Druiven plukken (deel 5)

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Amexic
Berichten: 199
Lid geworden op: wo 10 jun 2015, 20:14
Vul het getal in: 123
Locatie: Antwerpen

Druiven plukken (deel 5)

Bericht door Amexic » zo 07 sep 2025, 17:43

Druiven plukken (deel 5)

De volgende morgen blijven we weer lang sprakeloos. Ik voel me heel vreemd. Bij het ontbijt weet ik me geen houding te geven. Ik bloos bij alles wat er gezegd wordt. Loïc zit me te observeren. Het irriteert me. Ik voel me vreselijk verlegen. Dat ben ik normaal nooit. Ik wil niet dat hij me zo bekijkt.
Druiven plukken kan zeer ontspannend zijn. Gesprekken komen altijd op gang. Loïc heeft lang de stilte gelaten en komt plots met de vraag: 'L'expérience hier soir était bien?’
‘De buren luisteren mee.’ antwoord ik in het Nederlands.’
Hij antwoordt moeizaam: ‘Je bent mij begrijpen?’
‘Ik heb je zeker begrepen.’
In het Nederlands verstaat niemand ons. Loïc schakelt over op gebroken Nederlands.
‘Het was goed. Wat moet ik zeggen? Geweldig? Ook. Nooit gedacht dat het zo zou zijn. Wat vond jij ervan? Ik was natuurlijk onbeholpen.’
‘Je beseft van jezelf niet wat een prachtige jongen jij bent. Je was fantastisch.’
‘Je overdrijft zwaar.’
‘Ik overdrijf niet. Je bent zelfs knapper dan Bertrand. Ik heb van je gehouden vannacht.’
‘Hoe kan je zoiets zeggen. Bertrand is je vriend. Hoe kan je van mij gehouden hebben?’
Ik begon aan het gesprek met een schuldgevoel. Schuld komt na de zonde, terwijl ik in feite onschuldig ben. Loïc doet er een schep bovenop. Dit doet me pijn. In mijn vinger knippen deed op het moment zelf geen pijn. Dit voelt als verraad. Even ben ik Bertrand. Ik ben boos.
Voor een uur, zo lang voelt het, gaan onze monden op slot.
Loïc heeft nagedacht over wat hij gaat zeggen. Zijn Nederlandse zin formuleert hij waarschijnlijk om die reden, bijna correct.
‘Als ik terugkom op jouw ervaring, kan je dan antwoorden dat ze voor herhaling vatbaar is? Eerlijk zijn.’
‘Ja!’ antwoord ik duidelijk. ‘Jij hebt ongelofelijk veel lef.’
‘Lef heb ik .’ grijnst hij. Zijn grijns is onbeschaamd en uitdagend. ‘Ben je nog boos?’
‘Nog altijd.’
‘Dat mag. Dat is goed. We praten het vanavond uit.’
Ik ben nog steeds boos, iets minder intussen, wanneer we na het diner op onze kamer iets gaan uitpraten.
‘Niemand komt tussen mij en Bertrand.’ begint Loïc. We praten weer Frans zoals we altijd deden.
‘Ik heb de indruk dat ik dat ben.’
‘Ook jij kan daar niet tussen.’
‘Waarom zeg je dan dat je van me houdt en zelfs dat je me knapper vindt dan je eigen vriend?’
‘We hebben niet enkel seks gehad. Ik hield oprecht van je. Het is een gevoel.’
‘Zeg je zoiets niet beter tegen Bernard dan tegen mij?’
‘Met Bertrand ga ik mijn toekomst bouwen. We vertrouwen elkaar. Ik zal altijd veilig blijven en dat is in mijn en zijn belang. Dat wij seks gehad hebben, mag hij weten en dat zal het vertrouwen niet wegnemen. Ik ben gevaarlijker voor jou, dan jij voor mij. Misschien begrijp je dat niet goed. Je mag niet verliefd op me worden, want binnen ongeveer twee weken eindigt het voor ons. Ik zal niet toestaan dat je thuis contact met me opneemt. Zal je bestand zijn tegen wat er gaat gebeuren? We moeten leuke herinneringen overhouden aan dit avontuur. Het moet een meerwaarde voor ons beiden betekenen, begrijp je? We gaan niet spelen met elkaars gevoelens. Van mij mag je verwachten dat ik eerlijk tegen je ben. Bertrand mag mij vertrouwen thuis en ook hier vergeet ik hem niet.’
Het is een emotioneel gesprek. Hij heeft me ervan overtuigd dat hij integer is. Zijn aantrekkingskracht op mij is groot. Het is de schaduw van Bertrand waar ik mee worstel. Uit hoe hij over Bertrand spreekt, blijkt dat Loïc echt van hem houdt.
Er was niets mis met gisteren avond. Ik kan er met een heel mooi gevoel op terugkijken.
We gaan buiten luchten. Hoe mooi is de natuur hier. Met de keten van ‘les Ballons’ in het westen verdwijnt de zon eind augustus al wat sneller achter de bergen. Het is alsnog een mooie avond geworden. Ik heb de vrede weer gevonden.
We gaan slapen. Ik bedenk dat ik inderdaad verliefd zou kunnen worden op Loïc. Na wat vandaag gezegd is, is er minstens evenveel kans. Hij heeft gelijk: dat mag niet gebeuren.

We zijn de laatste dagen te veel op onszelf geweest, Loïc en ik. Het heeft energie gekost wat er in het hoofd omging. De druk is van de ketel.
Ik ben een geroutineerd plukker geworden en meet me met Loïc. De sfeer onder de plukkers en dragers is opperbest.
Margot is jong en avontuurlijk. Waarschijnlijk bouw je met zo’n nomadisch leven geen toekomst. Ze heeft in Bretagne uien geraapt en in Noord-Frankrijk iets met chrysanten gedaan voor de druivenpluk. Dit is een eenvoudig leven. Ik kan me inbeelden dat je toch gelukkig kan zijn zo. Ze heeft een zonnig karakter en de zon heeft haar nog een tikkeltje beeldiger gemaakt dan ze er al uitzag. Het klikt met Loïc en evenzeer met mij.
Ze komt van een paar dorpen verder en wil ons op onze vrije dag meenemen naar de plaatselijke top de 'Vorhofkopf' van Kaysersberg.
Het zit in kleine dingen. Gretl, Marcels vrouw, heeft een picknick voor ons drieën gemaakt. Met een geleende rugzak vertrekken we. We hebben, hoe kan het anders, een fles wijn mee in de rugzak. Een fles voor drie is echt voldoende. Het zal de picknick feestelijk maken.
Het moet aangenaam zijn twee jongens te gidsen in eigen streek. Margot is haar gewone zelf: aanstekelijk vrolijk. De wijngaarden laten we achter ons. Hogerop neemt het bos over. Pas op de kale top krijgen we onze beloning. Het uitzicht op Duitsland is fenomenaal. Achter de Rijnvallei verheft het Zwarte Woud zich in de vorm van een donkere vlek. We worden er alle drie stil van.
‘Het is een voorrecht om hier geboren te zijn. Je kan bijna niet anders dan hier gelukkig worden.’ stelt Loīc.
Hij heeft een gevoelige snaar geraakt. We troosten de altijd opgewekte Margot, die in tranen is uitgebarsten.
Ze vertelt over haar ouders en haar slechte jeugd. Ze heeft zo snel mogelijk het huis verlaten toen dat mocht en is gaan werken. ‘Hier bij Marcel ben ik een beetje thuis.’ zegt ze. Dit doe ik niet voor het geld. Ik werk graag hard. Ik vind gemakkelijk tijdelijk werk. Op momenten dat ik alleen ben, voel ik me vaak eenzaam. Ik ben een toeschouwer op deze wereld. Altijd aan het werk maar nergens thuis.’
Ze spreekt helder en zonder haperen terwijl tranen over haar wangen rollen. Ik zou haar tegen me aan willen nemen maar houd me in.
‘Vast werk zoeken? Misschien vind je een vriend. Ik bedoel: dan kan je een gewoon leven opbouwen… kinderen later. Zo’n soort leven.’
‘Je kent mijn vader niet. Je zou geen enkele man meer willen als je hem zou kennen. Mijn moeder is alcoholiste.’
Margot wordt vanzelf weer opgewekt alsof ze een knop omdraait. ‘Sorry, dit moet ik niet zeggen. Bedankt om naar me te luisteren.’ sluit ze af.
‘Graag gedaan en altijd welkom.’zegt Loīc. ‘Vooral niet sorry zeggen. Je bent niet verplicht om altijd vrolijk te zijn.’
We komen ruim voor etenstijd aan in Kaysersberg. Daar dwalen we door het dorp vooraleer ‘huiswaarts’ te keren. Wat een mooi dorp.
Waar ik Margot altijd bewonderd heb om haar positieve ingesteldheid, en jawel ze is een mooie jonge vrouw, ik kan dat objectief beamen; vandaag heb ik haar in mijn hart gesloten.
Het is geen nieuwsgierigheid. Het heeft iets met schouders te maken. Alsof mijn schouders zouden willen en kunnen verdragen dat Margot ze gebruikt om op uit te huilen.
Vanaf nu voel ik altijd een beetje verdriet bij het observeren van Margots uitbundige vrolijkheid.

Gesloten