Deel 16
Er is op dit ogenblik geen gelukkiger mens op deze wereld dan Rein. Hij begrijpt het nog steeds niet helemaal maar dat deert hem niet. Eén ding is zeker hij mag weer naar Wouter en zelfs met medeweten van pa. Ma is naar zijn kamer gekomen, heeft hem verteld wat er vanmiddag gebeurd is, het gesprek met Mark en de eis die zij pa gesteld heeft.
“Dus jongen als ik jou was dan ging ik als een speer naar Wouter”.
Rein heeft geen aansporing nodig, trekt zijn leren jack aan en verdwijnt naar de schuur om zijn scooter te pakken. Veel te hard scheurt hij de straat uit, onmiddellijk beseffend dat hij met zijn leven speelt en een dikke kans loopt op een bon. Hij draait zijn snelheid een behoorlijk stuk terug maar met nog een flinke vaart rijdt hij bij Wouter de straat in. Als hij aan wil bellen gaat de deur open en stapt Ellen naar buiten.
“Hey Rein, jij hier, cool man dat zal Wouter fijn vinden. Er is wel iemand bij hem op bezoek. Sorry, ik moet ervandoor. Je weet de weg” en weg is ze.
Rein neemt de trap met drie treden tegelijk en staat in een paar stappen op de overloop. Als hij de trap naar de zolder wil nemen hoort hij stemmen. Onwillekeurig staat hij stil en luistert:
“Maar lieverd, ik hou van jou”, klinkt het smekend, “wat moet jij met zo'n klerennicht”.
Het antwoord kan hij niet verstaan maar hij herkent de stem.
Dan de ander weer:
“Oh lieveling, ik wil met je naar bed, hmmmmmm, kom nu, doe niet zo flauw”.
Opnieuw de stem , die hij maar al te goed kent: “Ik ….. van jou maar nu …..... We hebben het er nog wel over. Kom dronkenlap, ik …....... beneden. Rein verstaat slechts flarden van wat hij zegt maar hij weet genoeg.
Hij staat aan de grond genageld, tot in het diepst van zijn ziel getroffen door wat hij heeft opgevangen van het gesprek boven zijn hoofd. Dan hoort hij op de zolder de deur open gaan en heeft ie nog net de tegenwoordigheid van geest om razendsnel een slaapkamer in te schieten. Hij verneemt het gestommel op de trap als ze naar beneden komen, de slaapkamer voorbij lopen en de trap naar beneden afdalen. Er is nog wat geruzie beneden in de hal, Dan klapt de voordeur dicht en is het doodstil in huis. Nog geen seconde later hoort hij een sleutel in het slot steken en vliegt de voordeur weer open:
“Rein” schalt het door het huis, “ben jij hier”? Het is Wouter, die als hij buitenkomt meteen de scooter van Rein herkent en zich afvraagt hoe die hier komt en...waar is Rein? Zou hij binnen zijn? Hij heeft een sleutel maar waarom is hij dan niet naar boven gekomen? Wouter gaat opnieuw het huis binnen en roept: “Rein, ben jij hier”? Het blijft angstvallig stil. Dan maar eerst Karel naar huis brengen voordat die buiten de hele buurt wakker maakt. Toen hij vanavond thuis kwam stond Karel voor de deur op hem te wachten. Hij had gedronken, dat was duidelijk. Om geen stampei buiten te krijgen nodigt hij Karel binnen te komen. Karel begint meteen over wat er 's middags op de zaak in het kantoor gebeurd is, maar verdraait de hele boel. Hij weet natuurlijk niet dat Wouter getuige is geweest van het gesprek tussen Mark en hem. Als Wouter hem tegenspreekt, wordt hij driftig en begint uit te vallen. Ellen komt verschrikt om de hoek van de deur kijken. Er zit voor Wouter niets anders op dan Karel mee naar boven te nemen. Hij belooft Karel een borrel als hij zich rustig houdt. Die borrel heeft echter een verkeerde uitwerking. Karel wordt heel aanhalig en hangt voortdurend om de nek van Wouter en slaat ordinaire taal uit. Hij wil vrijen en met Wouter naar bed. Wanneer hij aanstalten maakt om zich uit te kleden, is de maat voor Wouter vol. Hij geeft Karel een flinke tik. Die schrikt zo dat hij op slag weer wat helder wordt en beseft dat hij te ver gaat. Als Wouter hem beveelt zijn kamer uit te gaan naar beneden en te verdwijnen, verzet hij zich daar tegen en moet Wouter hem niet bepaald zachtzinnig de trap af helpen en buiten werken.
Rein houdt zich doodstil als hij Wouter hoort roepen. Dan slaat de voordeur opnieuw dicht. Voorzichtig gaat hij in het donker de trap af. Met zijn, van Wouter gekregen, sleutel maakt hij de voordeur open en stapt naar buiten, na eerst rondgekeken te hebben of er nog iemand is. Hij start zijn scooter en rijdt weg. Al die tijd spoken de wildste gedachten door zijn hoofd. Hij vraagt zich af met wie Wouter op de zolder was, wat er daar gebeurd is, of Wouter achter zijn rug om nog een vriendje heeft, wat ze van plan waren en of hij het goed begrepen heeft dat Wouter zei dat hij van die andere figuur hield. Met gierende banden remt Rein ineens. Hij weet plotseling wie die ander is. Wouter is met Karel boven geweest. Opnieuw vraagt hij zich af wat er zich daar heeft afgespeeld. Rein draait zijn scooter en rijdt terug naar Wouter. Waarom weet hij zelf niet.
Wouter, die na de ontmoeting met Karel wel toe is aan wat frisse lucht, heeft een wandelingetje gemaakt om de nare smaak van het laatste uur met Karel kwijt te raken en peinst zich suf hoe de scooter van Rein voor het huis terecht is gekomen en Rein in geen velden of wegen te bekennen was. Omdat hij zich zorgen maakt belt hij met zijn mobiel naar Rein. Zijn moeder neemt op en zegt dat Rein naar hem toe is. Ze snappen er beiden niets van dat hij dan in geen velden of wegen te zien is. Wouter is in ieder geval blij dat Rein geen getuige is geweest van die walgelijke scene op de zolder waar Karel zich als een hoer aan hem aangeboden heeft. Stom dat hij Karel heeft laten meegaan naar boven. Dat dit muisje nog een staartje krijgt staat voor hem vast. Als hij de hoek om komt,ziet hij voor hun huis Rein zitten op zijn scooter. Hij fluit en zwaait maar Rein verroert geen vin. Wanneer hij dichterbij komt ziet hij aan Reins gezicht dat hij boos en verdrietig tegelijk is.
Niets vermoedend wil hij een arm om hem heen slaan maar Rein duwt hem driftig van zich af. “Denk je dat je van twee walletjes kunt eten. Heeft Karel je gouden bergen beloofd in de zaak als je zijn vriendje wordt of ben je dat al. Ja, je kon je gang gaan hè, nu ik niet weg mocht van mijn vader. Maar sinds vanavond mag ik dat wel en natuurlijk wilde ik alleen maar naar jou. Meneer heeft echter een nieuw vriendje met wie hij heeft liggen vozen op zijn zoldertje”.
Voor hij verder kan gaan, snoert Wouter hem kwaad de mond:
“Je weet niet wat je zegt. Ga naar huis, ik wil je vanavond niet meer zien. Het is dat ik van je houd anders wilde ik je nooit meer zien met je belachelijke beschuldigingen”.
Hij draait zich om en verdwijnt naar binnen, Rein verbouwereerd achter latend. Voor hem zit er niets anders op dan naar huis te rijden. Naarmate hij dichter bij huis komt is hij er steeds meer van overtuigd dat Wouter hem bedrogen heeft met Karel. Opnieuw schieten hem de tranen in de ogen.
Zijn maag trekt zich samen in een pijnlijke kramp. Waarom? Wat heeft zich op de zolder afgespeeld? Wat zullen zij samen gelachen hebben om die onnozele Rein, die nog onder de plak van zijn ouders zit en huisarrest heeft gekregen. Hoe heeft hij ooit kunnen denken dat Wouter het serieus met hem meende. Nee, die was uit op een baan en zie, die heeft hij nu met de baas erbij.
Het licht in de keuken is aan als hij naar de schuur loopt om zijn scooter weg te zetten. Zijn moeder zwaait als hij langs het raam komt. Zij wacht hem op en wil natuurlijk van alles weten. Rein besluit een zware hoofdpijn voor te wenden om zo aan haar nieuwsgierigheid te ontsnappen.
“Dag ma, heb u op mij zitten wachten”?
“Dag jongen, ik dacht dat jij naar Wouter toe was, maar die heeft straks gebeld waar je was want je scooter stond voor de deur maar jij was in geen velden of wegen te bekennen. Waar was je eigenlijk”?
VERVOLG Donkere dagen dl 16
-
- Berichten: 378
- Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
- Vul het getal in: 0
- Locatie: Heemskerk