Altijd, deel 6.
Geplaatst: vr 07 nov 2025, 07:35
“Dat ga ik nooit doen, hoor opa! Ik ga papa en mama nooit uitschelden, ik vind papa en mama lief.” Ferdy schudt fel zijn hoofd, zijn stem trilt een beetje, alsof het idee alleen al hem verdrietig maakt.
Opa glimlacht zacht. “Dat is helemaal waar, Ferdy. Toch kan het je zomaar overkomen, zonder dat je het wilt. Denk eens aan dit gesprekje als het ooit gebeurt. Misschien, als je op je kamer zit en je bent weer een beetje gekalmeerd, dat je dan denkt: ‘Waarom heb ik dat nou gedaan?’ Dan kun je naar beneden gaan, naar papa en mama, en zeggen: ‘Sorry, het spijt me, het overkwam me zomaar ineens.’ Papa en mama zullen het begrijpen, lieverd. Ze zijn zelf ook jong geweest, weet je nog?”
Ferdy kijkt nieuwsgierig op. “Heeft papa dat ook gehad?”
“Soms wel,” knikt opa, terwijl zijn blik even dromerig wordt. “Niet zo vaak, het gebeurde. Omdat wij begrepen wat er speelde, werden we niet boos. We praatten er gewoon over met papa, en dat luchtte altijd op. Hij vond het fijn dat hij niet hoefde te doen alsof alles vanzelf ging.”
Ferdy zucht diep. “Ik kan me papa als 12-jarig jongetje echt niet voorstellen, hoor.”
Oma legt liefdevol haar hand op Ferdy’s schouder. “Daar kunnen we je wel bij helpen,” zegt ze, terwijl ze opstaat en naar de kast loopt. Even rommelt ze tussen de spullen, en dan komt ze terug met een dik fotoalbum. “Kijk, dit zijn allemaal foto’s van papa toen hij klein was.”
Ferdy’s ogen beginnen te glimmen. “Mag ik die zien?” vraagt hij, vol verwachting.
Oma lacht hartelijk. “Waarom denk je dat ik dit album pak?”
Even later zitten ze samen aan de tafel, het dikke fotoalbum voor zich uitgespreid. Ferdy’s ogen dwalen verwonderd over de bladzijden. Thuis zijn er ook foto’s. Dit, dit is een schatkist vol herinneringen.
Oma wijst glimlachend naar een oude foto. “Zeg eens eerlijk, vind je niet dat jij en papa sprekend op elkaar lijken? Kijk, dit is papa toen hij twaalf was, net als jij nu.”
Ferdy buigt zich dichter naar de foto, zijn gezicht drukt verbazing uit. “Goh, já… Het had zo een foto van mij kunnen zijn. Wat bijzonder, hè? Zien jullie dat ook zo?”
Opa knikt. “Absoluut, jongen. Als jullie samen door het dorp wandelen, ziet iedereen dat jullie vader en zoon zijn.”
Ze bladeren samen verder, lachen om grappige kapsels, zoals papa met lang haar en opa en oma herinneren zich verhalen bij elke afbeelding. De tijd lijkt even stil te staan; Ferdy geniet zichtbaar van dit moment vol warmte en verbondenheid.
Dan kijkt hij plotseling serieus op. “Is papa eigenlijk ooit verliefd geweest op een jongen?” zijn stem klinkt zacht, een tikje onzeker.
Oma legt haar hand geruststellend op zijn arm. “Niet dat wij weten, lieverd. Hij heeft het ons nooit verteld, en wij hebben het nooit gemerkt. Weet je, dat is iets wat je gewoon aan papa zelf kan vragen. Vraag hem eens wanneer hij voor het eerst verliefd was, en op wie.”
Ferdy aarzelt. “Is dat niet gek om te vragen?”
Opa glimlacht geruststellend. “Hoezo gek? Het is helemaal niet raar om nieuwsgierig te zijn. Iedereen heeft die vragen.”
Ferdy knikt, met een voorzichtig lachje. “Dan ga ik het gewoon vragen…”
Nadat ze samen alle foto’s hebben doorgebladerd, schenkt oma Ferdy een glas warme melk in, om lekker te slapen. Ferdy wenst opa met een welgemeente knuffel goede nacht. Met een zacht 'welterusten' en een warme nachtzoen stopt oma hem liefdevol toe. Als ze de logeerkamer verlaat, blijft de echo van hun gesprek nog even bij Ferdy hangen. De vermoeidheid wint het snel; snel glijdt hij weg in een diepe slaap, gerustgesteld door de nabijheid van zijn grootouders.
De ochtend daarna dommelt Ferdy heerlijk door. Logeren bij opa en oma voelt voor hem als thuiskomen; de logeerkamer is zijn eigen veilige plekje. Slaapdronken schuifelt hij in zijn pyjama richting de woonkamer, waar een gedekte tafel op hem wacht. Oma schuift gezellig bij hem aan. Opa is op pad om boodschappen te doen voor een fijne middag en avond samen. Wanneer Ferdy zijn ontbijt op heeft, stuurt oma hem onder de douche. Als hij klaar is en opa weer thuiskomt, spelen ze samen een spelletje. Straks na het middageten trekken ze er met z’n drieën op uit voor een strandwandeling. Het vooruitzicht van samen zijn en genieten hangt als een vrolijke belofte in de lucht.
Tijdens de lunch komt Ferdy voorzichtig terug op het gesprek van de avond ervoor. Zijn ogen zoeken steun, zijn stem klinkt aarzelend. “Stel dat ik erachter kom dat ik homo ben… moet ik dan anders gaan doen? Om te voorkomen dat ik gepest word?”
Oma kijkt hem bezorgd aan. “Ben je daar bang voor, Ferdy? Bang dat anderen je gaan pesten?”
Ferdy knikt langzaam. “Ja… als kinderen pesten, roepen ze vaak ‘homo’ als scheldwoord.”
Opa mengt zich in het gesprek. “Ken jij jongens of meisjes die gepest worden?”
Ferdy denkt even na. “Nee, in mijn klas wordt niemand gepest. In de klas van Vincent is er wel een jongen waar ze het op gemunt hebben. In het voetbalteam wordt gelukkig ook niet gepest.”
Oma pakt zijn hand. “Weet je waarom die jongen gepest wordt?”
“Volgens Vincent vinden ze hem een nerd,” zegt Ferdy, een beetje verdrietig. “Ik heb hem gevraagd waarom dat een reden is om te pesten. Vincent wist het ook niet. Hij vindt pesten gewoon stom. Ik ook.”
Er verschijnt een klein glimlachje op Ferdy’s gezicht.
“Is Vincent een nerd?” vraagt opa.
“Nee joh, hij is juist super populair.”
“En jij? Ben jij een nerd?”
Ferdy schudt zijn hoofd. “Dat kan ik toch niet van mezelf zeggen?”
“Wat is een nerd dan precies, volgens jou?” vraagt oma zachtjes.
Ferdy haalt zijn schouders op. “Iemand die een beetje saai is, of altijd wil laten zien dat hij alles beter weet, zoiets?”
Oma knikt begrijpend. “Laat ik het anders vragen: denk je dat de kinderen in jouw klas jou saai vinden?”
Ferdy’s gezicht klaart op. “Dat denk ik niet. Eigenlijk ben ik best populair, vooral omdat ik goed kan voetballen. Dat is heel belangrijk bij ons in de klas; als we met gym zelf mogen kiezen, willen bijna alle jongens voetballen. Dan kan ik heel goed. Daarom mag ik vaak een team kiezen. ”
Opa kijkt hem met een glimlach aan. “Waarom zouden ze jou dan gaan pesten, denk je?”
“Stel je voor dat ik op jongens zou vallen... Omdat ik homo zou zijn?”
“Dan zou je een populaire homo zijn!”
“Als iedereen dat zou weten, dan zou ik vast niet meer populair zijn.”
“Hoezo niet? Je bent toch nog steeds even goed in voetbal?”
“Ja, dat is waar,” antwoordt Ferdy zachtjes.
Opa glimlacht vriendelijk. “Weet je, ik ben al een tijdje geen twaalf meer, dus ik kan niet precies zeggen hoe het nu is. Ik denk niet meteen dat je gepest zou worden omdat je homo bent. Vertel, waarom worden kinderen eigenlijk gepest, denk je?”
Ferdy kijkt nadenkend voor zich uit. “Eigenlijk weet ik dat niet precies.”
“Wil je het weten?” vraagt opa, zijn stem oprecht nieuwsgierig.
“Ja, natuurlijk.”
Opa buigt zich een beetje naar voren. “Zie je, Ferdy, kinderen pesten vaak omdat ze zich zelf eigenlijk onzeker voelen. Door een ander naar beneden te halen, proberen ze zich sterker te voelen, alsof ze even boven alles staan. Het geeft ze een soort macht, een prettig gevoel over zichzelf; eigenlijk zijn ze misschien wel bang om er niet bij te horen. Ze doen hun uiterste best hun plek in de groep veilig te stellen. Ze vergeten zich in te leven in een ander, omdat ze het niet kunnen. Ze vinden het spannend, soms zelfs grappig om te pesten, terwijl ze eigenlijk zelf hulp nodig hebben. Kinderen die wat gevoeliger zijn, worden dan sneller uitgekozen als slachtoffer. Het klinkt gek, maar juist de pesters kunnen van binnen heel onzeker zijn en proberen die vervelende gevoelens van zich af te schudden door anderen pijn te doen.”
Ferdy kijkt zijn opa met grote, vragende ogen aan. “Hoe weet u dat allemaal, opa?”
Opa glimlacht warm en knikt. “Weet je nog wat voor werk ik doe?”
“U bent toch psycholoog, speciaal voor kinderen?”
“Klopt helemaal. Daardoor praat ik soms met kinderen die gepest worden, die niet meer weten wat ze moeten doen van verdriet. Ik probeer ze dan te helpen om sterker in hun schoenen te staan.”
Met zachte stem vraagt Ferdy: “Hoe doet u dat dan?”
Opa kijkt hem liefdevol aan. “Ik leer die kinderen hoe ze zich beter kunnen verdedigen, hoe ze weerbaarder kunnen worden. Begrijp je wat dat betekent, lieve jongen?”
Ferdy denkt even na. “Dat je jezelf kunt verdedigen?”
“Weet je, dat is helemaal niet gek wat je zegt,” zegt opa op zachte toon, terwijl hij Ferdy aankijkt. “Iedereen krijgt wel eens te maken met iemand die niet aardig doet. En daar kun je je behoorlijk onzeker of verdrietig door voelen. Juist op zulke momenten is het belangrijk om te werken aan je zelfvertrouwen en weerbaarheid. Als je stevig staat en durft te zijn wie je bent, kun je beter omgaan met mensen die proberen je te kleineren. Je leert dan duidelijk je grenzen aan te geven en durft om hulp te vragen als dat nodig is. Dat maakt je sterker. Kijk naar jezelf: jij bent echt een geweldige spits op het voetbalveld! Daar voel je je zeker. Het is heel normaal dat je je nu even onzeker voelt, juist omdat je twijfelt of je misschien homo bent. Pesters ruiken dat, die onzekerheid Zij proberen daar gebruik van te maken. Het is ingewikkeld allemaal, hè Ferdy?”
Ferdy knikt langzaam, terwijl hij zijn blik even neerslaat. “Ja, ik snap het echt wel hoor. Ik ben heus niet dom!”
Opa’s ogen glinsterden van trots. “Dat weet ik, jongen. Vertel mij eens: waarom denk jij dat kinderen die twijfelen over hun geaardheid soms sneller gepest worden?”
Ferdy denkt even na, zijn wenkbrauwen gefronst. “Nou... als je twijfelt, dan voel je je onzeker. Er zijn altijd pesters die dat merken en er dan misbruik van maken. Bedoel je dat, opa?”
“Precies, jongen, je snapt het helemaal,” zei opa met een glimlach. “Dus: hoe minder onzeker je bent, hoe kleiner de kans dat je gepest wordt. En weet je, daarmee kun je zelfs andere kinderen helpen. Jij bent eigenlijk helemaal niet zo onzeker, behalve misschien over dat ene stukje, over je gevoelens. Daar hoef je nu nog helemaal met niemand over te praten. Je mag altijd met ons praten als je daar behoefte aan hebt, want wij zijn er altijd voor jou. Zolang je zelf nog twijfelt, mag je gewoon alles even voor jezelf houden. En mocht het ooit nodig zijn, dan praten we weer samen, zodat jij je weer sterk en zeker voelt en precies weet wat je moet doen als iemand onaardig is.”
Ferdy slaakt een zucht van opluchting, gevolgd door een kleine lach. “Opa heeft toch altijd gelijk. Waar maak ik me eigenlijk druk om?”
Opa legde zijn hand geruststellend op Ferdy’s arm. “Je maakt je zorgen omdat je je soms onzeker voelt, dat is heel normaal. Voorlopig hoef je je daar echt niet druk om te maken. Zullen we gewoon afspreken dat je jezelf niet zo onzeker laat maken? Dan komt het allemaal wel goed, jongen.”
Ferdy kijkt dankbaar op. “Ik ben zo blij dat ik ben komen logeren.”
“Wij zijn ook heel blij, lieve jongen,” zegt oma, terwijl ze Ferdy stevig omhelst. “Gewoon omdat het hier, met jou, extra gezellig is, en omdat we je graag willen helpen.”
“Dank jullie wel,” fluistert Ferdy ontroerd, en hij geeft zijn opa en oma allebei een dikke kus.
Opa glimlacht zacht. “Dat is helemaal waar, Ferdy. Toch kan het je zomaar overkomen, zonder dat je het wilt. Denk eens aan dit gesprekje als het ooit gebeurt. Misschien, als je op je kamer zit en je bent weer een beetje gekalmeerd, dat je dan denkt: ‘Waarom heb ik dat nou gedaan?’ Dan kun je naar beneden gaan, naar papa en mama, en zeggen: ‘Sorry, het spijt me, het overkwam me zomaar ineens.’ Papa en mama zullen het begrijpen, lieverd. Ze zijn zelf ook jong geweest, weet je nog?”
Ferdy kijkt nieuwsgierig op. “Heeft papa dat ook gehad?”
“Soms wel,” knikt opa, terwijl zijn blik even dromerig wordt. “Niet zo vaak, het gebeurde. Omdat wij begrepen wat er speelde, werden we niet boos. We praatten er gewoon over met papa, en dat luchtte altijd op. Hij vond het fijn dat hij niet hoefde te doen alsof alles vanzelf ging.”
Ferdy zucht diep. “Ik kan me papa als 12-jarig jongetje echt niet voorstellen, hoor.”
Oma legt liefdevol haar hand op Ferdy’s schouder. “Daar kunnen we je wel bij helpen,” zegt ze, terwijl ze opstaat en naar de kast loopt. Even rommelt ze tussen de spullen, en dan komt ze terug met een dik fotoalbum. “Kijk, dit zijn allemaal foto’s van papa toen hij klein was.”
Ferdy’s ogen beginnen te glimmen. “Mag ik die zien?” vraagt hij, vol verwachting.
Oma lacht hartelijk. “Waarom denk je dat ik dit album pak?”
Even later zitten ze samen aan de tafel, het dikke fotoalbum voor zich uitgespreid. Ferdy’s ogen dwalen verwonderd over de bladzijden. Thuis zijn er ook foto’s. Dit, dit is een schatkist vol herinneringen.
Oma wijst glimlachend naar een oude foto. “Zeg eens eerlijk, vind je niet dat jij en papa sprekend op elkaar lijken? Kijk, dit is papa toen hij twaalf was, net als jij nu.”
Ferdy buigt zich dichter naar de foto, zijn gezicht drukt verbazing uit. “Goh, já… Het had zo een foto van mij kunnen zijn. Wat bijzonder, hè? Zien jullie dat ook zo?”
Opa knikt. “Absoluut, jongen. Als jullie samen door het dorp wandelen, ziet iedereen dat jullie vader en zoon zijn.”
Ze bladeren samen verder, lachen om grappige kapsels, zoals papa met lang haar en opa en oma herinneren zich verhalen bij elke afbeelding. De tijd lijkt even stil te staan; Ferdy geniet zichtbaar van dit moment vol warmte en verbondenheid.
Dan kijkt hij plotseling serieus op. “Is papa eigenlijk ooit verliefd geweest op een jongen?” zijn stem klinkt zacht, een tikje onzeker.
Oma legt haar hand geruststellend op zijn arm. “Niet dat wij weten, lieverd. Hij heeft het ons nooit verteld, en wij hebben het nooit gemerkt. Weet je, dat is iets wat je gewoon aan papa zelf kan vragen. Vraag hem eens wanneer hij voor het eerst verliefd was, en op wie.”
Ferdy aarzelt. “Is dat niet gek om te vragen?”
Opa glimlacht geruststellend. “Hoezo gek? Het is helemaal niet raar om nieuwsgierig te zijn. Iedereen heeft die vragen.”
Ferdy knikt, met een voorzichtig lachje. “Dan ga ik het gewoon vragen…”
Nadat ze samen alle foto’s hebben doorgebladerd, schenkt oma Ferdy een glas warme melk in, om lekker te slapen. Ferdy wenst opa met een welgemeente knuffel goede nacht. Met een zacht 'welterusten' en een warme nachtzoen stopt oma hem liefdevol toe. Als ze de logeerkamer verlaat, blijft de echo van hun gesprek nog even bij Ferdy hangen. De vermoeidheid wint het snel; snel glijdt hij weg in een diepe slaap, gerustgesteld door de nabijheid van zijn grootouders.
De ochtend daarna dommelt Ferdy heerlijk door. Logeren bij opa en oma voelt voor hem als thuiskomen; de logeerkamer is zijn eigen veilige plekje. Slaapdronken schuifelt hij in zijn pyjama richting de woonkamer, waar een gedekte tafel op hem wacht. Oma schuift gezellig bij hem aan. Opa is op pad om boodschappen te doen voor een fijne middag en avond samen. Wanneer Ferdy zijn ontbijt op heeft, stuurt oma hem onder de douche. Als hij klaar is en opa weer thuiskomt, spelen ze samen een spelletje. Straks na het middageten trekken ze er met z’n drieën op uit voor een strandwandeling. Het vooruitzicht van samen zijn en genieten hangt als een vrolijke belofte in de lucht.
Tijdens de lunch komt Ferdy voorzichtig terug op het gesprek van de avond ervoor. Zijn ogen zoeken steun, zijn stem klinkt aarzelend. “Stel dat ik erachter kom dat ik homo ben… moet ik dan anders gaan doen? Om te voorkomen dat ik gepest word?”
Oma kijkt hem bezorgd aan. “Ben je daar bang voor, Ferdy? Bang dat anderen je gaan pesten?”
Ferdy knikt langzaam. “Ja… als kinderen pesten, roepen ze vaak ‘homo’ als scheldwoord.”
Opa mengt zich in het gesprek. “Ken jij jongens of meisjes die gepest worden?”
Ferdy denkt even na. “Nee, in mijn klas wordt niemand gepest. In de klas van Vincent is er wel een jongen waar ze het op gemunt hebben. In het voetbalteam wordt gelukkig ook niet gepest.”
Oma pakt zijn hand. “Weet je waarom die jongen gepest wordt?”
“Volgens Vincent vinden ze hem een nerd,” zegt Ferdy, een beetje verdrietig. “Ik heb hem gevraagd waarom dat een reden is om te pesten. Vincent wist het ook niet. Hij vindt pesten gewoon stom. Ik ook.”
Er verschijnt een klein glimlachje op Ferdy’s gezicht.
“Is Vincent een nerd?” vraagt opa.
“Nee joh, hij is juist super populair.”
“En jij? Ben jij een nerd?”
Ferdy schudt zijn hoofd. “Dat kan ik toch niet van mezelf zeggen?”
“Wat is een nerd dan precies, volgens jou?” vraagt oma zachtjes.
Ferdy haalt zijn schouders op. “Iemand die een beetje saai is, of altijd wil laten zien dat hij alles beter weet, zoiets?”
Oma knikt begrijpend. “Laat ik het anders vragen: denk je dat de kinderen in jouw klas jou saai vinden?”
Ferdy’s gezicht klaart op. “Dat denk ik niet. Eigenlijk ben ik best populair, vooral omdat ik goed kan voetballen. Dat is heel belangrijk bij ons in de klas; als we met gym zelf mogen kiezen, willen bijna alle jongens voetballen. Dan kan ik heel goed. Daarom mag ik vaak een team kiezen. ”
Opa kijkt hem met een glimlach aan. “Waarom zouden ze jou dan gaan pesten, denk je?”
“Stel je voor dat ik op jongens zou vallen... Omdat ik homo zou zijn?”
“Dan zou je een populaire homo zijn!”
“Als iedereen dat zou weten, dan zou ik vast niet meer populair zijn.”
“Hoezo niet? Je bent toch nog steeds even goed in voetbal?”
“Ja, dat is waar,” antwoordt Ferdy zachtjes.
Opa glimlacht vriendelijk. “Weet je, ik ben al een tijdje geen twaalf meer, dus ik kan niet precies zeggen hoe het nu is. Ik denk niet meteen dat je gepest zou worden omdat je homo bent. Vertel, waarom worden kinderen eigenlijk gepest, denk je?”
Ferdy kijkt nadenkend voor zich uit. “Eigenlijk weet ik dat niet precies.”
“Wil je het weten?” vraagt opa, zijn stem oprecht nieuwsgierig.
“Ja, natuurlijk.”
Opa buigt zich een beetje naar voren. “Zie je, Ferdy, kinderen pesten vaak omdat ze zich zelf eigenlijk onzeker voelen. Door een ander naar beneden te halen, proberen ze zich sterker te voelen, alsof ze even boven alles staan. Het geeft ze een soort macht, een prettig gevoel over zichzelf; eigenlijk zijn ze misschien wel bang om er niet bij te horen. Ze doen hun uiterste best hun plek in de groep veilig te stellen. Ze vergeten zich in te leven in een ander, omdat ze het niet kunnen. Ze vinden het spannend, soms zelfs grappig om te pesten, terwijl ze eigenlijk zelf hulp nodig hebben. Kinderen die wat gevoeliger zijn, worden dan sneller uitgekozen als slachtoffer. Het klinkt gek, maar juist de pesters kunnen van binnen heel onzeker zijn en proberen die vervelende gevoelens van zich af te schudden door anderen pijn te doen.”
Ferdy kijkt zijn opa met grote, vragende ogen aan. “Hoe weet u dat allemaal, opa?”
Opa glimlacht warm en knikt. “Weet je nog wat voor werk ik doe?”
“U bent toch psycholoog, speciaal voor kinderen?”
“Klopt helemaal. Daardoor praat ik soms met kinderen die gepest worden, die niet meer weten wat ze moeten doen van verdriet. Ik probeer ze dan te helpen om sterker in hun schoenen te staan.”
Met zachte stem vraagt Ferdy: “Hoe doet u dat dan?”
Opa kijkt hem liefdevol aan. “Ik leer die kinderen hoe ze zich beter kunnen verdedigen, hoe ze weerbaarder kunnen worden. Begrijp je wat dat betekent, lieve jongen?”
Ferdy denkt even na. “Dat je jezelf kunt verdedigen?”
“Weet je, dat is helemaal niet gek wat je zegt,” zegt opa op zachte toon, terwijl hij Ferdy aankijkt. “Iedereen krijgt wel eens te maken met iemand die niet aardig doet. En daar kun je je behoorlijk onzeker of verdrietig door voelen. Juist op zulke momenten is het belangrijk om te werken aan je zelfvertrouwen en weerbaarheid. Als je stevig staat en durft te zijn wie je bent, kun je beter omgaan met mensen die proberen je te kleineren. Je leert dan duidelijk je grenzen aan te geven en durft om hulp te vragen als dat nodig is. Dat maakt je sterker. Kijk naar jezelf: jij bent echt een geweldige spits op het voetbalveld! Daar voel je je zeker. Het is heel normaal dat je je nu even onzeker voelt, juist omdat je twijfelt of je misschien homo bent. Pesters ruiken dat, die onzekerheid Zij proberen daar gebruik van te maken. Het is ingewikkeld allemaal, hè Ferdy?”
Ferdy knikt langzaam, terwijl hij zijn blik even neerslaat. “Ja, ik snap het echt wel hoor. Ik ben heus niet dom!”
Opa’s ogen glinsterden van trots. “Dat weet ik, jongen. Vertel mij eens: waarom denk jij dat kinderen die twijfelen over hun geaardheid soms sneller gepest worden?”
Ferdy denkt even na, zijn wenkbrauwen gefronst. “Nou... als je twijfelt, dan voel je je onzeker. Er zijn altijd pesters die dat merken en er dan misbruik van maken. Bedoel je dat, opa?”
“Precies, jongen, je snapt het helemaal,” zei opa met een glimlach. “Dus: hoe minder onzeker je bent, hoe kleiner de kans dat je gepest wordt. En weet je, daarmee kun je zelfs andere kinderen helpen. Jij bent eigenlijk helemaal niet zo onzeker, behalve misschien over dat ene stukje, over je gevoelens. Daar hoef je nu nog helemaal met niemand over te praten. Je mag altijd met ons praten als je daar behoefte aan hebt, want wij zijn er altijd voor jou. Zolang je zelf nog twijfelt, mag je gewoon alles even voor jezelf houden. En mocht het ooit nodig zijn, dan praten we weer samen, zodat jij je weer sterk en zeker voelt en precies weet wat je moet doen als iemand onaardig is.”
Ferdy slaakt een zucht van opluchting, gevolgd door een kleine lach. “Opa heeft toch altijd gelijk. Waar maak ik me eigenlijk druk om?”
Opa legde zijn hand geruststellend op Ferdy’s arm. “Je maakt je zorgen omdat je je soms onzeker voelt, dat is heel normaal. Voorlopig hoef je je daar echt niet druk om te maken. Zullen we gewoon afspreken dat je jezelf niet zo onzeker laat maken? Dan komt het allemaal wel goed, jongen.”
Ferdy kijkt dankbaar op. “Ik ben zo blij dat ik ben komen logeren.”
“Wij zijn ook heel blij, lieve jongen,” zegt oma, terwijl ze Ferdy stevig omhelst. “Gewoon omdat het hier, met jou, extra gezellig is, en omdat we je graag willen helpen.”
“Dank jullie wel,” fluistert Ferdy ontroerd, en hij geeft zijn opa en oma allebei een dikke kus.