Witte Merels Deel 8 T
Ik zit bij Wim in zijn appartement. Hij heeft mij zijn garage met zijn drie fietsen en zijn appartement laten zien. Hij heeft een mooi ruim appartement met mooi uitzicht op de rivier. Hij komt gastvrij over en al heel snel zit ik met een biertje in mijn hand en met de knabbeltjes op tafel. Ik voel me op mijn gemak.
Hij reageert op wat ik de vorige keer heb gezegd. Ik wil zo over mezelf gaan vertellen Er zijn een paar dingen waar ik op in wil gaan. Hij noemt mij volwassen, ik ben meerderjarig. Hij zei dat ik de vier jaar die hij ouder is weggemoffeld had. Dat was niet mijn bedoeling. Hij heeft vier jaar gestudeerd en dat ontwikkelt je. Verder vindt hij dat het leeftijdsverschil niet onoverkomelijk is. Daar ben ik het mee eens.
“Ik moet je allereerst over mijn thuissituatie vertellen, want dat is een schaduw over mijn leven. Ik ben enig kind. Ik ben de laatste van een reeks van 3 kinderen: 2 doodgeboren en ik ben levend ter wereld gekomen. De medische zorg werd per kind groter, mede daardoor heb ik het gehaald. Mijn ouders waren heel blij met mij. Ze zijn dat nog steeds, maar op hun manier.
Mijn ouders leven in mijn ogen geen fijn leven. Zij bepalen hun leven niet zelf. Hun leven wordt bepaald door hun geloof. Dat is tevens het werk van mijn vader. Hij is dominee en heeft in Kampen gestudeerd. Wij zijn niet katholiek, maar streng gereformeerd. Dat is één van de protestantse kerken die na de reformatie zijn ontstaan. Het is de meest strenge tak. Onze gemeenschap is niet groot, maar heel streng en hecht. Leven doe je volgens de bijbel. Ik weet goed wat dat betekent: dingen die verboden zijn, doe je gewoon, maar dan zorg je dat ze niet opgemerkt worden. Uiteraard heb ik vrienden onder onze gemeenteleden. Daar hoor ik wel het nodige van. Ik ben een soort vertrouwenspersoon waar jongeren soms mee willen praten. Mijn vader weet dat niet. Ik moet daarmee voorzichtig zijn.
Mijn ouders kunnen niet genieten van het leven. Mijn vader moet het voorbeeld zijn. Dat is hij ook. Ik heb mijn vader nooit op iets kunnen betrappen dat in strijd is met wat zijn geloof zegt. Dat geldt ook voor mijn moeder. Maar zij kunnen niet echt genieten, er speelt bij hen altijd op de achtergrond dat alles in Gods plan moet passen. Overmatig plezier past daar niet in. Een heleboel kleine dingen waar ik me echt op kan verheugen, snappen zij niet. Dat soort dingen wordt gelukkig niet afgekeurd. Ik was blij dat ik een week de bedrijfsleider bij de Jumbo mocht vervangen. Dat maakte me ook trots. Dat was iets dat mijn moeder niet begreep, zag ik aan haar gezicht. Ik voerde toch gewoon Gods plan uit? Ja, als je dat gelooft. Ik geloof dat al lang niet meer.
Ik leef al een groot aantal jaren in een wereld die niet mijn wereld is. Ik doe dat bewust. Dat is mijn enige manier om te overleven. In die wereld past het wel om werken van grote filosofen te lezen. Die staan in onze boekenkast. Die heb ik gelezen. Daar heb ik veel van geleerd, geleerd om te relativeren, geleerd hoe je tot een afgewogen mening kan komen. Die logica sprak me heel erg aan.
Ik ben geen moeilijk kind geweest. Het was in mijn ogen best gezellig thuis. Ik had vriendjes van school en die kwamen ook thuis. Ze hadden soms een ander geloof, maar spelen met kinderen met een ander geloof mocht ik van mijn ouders, omdat er niet zo heel veel kinderen van ons geloof zijn.
Toen ik lichamelijk ging veranderen veranderde er voor mij meer. Ik beschikte over internet en zocht heel veel op. Dat maakte mij een stuk wijzer. Ik leerde fake van echt te onderscheiden, voor zover je dat ooit echt zal lukken en ontdekte een heel andere wereld dan die waar ik met mijn ouders in leef.
Daar kwam bij dat ik merkte alleen verliefd te worden op jongens. Ik ontdekte homo te zijn. Dat is bij mij thuis totaal onbespreekbaar.
Jij weet ongetwijfeld wat de bijbel over homofilie zegt?”
Ik kijk Wim onderzoekend aan. Zijn antwoord wacht ik niet af.
“De bijbel zegt er in feite helemaal niets concreets over. Er is een beperkt aantal zinnen te vinden die iets zeggen over homofilie. Veel meer, heel veel meer tekst, gaat over het feit dat mannen en vrouwen zorgvuldig met elkaar om moeten gaan en dat het huwelijk elk bedrog uitsluit. Die zinnen zijn ze in onze geloofskringen heel snel vergeten. Ze richten alle pijlen op homofilie om hun eigen misstappen te kunnen verdoezelen. Ze doen net of de bijbel vol staat met verwerpingen van homofilie. Niets is minder waar. Homofilie is voor hen een ernstige zonde. Daar moet je van genezen en dat zouden ze ook bij mij proberen. Mij niet gezien. Dus houd ik mijn mond.
Het feit dat ik homo ben moet ik verborgen houden. Daarbij heb ik voor mijzelf twee grenzen gesteld. De eerste grens is de meerderjarigheid. Ik ben inmiddels meer dan een maand meerderjarig. Dat betekent dat mijn ouders niets meer over mij te zeggen hebben als het gaat om de manier waarop ik wil leven. Ik kan en mag mijn eigen keuzes maken. Dat kan consequenties hebben. Ik zal niet meer thuis kunnen wonen. Ik weet dat zeker, ik heb het eerder zien gebeuren. In dat geval zal ik via de rechter af moeten dwingen dat zij voor mij betalen. Het is wettelijk geregeld, maar zij zullen dat niet spontaan doen, want hun God staat boven de wet, vinden zij. Voor mij betekent dit dat wanneer zij er achter komen, ik het huis uit zal moeten gaan en aan een inkomen moet zien te komen, al dan niet via mijn ouders. In mijn examenjaar lijkt me dat een kleine ramp.
Mijn tweede grens is het moment dat ik mijn examen heb gehaald. Dan ga ik toch het huis uit. Ik zal mijn eigen geld moeten verdienen, via een beurs en eventueel met een baan erbij. Als het dan uitkomt, is het een minder groot probleem. Het blijft een probleem: het contact met mijn ouders zal ik wellicht kwijtraken. Zij zullen mij niet meer willen zien. Als dat de prijs is die ik moet betalen om mijn zelfgekozen leven te kunnen leiden, zal ik dat moeten accepteren. Ik zal pogingen doen om ze te overtuigen van mijn recht te leven zoals ik dat wil, maar zij zullen het alleen maar zien als leven in zonde. Zij zullen mijn levenswijze niet accepteren.
Mijn toekomstplan is dus: dit jaar zo veel mogelijk in vrede thuis uitzingen, daarna op kamers om te studeren en dan mijn eigen leven gaan leven. Afwachten wanneer mijn ouders dat zullen merken. Ik zal eerlijk blijven en eerlijk antwoorden op vragen. Dat eerlijk zijn is dit jaar lastig: ik kan moeilijk zeggen dat ik naar een homocafé ga. Die oneerlijkheid accepteer ik voorlopig van mezelf om het leefbaar te houden. Daarom wil ik niet gezien worden als ik bij ‘De Witte Merel’ naar binnen ga. Voor mij is het wat gemakkelijker hier op bezoek te komen.
Maar je begrijpt: dit laatste jaar zal ik bij mijn ouders nooit met een niet-vrouwelijke relatie aan kunnen komen. Een vrouwelijke relatie hoort trouwens liefst uit onze kerkelijke kringen te komen.
Je noemt mij volwassen. Ik ben niet volwassen, ik ben meerderjarig. Maar mijn thuissituatie heeft mij gedwongen over heel veel zaken na te denken waarover leeftijdsgenoten nog nooit hebben hoeven nadenken. Dat wekt misschien een volwassen indruk.
Daarom kan ik jouw verleden accepteren. Als achttienjarige maakte je een keuze. Dat vond je later een foute keuze. En daar heb je lessen uit getrokken. Ik vind dat volwassen: leren van je fouten en er de consequenties van accepteren. Dat wij niet veel in leeftijd verschillen, zag ik alleen maar beperkt tot onze seksuele ontwikkeling in een liefdevolle relatie.
Die heb jij wellicht kort gehad via één relatie met Corneel, ik heb die nog nooit gehad. Dus wat dat betreft zitten we dicht bij elkaar. Jij hebt natuurlijk veel meer ervaringen opgedaan tijdens je studie en ook in contact met klanten, dat geloof ik graag. Ons leeftijdsverschil zie ik niet echt als probleem, zeker niet na je verhaal over je verleden. Je lijkt me zelfs de meest ideale leermeester.”
Wim heeft aandachtig naar me geluisterd, zonder me te onderbreken. Hij hoort tot de weinige mensen die ik ken die je gewoon helemaal uit laten spreken. Ik vind dat een heel goede eigenschap. Zelf heb ik er wel eens moeilijk mee. Ik dwing me soms te blijven luisteren!
“Je ziet, Wim, iets met mij beginnen betekent dat je met een geheim in zee gaat. Openlijk dingen doen zal onmogelijk zijn, tot volgend jaar juni. Ook daarna zal degene met wie ik iets ga beginnen moeten weten wat er aan mij vastkleeft. Dat is niet positief!”
Ik kijk Wim vragend aan.