte en energieke aantrekkelijkheid. Dé reden waarom ik Thom altijd op afstand heb gehouden.
‘Jullie hebben echt oorlog, hè?’ zei ik zo luchtig mogelijk.
Ruud knikte.
‘Over iets speciaals?’, vroeg ik, omdat Ruud zweeg.
‘Kleinigheden,’ grinnikte Ruud, ‘gewoon irritaties. ’t Is te idioot voor woorden eigenlijk… ‘k Heb het al met de Luit besproken… omdat het uit de hand dreigt te lopen… ‘k Mocht zelf wel een oplossing zoeken… Alleen even melden.’
Zo was Ruud. Makkelijk en kordaat. Net als onze pelotonscommandant.
‘En als ik het dan toch voor het kiezen heb…’ ging hij verder, ‘… Arnoud is een stuk makkelijker.’
Ik knikte. Ik begreep het, meende ik.
‘Heb je ‘t er al met Arnoud over gehad?’, vroeg ik.
‘Nee,’ antwoordde Ruud, ‘die vind alles best, toch? Ik wou het eerst met jou overleggen… Wat vind je ervan?’
‘Nou, als ik je er mee helpen kan…,’ zei ik omdat het in me broeide, ’…eerlijk gezegd… het zal wel aan de hele situatie liggen… soms dagen weg, dan weer dagen hier opgesloten zitten… Arnoud praat wel. Maar ik heb er geen gesprek mee.’
Ruud grinnikte.
‘Daarom moeten wij ook maar niet bij elkaar, en moet ik maar e’s een tijdje bij hem,’ zei hij.
Ik schoot in de lach. Het zou te zwaarmoedig worden. Wij hadden te veel bomen om op te zetten. Dat was weer het andere uiterste.
‘Tof van je,’ zei Ruud
*
Tof, dat wel misschien. Maar een dag later ruilden Ruud en ik en zat ik opeens samen met Thom in één cabine. En gelijk wist ik weer waarom ik die asblonde beauty altijd gemeden had, herinnerde ik me weer dat ik, toen we negen jaar geleden waren opgekomen, al gevoelens voor h’m had gehad. Thom had en was alles…
Dat zag ik nog e’s nadrukkelijk toen ik na het te korte fitnessen en eten binnenkwam, en de deur van ons eigen douchje gewoon openstond en die asblonde en diep lichtgebruinde Thom er zich stond af te drogen. De gedachte dat ik nog maanden lang, tot het eind van de Missie, de cabine met hem zou delen…
Want dat het anders zou zijn dan met Arnoud, was me in alles duidelijk. De cabine ademde iets persoonlijks en warms, had iets eigens waar het bij Arnoud totaal aan ontbroken had. En ik keek naar mijn eigen stapeltje foto’s en dingen die nog een plek moesten gaan krijgen.
‘Ga jij ook nog douchen? Of zal ik h’m uitdrogen,’ vroeg Thom toen hij met een omgeslagen handdoek uit het douchje kwam.
‘Nee, laat maar,’ zei ik, ‘’k ga zo nog.’
Even zag ik zijn blote achterkant, blanke slanke spierbillen, toen hij de handdoek liet vallen om bij zijn kast een schone short aan te trekken. Heel normaal, zeker in ons militaire wereldje. Maar de laatste maanden, met nu ieder in zijn eigen behuizinkje, was het niet vaak voorgekomen. Een blote maat zien. Vooral bij Arnoud niet.
Ik opende mijn laptop. Om straks verbinding te maken met mijn thuisfront.
‘Vindt je de temperatuur goed?’, vroeg Thom, ‘ik heb de airco niet op z’n laagste stand staan.’
Een langzaam brede glimlach, bijna verlegen lijkend nu. En dat terwijl die asblonde Thom, als ‘ie ‘in actie’ was, allerminst langzaam en verlegen was. Wel was er altijd die sterke en energieke persoonlijkheid, de charme.
‘Ja, ’t is prima zo,’ zei ik, ‘een te groot verschil met buiten is niet goed…’
Ik opende de video van mijn laptop, stelde de cam in voor straks. Ik zag mezelf terug op de flatscreen.
Maar opeens zag ik ook Thom achter me in datzelfde beeld, half knielend met een naakt bovenlijf, een arm om mijn schouder, en met de brede glimlach.
‘Maak e’s een foto van ons…’ hoorde ik hem zeggen, ‘…als je die straks even naar me door wilt sturen…’
Thom trok onze hoofden wat naar elkaar. Soldaten maten met een grijns toen het beeldje stil kwam te staan en dat ik opsloeg.
‘…ze moeten thuis ook weten wie m’n nieuwe roommate is,’ grinnikte Thom die opstond en mijn schouder losliet, om het tafeltje heen liep en z’n eigen laptop opende.
De onpersoonlijke allemansvriend Arnoud tegenover de warme charme van de uiterst persoonlijke Thom.
De verschillen hier in de gevangenis van de zandwoestijn konden niet groter zijn.
Ik stond op, kleedde me uit en ging douchen. Kort. Het water was schaars. Ik liet de deur openstaan. Zoals die zojuist open had gestaan. Ik droogde de douche nadien uit. Een huishouden voor twee, zo anders nu ineens. Een langdurige gezamenlijkheid die op deze wijze in al mijn dienstjaren nog nooit zo was voorgekomen.
‘Eindelijk rust,’ hoorde ik Thom verzuchten toen ik naakt bij mijn kast een schone short aantrok.
Verbaasde draaide ik me naar hem om. Zoals hij daar lui achterover in de stoel hing, zo bijna bloot in z’n short en makkelijk, rekkend en met de handen achter het hoofd gevouwen…
‘Rust?’, vroeg ik terwijl ik mijn natte handdoek naar de douche bracht.
Natuurlijk was ik nieuwsgierig naar de breuk van die twee onafscheidelijk maten Thom en Ruud. Want daar ging het over.
‘Het halve peloton over de vloer is eventjes heel leuk. Maar iedere avond!…’, zei Thom
Ik ging aan het tafeltje zitten, tegenover Thom, met de laptops tussen ons, de screens met de ruggen tegen elkaar.
‘Ik vroeg me al af…,’ zei ik neutraal, maar toen hij daar verder niet op reageerde vervolgde ik glimlachend, ‘…de andere helft van het peloton zat iedere avond bij mij, dat komt straks nog langs…’
Thom grinnikte zacht en donker met zijn langzame glimlach, zelfbewust. Hij scheen mij beter te kennen dan ik hem.
‘Vang!’, zei hij.
En ik plukte nog juist op tijd een prop papier uit de lucht, die in een hoge boog langs plafond scheerde. Ik wierp het terug in eenzelfde langzame hoge en korte boog.
‘Heb jij veel adressen?’ vroeg hij naar mijn laptop knikkend.
Ik opende het lijstje contactpersonen.
‘Vijftien, zestien… het lijkt heel wat… maar als je niks te melden hebt… ik spreid het chatten wat…’
In een opwelling klikte ik ze allemaal aan en verzond aan iedereen de foto die ik zojuist van ons beide gemaakt had. Ik had iets te melden deze keer. Een verhuizing en een nieuw slapie. Bloedmooie en stoere asblonde Thom.
‘En jij dan?’, vroeg ik, de prop papier weer opvangend.
‘Gehalveerd,’ zei Thom luchtig, zich uitrekkend naar de prop die ik iets te ver teruggegooide.
‘O?’
‘Ze is er met een ander van tussen,’ glimlachte hij.
‘Shit…’ zei ik terwijl ik de prop weer opving en niet teruggooide, ‘…klotuh voor je, man!… pas geleden?’
‘Vorige week…’ zei Thom, mij glimlachend aankijkend nu de papierprop niet langer over en weer vloog, ‘…heb jij een vriendin?’
Het was een vraag. Een vraag van velen waar ik me altijd luchthartig vanaf maakte.
‘’n Half dozijn…’, grinnikte ik, ‘…je mag er wel één lenen…trouwens!… ik heb net iedereen onze foto gestuurd. Ze zullen zich vast en zeker melden binnenkort.’
Thom grinnikte, stond op en kwam opnieuw half geknield achter me bukken.
‘Heb jij foto’s van hen?’, vroeg hij.
Ik opende mijn contactpersonen met foto’s. Van iedereen. Ook van die, die ik tot nog toe altijd voor mezelf had gehouden.
Weer die hand op mijn blote schouder.
‘Goh… leuke meiden,’ hoorde ik hem brommen, terwijl ik wegzonk in een starend niets om de aanraking.
Stilte.
De hand was warm, voelde bijna intiem. Althans voor mij.
‘Wel sneu voor je…’ begon ik om de stilte te verbreken, ‘… om het op zo’n manier uit te maken… kende je… heb je lang een relatie met ‘r gehad?’
‘Bijna vijf jaar.’
‘Hè?’
Verbaasd keek ik opzij. Zijn langzame makkelijke glimlach was vlakbij, naast mijn andere schouder.
‘Verdomme…’ zei ik traag, ‘… zo lang?… dan ben je een deel van elkaar geworden, man!… alsof je iets van jezelf kwijtraakt…’
Thom knikte. De makkelijke ontspanning in het bijna dromerige gezicht was er nog steeds, de glimlach wat minder groot.
‘Jij bent de eerste die er zo over praat,’ zei Thom toen tegen me. En niet alleen de hand, maar ook de blik van die grote brede warme ogen raakte me, maakte me plaatsvervangend verontwaardigd.
‘Nou… het is toch zo? En dat terwijl jij hier zit!… ze hebben er geen benul van hoe het hier is!’
‘Nee,’ zei hij zacht en langzaam opstaand. In dat ene woordje en in de klank ervan, lag de eenzaamheid besloten die ik voelde, die hij uitte. Ons aller eenzaamheid.
Hij liep om het tafeltje heen, ging weer tegenover me zitten. Hij wenkte me. En ik stond op, liep om en bukte me half knielend achter hem toen hij zijn contactpersonen opende. Een vreemde gewaarwording. Om een rare spanning. Om iets wat hier op het kamp totaal niet paste, althans in mijn beleving.
Een rijtje geblokkeerde contactpersonen, foto’s van jongelui als wij.
Ik aarzelde, om mijn hand op zijn schouder te leggen. Voor mij was het anders dan voor hem. Ik had het altijd vermeden.
Maar toen hij een blonde jonge vrouw aanwees en ik me iets naar voren boog, toen vond ik het voor mezelf gerechtvaardigd. Mijn hand op zijn blote schouder, terwijl hij wat onderuitzakte en ik even in een flits over zijn andere schouder en over zijn bijna blote spierlijf keek, zijn short, zijn lui geopende lange benen.
‘Ze lust er wel pap van…’ hoorde ik hem zeggen, ‘…het was elke keer donderen als ik voor een paar weken wegmoest… nou heeft ze hém.’
Thom wees naar één van de jongemannen in het rijtje van geblokkeerde contactpersonen.
‘Leuk is dat…’ bromde ik afwezig, om die vreemde warmte, het contact, het praten, ‘…één van je eigen vrienden.’
Met een gestrekte arm klikte hij het groepje weg, klikte een ander naar voren.
De vader van Thom met een nieuwe vriendin, de moeder met een nieuwe man, een jongere stiefbroer met een schoolvriend, een trouw gebleven vriend, een nichtje, een tante…
Het ging een beetje aan me voorbij, terwijl hij er zo makkelijk voor me onderuit hing, ik over zijn schouder meekeek, met mijn hand op zijn andere schouder. Terwijl ik in de privéwereld dook van asblonde Thom, die ik al jaren kende en ook helemaal niet dus, maar die vooral heel anders was dan ik had vermoed.
De gestrekte hand klikte de schoolvriend van Thoms stiefbroer aan.
‘Xavian… ‘ grinnikte Thom, weer met die langzame glimlach mij aankijkend, vlakbij, ‘…hij wil ook militair worden… hangt bijna iedere avond aan de cam… en maar chatten, de lummel… over hoe het soldatenleven is…’
Thoms gestrekte arm klikte chattekst aan, van gisteren, las ik. In een flits zag ik iets over komkommers, over sappige perziken en oesters en bloemkolen, over kadetjes.
Geheimtaal die aan de zeef van de militante controle en contraspionage ontsnapte.
‘… Xavian is héél erg nieuwsgierig…’ grinnikte Thom, mij nog steeds aankijkend, terwijl ik mij langzaam voelde verkrampen, ‘…ik heb nu een intiem chatvriendje…’
Min of meer bevroren keek ik naar de foto van een volwassen scholier, een student met een ingetogen leuke jongenskop, geïnteresseerd en gevoelig tegelijk. Alsof ik mezelf terug zag, in de tijd dat ik gekeurd werd.
Thom bleef me met z’n onverstoorbare langzame brede glimlach aankijken.
‘… ik dik het flink aan natuurlijk…’
Ik wilde opstaan en weglopen.
‘Wacht effuh… hij is online.’
Bevroren zag ik hoe Thoms gestrekte arm de oproep opende, zag ik ons samen in het kleine beeldje en liet haastig Thoms schouder los, terwijl de beeldverbinding tot stand kwam.
En ik zag een opgetogen volwassen jongensgezicht verschijnen, dat langzaam ook bevroor, omdat Thom niet alleen was, maar dat ik over Thoms blote schouder meekeek.
Toen de korte zinnen onder het roffelen van vingertoppen heen en weer vlogen, haakte ik af, totaal verward om een dubbele confrontatie.
Ik begon mijn foto’s en posters op te hangen, om iets te doen te hebben, en om met de rug naar Thom te kunnen staan. Soms hoorde ik h’m genietend grinniken tussen het ratelende toetsentikken door.
‘Zo! Dat was een kort gesprek deze keer!...,’ hoorde ik Thom mompelen.
Het liefst ging ik me nog even douchen. Ik voelde me smerig. En ik sloot mijn laptop. Even had ik helemaal geen zin in mijn eigen thuisfront.
‘Hij vond je wel leuk, geloof ik… ik heb hem je mailadres gegeven. Wedden dat ‘ie morgen bij je aan de chat hangt?’, grinnikte hij.
Ik glimlachte nog wel.
Ik strekte me voorover op mijn nieuwe bed.
Dit had ik altijd willen voorkomen.
Dit had ik al die jaren urenlang weggesport.
*
Het bed bewoog opeens. Thom was naast me komen zitten. Ik voelde zijn hand op mijn schouder.
‘Hé, Giles?’
Geen Endo nu. Giles.
‘Draai je e’s om ?’
Machteloos voelde ik me, toen ik me op mijn zij draaide, en die langzame mooie sterke glimlach zag, die voor Thom zo gewone vriendelijke en wat verlegen aandoenlijkheid.
‘Hé. Lullo… je bent echt niet de enige, hoor… je moest e’s weten wat sommigen jongens hier van míj willen… vooral nu we zo lang van huis zijn… wat denk je waar mijn ruzie met Ruud over ging… geile pret maken is leuk, maar ik ben geen hoer! …’
Verbijsterd en verbaasd tegelijk in mijn verwarring keek ik naar hem op; asblonde Thom, die op de rand van mijn bed zat, bijna bloot en helemaal mooi, terwijl hij een hand op mijn onderarm legde.
‘Wat? Jij en Ruud?’, zei ik oprecht verwonderd, maar ook mijn eigen zwijgen te doorbreken en mijn onrust weg te drukken.
‘Ja. Tuurlijk…’antwoordde hij, ‘… Wat denk jij dan? We zijn niet van steen! En wij zijn ook niet zo idioot om elke avond onze drift weg te willen sporten! Zoals jij! Wat jou hier niet echt lukt, toch?’
Thom trof me. Hard. Hij raakte me. Keihard. Hij had me doorzien.
Thom stond op. Ik zag hem, lopen, bewegen, de asblonde diep lichtgebruinde in zijn short. Mooi en makkelijk. Sterk vooral, in een fysieke en mentale bijzondere eenheid.
‘Waar zit jij, Giles?,’ hoorde ik hem zeggen terwijl hij de stalen buitenlamellen van binnenuit dichtdraaide, zo vroeg in de avond. Tegen half tien nog maar.
‘…Dát wat jij thuis uitvreet met die beide leuke jongens van je chatlijstje…’
Thom knipte een lichtje aan omdat het plotseling donker was geworden.
‘…dat gebeurt hier ook man… Herenliefde? Soldatenliefde? Wat is het verschil als je tijden van huis bent?...’
Hij grinnikte, om de keurige verwoording van liefde, terwijl ik hem naar de deur toe zag lopen om deze op slot te draaien.
‘…en dat jij mij ontloopt. Al die jaren…één en één is twee. Zo simpel is mijn rekensommetje…’ en hij schoot in de lach, ‘…sorry, het is niet dubbelzinnig bedoeld, hoor…’
Hij liep het douchje in, knipte er het licht aan, liet de deur openstaan. Ik zag hoe hij zijn tandenborstel pakte, de tube tandpasta.
‘…maar dat Ruud zo’n egocentrische macho blijkt te zijn… als je maanden samenwoont, leer je iemand pas echt kennen…’, hoorde ik hem vervolgen in zijn eenzijdige praten terwijl alles bij mij samenkneep.
Tandenpoetsend draaide hij zich om onder het felle douchelicht, leunde tegen de wastafel, schoot weer in de lach, met het schuim op zijn lippen.
‘…ik heb Ruud wijs gemaakt dat Arnoud er ook wel pap van lust… net als mijn ex…’, klonk het wat gebroken tijdens het heftig rossende poetsen.
Toen schoot ik ook in de lach. Bevrijdend, dat ook. Om het idee: Arnoud en Ruud.
Ik stond op, liep naar de open deur, naar ons douchje, om ook mijn tanden te gaan poetsen. De grijnzende Thom, met het witte schuim op zijn brede langzame glimlach, maakte plaats voor me.
En het was opeens een idioot gezicht. Ons spiegelbeeld. Twee soldatenmaten naast elkaar, tandenpoetsend en grinnikend.
Thom bukte zich, spoelde zijn mond, spoelde zijn tandenborstel uit.
Hij maakte plaats voor me. Ik bukte me en spoelde mijn mond.
‘Weet je Giles…’ hoorde ik hem zeggen, ‘…het is niet door de omstandigheden. Die verveling hier soms, of dat gedonder met m’n vriendin en het gedrag van Ruud… maar als jij een ander slapie had gehad, dan had ik Ruud daarop afgestuurd, begrijp je?’
En terwijl hij dít zei en het langzaam en eigenlijk opnieuw tot me doordrong, voelde ik zijn hand op mijn gekromde rug komen liggen.
‘In deze godvergeten wereld… die spanningen als we dagen op escorte zijn… ik had geen zin meer in dat oppervlakkige geneuzel… iedereen reageert het op zijn eigen manier af… dat begrijp ik best… maar ik heb behoefte aan een vent met gevoel in z’n donder. Snap je…?’
Ik stond bevroren voorover gebogen, zag hoe mijn handen mijn tandenborstel schoonspoelden onder de kraan, voelde zijn hand op mijn rug.
‘…Jou dus…’
Ik rechte me, strekte mijn rug. Ik moest wel. De borstel was al tien keer schoon gespoeld. Maar het golfde vreemd en warm door me heen. Om alles wat Thom me zo omzichtig en omstandig duidelijk maakte. Of begreep ik hem verkeerd?
‘Vind je het erg?’
Ik zag ons in de spiegel. Ikzelf ernstig en geschrokken. Thom met die langzame glimlach, maar zonder ironie. Verdomme. Mijn hele lijf schoot vol in mijn verwarring.
‘Godver…ik weet niet of ik dit wel aan kan…’ mompelde ik dubbelzinnig, daarbij mijn jarenlange zwaar beveiligde grens overstekend. Want zover was het nu gekomen, om Thoms openheid.
Want had ik in mijn overmoed hem zojuist openlijk mijn beide stiekeme chatvrienden laten zien, waar hij onmiddellijk doorheen prikte; nu zei ik het hem immers zelf, over dat waar ik meende dat hij nu bij mij op aan drong.
Ik draaide me om, leunde tegen de wastafel, zag hem aan. Ik wilde het niet weten. Dít ging mij te ver.
‘Je zit in een rare situatie…’ begon ik oppervlakkig, vooral ook om mezelf gerust te stellen en afstand te maken, ‘… je halve thuisfront van de chat, dat het opeens af laat weten…’
‘Misschien…’ zei Thom mij onderbrekend, ‘…maar dat is het niet alleen. Dat was hooguit de welbekende druppel…’
En ik zag zowaar zijn langzame sterke glimlach zelfverzekerder worden, wat het voor mezelf ook gemakkelijker maakte.
‘…het is niet om wat snelle seks, hoor. Je moet me goed begrijpen…’ zei hij zacht, ‘…wel verdomme!… ik heb van z’n lang zal z’n leven nog nooit zo met een vent gepraat!…’
Thoms’ langzame glimlach met enige zelfspot, zijn blauwe blik, zijn hand voorlangs opeens zo warm op mijn middel rustend.
‘…shit man! Hoe moet ik het zeggen? Vindt je het erg dat ik je nodig heb?...’
Ik stond er als versteend, gloeiend warm en moeilijk verstard zwijgend tegelijk.
‘…hé Lullo. Vind je het erg?’
© Wisse