Witte Merels Deel 26 T
Ik ben dinsdag en zaterdag bij Wim geweest. Ik merk dat ik steeds meer voor hem begin te voelen. Bij alles wat er gebeurt denk ik:
“Wat zou Wim hiervan vinden?” of: “Zou ik dat ook met Wim kunnen doen? Of: was Wim hier maar.”
Zaterdag gingen we picknicken. Ik vond het echt gezellig. Dat heb ik nog nooit gedaan. Met mijn ouders is dat ondenkbaar. Met klasgenoten van school zie ik dat ook niet gebeuren. Wim brengt mij in aanraking met nieuwe activiteiten. Ik maak kennis met heel andere dingen dan ik gewend ben en dat vind ik echt gezellig.
Bij hem thuis had ik willen vrijen. Het kwam er niet van. Jammer. Ik denk soms aan onze eerste keer en hoe dat mis liep. Ik wil geduld hebben, opdat de tweede keer echt wordt zoals het hoort: vanuit gevoel voor elkaar.
Op zondag meldt mijn vader dat hij morgen voor vier dagen naar Kampen vertrekt. Dat is net besloten. Er is een symposium waar hij niet naar toe zou gaan, maar omdat een spreker ziek is geworden, hebben ze hem gevraagd. Hij moet er twee keer een inleiding geven.
Hij wil daar graag naar toe en vraagt me of ik tijd vrij wil maken om zijn twee inleidingen na te kijken op juist taalgebruik. Natuurlijk wil ik dat doen. Mijn vader rijdt op maandagmorgen met een collega mee, zodat mijn moeder de auto heeft. Donderdag avond laat zal hij weer thuis komen.
Ik meld dit Wim en vraag of wij die dagen misschien iets kunnen doen.
Het is voor mij een nieuwe situatie: zo vaak gaat mijn vader niet weg. Ik herinner me niet dat hij eerder naar zo’n symposium is geweest.
Maandagmorgen bij het ontbijt neemt hij afscheid. Hij belooft mij dinsdagavond zijn eerste inleiding te mailen en woensdag de tweede om ze na te kijken.
Ik antwoord er direct naar te kijken als ik het binnen heb.
“s Avonds eet ik mogelijk voor het eerst alleen met mijn moeder. Zij heeft mijn lievelingsgerecht gekookt. “Waarom verwen je me zo?” vraag ik.
“Omdat ik graag met je wil praten.” antwoordt ze.
Dan vraagt ze zomaar, plompverloren: “Ben jij homo, Thomas? Heb jij op dit moment een vriend?”
Ik schrik en voel me rood worden. Ze raadt zelfs dat ik een vriend heb.
“Het is niet erg, Thomas, je hoeft niet rood te worden. Je hoeft je niet te schamen. Ik zal noch boos noch verdrietig zijn. Misschien kan ik je helpen.”
Ik begin van de weeromstuit te huilen. Dit overvalt me vreselijk. Mama gaat naast me zitten en troost me. Dat heeft ze sinds ik een klein kind was zelden gedaan. Wanneer ik rustiger ben, zegt ze:
“Weet je, Thomas, ik vermoed het al een tijdje. Tegen het eind van jouw schoolvakantie zag ik je veranderen. Je ging vaker weg. Soms was je vrolijk, soms helemaal niet. Toen sloeg het om en werd je ineens vrolijker dan voordien. Ik observeerde je dromerige blik. Ik dacht dat er een oorzaak was voor je zwijgen. Het enige dat ik kon bedenken was dat je een vriend zou hebben. Omdat ik je nooit hoor praten over meisjes vond ik dat niet vreemd. Zeg me eerlijk: heb ik het goed?”
Ik kan niet anders dan ja-knikken. Ik kan geen woord uitbrengen.
“Dat is toch niet erg, Thomas? Het is zoals het is.”
“Het is zo mama. Ik weet hoe papa en de kerk er over denken. Het was voor mij reden om te zwijgen. Ik heb gezien wat er kan gebeuren als het uitkomt. Dat wil ik niet meemaken. Daarom heb ik niets ondernomen tot ik achttien was. In het geval papa er achter zou komen na mijn achttiende, kon hij niet meer bepalen dat ik ‘behandeld’ moest worden. Hij kon me hooguit het huis uit zetten. Daarom was ik heel voorzichtig. Volgend jaar, als ik op kamers ga om te studeren, heb ik meer vrijheid. Dus wilde ik dit jaar voorzichtig gaan verkennen en me verder rustig houden. Het is anders gelopen: ik ben verliefd geworden.”
Mijn moeder streelt mij door mijn haren. Ik zie een heel andere kant van haar.
“Mama, wat gebeurt er als papa er achter komt?”
“Dan hebben we een probleem dat we samen moeten oplossen. Met samen bedoel ik: jij en ik. Ik sta achter je, Thomas. Je bent mijn zoon. Ik houd van je, of je nu homo bent of hetero. Voor mij maakt dit niets uit. Ik weet dat papa er anders over denkt, maar dat wil
toch niet zeggen dat ik er ook zo over moet denken? Ik heb me nooit met zijn werk als dominee bemoeid. Ik ben het met lang niet alle opvattingen van de Kerk eens. Je kiest er niet voor om homo te zijn. Je kan het niet veranderen. Ik vermoed al langer dat jij homo zou kunnen zijn en ben me er in gaan verdiepen. Daardoor ben ik er totaal anders over gaan denken dan jouw vader en de kerk. Die zitten er in mijn ogen naast. Ik ben er over begonnen omdat ik je steun.”
“Hoe kan je mij steunen, mama? Denk je dat je papa kan overtuigen dat zijn ideeën en die van de kerk niet kloppen?”
“Neen, dat ga ik niet proberen. Dat is zinloos. Jij moet weten dat ik achter je sta en je altijd zal steunen. Als jouw vader jou de deur uit zet, dan gaan we samen. Ik laat je niet de bons geven. Ik ben je moeder. Dan ga ik met jou mee.”
Ik kruip tegen mijn moeder aan. “Dat meen je niet mama, wat moet je dan gaan doen?”
“Dat zien we dan wel, Thomas, maar ik accepteer niet dat jij om wie je bent het huis uit zou moeten.
Vertel nu eerst iets meer over jouw vriend. Hoe heet hij, waar heb je hem ontmoet en voelen jullie alle twee echt iets voor elkaar?”
Ik vertel mijn moeder het hele verhaal van Wim en mij, ook de bijna mislukking van onze relatie en wat er daarna gebeurd is.
“Dat heb ik toen gemerkt, je was een aantal dagen behoorlijk down. Gelukkig is papa zo druk met de kerk en zichzelf bezig dat hij dat soort dingen niet merkt.”
Ik kijk mijn moeder helemaal verbluft aan. “Maar, mama, als je zo anders denkt dan papa, hoe kan je het dan bij hem volhouden?”
“Dat is af en toe lastig, Thomas. Ik heb nooit een scheiding overwogen. ‘Dan gaat er een gevecht om Thomas ontstaan. Ik moet het volhouden tot Thomas het huis uit kan.’ dacht ik toen.”
“Dan hebben we dus alle twee hetzelfde gedacht en hetzelfde gekozen. Dat is wel heel bijzonder” breng ik een beetje stamelend uit. Ik ben helemaal van mijn stuk gebracht.
“In ieder geval hebben we nu met elkaar hierover kunnen praten. Ik zocht naar een mogelijkheid, die is er plotseling gekomen doordat je vader naar Kampen ging.”
We zitten rustig bij elkaar. Ik kan het bijna niet geloven. Dat zeg ik tegen mijn moeder.
“Het is toch echt zo, Thomas. Je staat er niet alleen voor. Moet je Wim niet vertellen wat er gebeurd is? Of wil je hem hier uitnodigen om kennis te maken?”
Ik bel Wim onmiddellijk. Hij neemt snel op en vraagt bezorgd: “Thomas, je verrast me door te bellen. Is er iets?”
“Ja, Wim, er is iets, maar het is heel positief.” Ik kijk mijn moeder aan. “Nu?” vraag ik zachtjes. Mijn moeder knikt.
“Kan je nu naar me toekomen? Mijn moeder wil kennis maken met jou!”
Wim antwoordt luid: “Wat, meen je dat?”
“Ja”, antwoord ik, “als het nu niet past, is morgen ook goed. Als het nu kan, graag, ik ben er helemaal vol van!”
“Ik ben net klaar met eten. Ik kom meteen naar je toe. Over tien minuten ben ik bij jou.”
Ik kijk mijn moeder aan. “Als je dit twee uur geleden had gezegd, had ik je voor gek verklaard!”
“Ja, Thomas, ik kan het zelf ook bijna niet geloven, maar het maakt me wel blij dat ik op dit moment de moeder voor je kan zijn die je nodig hebt. Het maakt me trots!”
Wim is er snel. Mijn moeder en hij maken hartelijk kennis met elkaar. Ik durf het aan hem te zoenen waar mijn moeder bij is. Zij kijkt er glimlachend naar.
Ik vertel Wim uitgebreid over het gesprek dat we zojuist hebben gehad. Mijn moeder vult haar kant van het verhaal aan. Ik zie Wim steeds verbaasder kijken. Wanneer we klaar zijn, bedankt Wim mijn moeder.
“We moeten kijken hoe ik het beste kan helpen om jullie zo normaal mogelijk contact met elkaar te laten hebben. Zoek de problemen niet, ga ook niet alles uit de weg. We zullen de gulden middenweg moeten vinden. Lukt dat niet, dan moeten we de consequenties aanvaarden. Jullie mogen weten dat ik Thomas nooit, neen nooit, zal laten vallen, wat er ook gebeurt.”
Ik neem Wim mee naar mijn kamer. “Je zult wel niet snel de gelegenheid krijgen hier opnieuw op bezoek te komen. Of het moet voor donderdagavond zijn.” zeg ik. En dan loop ik naar Wim toe en kus hem, het wordt een tongzoen. “Dat ik dit op mijn eigen kamer met jou kan doen, ik kan het nog steeds niet geloven.” .
Wanneer Wim naar huis gaat, zegt mijn moeder: “Bedenk maar of je hier morgen of overmorgen wil komen eten. Ik kook voor Thomas en mij, jij bent van harte welkom. Nu kan het, na donderdag zie ik het niet snel weer mogelijk worden.”
Ik zie Wim denken. “Ik kom morgen eten” zegt hij. “Hoe laat?”
“Past half zes, dat is onze normale etenstijd?”
“Dat is prima, kan ik eerst nog even onder de douche thuis.”
“Perfect” zegt mijn moeder, geeft Wim een hand en laat ons alleen in de gang.
Ik kijk Wim aan. “Wie had dat gedacht? “vraag ik hem. Ik zoen hem opnieuw.
“Ik niet, maar nu kan ik zeggen: tot morgen, lieve Thomas.”
Ik ga naar de kamer terug en kruip tegen mijn moeder aan.
“Je hebt me heel erg gelukkig gemaakt, mam” zeg ik.
“Volgens mij maakt Wim je gelukkig. Jullie passen bij elkaar. Zullen we de tafel afruimen?”
vraagt ze met een knipoog.
“Dank je wel, mama.” zeg ik. Samen ruimen we de tafel af en doen de vuile spullen in de vaatwasser.