Pagina 1 van 1

BLANCO deel 3 hoofdstuk 01

Geplaatst: vr 25 jan 2013, 06:16
door Lucky Eye
BLANCO

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Vooraf:
Na een heel lange tijd van wachten voor mijn lezers, ben ik er dan eindelijk aan toe om weer eens wat te publiceren.

Als je iets belooft - en dat deed ik na het einde van deel 2 van ‘Blanco’ - moet je iets ook waarmaken. En toen het allemaal toch wat lang ging duren, kwamen er natuurlijk vragen. Logisch! Niets mis mee! Voor zover ik weet heb ik op al die vragen een antwoord gegeven. Mocht ik dat niet gedaan hebben, dan hierbij mijn excuses.

Naast die vragen kreeg ik ook regelmatig berichtjes waarin men informeerde naar mijn gezondheid. Of zomaar een berichtje omdat iemand aan mij moest denken.

Bedankt voor al die vragen en al die berichtjes.

Met mij gaat het nog steeds niet echt lekker. Mijn ziekte - aangezichtspijn - is iets dat begon in 1997. Het is chronisch en in de loop van de jaren neemt de last die ik daarvan heb toe. Gelukkig kan ik het allemaal wel een plaats geven. Voel ik me niet het slachtoffer van mijn ziekte. Heb ik de ziekte niet, maar is er een ziekte in mij. Voor mij een groot verschil. Ik weet dat er veel meer in mijn leven is dan alleen maar die ziekte. Kan genieten van heel kleine, heel gewone dingen die een ander niet eens zouden opvallen. En dat houdt mij op de been.

Van een ‘writer’s block’ of gebrek aan inspiratie heb ik gelukkig nooit last gehad. Ideeën voor verhalen hebben van kleins af aan in mijn hoofd rond gedwarreld en doen dat nog steeds. Mijn probleem ligt in de uitvoering van al die prachtige ideeën. Daarvoor heb ik concentratie nodig en vanwege de pijn en de daarvoor benodigde medicatie is die heel vaak ver te zoeken. En zeker als een verhaal dan wat ingewikkeld wordt, heb ik die concentratie wel nodig. Anders wordt het een chaos. Weet ik op pagina 35 niet meer wat ik op pagina 2 geschreven heb, bijvoorbeeld.

Nu ik weer wat ga publiceren, weet ik ook dat het derde deel van ‘Blanco’ en het derde deel van ‘Zweden’ - dat ik zal publiceren tussen de eerste hoofdstukken (waarschijnlijk 11 of 12) en de laatste hoofdstukken van ‘Blanco’ - voor nu mijn laatste verhalen zullen zijn. Ik zeg bewust niet dat ik nooit meer iets zal schrijven omdat een goede vriend me aanraadde niets definitiefs te zeggen. Misschien kan het zijn dat ik dingen anders moet gaan doen. Maar… hoe en wat dat weet ik nog niet zeker.

Omdat dit voor nu mijn laatste verhalen zijn, heb ik ook al het werk naar mezelf toegetrokken. Heb ik zelf het correctiewerk gedaan terwijl anderen bereid waren dit voor mij te doen. De eerste hoofdstukken van Zweden zijn nog wel door iemand anders nagekeken maar daarna is het allemaal mijn werk. En dat omdat mijn verhalen mijn ‘kindjes’ zijn. En die wil ik alles geven wat ik nog heb. De fouten die in het schrijfwerk staan - welke dan ook - komen dus geheel en al voor mijn rekening.

Ik wens jullie heel veel plezier bij het lezen van de afsluitende delen van ‘Blanco’ en ‘Zweden’.

Groeten,

Lucky Eye



DEEL 3

Hoofdstuk 1

Die ochtend is alles anders. Het voelt anders. Er lijkt een soort van spanning in de lucht te hangen die de jongen in het bed niet goed kan verklaren. Daarvoor was alles… anders. Ja… hoe omschrijf je zoiets. Alles was toen… de woorden willen niet komen in zijn hoofd. Hij is er echter van overtuigd dat er nu meer spanning is. Alsof er iets staat te gebeuren. Dan zijn er mensen rondom hem. Hij hoort ze, hoort stemmen maar niet wat ze zeggen. Ze zullen toch iets zeggen... Hij probeert bij hen te komen maar… dat lukt niet. Hij realiseert zich nu dat hij heel vaak stemmen heeft gehoord. Opnieuw probeert hij bij die nu pratende stemmen te komen maar er is iets dat hem tegenhoudt. Iets dat nog veel en veel te groot is voor hem om er nu mee af te rekenen. En hoe graag hij ook wil, hij kan niet reageren. Het lukt gewoon niet. Langzaam valt hij weer terug in een diepe slaap.

Dan, later, zijn er opnieuw mensen rondom hem. Opnieuw hoort hij praten. Opnieuw probeert hij bij hen te komen maar weer lijkt het niet te lukken. Hij voelt iets op zijn schouder. Hij slikt een keer. Is dit echt? Zijn dit dromen? Nee, het voelt echt. Er schudt iemand heel voorzichtig aan zijn schouder. Er spreekt iemand met een zachte stem tegen hem, zo lijkt hij. Vreemd dat hij nu ineens zoiets opmerkt. Dat hij dingen weet te plaatsen. Dat hij aanvoelt dat het om een zachte stem gaat. Alsof… alsof hij van heel ver komt. Hij voelt iets op zijn rechterwang. Heel langzaam begint hij zich gewaar te worden van alles wat er om hem heen gebeurt. Van achter zijn oogleden neemt hij licht waar. Hij doet zijn ogen open, maar sluit ze ook weer meteen. Het licht is veel te fel. Na de relatieve duisternis daarvoor kan hij dit licht niet verdragen. Hij voelt een priemende pijn direct achter de ogen in zijn hoofd.

Een stem die donkerder klinkt dan de vorige, spreekt hem nu aan. De stem van een man? Dan moet de vorige stem die van een vrouw geweest zijn, zo trekt hij zijn conclusie. Hij moet wakker worden, zo begrijpt hij. Hij slaapt dus? Of droomt hij nog steeds? Hij hoort wat ze tegen hem zeggen. Hij begrijpt het. Er vormen zich woorden in zijn keel als reactie op dat wat ze tegen hem zeggen. Hij zegt dat hij moe is en dat het licht hem pijn doet. Het klinkt echter nergens naar, zo hoort hijzelf. Gewoon niet te verstaan. Hij wil zijn keel schrapen en dan is er ineens die hoestprikkel diep in zijn keel. Hij krijgt het benauwd. Vreselijk benauwd en wil overeind gaan zitten. Dat gaat haast niet. Hij voelt pijn. Enorme pijn. Dan merkt hij hoe het bovenste gedeelte van het matras onder hem mee omhoog gaat. Zo zit hij iets rechtop en gaat het hoesten een stuk beter. Hij voelt dat er iets tegen zijn lippen aangezet wordt en doet ze, als in een reflex, van elkaar. Langzaam wordt er iets naar binnen gegoten. Het verzacht zijn keel. Het voelt heel lekker aan. De woestijnachtige dorheid die er heerste in zijn keel verdwijnt. Het is water. Gewoon water maar het smaakt heerlijk. En dan klinkt dat wat hij zegt een stuk beter ineens. "Wow. Dat ging lastig." Er volgt een reactie op zijn opmerking en hij hoort die heel duidelijk.

"Wat ging lastig, Jasper?"

"Praten,” zegt hij terug tegen die donkere stem. Zijn ogen laat hij nog dicht. Een nieuwe vraag volgt.

"Doet het praten pijn?”

De jongen in het bed knikt. Hij legt uit dat zijn keel nog steeds zeer doet en dat hij nog wel wat wil drinken maar ze begrijpen hem niet goed. Misschien klinkt het wel helemaal nergens naar. Kan hij niet goed praten dan? Nee, dat kan het niet zijn. Zo-even begrepen ze hem ook. Opnieuw een vraag van de man.

“Waarom doe je je ogen niet open?"

Dit keer haalt hij eerst goed adem voor hij wil gaan praten. Goed adem zodat hij voldoende lucht achter zijn stem kan zetten als het ware. "Het licht doet me zeer aan de ogen. Ik heb hoofdpijn," zegt hij dan. En hoewel het kraakt en raar klinkt, volgt er toch een reactie. Ze hebben hem begrepen want het licht wordt ineens een stuk minder. Aangenamer voor hem.

"Zo beter?"

De jongen opent voorzichtig zijn ogen en knikt. Diverse keren knippert hij omdat het beeld erg wazig is. Eerst wordt zijn zicht niet beter maar dan lijkt het zich toch iets te verbeteren. Helemaal helder wordt het echter niet. Vreemd. Als hij stopt met knipperen krijgt hij nog iets te drinken. Het is een vrouw met lichtblond haar, die hem helpt met drinken, zo ziet hij.

"Hoofdpijn, zei je,” zegt de man.

Het is inderdaad een man met die donkere stem. Het is een arts of een verpleger. En die vrouw is een verpleegster. Waar is hij?

“Voel je nog op andere plaatsen pijn, Jasper?"

Zijn ogen gaan nu wagenwijd open en hij kijkt verbaasd in het rond ineens. En hoe noemen ze hem? De naam waarmee ze hem aanspreken, steeds hebben aangesproken, zegt hem helemaal niets. Ondanks de pijn in kaken, mond en hoofd… overal eigenlijk… probeert hij zich zo goed mogelijk duidelijk te maken maar goed praten, lijkt haast onmogelijk: “Wie is Jasper?”

*

'Wie is Jasper?' klinkt de door de jongen in het bed binnensmonds gemompelde, maar o zo duidelijke, vraag na in het hoofd van Gerald van Haastrecht. Meteen beginnen er allerlei radertjes te lopen. Een eerste diagnose komt op: amnesie. Maar ook meteen verwerpt de arts dat weer. Het kan ook zijn dat de jongen gewoon wat verward is vanwege de slaapmiddelen die hij de laatste tijd heeft gekregen. Eerst zekerheden zien te krijgen, zo spreekt hij zichzelf toe. "Stom van me," zegt hij terwijl hij zich tegen het voorhoofd slaat. "We hebben ons niet eens aan elkaar voorgesteld. Ik ben Gerald van Haastrecht. Dat daar," hij wijst naar de blonde verpleegster, “is Marianne en de verpleegster met dat prachtig rode haar is Bianca."

Laatstgenoemde kijkt Van Haastrecht fronsend aan en op zijn knipoog steekt ze plagend haar tong naar hem uit. Na de gedane mededelingen blijft het eerst stil.

"En jij bent Jasper. Jasper Verhulst." Met een vragende blik kijkt Gerald naar Jasper.

"Het spijt me maar… maar… die naam zegt me helemaal niets. Ik probeer als een gek me te herinneren wie ik ben maar… het lukt niet. Er is helemaal niets! Wat is er mis met me!"

Gerald ziet dat Jasper het er moeilijk mee heeft. De tranen staan in de ogen van de jongen en hij perst zijn lippen strak op elkaar. De arts gaat op de rand van het bed zitten en pakt de hand van Jasper beet. "Jasper, neem vooralsnog aan dat ik weet wie je bent. Toen je hier binnen gekomen bent, heb ik je identiteitskaart onder ogen gehad. Ik heb je ouders, broertje en zusje en je vriend ontmoet en jij bent Jasper Verhulst. Geen twijfel mogelijk."

"Maar… waarom weet ik dat dan niet? Waarom… "

"Er is heel veel met je gebeurd. Je weet waar je bent op dit moment?"

"Een ziekenhuis. Dat mag duidelijk zijn. Een intensive care ook nog. Waarom weet ik niet wat er met me gebeurd is? Verdomme, ik krijg nog meer hoofdpijn!" Moe laat Jasper zijn hoofd terugzakken in de kussens.

"Probeer je rustig te houden, Jasper." Jaspers hoofd veert weer rechtop en hij bekijkt zichzelf, zo merkt Gerald. "Ga niet naar antwoorden zoeken, want dat zal er alleen maar toe leiden dat je nog meer hoofdpijn krijgt. Als je een cijfer zou moeten geven tussen de nul en de tien waarbij nul geen pijn is en tien heel erg veel pijn wat zou je dan geven op dit moment?"

"Een dikke acht. Ik heb hoofdpijn, m'n buik doet zeer en hier ook." Jasper wijst op de linkerhelft van zijn borst, zijn kaken en de linkerarm. “En mijn keel doet zeer. En het voelt raar in mijn mond.”

“Er zitten nog diverse plaatjes, bouten en moeren in je mond. Dat kan vreemd aanvoelen inderdaad. Je linker onderkaak was gebroken en die hebben we moeten repareren. Verder is een gedeelte van je gebit vervangen.”

Jasper is boos en verdrietig en slaakt een nieuwe vloek: “Verdomme!”

"Probeer rustig te blijven, Jasper. Opwinding is niet goed voor je. Je hebt heel veel te verduren gehad en je bent er nog lang niet. Je staat nog maar aan het begin van het genezingsproces. Even terug naar je pijn nog. Je krijgt op dit moment al pijnmedicatie maar we zullen dat opvoeren nu we weten hoe je je voelt."

"Wat is er met me gebeurd?"

"Ik weet niet… weet niet of ik dat moet vertellen. Misschien is dat meer iets voor je ouders om te vertellen."

"Nee! Ik wil het nu weten!" maakt Jasper meteen heel erg duidelijk

"Oké. Je bent achttien inmiddels tenslotte en dus meerderjarig.”

“Wat bedoelt u met inmiddels.”

“Toen je hier binnengebracht werd op 17 mei, was je nog geen achttien. Het is vandaag maandag 4 juni en je bent jarig geweest op 25 mei.”

“Jarig geweest. Maar daar weet ik dus ook niets van.” Jasper legt zijn rechter hand over zijn ogen.

“Dat klopt. Ik beloof je dat ik je zal vertellen wat er met je is gebeurd maar alleen als jij mij een belofte doet.”

“Wat.” Klinkt het duidelijker dan voorheen terwijl Jasper zijn hand weer laat zakken.

“Je moet me beloven dat je rustig zult blijven. Het verhaal is vrij heftig. En als ik uitverteld ben, wil ik je nog een aantal vragen stellen."

Jasper gaat akkoord met dit voorstel en krijgt dan het hele verhaal te horen.

Van Haastrecht vertelt hem wat er gebeurd is, voor zover hij weet uit de verhalen van de naaste familie, de politie en dat wat hij meegekregen heeft uit de media. Dan doet hij er verslag van hoe Jasper hier binnengebracht werd. Hij windt er geen doekjes op. Hij is wars van eufemismen en vertelt hem klip en klaar wat er allemaal aan mankeerde, en hoe moeilijk het is geweest voor de artsen en ok-assistenten om hun werk te doen, omdat er haast geen beginnen aan was. "Al met al," zo besluit hij zijn verhaal, "zijn we heel erg blij dat je het er zo goed hebt afgebracht. Het heeft een hele tijd geduurd maar je bent er in elk geval weer." Als Jasper dan een opmerking wil maken, houdt Gerald hem tegen. "Ik zie aan je gezicht dat je een cynische opmerking wilt maken, doe dat liever niet. Het moet allemaal heel erg moeilijk voor je zijn op dit moment maar ik persoonlijk ben ontzettend blij dat je het er levend hebt afgebracht."

"Maar ik weet niet wie ik ben! U hebt gepraat over ouders, een broertje en een zusje, over een vriend… Een gewone vriend of… "

Gerald glimlacht en vertelt dan over de brief, die ook hij heeft mogen lezen, en over de verlovingsring die Pieter Jasper op zijn verjaardag aan zijn vinger geschoven heeft.

De ring hangt aan een kettinkje aan Jaspers bed en de jongen bekijkt hem als Gerald hem aangewezen heeft. Zijn zicht is af en toe wat wazig maar toch ziet hij dat het een erg mooie ring is. Opnieuw iets dat aan hem vreet. Een prachtige ring gekregen en hij weet nergens van. "Oké. Nog beroerder! Ik ben verliefd op iemand en ik weet niet op wie! Ik weet niet eens hoe hij eruit ziet! Ik weet verdomme helemaal niets! Ik weet niet eens hoe ik er zelf uitzie."

Een knikje van Gerald in de richting van Marianne zorgt ervoor dat zij een spiegel haalt. Voordat hij deze aan Jasper geeft, wil hij echter opnieuw de belofte horen dat Jasper zich zo rustig mogelijk zal proberen te houden. Die wordt gegeven. Als Jasper dan de spiegel in de hand heeft, ziet Gerald hand en spiegel enorm trillen. Na een poosje neemt hij hem weer terug. "Zo is het voorlopig genoeg, lijkt me," zegt hij. "Geschrokken?"

Jasper knikt.

"Voorstelbaar maar geloof me, een aantal dagen geleden zag je er heel wat slechter uit."

"Echt? Haast niet mogelijk, lijkt me."

"En toch is het zo. Nietwaar?” vraagt hij zijn assistenten om bevestiging.

Beiden knikken ze.

“Toen je hier binnenkwam leek het alsof je geen gezicht meer had. Alles was zowat kapot geslagen. Daarna begon alles op te zwellen en enorm te verkleuren. Eerst naar ontzettend donker en nu begint het zich duidelijk te herstellen en weer lichter te worden. Dus… er zit verbetering in." Dan vraagt de arts of Jasper de rest ook wil zien. De jongen wil dat inderdaad. Eerst wijst Van Haastrecht zijn patiënt op de zo zichtbare kwetsuren. Dan slaat Bianca de deken terug van Jaspers bovenlichaam en knoopt ze zijn pyjamajasje open. De dokter wijst op de ingepakte wonden. Ook daar wordt aangegeven wat er aan de hand is. Als dan de deken helemaal wordt teruggeslagen, wijst de arts zijn patiënt op diens ingepakte knieën. Dan is er ineens grote schrik af te lezen op het gezicht van Jasper.

Op het moment dat Jasper zijn benen ziet liggen, wil hij, geheel automatisch haast, met zijn tenen wiebelen. Als hij dat vervolgens niet ziet gebeuren, slaat bij hem de paniek toe. Tranen lopen over zijn wangen en hij slaat zijn rechter hand voor zijn mond.

Van Haastrecht heeft meteen door dat er iets mis moet zijn. Meteen komt hij in actie. Roept allerlei opdrachten die stipt worden uitgevoerd.

Bianca staat naast Jasper en probeert hem tot rust te brengen terwijl Gerald en Marianne overleggen wat te doen. Bianca slaagt niet in haar pogingen en gooit de handen in de lucht van frustratie.

Gerald neemt haar taak over. “Jasper! Stop! Hier bereik je helemaal niets mee. Je staat mijn onderzoek in de weg op dit moment zelfs. Ik begrijp uit je reactie dat er iets niet goed is, maar vertel me wat. Dan kan ik met de verpleegkundigen een poging doen het in kaart te brengen. Misschien kan ik je niet meteen helpen maar vertel me in elk geval wat er is.”

De kalme maar resolute toon waarop Gerald gesproken heeft, lijkt wonderen te doen. Jaspers snikken wordt duidelijk minder en het is te zien dat bij hem de rust enigszins terug keert. “Mijn tenen,” klinkt het huilerig. “Ik wilde ze bewegen en… ze deden het niet. Er gebeurde helemaal niets.”

“Oké, dank je, Jasper. Hier kan ik wat mee. Bianca komt nu bij je staan en zal je hand vasthouden als morele steun, terwijl Marianne en ik wat kleine onderzoekjes gaan doen. Af en toe moet je een vraag van mij beantwoorden. Begrijp je me?”

“Ik mag dan wel niet weten wie ik zelf ben, maar ik ben niet stom, hoor!” Heel gevat lijkt Jasper ineens helemaal terug te zijn.

“Zo bedoelde ik het ook niet. Het spijt me.”

“Het is al goed.”

“Zeker weten?” vraagt de arts aan.

Jasper knikt.

Met zijn assistente probeert Van Haastrecht te achterhalen waar Jasper wel gevoel in zijn benen heeft en waar niet. De vragen aan Jasper zijn steeds erg eenvoudig: “Voel je dit?” Jammer genoeg klinkt er meestal een ‘nee’ of schudt hij met zijn hoofd. Pas als de arts in het gebied boven de knieën komt, is er een positief antwoord. Daar zit wel gevoel in beide benen. “We zijn voorlopig klaar, Jasper,” meldt Gerald zich dan bij hem.

“En?”

“Ik moet je zeggen, dat we ook dit niet hadden voorzien. We hebben tijdens je slapen een MRI-scan gemaakt maar die scan gaf niet aan dat er een belemmering zou zijn om je onderbenen te gebruiken.”

“Wat zou er eventueel te zien geweest moeten zijn, op zo’n scan?”

Gerald legt uit wat de mogelijkheden zijn.

“En nu? Nu dat dus niet het geval is?”

“Denk ik toch meer aan een niet goed functioneren van het centrale zenuwstelsel. Maar… “

“En dat betekent?” onderbreekt Jasper zijn arts.

“Dat het signaal vanuit je hersenen, je opdracht om met je tenen te wiebelen, niet daar aankomt waar hij hoort aan te komen en...”

“En waardoor komt dat?”

“Ik was nog niet klaar met mijn zin toen je me onderbrak. Ik wilde zeggen dat ik geen specialist ben op dit gebied. De neurochirurg en neuroloog kunnen je dit veel beter uitleggen allemaal. Zie mijn voorlopige conclusie als een gok die aardig goed in de richting komt. Onderzoeken zullen te zijner tijd uitw… “

“Wanneer?” klinkt het hijgend.

“Jasper, je hebt me beloofd dat je rustig zou blijven.”

“Hoe moet ik rustig blijven als… als… “ Jasper legt het hoofd terug in de kussens. Hij zweet over zijn hele lichaam en is doodop. Bovendien knalt zijn hoofd zowat uit elkaar van de hoofdpijn.

“Je moet rustig blijven. Je bent nog lang niet sterk genoeg. Kijk naar jezelf nu. Je ligt te zweten en te hijgen alsof je weet niet wat voor inspanning geleverd hebt.”

“Maar… “

“Nee. Het is nu voorlopig eventjes afgelopen allemaal.” Op een teken van Van Haastrecht gaan de knopen van het pyjamajasje weer dicht en wordt hij weer ondergestopt.

Jasper huilt zachtjes.

“Geloof me, ik weet dat dit een hele klap voor je moet zijn. Maar… wacht alsjeblieft tot mijn collega’s en ik alle onderzoeken hebben gedaan. Al met al kan dat nog wel eventjes duren want ik wil dat je eerst sterker wordt. Dat je je lichaam de tijd geeft om weer krachtiger te worden. Je bent van heel ver gekomen. Van het randje van de dood durf ik gerust te zeggen, maar je bent nog lang niet sterk genoeg om welk echt onderzoek dan ook te ondergaan. Een paar vragen van mijn kant, een heel kort onderzoekje en je bent al helemaal aan de latten.” Met een handgebaar geeft hij de verpleegkundigen aan dat ze mogen gaan. Zelf gaat hij dan weer op de rand van Jaspers bed zitten. “Ik laat je nog niet helemaal met rust nu. Zeker niet nu ik weet dat je zo overstuur bent. En, je had me beloofd dat ik je nog een paar vragen mocht stellen.” Gerald ziet de jongen knikken. “Lukt dat nog, denk je?”

“Wat voor vragen?”

“Vragen waarmee ik wil vaststellen hoe het ongeveer gesteld is met je geheugen. Wat je kunt bereiken en wat niet. Oké?”

“Ja.”

“Weet je mijn naam nog?”

“Gerald van Haastrecht,” luidt het antwoord. “En de verpleegsters heten Bianca en Marianne.”

“Prima.”

“Waarom is zo’n vraag belangrijk.”

“Omdat ik nu met grote zekerheid kan vaststellen dat je dingen die je nu leert, kunt onthouden. En dat is heel belangrijk. Er is iets dat je niet kunt bereiken maar je kunt wel weer opnieuw leren.” Er volgt geen reactie. Gerald gaat verder. “Hoeveel is 12 maal 11?"

Het antwoord komt snel.

"Wat is de wortel van 196?"

Ook dat antwoord wordt makkelijk gegeven.

"Op welke dag viert de Koningin haar verjaardag?"

“Ze is op 31 januari jarig maar viert het altijd op 30 april op Koninginnedag ergens in Nederland.”

En dan volgen er nog veel meer vragen. Als Gerald na enige tijd vraagt om de Engelse vertaling van 'goedemorgen' is Jasper het meer dan zat en geeft hij niet alleen het woord in het Engels, maar ook in het Frans, Duits, Italiaans en Esperanto weer. "Hè! Die laatste taal ken ik niet. Wat is het?"

"Esperanto en sorry hoor, maar ik ben nu echt heel erg moe en vind al die vragen enorm stompzinnig allemaal," laat Jasper met een diepe zucht horen.

"Logisch dat je moe bent. We hebben je meer dan twee weken lang, noodzakelijkerwijs, in slaap moeten houden en dan is een eerste dag wakker zijn heel erg vermoeiend. Als daar dan ook nog eens twee dikke tegenvallers bijkomen, valt alles helemaal tegen natuurlijk.” Gerald kijkt Jasper aan maar er volgt geen reactie. “Nou?”

Jasper knikt en begint opnieuw zachtjes te huilen.

Gerald troost hem door de jongen over zijn arm te strelen. Het werkt want hij merkt dat Jasper langzaamaan weer iets rustiger wordt. “Bovendien ben je enorm verzwakt en daarnaast moet je ook nog eens leren leven met één nier. Iets wat vooral van invloed is op je energiehuishouding.” Heel even houdt Gerald zijn mond. “Mijn vragen zijn echter niet stompzinnig."

Jasper wil iets opmerken maar opnieuw voorkomt de arts hem dat.

"Nee, laat mij nog maar eventjes praten. Je hoeft alleen maar te luisteren. Veel minder vermoeiend dan zelf praten, en je boos maken." Gerald glimlacht en blijft Jasper net zolang glimlachend aankijken tot hij een klein glimlachje terugkrijgt. "Dank je, Jasper. Ik ben blij dat je nog kunt glimlachen. Mijn vragen zijn niet stompzinnig, zoals ik al zei. Ik heb kunnen vaststellen dat je nog heel veel dingen wel weet. Je intelligentie is niet aangetast. Je kunt verbanden leggen. Je taalgevoel is prima en ook rekenen gaat je heel erg goed af. Je algemene kennis is ook bereikbaar. Je hebt alleen een probleem… alleen klinkt stom, ik weet het… je hebt een probleem met het herinneren van personen, waaronder jezelf, en gebeurtenissen met betrekking tot personen. Naar alle waarschijnlijkheid, maar de definitieve diagnose laat ik graag over aan een collega, gaat het om een hapering van je episodisch geheugen. Het geheugen dat plaats en tijdgebonden is.”

"Dus het valt wel mee?” vraagt Jasper dan.

“Dat heb je mij niet horen zeggen. Het valt echt niet mee. Het moet vreselijk moeilijk zijn om juist alles dat je verbindt met mensen die van je houden en van wie jij houdt, om dat alles, niet te kunnen bereiken. Maar… ja, het had veel erger gekund.”

“Zoals?”

“Ze hebben je echt enorm toegetakeld, Jasper. Je had ook als een kasplantje wakker kunnen worden hier vanmorgen.”

“Oh.”

“Ja. Misschien goed om je dat te realiseren. Het had veel erger gekund.” Een tijdlang zitten ze zwijgend bij elkaar. Alleen maar zitten. Alleen maar kijken naar elkaar. Tot Van Haastrecht het stilzwijgende samenzijn verbreekt. "Zeg, er zitten mensen voor je op de gang te wachten," Gerald ziet een bedenkelijke blik over Jaspers gezicht trekken, "maar je gaf net al aan dat je erg moe bent en dus is het misschien beter, als we het bezoek nog maar even uitstellen. Wat vind jij?"

Jasper is het daarmee eens. Hij voelt zich niet lekker. Zijn hoofd bonkt enorm en… er is het een en ander dat hij moet zien te verwerken. Natuurlijk zou hij dat kunnen doen met zijn familie maar op dit moment zijn dat mensen die hem compleet vreemd zijn en dat voelt niet goed. Niet nu. Liever wil hij nog even met rust gelaten worden en hij brengt dat ook zo onder woorden.

"Goede beslissing, Jasper. Wil je hen later zelf uitleggen wat er aan de hand is of heb je liever dat ik dat doe."

Jasper kiest voor het laatste en als Gerald dan voorzichtig van het bed afstapt, heeft Jasper nog één prangende vraag: "Al die dingen die nu niet werken, mijn geheugen, mijn benen. Is dat iets tijdelijks of is het blijvend?"

"Dat weet ik niet. Ik heb gevallen gezien waarbij zich dat volledig herstelde."

De opmerking is voor Jasper duidelijk genoeg om met zekerheid te weten dat het ook anders zou kunnen zijn en hij zegt dat ook.

"Je bent slim, jongen. Maar er is ook nog een tussenoplossing.”

“Wat bedoelt u?”

“Dat ‘u’ mag je gerust achterwege laten. Je en jij is prima voor mij, en dat heb ik ook afgesproken met je familie.” Een uitleg hoe dat zo gekomen is, geeft hij niet. “Met die tussenoplossing, bedoel ik dat er soms ook gedeeltelijk herstel plaatsvindt. Zowel van geheugen als van motoriek.”

"Oké. Het spijt me als ik het u… je te moeilijk maak soms met mijn vragen."

"Nee, dat doe je juist niet. Ik begrijp heel goed dat je iemand bent die de waarheid wil horen. En… dus geef ik je die."

"Ook als die hard is?"

"Wil je dat ik in dat geval iets anders doe?"

Jasper schudt het hoofd.

"Ook dan zal ik eerlijk blijven, Jasper. Altijd. Hè, ik ga je bezoekers opzoeken en ze zeggen wat wij hebben afgesproken."

"Komt u… kom je later nog terug?"

"Bianca en Marianne komen als eerste terug. Zij gaan je wassen en je wonden opnieuw verbinden. Tegen,” Gerald checkt zijn horloge, “half elf ben ik terug. Kom ik kijken hoe het met je gaat en dan gaan we ook kijken of je naar een andere kamer, eentje voor jou alleen, overgebracht kunt worden."

"Wow, doe maar luxe! Een kamer voor mij alleen?"

"Je bent een gewaardeerde patiënt, meneer Verhulst. Bovendien wil ik het niet aan de stok krijgen met de opa van je vriend die erop staat dat je met alle egards wordt behandeld zolang je onze gast bent."

Jasper doet een poging breeduit te lachen maar dat gaat hem niet goed af. Te veel pijn in het gezicht.

"Kan ik nog iets voor je doen? Heb je nog een vraag voor me?”

“Die ring. Als ik hier straks weg mag, moet die dan aan dat kettinkje blijven hangen?”

“Hier mag je hem niet dragen. Vandaar die mooie oplossing die ze voor je bedacht hebben. Als je straks op een verpleegafdeling ligt, schuif hem dan gerust aan je vinger. Vraag maar of iemand je even wil helpen.”

“En dan nog iets. Ik weet niet wat het is maar… ik zie soms niet helemaal goed.”

De omschrijving die daarna volgt, zorgt ervoor dat Gerald opnieuw meteen aan het denken slaat. Hij neemt dat wat Jasper zegt heel goed in zich op maar is ondertussen bezig met het stellen van een eerste, voorlopige diagnose. Maar vanwege ervaringen met zijn eigen grootouders durft hij met een zekerheid van 80 procent te wedden dat hij het bij het rechte eind heeft. Het resterende percentage zal onderzoek van een oogarts moeten verschaffen. Omdat Jasper hem niet expliciet vraagt wat hij ervan denkt, giet hij zijn mening niet in woorden. “Oké, Jasper. Goed dat je het aangeeft. Laat ik zo snel mogelijk nakijken door een oogarts. Is een niet belastend onderzoek en kan vrij snel uitgevoerd worden, lijkt me.” Dan is het echt tijd om afscheid te nemen. Gerald zegt ervan uit te gaan dat de verhoogde pijnmedicatie snel zal gaan werken. “Hè, ik ga. Doe het rustig aan. Je krijgt straks ook wat te eten maar verwacht niet meteen brood of zo. Het zal wel iets vloeibaars worden op voorschrift van je kaakchirurg. Iets uit zo’n klein pakje."

"Is dat wel lekker?" informeert Jasper terwijl hij een vies gezicht trekt.

"Nooit geprobeerd. Ik hoor het graag van je."

Opnieuw onderneemt Jasper een poging tot lachen.

Wordt vervolgd…



Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.