Aleksei en Almar. Deel 3.

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Wimmie
Berichten: 171
Lid geworden op: wo 01 jan 2020, 23:09
Vul het getal in: 123

Aleksei en Almar. Deel 3.

Bericht door Wimmie » ma 08 jul 2024, 06:00

Aleksei en Almar,
Oleksiy i Alʹmar,
Олексій і Альмар,
deel 3.

Thuis zitten Erik en Nina thee te drinken. “Ja, lekker”, zeg ik, en pak een mok thee.
Dan laat ik mijn telefoon zien met de laatste vertaalde zinnen. “Stom he, dat we daar zelf niet op zijn gekomen. We kunnen nu gewoon met elkaar praten!”

Als ik ’s avonds in mijn bed kruip heb ik een tevreden gevoel. Ik kijk terug op een superdag, voor mijn gevoel. Ik kan gewoon met Aleksei praten, zij het via de computer! Voor ik me heb omgedraaid slaap ik.


De volgende dag meld ik me weer bij de pastorie om Aleksei op te halen. Op de heenweg realiseer ik me hoeveel het contact met Aleksei me al gebracht heeft. Ook al mocht hij niet gay zijn en ben ik verliefd, want dat is mijzelf inmiddels wel duidelijk, op een hartstikke hetero-jongen, dan nog ben ik heel blij dat Aleksei op mijn pad is gekomen.

Als ik achterom ga blijkt dat Aleksei nog niet klaar is. Hij heeft zich verslapen! Hij komt met een slaperig hoofd de keuken in. Met google-translate heb ik de moeder van Aleksei al gevraagd of Aleksei al wakker is. Lachend heeft zij iets ingetypt en dat verscheen in het Nederlandse schermpje als: ‘Neen, ik heb Aleksei 10 minuten geleden wakker moeten maken.’
Ik geef Aleksei een boks en zeg via translate dat hij zich niet hoeft te haasten: ik ben immers altijd veel te vroeg. Hij reageert niet, maar kijkt me alleen maar dankbaar aan.
Hij eet wat pap of zo iets, drinkt er wat melk bij en pakt dan zijn rugzak en windjack en loopt met me mee. Ik geef hem een stomp tegen zijn schouder en lach naar hem. Hij lacht terug en we fietsen naar het punt waar we de rest van de fietsgroep al compleet aantreffen. “Sorry” zeg ik, “Ook Oekraïners kunnen zich verslapen!” Iedereen begint te lachen en we fietsen weg. Ik laat Aleksei eerst wat wakker worden. Ik kijk hem, een paar keer lachend, aan en hij glimlacht terug. Gelukkig. Na een tijdje probeer ik of hij voldoende wakker is. Ik vraag: “Is alles goed?” Dat snapt hij niet. Ik kan op de fiets niet zo snel met translate opzoeken wat dat in het Oekrains is. Ik glimlach naar hem en maak een gebaar dat het wel komt.
Dan gaan we de woorden van de laatste dagen herhalen.

Als we onze fietsen in de fietsenstalling hebben gezet kijkt hij me vragend aan. Ik begrijp wat hij wil weten en pak mijn telefoon en vraag hem: ‘Is alles goed, waarom heb je je verslapen?’
Hij pakt mijn telefoon over en reageert met: ‘Ik kon gisteravond niet slapen.’
Ik denk: nu oppassen. Dus vraag ik: ‘Wil je me zeggen waarom je niet kon slapen?’
Hij reageert met: ‘Vertel ik je nog wel. Maar het was niet vervelend.’

We gaan de klas in en ik zet mijn laptop tussen ons in. De leraar wiskunde komt kijken en zegt: “Heel goed, Almar, dat je met een vertaal-app werkt. Volgens mij kunnen jullie zo veel makkelijker met elkaar communiceren.” Ik reageer door te knikken en vertel Aleksei meteen wat we hebben besproken. Die typt iets in en wijst naar de leraar. Hij heeft ingetypt: “U hebt helemaal gelijk! Eindelijk heb ik in Nederland weer iemand waarmee ik kan praten.”
Als ik dat lees treft het mij wel. Ik glimlach naar Aleksei en typ in dat ik het ook fijn vind min of meer normaal met hem te kunnen praten, en dat ik over niet al te veel tijd gewoon, helemaal gewoon met hem wil kunnen praten. Hij glimlacht terug. Geen idee of we hetzelfde bedoelen, maar het voelt goed.

De hele dag kunnen we nu beter met elkaar communiceren. Ik kan me wel voor mijn hoofd slaan dat ik dat niet meteen heb bedacht. Maar ja: ik ben dol op talen en heb eigenlijk nog nooit eerder van deze vertaalmachine gebruik gemaakt. Maar nu ik hem ontdekt heb, ben ik er dolblij mee.

Aan het eind van de schooldag lopen we naar onze fietsen. Ik gebruik nu weer mijn mobiele telefoon. Ik typ: ‘Ik vond het waanzinnig vandaag op deze manier met elkaar te kunnen communiceren.’ Aleksei pakt mijn telefoon en typt: ‘Ik nog veel meer.’ We kijken elkaar lachend aan en stappen op de fiets. Met dit mooie weer is het een feestje samen naar huis te fietsen.

Wij stoppen weer bij mij thuis. Ik pak mijn telefoon en vraag Aleksei: ‘Ga je nog even mee naar binnen? Kunnen we afspraken maken voor het weekeind.’
“Budʹ laska” reageert Aleksei en als ik hem wat dom aankijk typt hij dat in. Het betekent: ‘Graag’. Ik lach, geef hem een duw en pak hem bij zijn arm en neem hem met fiets en al mee.
We zetten onze fietsen in de garage en lopen naar binnen, waar alleen Peter in de keuken zit. “Moet Erik werken?” vraag ik. Ik typ het meteen in mijn telefoon in en zeg het dan hardop: “Erik maye pratsyuvaty?” Aleksei lacht naar mij. Dan vraag ik: “Niny shche nemaye vdoma?” Peter kijkt me aan of ik gek ben. “Ik ben niet gek, ik vraag gewoon wat!”. Wat ik meteen vertaal voor Aleksei: “YA ne bozhevilʹnyy, ya prosto shchosʹ perekladayu.” Die begint heel hard te lachen. Ik kijk hem vragend aan. “Tse vasha zayava, tse zvuchytʹ tak harno. Tse, mabutʹ, te same z moyeyu vymovoyu hollandsʹkoyu.” Als hij het ingetypt heeft krijg ik het te lezen: ‘Het is jouw uitspraak, die klinkt zo leuk. Zal met mijn uitspraak in het Nederlands ook wel zijn.’ Ik herhaal het in het Nederlands voor Peter.
Ik knik, gebaar dat hij kan gaan zitten en pak twee mokken om thee te kunnen gaan drinken.
Peter pakt zijn mobiele telefoon. Hij vraagt Aleksei of ze al een beetje gewend zijn na een week. Aleksei typt in de telefoon van Peter dat hij wel een beetje gewend is, maar dat dat niet geldt voor zijn ouders en zussen. Ik heb geboft met Almar, typt hij daarna. Peter laat het mij zien. Ik kleur acuut rood. ‘YA duzhe radyy buty poruch z toboy, Oleksiyu’ typ ik in en dan kleurt Aleksei. “Wat heb je gezegd?” vraagt Peter. “Gewoon: Ik ben heel blij dat ik er voor je kan zijn, Aleksei”.
Ik geef Aleksei een boks en vraag of hij mee wil gaan naar mijn kamer, om wat uit het boek te bestuderen. Hij knikt ja. Als we de thee op hebben gaan we naar boven. Ik pak mijn boek en Aleksei het zijne en we kijken waar we zijn. Ik wijs op het tweede hoofdstuk waarin persoonlijke voornaamwoorden, onderwerp, lijdend voorwerp en werkwoorden aan de orde komen. Ik typ in: ‘Om echt met elkaar te kunnen praten zijn die dingen nodig’ . Hij knikt ja.

Ik wil eigenlijk wel doorvragen. Vooral naar zijn schoolniveau. Ik typ daarom: ‘Op wat voor school zat je in Oekraine?’
Hij pakt de laptop en begint te typen. Hij zat op een school die voorbereidt op studeren op de universiteit. Hij wist nog niet wat hij wilde studeren en had dus de nadruk op een brede ontwikkeling liggen. Dan vraagt hij mij: weet jij al wat je wil worden? Ik reageer dat ik geen flauw idee heb, maar dat talen wel een sterke kant van mij zijn. Hij begint te lachen en zegt dat hij dat al heeft gemerkt. Ik vertel verder dat ik niet veel begrijp van wiskunde, natuurkunde en scheikunde. Dan begint hij heel hard te lachten: “Dan lijk je op mijn zus. Die is ook beter in alle andere vakken dan wiskunde.”

Dan begin ik weer te typen. Ik vraag wat ze in het weekeind gaan doen. ‘Hoe bedoel je dat’, vraagt hij mij. ‘Nou, hebben jullie plannen voor het weekeind?’ Hij reageert met: ‘we zijn hier een week, we weten nog helemaal niet wat je kunt doen. En we moeten nog steeds iets doen aan de inrichting van het huis.’
Ik vraag of hij kan zwemmen. Hij knikt van ja. Ik vraag dan of hij zin heeft in het weekeind met mij te gaan zeilen. Niet om te zwemmen: het water is nog te koud, maar omdat ik in principe alleen zeil met mensen die kunnen zwemmen. Ik ben nog maar één keer omgeslagen, maar zwemmen is dan wel handig! En ik typ er bij dat we alleen kunnen zeilen als er een beetje wind is.

Aleksei kijkt me glimlachend aan. Hij neemt het typen van mij over. ‘Wat denk je dat ik wil? Zeilen lijkt me heel leuk. Dat heb ik nog nooit gedaan, dus dat is iets nieuws. Ik moet het wel met mijn vader en moeder bepraten, maar ik denk dat zij het wel goed zullen vinden.’

Dan vraag ik of hij zin heeft om zijn huiswerk met mij te maken. Hij zegt dat hij dat graag wil, maar dat hij ook soms thuis moet zijn. En helpen. Dus misschien kunnen we dat huiswerk (in ieder geval voor een deel) bij hem thuis doen?
Ik reageer dat ik dat helemaal prima vind. En dat als ze mijn hulp ergens bij kunnen gebruiken ik ook best wel wil helpen. Dat we dan alle twee thuis even moeten overleggen hoe we dat doen. Ik stel voor met hem mee te gaan, zodat hij het thuis kan overleggen en ik kan kijken wat ik dan kan doen. Ik vertel ook dat wij bij mij thuis om de beurt moeten koken en ook wel wat schoonmaken en soms de was moeten doen. Aleksei kijkt mij vreemd aan en typt dan: ‘Bij ons doet mamma dat’ en dan kijkt hij me aan en begint hem een lampje te branden en hij typt verder: ‘O, dat is waar jouw moeder is overleden’ Ik reageer dat dit niet helemaal de reden is, maar dat het wat ingewikkeld is om zo even uit te leggen. Dat ik dat echt nog wel een keer zal vertellen. Maar dat ik zondag kookbeurt heb en dat hij als hij wil hij mee kan eten. Maar dat het nu misschien handiger is dat ik met hem mee ga. Aleksei knikt en ik sluit mijn laptop af en ga met Aleksei naar beneden. Ik leg Peter uit waarom ik met Aleksei naar zijn huis ga en typ dat ook in mijn telefoon in. Peter zegt dat hij dat begrijpt en knikt naar ons, pakt zijn telefoon en zegt via zijn telefoon tegen Aleksei: ‘Dag Aleksei, ik zie je snel weer.’

De pastorie is zo dichtbij dat ik besluit mijn fiets niet te pakken. Ik spring achterop bij Aleksei en rijd met hem mee.
Als we binnen zijn zoekt Aleksei wie waar is. Ik vraag hem of hij mij wil laten zien hoe zij het huis hebben ingedeeld. Ik ben ooit wel eens in de pastorie geweest en ben dus benieuwd hoe het er nu uit ziet. Aleksei zegt dat hij dat een goed idee vindt.
Hij loopt eerst met mij naar de keuken. Daar is niemand. Dan loopt hij naar de woonkamer. Daar zijn zijn twee zussen. Zijn jongste zus heb ik al wel vaker ontmoet, die heeft een keer de deur open gedaan. Zijn oudere zus, die één jaar ouder dan Aleksei en ik is, heb ik nog maar één keer ontmoet. Ik zeg: “Pryvit” want dat betekent hallo. Zijn oudste zus komt naar me toe en vraagt iets aan Aleksei. Die geeft antwoord en typt dat dan in zijn telefoon in. ‘Ze wil weten hoe oud je bent. Zeg dat zelf maar!’ zegt hij lachend. Ik pak mijn telefoon. Ik typ in: ‘ik ben 16 jaar en vind het leuk jou te ontmoeten.’ En dat probeer ik uit te spreken: ‘Meni shistnadtsyatʹ rokiv i ya khotiv by poznayomytysya z vamy’ Alleen weet ik niet hoe je dat 16: shistnadtsyatʹ uitspreek. Ik laat dat zien aan Aleksei. Die begint te lachten en zegt iets waarvan ik weet wat het moet zijn dat het dat wel zal zijn.
Ik typ: ‘Maar hoe heet jij?’ En zeg: ‘Ale yak tebe zvaty?’ en ze begint te lachten en zegt: ‘Iryna’ en daarna wijst ze naar haar zusje en zegt: ‘Klarysa’ . Ik kan gelukkig bedanken met: ‘Dyakuyu’.
Ik typ in mijn telefoon: ‘mooie namen hebben je zussen, net als jij trouwens, Aleksei vind ik een mooie naam.’ Hij reageert met: ‘ik vind Almar ook mooi’ .
Dan neemt Aleksei me mee en gaan we kijken waar zijn ouders zijn. Die zijn boven. Zijn vader is bezig een andere kast in elkaar te zetten, zijn moeder is bezig kleren in de kasten die er al staan te leggen.
Zijn moeder geeft me een hand. Er ontstaat een gesprek en dat kan ik volgen omdat Aleksei het bijna simultaan voor me vertaalt op de telefoon. Zijn moeder zegt dat ze blij is dat ik Almar help. Dan komt zijn vader er bij en maakt Aleksei van de gelegenheid gebruik om wat af te spreken.
Allereerst zegt hij dat dat ik heb aangeboden te helpen waarmee ik kan. Zijn vader reageert dat hij dat prettig vind en dat hij daar zeker gebruik van gaat maken. Als ik vraag of er al dingen zijn zegt hij: ‘ja, maar daar praten we later wel over.’ Dan zegt Aleksei dat ik gevraagd heb of hij morgen mee wil gaan zeilen. Zijn ouders kijken mij verbaasd aan. Ik begin te typen en vertel: wij wonen hier niet ver vandaan vlak bij het meer. Wij hebben een zeilboot waar ik heel vaak alleen of met anderen mee zeil. Omdat het morgen mooi weer is heb ik Aleksei gevraagd of hij mee wil zeilen. En ik voeg er aan toe: ‘En ik nodig jullie opnieuw uit eens kennis te komen maken met mijn vaders.’ Zijn moeder vraagt aan Aleksei of hij het leuk vindt om te gaan zeilen. Aleksei begint te glunderen en zegt dat hij dat nog nooit gedaan heeft en dat het hem leuk lijkt. Zijn moeder reageert dat hij het dan zeker moet doen. Hij vraagt verder of het goed is dat we samen huiswerk maken, zowel hier als bij mij. Zijn moeder zegt dat ze blij zijn dat ik dat wil doen, dat ze wilde dat zijn oudere zus ook iemand had die haar zou willen helpen. Ik geef aan dat ik een tweelingzus heb die dus even oud is en het misschien wel wil doen. De vader van Aleksei reageert dat hij niet wist dat ik een tweelingzus heb. Aleksei zegt dat ze het daar ook nog niet over hebben gehad. Dan zegt zijn vader dat ze graag eens langskomen en dat wij ook bij hen zijn uitgenodigd.
Aleksei zegt: ’Dan gaan we nu naar mijn kamer en huiswerk maken. Is dat goed?’
‘Uiteraard’, zegt zijn moeder en naar mij kijkend: ‘Thuis’ en ik zie dat ze het moeilijk heeft, ‘was hij niet zo enthousiast voor zijn huiswerk.’ Ik kan het niet laten en loop naar haar toe en geef haar een knuffel. Ik kan me zo voorstellen hoe moeilijk het is om je land te moeten verlaten omdat een of andere idioot het in zijn hoofd heeft gehaald jouw land te willen veroveren. Aleksei’s moeder reageert geëmotioneerd en trekt me tegen zich aan. Zij begint te huilen. Ook ik krijg het even moeilijk. Dan maak ik me los uit haar omarming en typ in mijn telefoon: ‘Ik weet zeker dat mijn familie en ik jullie zullen helpen zo veel wij kunnen.’ Ze antwoord al snikkend iets tegen Aleksei, die het zichtbaar ook moeilijk heeft. Die vertaalt het voor mij: ‘Jullie zijn goede mensen. Ik dank God dat hij jullie op ons pad heeft gestuurd.’

Ik ga met Aleksei naar zijn kamer. Ik ga op zijn bed zitten. Ik klop naast me op zijn bed en als hij zit geef ik hem ook een knuffel. ‘Sorry’ typ ik in ‘dat ik jouw moeder aan het huilen heb gemaakt. Ik wil alles doen wat ik kan om jullie en jou te helpen.’
Aleksei typt in: ’Jullie zijn goede mensen, ook ik ben heel blij dat ik jou tegen ben gekomen in dit voor mij totaal vreemde land met een zo rare taal!’
Ik pak mijn agenda en kijk naar ons huiswerk. Er is helemaal niets dat Aleksei op dit moment met enig succes zal kunnen maken. Dat zeg ik tegen Aleksei. Hij kijkt opgelucht. Dan reageer ik: ‘Maar je moet zo snel mogelijk Nederlands kunnen spreken en ik zo snel mogelijk Oekrains. Dan kan ik ook met je moeder en je zussen praten. Dus daar gaan we wel hard aan werken. Ik wil dat en jij wil dat ook. Dat zal ons zeker lukken!’
Dus pak ik ons Oekrains-Nederlands boek uit mijn rugzak en sla het open.
Ik typ in: ‘zijn’: ‘maty’ dan ‘ik ben’ en schrijf: ‘Meni’ “jij bent’: ‘ty ye’ en ‘hij is’: ‘Vin ye’ ‘wij zijn’: ‘my’ , ‘jullie zijn’: ‘ty ye’ en ‘zij zijn’: ‘vony ye’.
Ik maak er rijtjes van en laat ze Aleksei zien. We nemen ze door, eerst Nederlands, dan Oekrains. Ik begin het steeds leuker te vinden.
Ik zeg: “Meny Almar, ty ye Aleksei….” Aleksei begint te lachten en zegt: “Ik ben Aleksei, jij bent Almar”.

We gaan nog een tijdje door. Het zal herhalen worden, maar zo komen we er wel. En snel!

Als ik op mijn horloge kijk blijkt het al bijna etenstijd te zijn. Dat zeg ik tegen Aleksei: “Ik moet gaan, we gaan dadelijk eten. Wat spreken we voor morgen af?”
Aleksei zegt: “Wanneer zou je willen zeilen?” Ik reageer: “Na het middageten.”
“Als ik dan om 2 uur bij jou ben, is dat goed?” “Prima”, reageer ik. “Zal ik dan in de loop van de morgen nog even bij jou langs komen?”
“Ja, gezellig” antwoordt Aleksei.
We geven elkaar een boks en ik loop naar huis. Ik voel me blij, ik voel me gelukkig, ik ben verliefd, maar heb er geen last en alleen maar plezier van. Ik heb het idee dat het zo goed gaat.

De volgende morgen ben ik vroeg wakker. Het is prachtig weer, voor mei, nu al een temperatuur van bijna 20 graden. Er staat een lekker briesje, het waait niet te hard. Ik heb gisteren onder het eten al gemeld dat ik vanmiddag na het eten met Aleksei wil gaan zeilen. Dat zijn ouders het goed vinden. Ook heb ik verteld dat de oudere zus van Aleksei, Iryna, nog niet echt contact heeft met iemand. Ik keek Nina aan maar die reageert niet meteen. Ik heb het maar zo gelaten.

Als ik beneden kom zijn Peter en Erik uiteraard al op. Terwijl ik van mezelf vind dat ik al vroeg ben. “En”, vraagt Peter, “Wat zijn de plannen voor vandaag?”
“Dat weet je toch al?” zeg ik. “Vanmiddag zeilen met Aleksei!”
“En wil je dan beweren dat je vanmorgen Aleksei niet ziet?”
“Neen, dat wil ik helemaal niet beweren. Ik ga vanmorgen bij hem langs. Gaan we aan het Nederlands van Aleksei en het Oekrains van mij werken.”
“Mooi, het klikt echt wel tussen jullie kan ik zien. Heb je je verliefdheid een plekje kunnen geven? Want het is niet de bedoeling dat dat jij in de knel komt doordat jullie veel contact hebben.”
“Toen ik gisteren terugliep van de pastorie realiseerde ik mij hoe goed het tussen ons gaat. Wij kunnen het prima met elkaar vinden, zijn best heel erg op elkaar gesteld, maar ik heb geen vlinders als ik Aleksei zie. Dan zie ik een heel goede vriend, die heel veel hulp nodig heeft omdat hij in een super-rotte situatie zit. En dan zie ik dat ik hem kan helpen als ik me niet mee laat slepen door mijn gevoelens voor hem. En zo gaat het ook, de eerste week. Als ik dat vol kan houden ben ik tevreden.”
“Mooi”, zegt Erik, “dan had ik dat toch goed gezien. Beetje rationeel maar dat past wel bij jou.”
“Maken jullie je zorgen om mij, dan?” vraag ik een verbaasd.
“Echt zorgen niet”, reageert Peter, “Maar verliefdheid is iets dat je niet in de hand hebt. En als je elkaar zo vaak ziet als jullie elkaar zien is het wel oppassen. Maar op zich hebben we alle vertrouwen in je, Almar. En als we ons zorgen maken staan we onmiddellijk bij je op de stoep!”
Terwijl hij dat zegt pakt Peter me beet en geeft me een knuffel. Wat bof ik toch met mijn vaders!

Ik ga eerst met mijn huiswerk aan de gang. Want alle aandacht voor Aleksei betekent niet dat de lessen stoppen voor mij. Gelukkig kan ik makkelijk leren en zijn mijn resultaten steeds heel goed: mijn laatste rapport stond ik gemiddeld 8. En talen gemiddeld 9 en de bètavakken gemiddeld 7. Daar kan ik niet mee zitten. Helaas is Oekrains geen keuzevak. Anders zou ik daar ook mee kunnen gaan scoren. Ik heb er alle vertrouwen in dat over een maand Aleksei en ik zij het met horten en stoten met elkaar kunnen communiceren zonder laptop of telefoon.

Als ik meer dan de helft klaar heb ga ik naar beneden. Nina zit aan de keukentafel een boek te lezen. Waar Peter en Erik zijn weet ik niet. “Moet Erik dit weekeind werken?” vraag ik Nina. “Geen idee”, reageert Nina, “hij heeft het niet gemeld dus dat zal wel niet.”
“Ik ga naar Aleksei, heb jij zin om mee te gaan en kennis te maken met de zus van Aleksei, Iryna? Dan kan je kijken of het klikt en je haar misschien ook wat kunt helpen.”
“Helemaal prima” zegt Nina, “ik trek mijn schoenen aan en ik loop met je mee.”
Even later lopen we achterom bij de pastorie naar de achterdeur. Die komt uit op een berging en die in de keuken. Ik klop op de keukendeur en roep “Almar en Nina zijn hier”, bewust in het Nederlands omdat de rest wel duidelijk zal zijn!
De moeder van Aleksei komt naar de deur. Zij begint in het Oekrains tegen Nina te praten. Ik pak mijn telefoon en typ: ‘Goede morgen, Dit is mijn zusje Nina, zij is maar een aantal minuten jonger dan ik, want we zijn een tweeling.’

De moeder van Aleksei wenkt ons binnen te komen. Iryna en Klarysa zitten aan tafel.
“Aleksei?” Vraag ik. Aleksei’s moeder wijst naar boven en maakt een beweging dat ik naar boven kan gaan. Ik vraag Nina of zij beneden wil blijven en wat wil gaan praten via haar telefoon. Zijn knikt ja en typt: ‘Ik ben Nina en het tweelingzusje van Almar. Leuk jullie te ontmoeten’ en laat Iryna de vertaling zien. Iryna pakt de telefoon en begint te typen. Ik zie dat dit wel lukt en ga naar boven. Daar is Aleksei met zijn vader bezig wat zaken op zijn plek te zetten. Ik klop op de deur en vraag of ik kan helpen. Aleksei begint te lachen, pakt zijn telefoon en typt: ‘Ik heb nu een Nederlandse simkaart en op de wifi kan ik mijn telefoon ook gebruiken.’ Ik vraag opnieuw of ik kan helpen. Aleksei praat even met zijn vader. Ik zeg: ‘Ik heb Nina, mijn zusje, meegebracht, die is beneden bij jouw zussen en jouw moeder. Aleksei leest het hardop voor en dan zegt zijn vader iets wat Aleksei voor mij vertaalt: ‘We gaan met je mee naar beneden. Voor nu hebben we genoeg gedaan.’

In de keuken zitten Nina en de zusjes met haar te praten. De moeder van Nina mengt zich ook in het gesprek. Dan vraag ik Aleksei: ‘Hoe moeten Nina en ik jouw ouders noemen?’ Aleksei stelt de vraag aan zijn vader. Die kijkt zijn moeder aan, zegt iets, en zegt dan in het Engels, dat hij Petr heet en zijn vrouw Tatiana en dat we ze zo wel mogen noemen. Ik typ: mijn vader heet ook Peter. Aleksei kijkt en lacht en zegt dat zijn vader armer is: die heeft een e minder….
Ik overleg even met Nina dat we hen Petr en Tatiana mogen noemen en dat je Petr zonder tweede e schrijft. Ik vertaal dat meteen voor Aleksei. Die begint te lachen en zegt: ‘Je moet zeggen dat het de arme vorm van Peter is.’ Ik slik. Hoe waar is dat gezien de situatie. Ik laat maar niets merken.

Tatiana vraagt via Aleksei of we wat willen drinken en als wij ja zeggen, wijst ze naar de tafel. Daar gaat Nina verder met praten met Iryna. Ik zeg Aleksei dat het mooi zeilweer is, dat we na het eten een mooie tocht kunnen maken. Aleksei kijkt me glunderend aan. Hij vraagt me wat hij het beste aan kan trekken. Ik zeg dat het boven de 22 graden is en dat ik in zwembroek en T-shirt ga en misschien ook mijn T-shirt uittrek om al wat bij te kleuren. Dat het dan wel handig is om je tevoren met zonnebrand in te smeren. Hij knikt en vraagt zijn moeder iets wat hij voor mij vertaalt als: ‘Mamma, hebben we zonnebrand in huis?’ Tatiana schudt haar hoofd. Ik zeg dat wij dat wel hebben en dat hij dat toch gewoon kan gebruiken. Dat ik het straks nog wel even langs breng. Kan hij het weer meenemen naar ons zodat ik het kan gebruiken. Verder zeg ik dat je in een zeilboot stroeve schoenen moet aanhebben, bij voorkeur sportschoenen, dus als hij die heeft dat hij die dan het beste aan kan trekken. Hij knikt.

Tatiana nodigt ons uit om een keertje bij hen te eten. Ik zeg dat ze ook bij ons welkom zijn.
Dan vraag ik Aleksei wanneer zij warm eten. Aleksei reageert met: ‘altijd’. Ik kijk hem vragend aan. ‘Wij eten hier in Nederland ’s morgens en ’s middags brood en ’s avonds warm.’ typ ik in. ‘Dat weten we, wij eten meestal ’s middags warm, en ’s avonds ook wat warms, maar als het school is lukt dat niet, dus dan draaien we het wat om: eten we ’s middags wat we anders ’s avonds eten, als we thuis komen. En daarna dus ’s avonds wat we ’s middags eten. Althans, dat is het plan. De afgelopen week was wat rommelig.’
We spreken af dat we binnenkort eens met elkaar gaan eten, Dat we dat moeten gaan organiseren.

Dan gaan Nina en ik naar huis. Onderweg vraag ik haar hoe ze het vond. “Ik vind het ingewikkeld. Als we met elkaar typen begrijpen we elkaar, maar als zij met elkaar praten en wij met elkaar snapt niemand er wat van. Hoe lang zal dat zo blijven?”
“Geen idee” reageer ik, “maar ik ga proberen die tijd zo kort mogelijk te houden. Als we goed werken denk ik dat over een paar maanden de situatie heel anders kan zijn. Maar ja, dat moet nog wel.”
“Ik weet niet of ik er zo veel tijd in wil steken als jij dat doet. Maar jij hebt meerdere redenen. En jullie zijn wel leuk samen. Goed dat Aleksei dat nog niet weet.”
“Ik ga dat minder belangrijk vinden, nu we meer contact hebben. Laten we elkaar eerst maar eens goed kunnen begrijpen. Elke dag veel dingen met Aleksei kunnen doen is al heel fijn…..”
Terwijl ik dat zeg lopen we onze achtertuin in. Na het eten zeilen met Aleksei!

Gesloten