Aleksei en Almar,
Oleksiy i Alʹmar,
Олексій і Альмар,
deel 10.
Samen constateren we dat we alle twee voor onze ouders geen moeilijke kinderen zijn geweest. En alle twee puberen we niet, wat dat ook is. Kortom: we herkennen in elkaar ons eigen gedrag. Dan denk ik aan wat of Rogier of Ernst ons heeft aangeraden: praten over alles, zeker als je het niet met elkaar eens bent. We beloven elkaar nogmaals dat te gaan doen.
Na ons gesprek over vriendschap en ruzie besluiten we te gaan zwemmen. We laten ons in het water zakken en zwemmen het hele meertje rond. Ook het meertje zelf is op sommige plaatsen behoorlijk ondiep blijkt als wij op een gegeven moment proberen te staan: daar staat maar water tot boven aan onze benen. We zwemmen nog een blokje en trekken dan elkaar af. We spoelen ons schoon door nog een slag te zwemmen en klimmen op de boot. We kunnen slapen zonder dektent, die laten we bij de mast liggen. De nacht belooft niet koud te worden.
De volgende morgen wekt de zon ons vroeg. We blijven lekker liggen, tegen elkaar aan en in het zonnetje. We praten niet, kijken alleen naar elkaar en strelen elkaar. Als ik dat doe wordt ik weer helemaal week, ik vind Aleksei zo ontzettend lief (en mooi). Als we vinden dat het tijd wordt om op te staan zwemmen we nog een blokje, drogen ons weer af en maken ons ontbijt klaar.
Daarna varen we nog een keertje het meer rond, en gaan dan langzaamaan richting huis. Er is vanmorgen nog heel weinig wind, dus alles doen we op ons gemak. Tussen de middag leggen we weer aan om te eten en eten alle brood dat er nog is op. Er is bijna te weinig wind om te zeilen vandaag. Ik hoop dat we zonder motor te gebruiken thuis kunnen komen. We dobberen rustig verder en er ontstaat weer een gesprek. Nu over de vakantie.
“Als jullie met de camper op vakantie gaan, hoe gaat dat dan?” vraagt Aleksei mij.
“Als we met zijn vieren zijn slapen we alle vier in de camper. Nina en ik slapen boven als het een bovenslaper is, anders moeten wij de dinette, dat zijn de eettafel en banken, ombouwen tot ons bed. Erik en Peter slapen in het bed dat vast achterin de camper is. Nu gaan wij samen in ons tentje slapen. We reserveren meestal geen camping, in het ergste geval kan je je een dag niet douchen als wij op een openbare camperplek terecht komen zonder sanitair. Sanitair hebben we wel in de camper: we hebben een toilet en douche, maar die douche gebruiken wij eigenlijk nooit, die is heel klein en tevens het toilet, zodat alles nat wordt. Soms gebruiken we de douche buiten, met de slang door het raampje, om ons daar af te spoelen. We bepalen elke dag waar we heen zullen gaan. Als we graag op een bepaalde camping willen staan reserveren we van te voren. Ik denk dat we nu wel vaker, misschien wel altijd, moeten reserveren, want op openbare camperplekken buiten een camping is geen plek voor een tentje. In geval van nood kunnen we altijd nog improviseren in de camper en er met zijn vijven in slapen, maar dat is niet de bedoeling. Maar nood breekt wet. Verder praten we elke dag over wat we gaan doen. Een stad bekijken, aan het strand liggen, een natuurwandeling maken, of een luie dag bij de camper. We koken soms zelf en gaan soms uit eten. Kortom: heel afwisselend. En het fijne is: je hebt ruimte in een camper, ook als het regent en ook als je onderweg bent. Je moet vast zitten in de gordel, maar even naar de wc geeft geen probleem.”
“Het lijkt mij heerlijk. Wij gingen altijd op vakantie naar een vakantiehuis”, reageert Aleksei, “en soms een paar jaar naar hetzelfde als wij dat leuk vonden. Naar het buitenland gaan zat er niet in. En ik ging soms bij mijn oom logeren, of bij andere familie als daar neefjes en nichtjes waren. Deze manier van vakantie lijkt me helemaal het einde! En dan kom ik weer in een ander land.”
“Nou, zeg maar: meerdere landen. Want we moeten door België om naar Frankrijk te gaan en terug kunnen we misschien door Luxemburg gaan. Daar is het ’s zomers wel heel erg druk, maar het is ook best een leuk land.”
Al pratend over dit heerlijke onderwerp, dat over anderhalve week gewoon gaat gebeuren, drijven we met de weinige wind die er is richting huis. Daar komen we toch niet al te laat in de middag aan. We halen de boot leeg en brengen alles naar de garage of naar binnen. Daar is alleen Peter. Nina is met vriendinnen weg en Erik is aan het werk. Met Peter zitten we nog even in de tuin om te vertellen hoe het is geweest. Aan ons enthousiasme merkt hij wel dat we genoten hebben. We vertellen wat we besproken hebben over ruzie en hoe we daar in staan en hij bevestigt wat wij al gedacht hebben: wij zijn alle twee personen die de ruzie liever vermijden.
Als het tijd voor Aleksei is om naar huis te gaan breng ik hem thuis. Niet omdat hij zo veel te dragen heeft, gewoon voor de gezelligheid. Wij treffen de familie in de keuken aan, zoals zo vaak. Zij leven vooral in de keuken, terwijl wij de tuin opzoeken zo snel als dat kan. We gaan er bij zitten en krijgen direct wat thee aangeboden. Aleksei vertelt enthousiast over het zeilen en hoe leuk het is. Ik zie Iryna kijken. Volgens mij zou zij ook graag willen zeilen. Ik vraag haar wat zij van het zeilen vindt. Zij heeft één keer meegezeild.
“Ik vond het heel bijzonder. En zeilen en dan blijven slapen lijkt me helemaal het einde.” reageert Irynia. Ik kijk naar Aleksei. Ik vraag met mijn ogen wat hij ervan vindt. Hij knikt.
“Weet je, in onze boot kan je alleen maar met 2 personen slapen. Als je met meer personen bent moet de tent mee en dat kan wel. Ik vind het helemaal prima om eens met zijn drieën of met zijn vieren te gaan zeilen maar dan moeten jij of jullie wel in de tent slapen. Zie jij of zien jullie dat zitten?”
Iryna kijkt Karysa aan. “Tse zdayetʹsya meni kintsem”, “Dat lijkt me helemaal het einde”, reageert die. Ik kijk naar Aleksei en zijn ouders.
Tatiana reageert: “ Past het wel met zijn vieren in dat bootje?”
“Als het niet te hard waait gaat dat wel. We zouden één dag heen kunnen gaan en een ander dag terug.” Ik kijk naar Aleksei en voeg eraan toe: “Wij hebben een eigen plekje, daar kan ook wel een tent staan en daar is het altijd rustig.”
Tatiana kijkt naar Petr: “Is dat een goed idee: dat zij met zijn vieren gaan zeilen, twee dagen?”
Petr kijkt naar mij en zegt: “Als Almar dat ziet zitten heb ik er geen probleem mee.”
Ik kijk naar Aleksei. “Volgens mij doen we daar mijn zussen een heel groot plezier mee.”
“Zullen we dat dan maar afspreken?” reageert Aleksei. Ik kijk naar Petr en Tatiana die knikken.
“Ok, dan gaan we dat doen.”
Klarysa begint weer met een vreugdedansje. Ik begin te lachen. “Dat is dan afgesproken. Alleen nu nog bepalen wanneer. Ik zal vanavond overleggen wanneer de boot beschikbaar is.”
Als ik wegga loopt Aleksei zoals gewoonlijk met mij mee. Voordat hij de kans krijgt mij te zoenen vraag ik hem: “Vindt je het vervelend wat we net geregeld hebben?”
“Neen, natuurlijk niet” reageert hij, “ik had al gezien hoe graag zij dat wilden. Wij kunnen zo vaak we willen gaan zeilen, zij hooguit een enkele keer. Ik gun ze dat helemaal.”
“Fijn, dan ben ik blij dat ik dat heb aangeboden.”
“Als ik het niet had zien zitten had ik het wel laten blijken toen jij mij aankeek” voegt Aleksei toe.
De volgende dag is het nog steeds mooi weer. Ik heb met Aleksei afgesproken een dagje te gaan fietsen. We nemen wat te eten en te drinken mee en bereiden ons voor op een leuke tocht van een kilometer of 80. We fietsen helemaal binnendoor naar het IJsselmeer. We hebben zwemkleding en handdoeken meegenomen en als we daar aankomen zien we een plek waar meer mensen aan het zwemmen zijn. We zetten onze fietsen aan elkaar vast en kijken hoe het er aan het water uit ziet. Het is een klein zandstrandje. En zoals het bijna overal in het IJsselmeer is, kan je heel lang het meer in lopen voordat het diep wordt. Dat is aan de ene kant leuk, aan de andere kant vervelend. We besluiten toch te gaan zwemmen. Het water is bijna lauw. Komt door het mooie weer van de laatste tijd. We kunnen wel een paar honderd meter lopen tot het water aan onze navel komt. Maar dan kunnen we zwemmen. Dat doen we ook en we stoeien zoals we gewend zijn heel wat af. Dan zwemmen we terug tot we met onze armen de grond raken als we een doorhaal maken. We lopen naar onze kleren en drogen ons af. We eten wat en gaan daarna verder fietsen, een stuk langs het IJsselmeer. Niet dat je er veel van ziet want we fietsen aan de landkant onderaan een dijk. Als Aleksei vraagt hoe het er aan de andere kant uit ziet zetten we de fietsen neer en klimmen de dijk op. De mekkerende schapen komen ons al tegemoet. Boven is het een mooi gezicht, op het water zijn allemaal zeilboten, veel met bruine zeilen. We fietsen weer door en komen bij een leuk plaatsje dat ik Aleksei wil laten zien. In dat plaatsje hebben ze een heel speciale manier van het versieren van meubels en ander dingen. We kijken wat rond en fietsen dan terug. Thuis meldt Erik dat het nog een aantal dagen mooi weer blijft en er de komende dagen niet veel wind zal zijn en dat als we willen we morgen en overmorgen met de zussen van Aleksei kunnen gaan zeilen. Ik kijk Aleksei aan. Die knikt ja.
“Dan gaan we het meteen vertellen, gaan we ze blij maken.” zeg ik.
Ik zet mijn fiets en andere spullen weg en ik kijk ik de voorraadkast wat er te eten is. Dat is meer dan genoeg.
Bij Aleksei thuis zit de familie in de tuin. Aleksei vraagt wat de plannen zijn voor morgen. “Die zijn er niet.” reageert Iryna.
“Mooi, willen jullie dan morgen en overmorgen mee gaan zeilen?” vraagt Aleksei zijn zussen.
“Ja, graag”, reageert Iryna. En ook Klarysa reageert enthousiast en begint te springen van plezier.
“Dan spreken we dat nu af.” zegt Aleksei nuchter.
“Wat moeten we mee nemen?” vraagt Iryna.
“Weinig, badkleding, kleding voor 2 dagen, maar luchtig, toiletartikelen, per persoon twee handdoeken en dezelfde schoenen die je ook aan had toen we eerder zijn gaan zeilen.”
“Kunnen we niet op blote voeten zeilen” vraagt Klarysa.
“Dat kan als de boot maar niet nat wordt, want dan glij je makkelijk uit en val je. Er zal niet zo veel wind zijn, dus dat valt wel mee. Als we gaan zwemmen wordt de boot wel nat als we weer in de boot klimmen. Dus neem ze toch maar mee.” reageer ik.
“Dan ga ik meteen mijn spullen bij elkaar zoeken, ga je mee, Iry?” vraagt Klarysa.
De beide meiden vertrekken. Wij vertellen van onze fietstocht.
“Het is dat ik niet gewend ben te fietsen” verzucht Tatiana. “Anders zou ik het ook wel leuk vinden, zo’n fietstochtje.”
“Moet je gaan trainen” zegt Aleksei lachend.
“Ja, dag, en dan halverwege vallen en in het ziekenhuis terecht komen?”
”Neen, dat moet maar niet” reageert Aleksei. “Overigens: dan zijn jullie morgen en overmorgen zonder ons lastige kinderen en samen, gaan jullie nog iets leuks doen dan?” voegt hij er aan toe.
“Dat lastig valt wel mee, over het algemeen heb ik niet te klagen. Wat je vraag betreft: ik zou niet weten wat” reageert Petr.
“Ik wil wel wat suggesties doen” reageer ik. En dat doe ik. Er zijn allerlei mogelijkheden om vanuit ons dorp leuke plaatsen in de omgeving, bijvoorbeeld aan het IJsselmeer, te bezoeken. Ik schrijf een stuk of 4 mogelijkheden op in de volgorde die mij het leukst lijkt.
Daarna gaan Aleksei en ik naar zijn kamer, de spullen van het fietsen opruimen en de spullen voor 2 dagen zeilen bij elkaar zoeken. Als ik zo zit te kijken naar Aleksei krijg ik het weer helemaal warm. Aleksei voelt het kennelijk want hij stopt en kijkt naar me.
“Ty vyhlyadayesh zakokhanym!” zegt hij, ‘Je kijkt verliefd’.
“Tse ya tezh po vukha”, reageer ik: ‘Dat ben ik ook, tot over mijn oren.’
Ik sta op, loop naar Aleksei toe en begin hem te zoenen, te tongen en eigenlijk wil ik niet ophouden. O, wat houd ik veel van deze lieve, leuke, mooie, gezellige, vriendelijke, Oekraïense jongen die zomaar vanuit het verre Oekraïne mijn leven binnen is komen lopen. En wat ben ik blij dat ik zoveel tijd met hem door kan brengen. Dat ik hem Nederlands kan leren, van hem Oekrains leer, dat we met elkaar op een heerlijke manier kunnen vrijen, dat we er voor elkaar kunnen zijn, kortom, dat ik mijn leven met hem kan delen.
Als we moeten stoppen omdat we alle twee ademnood hebben zegt Aleksei mij hijgend:
“O, yak ya lyublyu tebe, lyubyy Alʹmare”, ‘O wat houd ik veel van jou, lieve Almar.’
En meteen vinden onze monden elkaar weer
We stoppen als er op de deur geklopt wordt.
“Uviydit, kom maar binnen” reageert Aleksei in het Oekrains en in het Nederlands.
Klarysa komt binnen en kijkt ons nieuwsgierig aan.
“Waren jullie aan het zoenen?” vraagt zij.
“Ja, dat is echt heel lekker. Al wel eens gedaan?” reageer ik.
“Neen, ik wil het graag doen, hoop dat ik ook heel snel een leuk Nederlands vriendje vind. Jij bent een bofferd, Aleksei!”
“En ik ook” reageer ik terwijl ik naar Klarysa knipoog. “Waarom kom je ons storen?” vraag ik dan lachend.
“De zonnebrand is op. Iryna vraagt of jij thuis nog zonnebrand hebt, Almar.”
“Zeker, dat hebben we. Wij zullen zorgen dat we meer dan genoeg zonnebrand mee gaan nemen. Heb je zin om te gaan zeilen, Klarysa?”
“Ik wou dat het al morgen was.”
“We gaan er twee heel leuke dagen van maken. En samen met je zus in een tent slapen is vast ook leuk.”
“Ik vond die middag ook al leuk.”
“We gaan nu een stuk verder zeilen, en we hebben een meertje waar we gaan liggen waar meestal niemand anders ligt. Lekker rustig. En jij mag vast ook wel de kapitein zijn morgen!”
Klarysa huppelt weg. „Do zustrichi, khloptsi.“, ‘zie jullie later’.
“Wat is jouw zusje toch lekker spontaan” reageer ik naar Aleksei.
“Omdat zij mijn kleine zusje is” reageert Aleksei lachend.
Als Aleksei zijn spullen klaar heeft ga ik naar huis, mijn spullen pakken en de boot klaar maken. Er moet nu ook al is het maar één nacht veel meer in, want ook de tent moet mee. Dat kan wel, maar is passen en meten! Omdat Aleksei en ik toch samen aan één kant slapen hoeft er voor ons maar één slaapmatje mee en dat betekent dat er nu maar 3 mee moeten. Dat scheelt al aardig. De dektent moet maar tegen de mast in de kuip liggen als we varen. Er zal toch niet veel wind zijn.
De volgende morgen vertrekken we vroeg, om half negen komen Aleksei en zijn zussen aan. Ik heb de boot al klaar en we kunnen hun laatste spullen er bij stouwen. Erik en Nina komen ons uitwuiven als wij om negen uur vertrekken. Ik vaar op de motor de vaart uit en op het meer hijsen we de zeilen, die meteen wat wind pakken en we kunnen zeilen. Aleksei zit aan het roer en ik zet Klarysa aan de fok. Tegen Iryna zeg ik dat zij straks aan het roer mag en het grootzeil bedienen.
Het is echt erg rustig. Maar we houden nog wel vaart. Dus kan ik Iryna en Klarissa nog eens uitleggen hoe het werkt met zeilen. Omdat ze al een keertje mee hebben gezeild pakken ze het weer snel op en kunnen we wat manoeuvres maken. Ik zet Iryna naast Aleksei en we gaan scherp zeilen. We gaan meteen iets sneller varen. Ik leg uit hoe dat komt: de wind heeft zo meer vat op het zeil van de boot. En we gaan een paar keer overstag, zodat Iryna en Klarissa zien wat de bedoeling is. Dan laat ik Aleksei en Iryna ruilen: Aleksei houdt in de gaten dat alles goed gaat. Ik houd Klaryssa in de gaten. Het gaat heel goed: eerst een stukje halve wind, dan scherp, dan een paar keer overstag gaan en dan weer halve wind.
Nu wil ik een stukje voor de wind varen. Dat gaat ook goed: Klaryssa snapt dat de fok dan naar de andere kant moet. En ze doet dat goed. Als we dat allemaal gedaan hebben varen we naar het volgende meer: het kanaal door kan met halve wind. Ik laat Aleksei nu het roer overnemen zodat hij kan laten zien hoe je goed rechts houdt zonder te dicht op de kant te komen. Dan kan Iryna het weer over nemen. We doen er best lang over het hele verbindingskanaal door te varen, maar dat is niet erg, het is mooi weer! Dan komen we in het grotere meer. Ik kijk meteen of ons meertje bezet is, maar gelukkig is het leeg. Het loopt tegen 12 uur, dus ik stel voor daar naar toe te varen en daar aan te leggen. We varen het ondiepe verbindingsslootje door en ik laat zien dat dit ‘ons’ meertje is, dat we hier altijd liggen en pas één keer een andere boot hebben getroffen en dat was heel gezellig.
We leggen aan op het plekje waar we altijd liggen en ik suggereer dat we misschien eerst de tent op kunnen zetten. Mocht er dan iemand toch op het meertje komen dan zullen ze zeker niet vlak bij de tent gaan liggen.
We leggen de tent op de kant, plus de spullen van Iryna en Klaryssa en ik laat Aleksei zien hoe gemakkelijk deze tent opgezet wordt. Het is immers dezelfde tent die wij mee zullen nemen met de camper. De tent staat echt in nog geen 10 minuten en de meiden kunnen hun spullen in de tent leggen. Ik geef ook de slaapmatjes en de slaapzakken aan, die ze alvast neerleggen en dan gaan we naar de boot om te eten.
We hebben een forse hoeveelheid brood en beleg mee. En sinaasappelsap en melk om te drinken. Bezwaar is dat de pakken eigenlijk leeg moeten: ze kunnen wel in de tent maar de vraag is hoe goed het dan blijft: het is best wel warm. Dus drinken we ze leeg.
Na het eten, het is heel gezellig en ik probeer het gesprek steeds in het Nederlands te voeren, om bij de meiden toch aan hun Nederlands een boost te geven, wassen we over boord af en dan stel ik voor te gaan zwemmen.
De meiden kleden zich om in de tent en wij trekken snel onze zwembroek aan.
Aleksei en ik laten zien hoe je van de boot af het water in gaat. Dat doen we daarna alle vier om de beurt en het water is heerlijk.
We zwemmen het meertje rond en stoeien wat. Ik heb er spijt van dat ik geen bal heb meegenomen. Hadden we met de bal kunnen spelen.
Als we uitgezwommen zijn besluiten we weer wat te gaan zeilen. Er is iets meer wind maar nog niet echt veel zodat Iryna en Klarysa kunnen zeilen, met Aleksei en mij op de achtergrond. Ze vinden het prachtig. We varen het meer rond, steken dan dwars over en zeilen dan een kwart om daarna terug te kunnen laveren en dan weer terug voor de wind. Kortom: we halen zo ongeveer alle manoeuvres uit die je met zeilen kan maken.
Als het etenstijd wordt varen we weer door het verbindingsslootje naar ons ‘eigen’ meertje en zowaar: er ligt weer niemand. Even later zien we een boot het slootje invaren, maar als die vastloopt, wat je duidelijk kunt zien aan de schok, zet die de motor er bij en vaart harder er weer uit dan die er in is gevaren.
“Zo zal het wel vaker gaan” zeg ik tegen Aleksei, “wat boffen wij dat we een ophaalbaar zwaard hebben.”
We gaan koken. Of beter: we gaan al klaargemaakt eten opwarmen. En iedereen eet er lekker van, met dank aan Peter die dat voor ons heeft voorbereid.
Als we alles hebben opgeruimd gaan we lekker in de boot zitten. Ik vraag: “We kunnen ook voor de tent gaan zitten, wat doen jullie liever?” “Graag in de boot, dat is heel gezellig.” Is het antwoord van Klarysa.
We pakken wat te drinken en er ontstaat een gesprek. Ik vraag Iryna en Klarysa hoe ze het hier vinden. Ze antwoorden alle twee dat ze het fijner vinden dan ze hadden verwacht, maar dat ze toch hun vriendinnen missen. Het is niet zo makkelijk hier nieuwe vriendinnen te maken, vinden ze.
Ik vraag hoe dat zou komen. Het blijft heel lang stil. Dan zegt Iryna aarzelend: “Misschien komt het omdat wij de taal niet zo goed spreken. Aleksei heeft gigantisch geboft dat hij jou heeft getroffen. Daardoor spreekt hij nu al heel goed Nederlands, veel beter dan wij. En als je vriendinnen wilt maken moet je elkaar wel kunnen begrijpen. Dat was tot nu toe best lastig. Ik ben best wel jaloers op Aleksei.”
“Je hebt gelijk, Iryna, je hebt helemaal gelijk. Doordat ik heel veel met Aleksei heb gedaan en nog steeds doe, heeft hij best wel een voorsprong op jullie. Het is voor jullie ook veel makkelijker met elkaar in het Oekrains te praten, terwijl het voor Aleksei veel makkelijker was met mij in het Nederlands te praten, hoewel ik al best een aardig woordje Oekrains spreek. Dat heeft geholpen!”
Ik kijk Klarysa aan. “Ik mis mijn vriendinnen” zegt ze terwijl de tranen in haar ogen springen. Aleksei gaat meteen naast haar zitten en klemt haar tegen zich aan. Dat is typisch Aleksei, zo lief zijn voor zijn kleine zusje.
Ik besluit dat we over een ander onderwerp moeten gaan praten en wil het hebben over morgen. “We hebben nog een hele dag, morgen. Willen jullie hetzelfde doen als wat we vandaag hebben gedaan? Dus ’s morgens van hier uit wat gaan zeilen, dan weer teruggaan, eten, de tent afbreken, weer wat zeilen en dan terug gaan naar huis?”
Iedereen knikt van ja. “Helemaal prima, gaan we dat doen.”
Langzaam wordt het donker. Ik kijk Aleksei aan. “Hoe zouden jullie het vinden om straks als het donker is nog een keer te gaan zwemen?” vraag ik.
“Is dat dan niet gevaarlijk?” vraagt Iryna.
“Waarom zou het gevaarlijk zijn?” vraagt Aleksei.
“Weet niet, het is donker, dus dan zie je niets.” reageert Iryna.
Nou, als de maan schijnt zie je genoeg. Dat is nu juist het leuke aan in het donker zwemmen” reageert Aleksei. Wij doen het altijd als wij op de boot blijven slapen.”
Ze beide meiden kijken Aleksei vol ongeloof aan. “Maar mag dat dan?” vraagt Klarysa.
“Waarom zou het niet mogen?” vraag ik. “Er is hier verder niemand, niemand heeft er dus last van en het water is nog net zo lekker als eerder!”
“Het lijkt me eigenlijk wel spannend.” zegt Iryna. “Ik heb het nog nooit gedaan. En als je genoeg kan zien, waarom zouden we het dan niet doen?”
Aleksei kijkt Klarysa aan. “Durf jij ook in het donker te zwemmen?”
“Als jullie er bij zijn, waarom niet?” reageert zij.
“Nou dan gaan we dat straks tocht doen?” stel ik voor.