Witte Merels Deel 19 W
‘Welkom om verder te praten over alles behalve verkeerd. Je komt?’
Thomas is nog altijd boos. Praten onder vier ogen zal de enige manier zijn om het misverstand uit te klaren.
Komt hij of komt hij niet? Die vraag moet hij beantwoorden.
Thomas blijft geprikkeld. Na nog een paar berichtjes van me om af te spreken waarop hij antwoordt met te hengelen naar excuses, geef ik het op.
‘Vrijdag 18 uur macaroni bij mij thuis. Praten.’ is het laatste wat ik stuur.
Jammer dat het op deze manier is moeten eindigen. Thomas had het hart op de juiste plaats en was ... Ik zal nooit weten wie hij precies was. Wat iets had kunnen worden, is gestrand op een SMS.
Op donderdagavond stuur ik een allerlaatste: ‘Thomas alsjeblieft, alles maar niet via SMS. Geef ons een kans. Dit heb ik echt niet gewild.’
Ik ben van mijn werk thuisgekomen op vrijdagavond. Gek misschien. Ik heb macaroni gekookt voor twee.
Onverwacht wordt er gebeld. Thomas staat aan de deur.
“Kom binnen! Je bent toch gekomen.”
“Weet ik. Heb je al een keer gezegd nog niet lang geleden.” Ik moet glimlachen om de alerte uitspraak die hij doet. Zijn gezicht is niet vrolijk en ondanks zijn bedeesdheid blijft hij bij de pinken.
Schoorvoetend komt hij binnen. Mijn stemming is duidelijk tegengesteld aan die van hem. Ik ben echt blij dat hij gekomen is. Dat zijn stemming slecht is, doet me niet veel. Het belangrijkste: hij is er.
Ik neem hem bij zijn schouders en plant een zoen op zijn wang die hij met tegenzin accepteert.
“De macaroni is bijna klaar. Ik moet alleen de saus nog afwerken en dan kan je mee aan tafel.”
“Ik heb thuis al gegeten.”
“Ook al heb jij niet meer geantwoord, heb ik toch voor twee gekookt. Een jongen als jij kan altijd eten. Ik zet een bord voor je klaar en dan wordt het een proevertje.”
Met lange tanden zit hij even later in de pieren te prikken.
“Macaroni serveren ze niet op een begrafenis.” merk ik op. Het helpt niet. Een glimlach kan er niet af.
Thomas helpt wel mee afruimen en de afwas doen.
Als alles in de kast opgeborgen is, leg ik mijn handen op zijn schouders. Hij kijkt sip naar omlaag.
”Thomas, het spijt me zo hoe alles is gelopen. Dit heb ik niet gewild. Ik ben zo blij dat je gekomen bent. Ken je de parabel van de verloren zoon?”
“Die ken ik maar al te goed.”
“Ik voel me een beetje zoals de vader wiens zoon terug naar huis gekomen is. Natuurlijk kan ik je vader niet zijn.”
Daarop barst Thomas in snikken uit. Het is geen snikken, het is huilen. Even sta ik er verbouwereerd naar te kijken.
Daarna neem ik hem in mijn armen, wat hij toelaat. Hij huilt mijn schouders nat, onstopbaar.
Dan ga ik onder zijn shirt en streel de zachte blote huid van zijn rug tot hij kalmer wordt.
“Ben je boos op me?” vraag ik.
“Ja.”
“Dat mag je”.
“Misschien.” zwakt hij af.
Hij gaat nu ook met zijn handen onder mijn shirt. Zijn handen zijn koud maar het doet deugd. Zijn tranen zijn helemaal gestopt. Thomas gaat weer een beetje verder door mijn shirt op te lichten.
Ik weet niet wat hij denkt maar hij wil vermoedelijk dat ik het uit trek.
“Nee Thomas. Dit is niet verstandig. Wij gaan praten. Kom, laten we gaan zitten.”
Ik kan niet inschatten hoe hij zich voelt, maar zijn intentie begreep ik wel.
Hij laat me mijn rechterarm om zijn schouders leggen. ”Zo kan je niet meer ontsnappen.” Hij reageert niet, lachen zal hem voor eerst niet lukken. “Je hebt geen fout gemaakt en ik ook niet. Maar fouten mag je maken. Mensen maken fouten. Zo gemakkelijk als je omging met mijn geheim, zo moeilijk lijkt het nu. De enige fout die je maakte was weglopen. Doe dat nooit meer. Je bent een emotionele bom. Ik ga nu vertellen waar je me de kans niet toe gaf. Ga niet wenen, ook dat is vluchten. Ik knijp vriendschappelijk in zijn schouder.
“Sorry, ik mag niet doen alsof je een kind bent. Ik wil gewoon dat je luistert”. Ik zucht. Daar gaan we.
“Je maakt het me gemakkelijk. Je wilde mijn shirt uit nadat ik je getroost had. We zouden op dit moment seks kunnen hebben, misschien zelfs goeie deze keer. Zo zouden we alles goed gemaakt hebben. Zo kan je ruzies oplossen. Lekker vrijen om iets goed te maken.
Ik wil iets anders, Thomas. Ik wil jou graag zien. Ik ben met mijn handen over je rug gegaan om je te troosten. Door je te voelen, kwam je dichter bij mij. Ik zou elke keer seks met je kunnen hebben. Dat wil ik nu niet. Ik wil praten en oplossen wat er mis liep.
Je kwam op mijn pad en ik voelde dat je mijn vriend zou kunnen zijn. Nadat het een eerste keer fout liep, had ik door dat ik voor je wilde gaan. Je gaf aan klem te zitten en mijn appartement is perfect als veilige haven. Je zorgde zelf voor de uitnodiging. Ik zou dat niet zelf voorgesteld hebben omdat we dan de mogelijkheden zouden hebben om ‘je weet wel wat’ te doen. Heel verstandig gaf je aan pas verder te willen gaan als je er klaar voor was. Ik was er onmiddellijk klaar voor maar bereid om op jouw initiatief te wachten. Het signaal gaf je verrassend snel.
Ik ging ervan uit dat je mij als leermeester zou zien vanwege mijn ervaring. Die leermeester kan ik niet zijn want we moeten elkaar ontdekken. Het is onwaar dat ik je iets te leren heb. Ik wil je graag zien. Dat is een ander vertrekpunt. Ik merkte je begeerte en heb die proberen te onderdrukken. Het was jouw eerste keer. Ik wilde er voor jou iets moois van maken.
Voor mij vertrekt liefhebben van iemand graag zien. Het is verbinding maken. Het is meer dan je stekker in een stopcontact steken en de elektriciteit voelen. Nu druk ik me raar uit.
Wat ik merkte is dat je seks met me had. Meer heb ik niet gevoeld. Seks hebben is gemakkelijk voor mij. Daar komt mijn ervaring van pas. Met seks is niets mis. Je kon niets verkeerd doen.
Ik had je zo graag méér gegeven. Je hebt niets verkeerd gedaan. Ik heb je terecht willen wijzen. Waarom ik teleurgesteld was, heb ik willen uitleggen en toen ging je lopen. Gelukkig wordt dit alsnog een tweede kans. Dit zijn moeilijke onderwerpen. Ik hoop dat je me kan begrijpen. Zelfs betaalde seks is niet fout maar het mist iets. In een relatie zie je elkaar graag. Als daar dan seks bijkomt, dan kom je in de hemel. Begrijp je dat ik met jou naar de hemel wil?
Je eerste keer was niet verkeerd. Het was wat het was. Ik heb het verdragen zoals ik het van al die andere mannen verdragen heb. Ik begreep niet, en nog altijd niet dat je als onervaren jongen die weg op ging. Blijkbaar vond je het geweldig. Zelf had ik de indruk dat ik er niet bij aanwezig was.
Voor we er nog eens aan beginnen moet de sfeer goed zitten. Dit was wel zo in het begin maar het eindigde niet als iets van ons met twee. Je moet elkaar aanvoelen.
Geef je me nog een kans om je graag te zien?
Geef je ons nog een kans? Het gaat niet om jou of mij als je ja zegt: het gaat om ons. Als je dan nog een keer op de vlucht gaat, kom ik je thuis ophalen.” Dat geef ik hem met een glimlach mee.
Thomas is stil naast me blijven zitten. Ik knijp hem weer in zijn schouder en hij glimlacht terug.
Ik heb vrede met wat ik gezegd heb. Als hij dit niet begrijpt en hiermee niet overweg kan, zal ik hem laten gaan. Het zal me spijten. Hij kan kiezen voor iemand die ook aan de poort van het leven staat, net als hijzelf, iemand met wie hij van in het begin op dezelfde golflengte zit.
Hij kan kiezen voor rust en zich op zijn schooljaar concentreren.
Thomas begint wat te schuifelen. Ik denk dat hij wat wil vertellen. Ik verplaats mijn hand en leg ze op zijn knie. Van het onbeweeglijk zitten, heb ik een slapende arm gekregen.
Ik ben bereid op al zijn vragen die hij heeft te antwoorden als hij die zou stellen.
We zitten nog in een fase dat elke beantwoorde vraag er tien nieuwe oproept. Als de vragen al gesteld worden.