Aleksei en Almar. Deel 2.
Geplaatst: za 06 jul 2024, 07:07
Aleksei en Almar,
Oleksiy i Alʹmar,
Олексій і Альмар,
deel 2.
Ik vraag de vader van Aleksei om te vertalen dat ik hem morgenvroeg op kom halen om samen met de bus te gaan, omdat mijn fiets op school is blijven staan. En dat we later wel meer afspreken. Dan geeft ik iedereen een hand. Als ik buiten sta moet ik even diep ademhalen. Wat een leuke jongen. En wat een kutsituatie waar hij in zit. Ik neem me voor hem zo veel mogelijk te helpen.
Als ik thuis ben loop ik meteen naar de keuken. Erik is aan het koken, Peter zit erbij met zijn laptop.
“Dus jij hebt je ontfermd over Aleksei, want zo heet hij toch?” vraagt Peter mij.
“Ja, onze mentor kwam aan het eind van de laatste les in de klas en vroeg wie wilde helpen met het leren van Nederlands. Ik stak meteen mijn hand op. En ik was de enige, dus zijn we aan elkaar gekoppeld en zit Aleksei nu ook naast mij. Ik heb mijn fiets op school gelaten om met hem met de bus mee terug te kunnen gaan. Morgen ga ik weer met hem met de bus en dan kom ik met de fiets terug. Maar ik vond dit wel even belangrijk voor hem. En dan moeten we maar kijken of hij al een fiets heeft of nog gaat krijgen. Want fietsen in ons groepje lijkt me wel zo goed voor hem, hoewel ik niet weet of ze daar wel fietsen.”
“Ik ben blij, Almar, dat je je zo in wil zetten voor Aleksei. En de manier waarop je met woordjes bent begonnen is een heel goed idee. Dat betekent dat jij meteen ook wat Oekraïns kunt leren, wat nooit weg is, want ik zie niet dat die oorlog op korte termijn over zal zijn. Alleen hebben jullie nu maar één schrift. Heb je daar al aan gedacht? Want ik denk dat het handig is elke dag die woorden te leren en de volgende dag elkaar te overhoren. Dan zou jij ze ook moeten hebben. Want zonder leren en overhoren, het klinkt schools, schiet het niet echt op denk ik.”
“Dat heb ik ook al bedacht. We hadden in de bus al een aantal woorden gedaan en ik kon me er niet één van herinneren. En ik vind het maar wat leuk gelijk met het Nederlands leren aan Aleksei zelf wat Oekrains te leren. Ik denk dat ik van het schrift elke dag even een foto maak van wat er nieuw bij is gekomen. Die kan ik dan uitvergroten en printen en dan heb ik zelf ook het schrift. Ik weet niet wat Aleksei aan laptop of telefoon heeft en of ze al internet hebben in de pastorie, anders kunnen we het ook gewoon uitwisselen. Overigens ga ik me aan dat cyrillisch schrift voorlopig maar niet wagen. De woordjes leren lijkt me al voldoende.”
Onder het eten praten we nog wat door over hoe het zou zijn als wij van de een op de andere dag zouden moeten verkassen omdat een buurland ons aan had gevallen. Ik moet zeggen dat het me heel bizar lijkt als je in zo’n situatie terecht komt. Nina heeft er in haar klas niet veel van meegekregen. Op welke school het ouders zusje zit is niet helemaal helder. En ook van het jongere zusje weten we het niet. Ik kan het Aleksei wel eens vragen, eens kijken of dat lukt. Anders zijn vader wel.
Als ik ’s avonds in bed lig voel ik me opgewonden. Het wordt me steeds duidelijker dat Aleksei niet zomaar een nieuwe jongen bij mij in de klas is die ik ga helpen Nederlands te leren. Ik vind Aleksei aantrekkelijk, leuk, ik wil hem graag beter leren kennen. Ik vraag me af of dat te maken heeft met verliefdheid. Nog niet denk ik er meteen achteraan. Ik ken hem nauwelijks en heb geen idee of hij ook op jongens valt…..
De volgende dag word ik van de wekker wakker. Dat gebeurt me niet zo vaak, maar ik heb gisteravond nog best lang na liggen denken over Aleksei. Ik sta snel op en schiet onder de douche. Uit de kamer van Nina komt muziek, die is al aangekleed.
’s Morgens eten we allemaal tegelijk, tenminste als we allemaal thuis zijn. Dat is één van de regels die er zijn en waar we het helemaal mee eens zijn. Zo starten we als gezin de dag. Nina vraagt hoe laat ik vandaag uit ben. Ik kijk haar verbaasd aan.
“Wat bedoel je daarmee?” vraag ik.
“Het is vandaag weer mooi weer. Kunnen we misschien nog een uurtje zeilen, samen?”
“Ik weet het niet. O, ja, ik fiets niet, mijn fiets staat nog op school omdat ik gisteren met de bus met Aleksei terug ben gekomen. Vanmiddag kom ik op de fiets terug. Als je gelijk met mij uit mocht zijn kunnen we samen fietsen.”
Als ik uitgegeten ben en brood voor school klaar heb gemaakt, groet ik mijn vaders en mijn zusje en sprint naar de pastorie. Ik bel aan en de vader van Aleksei komt open doen.
“Ah, that’s you, hello, good morning, Almar, that’s your name, isn’t it?” vraagt hij mij.
Ik reageer en maak meteen van de gelegenheid gebruik om mijn vragen te stellen over fietsen, laptop of computer, internet in de pastorie en een eventuele telefoon van Aleksei.
Het blijkt dat ze redelijk veel mee hebben kunnen nemen, dus Aleksei heeft zijn mobieltje, alleen moet daar nog een Nederlandse simkaart in. Zijn laptop heeft hij ook mee kunnen nemen. In de pastorie is internet en wifi aanwezig, daar heeft de gemeente al voor gezorgd. En ja, Aleksei fietste veel thuis, een beetje zijn sport, alleen heeft hij hier nog geen fiets.
Ik maak snel op een blocnote een tekening van een fiets en zet er het woord fiets achter en vraag de vader van Aleksei het Oekraïense woord erachter te zetten. Die doet dat in Cyrillisch, maar als hij mij ziet kijken begint hij hard te lachen en schrijft het er in gewone letters bij. Ik bedank hem en op dat moment komt Aleksei met zijn rugzak de gang in. Ik vraag in het Engels hoe jongens in Oekraïne elkaar groeten. Ik zeg dat we in Nederland tegenwoordig vaak een boks geven, wat normaal geworden is in de corona-periode. En ook nog wel de high five. Ik steek mijn had in een vuist naar voren en Aleksei kijkt me verbaasd aan. Hij is dat kennelijk niet gewend. Ik laat het hem zien en vraag zijn vader te vertalen dat we zo elkaar tegenwoordig vaker begroeten in Nederland.
Ik versta echt helemaal niets van dat Oekrains. Zou ik dat ooit kunnen leren? Maar Aleksei begint te lachen en steekt zijn vuist naar voren. We geven elkaar de eerste boks!
Dan tik ik mijn horloge aan en zeg: bus – school. Aleksei begrijpt me, hij knikt, geeft zijn vader een boks, terwijl hij hard lacht en loopt de voordeur uit. We zijn zo bij de bushalte en net op tijd, want in de verte komt de bus er al aan.
In de bus ga ik door met het leren van woorden. Ik maak gebaren van opschrijven in een schrift en hij begrijpt me en haalt zijn schrift uit zijn rugzak.
Ik pak mijn blocnote en neem snel wat ik daar geschreven heb, de fiets en de boks over. Aleksei vult het aan.
In de klas help ik Aleksei waar ik kan. Na hoe ik zijn vader vanmorgen met hem heb horen praten zonder dat ik er wat van begreep, begrijp ik nu hoe hij zich moet voelen: de leraar praat de hele tijd zonder dat hij er iets van begrijpt. We hebben vandaag wat vakken die hij misschien wat beter snapt, zoals alweer wiskunde. Dat scheelt wel, maar de uitleg verder moet hem volledig ontgaan. Ik realiseer mij die morgen dat ik heel wat meer zeilen bij zal moeten zetten om Aleksei goed te kunnen helpen. Ik neem me voor het met de leraar Nederlands te overleggen,
Intussen merk ik dat mijn gevoelens voor Aleksei zich heel snel ontwikkelen. Ik ken hem nu twee dagen, kan nauwelijks normaal met hem praten, ik voel me steeds meer aangetrokken tot hem. Ik voel het, ik zie hem en begrijp dat hij aantrekkelijk is, maar hoe kan ik zonder met hem te kunnen praten me steeds meer tot hem aangetrokken voelen? Verliefdheid, dat weet ik heel goed, is niet iets logisch, iets beredeneerbaars. Het is misschien verliefdheid, maar volgens mij ook iets anders.
Na de lessen loopt Aleksei automatisch met mij mee. Ik loop naar de fietsenstalling. Hij kijkt mij vragend aan. Ik wenk hem mee te komen, de bus gaat pas over een half uur. Ik pak mijn fiets. Ik probeer met gebaren en woorden erbij duidelijk te maken dat ik zo normaalgesproken naar school ga. Hij knikt begrijpend. Dan bied ik hem mijn fiets aan en maak een gebaar van het rijden van een rondje. Hij knikt en pakt de fiets van me aan. Hij stapt zo op de fiets en fietst er mee weg. Hij draait een rondje en komt terug. Ik knik enthousiast. Dan krijg ik een plan. Als we om en om fietsen kunnen we proberen fietsend naar huis te gaan. Lukt dat niet dan kan hij altijd nog later op de bus stappen. Ik gebaar dat hij achterop kan zitten. Dat snapt hij meteen. Ik wijs eerst op mij en dan naar het zadel en dan naar hem en dan naar de bagagedrager. Dan wijs ik op hem en naar het zadel en naar mij en de bagagedrager. En zo nog een keer omgekeerd. Ik kijk hem vragend aan. Ik maak een gebaar van: laten we het proberen met een vragend gezicht. Hij knikt. Ik wijs eerst op mij en het zadel. Ik stap op de fiets, geef aan dat ik ga rijden en hij erop moet springen. We zitten met 2 rugzakken en dat is wel lastig. Ik doe mijn rugzak op mijn buik en kijk of ik voldoende ruimte heb tussen het stuur en mijzelf. Dat lukt. Ik kan ook nog voldoende sturen. Ik ga rijden en Aleksei springt achterop. Na wat slingeren krijg ik een stabiele houding door de vaart en het lukt me een kilometer of 3 te fietsen, maar dan ben ik toe aan wisselen. Ik ga langzamer rijden en Aleksei springt van de fiets af. Ik geef hem de fiets. Ook hij doet zijn rugzak op zijn buik en begint te fietsen. Ik spring achterop en het lukt. Ook Aleksei fietst aardig door en zo komen we halverwege wanneer we weer wisselen. En na nog een keer wisselen zijn we bij mij thuis aangekomen. Het was niet eenvoudig, maar het is wel gelukt. Ik kijk Aleksei trots aan en hij kijkt trots terug. We beginnen elkaar steeds beter te begrijpen. Nu de taal nog …..
Ik zet mijn fiets in de garage en loop met Aleksei naar binnen. Erik en Peter zijn er alle twee. Peter is aan het werk en Erik zit in de keuken achter zijn laptop. Omdat Aleksei Erik nog niet heeft ontmoet stel ik hem voor. Aleksei kijkt me vragend aan. Ik maak in het schrift een tekening van een papa en een mama en kijk Aleksei aan. Dan maak ik een tekening van twee papa’s en wijs naar de eerste tekening en schud mijn hoofd. Dan naar de tweede tekening en knik ja. Aleksei kijkt mij vragend aan. Dan ga ik naar de eerste tekening, zet een streep door de mama en een kruis erbij. En ik doe alsof ik huil. Aleksei kijkt me verschrikt aan. Ik schud mijn hoofd en doe alsof ik een baby in mijn handen houd. Aleksei snapt het kennelijk en begint te glimlachen.
Erik staat er lachend bij. “Jullie begrijpen elkaar zonder elkaars taal te kunnen spreken, zie ik wel.” zegt hij.
“Dat is zo, maar in de les is dat een stuk lastiger” reageer ik.
“Dat begrijp ik helemaal, maar ik vind het opmerkelijk hoe goed jullie elkaar begrijpen.”
Dan leg ik uit dat we op mijn fiets terug zijn gereden, om de beurt fietsen en achterop.
“Je weet dat we hier nog een reservefiets hebben staan. Het lijkt mij geen probleem als Aleksei die fiets een tijdje gaat gebruiken, tot hij een eigen fiets heeft” reageert Erik.
“O, dat zal hij vast heel fijn vinden” reageer ik.
Ik wenk Aleksei dat hij mee moet komen. Hij loopt achter mij aan naar de garage, waar de twee auto’s en al onze fietsen staan. Erik is mee gelopen. Hij wijst op de reservefiets. Ik pak hem en kijk Aleksei aan. Ik gebaar dat hij hem kan pakken. Dan gebaar ik dat hij van Erik is, maar dat hij 2 fietsen heeft en maak een gebaar van niet lang, kort. En dan wijs ik weer op de fiets. Ik kijk Aleksei aan om te zien of hij het begrepen heeft. Hij kijkt me vragend aan. Ik zeg tegen Erik: “Zijn vader spreekt redelijk Engels. Ik ga zo wel mee en overleg met de vader van Aleksei of het ok is dat hij de fiets tijdelijk leent. Kunnen we samen op de fiets naar school en terug, tot hij een eigen fiets heeft.”
Erik vindt dat prima, blijkt uit zijn reactie. Ik pak de fiets, geef hem aan Aleksei, gebaar dat hij moet gaan rijden en dat ik achterop ga springen. Erik roept mij nog na: “Je moet bij alles wat je gebaart ook Nederlands spreken, dan leert hij het sneller.” Ik roep “Dank je wel, een heel goeie” en sprint achter Aleksei aan. Die stopt. Ik pak zijn rugzak, doe hem op en zeg: “Ga maar fietsen, naar huis” terwijl ik gebaar wat ik bedoel. Aleksei snapt het en fiets even later met mij achterop naar huis.
Daar stapt hij af en gaat met de fiets aan zijn hand achterom. Ik loop mee en ga met hem naar binnen nadat we de fiets op slot hebben gezet. Binnen komen we eerst zijn moeder tegen. Aleksei praat met zijn moeder en die wijst naar boven. Aleksei gebaart dat ik mee moet komen. Ik loop achter hem aan de trap op. Boven vinden we zijn vader die in een kamer bezig is een kast in elkaar te zetten. Aleksei groet zijn vader en die begroet mij.
Dan leg ik in het Engels uit dat we samen op de fiets van school terug zijn gefietst. Als hij mij aankijkt zeg ik dat we dat samen op mijn fiets hebben gedaan. Zijn vader kijkt Aleksei vragend aan. Die vertelt in voor mij onverstaanbaar Oekrains kennelijk hoe we dat gedaan hebben. Dan vertel ik mijn verhaal verder. Dat wij een reservefiets hebben en dat Aleksei die mag gebruiken tot hij een eigen fiets heeft. Dat we daardoor samen op de fiets naar school kunnen gaan. En dat we naar school altijd in een groepje fietsen, dus dat dit veel gezelliger is dan in de bus. Aleksei’s vader vertaalt het verhaal voor Aleksei en die kijkt mij dankbaar aan. Ik klop hem op zijn schouder. Dan vraagt zijn vader waar ik woon. Ik gebaar de kant van ons huis op en vertel hem dat we niet zo ver weg wonen. En ik nodig hem, zijn vrouw en de andere kinderen uit om in het weekeind bij ons langs te komen. Zodat zij kennis kunnen maken met mijn vaders en mijn tweelingzus. Bij mijn vaders kijkt hij mij vragend aan. Ik vraag Aleksei met zijn ogen en door te zeggen: 2x Toto zijn vader uit te leggen hoe het zit. Als Aleksei dat gedaan heeft kijkt zijn vader nog meer als een groot vraagteken. Ik leg dan uit dat mijn moeder door kanker overleden is toen mijn zus en ik 1 jaar waren en dat we sindsdien twee vaders hebben.
Nu reageert de vader van Aleksei dat hij het nu begrijpt. Hij vertaalt het naar Aleksei en die kijkt nu ook wat meer overtuigd.
Ik geef aan dat ik naar huis ga om huiswerk te maken. En dat ik morgen om goed kwart voor 8 voor de deur zal staan om Aleksei op te halen. Dan geef ik Aleksei een boks, zijn vader ook en ga achter Aleksei aan naar beneden. Daar doet Aleksei iets dat ik niet had verwacht. Als we bij de deur staan trekt hij mij tegen zich aan en geeft mij een knuffel. Ik knuffel hem terug, sla op zijn schouder en loop bijna fluitend naar huis.
s’ Avonds onder het eten begin ik over Aleksei. Of liever gezegd: ik sluit aan bij het verhaal dat Erik vertelt over ons fietsen terug van school en hoe hij Aleksei heeft geholpen aan een fiets.
“Ik ken Aleksei nu twee dagen, en nu al voel ik meer voor hem dan voor een gewone klasgenoot. Terwijl we geen woord met elkaar kunnen praten.” zeg ik.“Wat wil je daarmee zeggen?” reageert Nina voordat Peter of Erik de kans hebben gekregen te reageren
Ik val even stil. Dat had ik niet van mijn zusje verwacht.
“Eigenlijk precies wat ik gezegd heb. Ik ken Aleksei sinds gisteren, toen hij bij ons in de klas kwam. Ik bood spontaan aan om hem te helpen met het leren van Nederlands. Niet onlogisch: ik ben heel goed in talen en vind talen ook heel leuk, dus een vreemde taal trekt mij aan. Sindsdien zit hij een dag naast me. En heb ik relatief veel met hem opgetrokken: ik mag onder de les zachtjes met hem communiceren, we zijn samen van en naar school gegaan vanaf gistermiddag en hij is twee keer hier geweest en ik ben twee keer bij hem thuis geweest. O, nu snap ik misschien wat je bedoelt: alleen wij samen hebben in twee dagen zo veel contact, ik heb dat nog nooit met een ander gehad.”
“Dat is ook wel zo, maar dat bedoel ik niet. Ik wil eigenlijk gewoon weten waarom je spontaan als enige aan hebt geboden om Aleksei te gaan helpen met het leren van Nederlands” reageert Nina.
“Dat waren een aantal redenen. Ik vind Aleksei er leuk uit zien. Laat ik daar maar gewoon eerlijk mee beginnen. Ik kan me verder voorstellen hoe lastig het is om zonder de taal te spreken in een ander land te moeten wonen en daar naar school te moeten gaan. En ik had al het idee dat er weinig mensen zouden reageren: je weet in feite niet waar je aan begint. Ook dat vind ik wel spannend. Maar zoals jullie weten: ik houd van talen.”
“Wat is de belangrijkste reden geweest?” vraagt Nina.
“Als je wilt weten hoe belangrijk het was dat hij er leuk uitziet, dat was belangrijk. Maar het avontuur, iets nieuws, iets onbekends, een taal die ik niet ken, dat staat echt op de tweede of gedeelde eerste plek. En dan op nummer drie toch het idee wat een ramp het moet zijn als je thuis weg moet omdat een of andere machthebber vindt dat hij nog meer macht moet hebben en je land binnenvalt.”
“Helder, Almar, zo keek ik er ook tegenaan. Ook ik vind het een aantrekkelijke jongen, maar vooral vanwege het mysterieuze dat hij uit een mij onbekend land komt en een taal schrijft en spreekt die ik helemaal niet begrijp. Ik kan met je meedenken.”
“Waarom stel je deze vraag hier bij ons, Almar? Wat wil je weten?” Een vraag van Erik.
“Eigenlijk wil ik bevestiging dat het niet erg is als ik verliefd aan het worden ben op Aleksei. Want dat idee heb ik. Dan was het liefde op het eerste gezicht. Maar is dat erg? Kan ik hem dan minder goed helpen? Ben ik dan minder waardevol voor hem?”
“Dat hangt af van wat je met je verliefdheid gaat doen. Als je in staat bent het een plekje te geven en gewoon spontaan met Aleksei om kan blijven gaan lijkt het mij geen enkel probleem” reageert Erik op mijn vraag. “Want je weet helemaal niet hoe hij vanuit zijn cultuur tegen homoseksualiteit aankijkt. Hij heeft gezien en weet nu dat je twee vaders hebt, maar je hebt duidelijk ook verteld dat je moeder is overleden toen je een baby was. Dat maakt niets duidelijk, maar maakt het misschien wel makkelijker te begrijpen. Ik zou wat dat betreft even rustig afwachten hoe hij gaat reageren als hij precies weet hoe de vork in de steel zit. Misschien valt het mee, misschien valt het tegen. Maar intussen kun je wel bouwen aan een vriendschapsband. Daar ben je trouwens al heel goed mee bezig: je geeft hem veel aandacht en helpt hem op alle fronten. Dat is heel goed.”
“Dit is het antwoord dat ik zocht. Ik was toch wel een beetje bang dat ik het allemaal te moeilijk zou maken. Mijn verliefdheid een plekje geven lukt me wel: dat heb ik al vaker moeten doen. En ik kan voorlopig nog flink vooruit met het leren van Nederlands (en Oekrains) voordat we over dit soort abstracte dingen kunnen praten.”
“Pas maar op” reageert Peter, “De taal van de liefde heeft geen woorden!”
“Dank je wel, Peter, dit helpt echt” zeg ik lachend. “Toch bedankt, jullie alle drie, jullie hebben me weer goed op twee benen gezet!”
Daarmee is de discussie gesloten en gaan we over op andere onderwerpen.
In bed later lukt het slapen me weer niet één twee drie. Maar nu denk ik vooral uit hoe ik het snelst Nederlands kan leren aan een Oekraïense jongen. Toch morgen mijn leraar Nederlands even vragen.
De volgende morgen haal ik op de fiets Aleksei op. Het is nog steeds mooi weer, ook ’s morgens vroeg is het niet meer koud. Met een T-shirt en een zomerjack ben ik dik genoeg gekleed. Ik zet mijn fiets voor de pastorie en bel aan. Bijna meteen komt een meisje open doen. Het jongste zusje van Aleksei. Ze begint in rap Oekrains tegen me te praten, maar ik versta er niets van. Gelukkig komt Aleksei snel aanfietsen, hij komt van achter de pastorie opzij langs en zegt van alles tegen zijn zusje. Ik geef hem een boks en geef ook zijn zusje een boks en zwaai dan, terwijl ik naar mijn fiets loop. We stappen op en fietsen naar school. Aan het begin van het dorp wachten we zoals altijd tot ons groepje compleet is. Ik probeer het Aleksei uit te leggen. De anderen om mij heen kijken wat verbaasd. Ik leg uit dat hij geen woord Nederlands en nauwelijks Engels spreekt en vraag dan wie er Oekrains spreekt. Iedereen schudt zijn hoofd. “O”, zeg ik” als het zo doorgaat ik over een jaartje!” En ik kijk lachend om me heen. Onderweg repeteer ik een aantal woorden die we gisteren hebben geoefend, ik noem ze zowel in het Nederlands als in het Oekrains. Aleksei zegt ze me na. We zijn zo heel snel op school.
In de pauze neem ik Aleksei mee naar het lokaal van de leraar Nederlands. Ik klop op de deur en ga als ik ‘binnen’ heb gehoord naar binnen. Ik leg de situatie uit. Vandaag krijgen we weliswaar voor de eerste keer voor Aleksei les van deze leraar, maar dat biedt geen mogelijkheden om te overleggen. Ik leg de situatie uit. De leraar lacht en zegt: “Dit had ik al verwacht, Almar, want ook ik heb een stukje verantwoordelijkheid om Aleksei Nederlands te leren en wel zo snel mogelijk. Ik heb iets voor je, of beter, voor jullie. Hij grijpt iets vanaf zijn lessenaar en geeft me een boek. Leerboek Oekrains-Nederlands staat er voorop. "Dit boek is net uitgekomen en speciaal geschreven vanwege de vele Oekraïners die sinds twee jaar naar ons land komen. Ik ga hem daarmee helpen, jij kunt hetzelfde boek gebruiken. Ik heb er 3 exemplaren van, zo heeft Aleksei ook een exemplaar." Ik krijg twee exemplaren en geef er één aan Aleksei. Die kijkt het boek in en begint te lachten. “Dyakuyu” zegt hij met een lachend gezicht. Ik kijk snel in de woordenlijst die achterin staat. “O, dat betekent ‘dank je wel’" vertaal ik voor onze leraar. “Dank je wel, Dyakuyu” herhaal ik en ook Aleksei herhaalt dat.
“We zien elkaar straks in de les” zegt de leraar. En wij verlaten het lokaal. Nog een stukje pauze.
Na de lessen fietsen we terug. Ik neem Aleksei mee naar ons huis en ga met hem naar mijn kamer. Daar pak ik het boek en sla het open op de eerste les. Het boek geeft een systeem hoe Nederlands te leren, maar je kunt het ook omdraaien: hoe Oekraïens te leren. Ik kijk het eerste hoofdstuk door. Ik denk dat voor vandaag bladzijde 1 en 2 wel genoeg zijn. Ik laat Aleksei bladzijde 1 en 2 zien en maak dan het gebaar van: lezen en leren. Althans, dat beeld ik uit. Aleksei knikt. Dan loop ik met hem terug naar de fietsen. Ik geef hem een boks en zwaai hem na. Nu zal het leren wel een stuk meer gestructureerd kunnen. Eens kijken hoe het me lukt. Ik ga naar mijn kamer om eerst mijn andere huiswerk te maken. Na het eten Oekraïense les!
De volgende dag haal ik Aleksei weer op en fietsen we weer samen naar school. In de groep laten ze ons met rust: ze hebben wel door dat we met het leren van Nederlands bezig zijn. We herhalen met elkaar wat we op de eerste twee pagina’s hebben geleerd en corrigeren elkaar met de uitspraak. Ik begin het steeds leuker te vinden Aleksei Nederlands te leren terwijl ik intussen net zo gemakkelijk Oekrains leer.
De lessen blijven moeizaam: het is heel lastig voor Aleksei ze te volgen. Maar ja, hij is nog geen week op school. We moeten voor het weekeind iets afspreken dat we dan stevig in het boek gaan werken. Dat boek is een uitkomst. Het helpt ons alle twee flink vorderingen te maken. In de pauze schiet mijn leraar Nederlands ons aan. Hij vraagt hoe het gaat. Ik geef aan hoe blij ik ben met dat boek! Hij vraagt of we al met google translate werken. Ik sla me voor het hoofd: “Shit, u hebt gelijk, wat stom dat ik daar niet aan heb gedacht!”
“Als je nu je laptop op tafel zet tussen jullie in kunnen jullie alle twee daar zinnen in typen en kun je gewoon zaken uitwisselen. De laptop bij jullie op tafel is geen probleem onder de les, ik heb dat vanmorgen met alle collega’s afgesproken.”
Ik loop met Aleksei naar het volgende lokaal, zet de laptop tussen ons in, start google translate en zet hem op Nederlands-Oekrains. Dan typ is in het Nederlandse vlak: Mijn leraar zei me net dat ik stom ben. In het Oekrains verschijnt: Учитель просто сказав мені, що я дурний Uchytelʹ prosto skazav meni, shcho ya durnyy.
Aleksei leest het, kijkt me blij aan en draait de talen om. Dan schrijft hij iets ‘Todi ya takyy zhe durnyy, ya tezh ne podumav’. en in het Nederlands verschijnt: ‘Dan ben ik net zo stom, ik dacht er ook niet aan.’
We zijn echt heel blij met deze mogelijkheid. Ik kan nu in de les van tijd tot tijds samenvatten wat de leraar heeft gezegd, en ik merk dat ik dat best goed kan. Onze leraren gebruiken veel te veel woorden!
Maar wij kunnen nu ook gewoon met elkaar communiceren.
Aan het eind van de les typ ik in: nog één dag school en dan hebben we een weekeind vrij en er verschijnt: Shche odyn denʹ u shkoli, a potim u nas vykhidni.
Ik begin woorden te herkennen en probeer het uit te spreken. Aleksei schiet in de lach, maar probeert meteen het Nederlands uit te spreken. En dat klinkt helemaal niet zo gek. Dus ik klop hem op zijn schouder.
‘Als het zaterdag mooi weer is, ga je dan mee zeilen?’
Hij typt in; ‘ Tse zvuchytʹ veselo, ale chy ne varto vchytysya?’ Google vertaalt: ‘Dat lijkt me leuk, maar moet je niet leren?’
Ik knik en typ in: ‘Zeker, eerst leren, dan zeilen, dan weer leren.’
Aleksei knikt en typt in ‘Budʹ laska’ en er verschijnt: ‘Graag’.
Ik sluit mijn laptop af, berg hem op en pak mijn telefoon en open daar google translate. Ik typ in: ‘zo kan het ook’ en Aleksei leest het en typt iets in, waarna verschijnt: ‘Fijn, kunnen we gewoon met elkaar praten. Nou ja, gewoon, maar het werkt.’
Ik loop met hem naar onze fietsen en op de terugweg herhalen we alle woorden die we tot nu geleerd hebben. Het begint al een hele lijst te worden, maar ik krijg behoefte aan persoonlijk voornaamwoorden, werkwoorden en vervoegingen. Ik heb het boek al doorgebladerd en daar begint hoofdstuk 2 mee. Ik hoop dat we daar in het weekeind aan toe komen.
We rijden door naar de pastorie en ik ga met Aleksei achterom, waar hij zijn fiets wegzet en daarna gaan we naar binnen. Zijn ouders en zijn jongste zusje zitten in de keuken en drinken iets dat ik niet herken. Ik pak mijn telefoon en vraag Aleksei: Wat drinken jullie nu? En hij typt iets in en er verschijnt: Zwarte thee met citroen, proberen? Ik knik en hij pakt een mok en schenkt mij ook zwarte thee in en geeft me een schijfje citroen.
Zijn vader heeft zitten kijken en zegt dan: “That is a good idee, who has thought about that?”
Ik antwoord: “My teacher who gives the dutch lessons. He has given that book too. But I’m glad that Aleksei and I can talk together now.”
Ik typ dezelfde zin zodat Aleksei ook weet wat ik gezegd heb en Aleksei vertaalt het hardop voor zijn moeder en zijn zusje. Het wordt best en ingewikkeld gesprek zo, maar het is een gesprek.
Ik drink mijn thee op, wat mij niet tegenvalt, zwarte thee is sterk, maar de citroen maakt dat wat zachter, en sta op. Ik typ in: ‘Ik ga naar huis, ik kom je morgen weer ophalen, is dat goed?’ Aleksei leest de Oekraïense vertaling hardop voor en typt dan in: ‘Graag, fijn.’ Ook dat leest hij voor. Dan typt hij: ‘dan wen je sneller aan de klanken van onze taal’
Hij loopt met me naar buiten, we geven elkaar een boks en ik loop naar huis.
Thuis zitten Erik en Nina thee te drinken. “Ja, lekker”, zeg ik, en pak een mok thee.
Dan laat ik mijn telefoon zien met de laatste vertaalde zinnen. “Stom he, dat we daar zelf niet op zijn gekomen. We kunnen nu gewoon met elkaar praten!”
Als ik ’s avonds in mijn bed kruip heb ik een tevreden gevoel. Ik kijk terug op een superdag, voor mijn gevoel. Ik kan gewoon met Aleksei praten, zij het via de computer! Voor ik me heb omgedraaid slaap ik.
Oleksiy i Alʹmar,
Олексій і Альмар,
deel 2.
Ik vraag de vader van Aleksei om te vertalen dat ik hem morgenvroeg op kom halen om samen met de bus te gaan, omdat mijn fiets op school is blijven staan. En dat we later wel meer afspreken. Dan geeft ik iedereen een hand. Als ik buiten sta moet ik even diep ademhalen. Wat een leuke jongen. En wat een kutsituatie waar hij in zit. Ik neem me voor hem zo veel mogelijk te helpen.
Als ik thuis ben loop ik meteen naar de keuken. Erik is aan het koken, Peter zit erbij met zijn laptop.
“Dus jij hebt je ontfermd over Aleksei, want zo heet hij toch?” vraagt Peter mij.
“Ja, onze mentor kwam aan het eind van de laatste les in de klas en vroeg wie wilde helpen met het leren van Nederlands. Ik stak meteen mijn hand op. En ik was de enige, dus zijn we aan elkaar gekoppeld en zit Aleksei nu ook naast mij. Ik heb mijn fiets op school gelaten om met hem met de bus mee terug te kunnen gaan. Morgen ga ik weer met hem met de bus en dan kom ik met de fiets terug. Maar ik vond dit wel even belangrijk voor hem. En dan moeten we maar kijken of hij al een fiets heeft of nog gaat krijgen. Want fietsen in ons groepje lijkt me wel zo goed voor hem, hoewel ik niet weet of ze daar wel fietsen.”
“Ik ben blij, Almar, dat je je zo in wil zetten voor Aleksei. En de manier waarop je met woordjes bent begonnen is een heel goed idee. Dat betekent dat jij meteen ook wat Oekraïns kunt leren, wat nooit weg is, want ik zie niet dat die oorlog op korte termijn over zal zijn. Alleen hebben jullie nu maar één schrift. Heb je daar al aan gedacht? Want ik denk dat het handig is elke dag die woorden te leren en de volgende dag elkaar te overhoren. Dan zou jij ze ook moeten hebben. Want zonder leren en overhoren, het klinkt schools, schiet het niet echt op denk ik.”
“Dat heb ik ook al bedacht. We hadden in de bus al een aantal woorden gedaan en ik kon me er niet één van herinneren. En ik vind het maar wat leuk gelijk met het Nederlands leren aan Aleksei zelf wat Oekrains te leren. Ik denk dat ik van het schrift elke dag even een foto maak van wat er nieuw bij is gekomen. Die kan ik dan uitvergroten en printen en dan heb ik zelf ook het schrift. Ik weet niet wat Aleksei aan laptop of telefoon heeft en of ze al internet hebben in de pastorie, anders kunnen we het ook gewoon uitwisselen. Overigens ga ik me aan dat cyrillisch schrift voorlopig maar niet wagen. De woordjes leren lijkt me al voldoende.”
Onder het eten praten we nog wat door over hoe het zou zijn als wij van de een op de andere dag zouden moeten verkassen omdat een buurland ons aan had gevallen. Ik moet zeggen dat het me heel bizar lijkt als je in zo’n situatie terecht komt. Nina heeft er in haar klas niet veel van meegekregen. Op welke school het ouders zusje zit is niet helemaal helder. En ook van het jongere zusje weten we het niet. Ik kan het Aleksei wel eens vragen, eens kijken of dat lukt. Anders zijn vader wel.
Als ik ’s avonds in bed lig voel ik me opgewonden. Het wordt me steeds duidelijker dat Aleksei niet zomaar een nieuwe jongen bij mij in de klas is die ik ga helpen Nederlands te leren. Ik vind Aleksei aantrekkelijk, leuk, ik wil hem graag beter leren kennen. Ik vraag me af of dat te maken heeft met verliefdheid. Nog niet denk ik er meteen achteraan. Ik ken hem nauwelijks en heb geen idee of hij ook op jongens valt…..
De volgende dag word ik van de wekker wakker. Dat gebeurt me niet zo vaak, maar ik heb gisteravond nog best lang na liggen denken over Aleksei. Ik sta snel op en schiet onder de douche. Uit de kamer van Nina komt muziek, die is al aangekleed.
’s Morgens eten we allemaal tegelijk, tenminste als we allemaal thuis zijn. Dat is één van de regels die er zijn en waar we het helemaal mee eens zijn. Zo starten we als gezin de dag. Nina vraagt hoe laat ik vandaag uit ben. Ik kijk haar verbaasd aan.
“Wat bedoel je daarmee?” vraag ik.
“Het is vandaag weer mooi weer. Kunnen we misschien nog een uurtje zeilen, samen?”
“Ik weet het niet. O, ja, ik fiets niet, mijn fiets staat nog op school omdat ik gisteren met de bus met Aleksei terug ben gekomen. Vanmiddag kom ik op de fiets terug. Als je gelijk met mij uit mocht zijn kunnen we samen fietsen.”
Als ik uitgegeten ben en brood voor school klaar heb gemaakt, groet ik mijn vaders en mijn zusje en sprint naar de pastorie. Ik bel aan en de vader van Aleksei komt open doen.
“Ah, that’s you, hello, good morning, Almar, that’s your name, isn’t it?” vraagt hij mij.
Ik reageer en maak meteen van de gelegenheid gebruik om mijn vragen te stellen over fietsen, laptop of computer, internet in de pastorie en een eventuele telefoon van Aleksei.
Het blijkt dat ze redelijk veel mee hebben kunnen nemen, dus Aleksei heeft zijn mobieltje, alleen moet daar nog een Nederlandse simkaart in. Zijn laptop heeft hij ook mee kunnen nemen. In de pastorie is internet en wifi aanwezig, daar heeft de gemeente al voor gezorgd. En ja, Aleksei fietste veel thuis, een beetje zijn sport, alleen heeft hij hier nog geen fiets.
Ik maak snel op een blocnote een tekening van een fiets en zet er het woord fiets achter en vraag de vader van Aleksei het Oekraïense woord erachter te zetten. Die doet dat in Cyrillisch, maar als hij mij ziet kijken begint hij hard te lachen en schrijft het er in gewone letters bij. Ik bedank hem en op dat moment komt Aleksei met zijn rugzak de gang in. Ik vraag in het Engels hoe jongens in Oekraïne elkaar groeten. Ik zeg dat we in Nederland tegenwoordig vaak een boks geven, wat normaal geworden is in de corona-periode. En ook nog wel de high five. Ik steek mijn had in een vuist naar voren en Aleksei kijkt me verbaasd aan. Hij is dat kennelijk niet gewend. Ik laat het hem zien en vraag zijn vader te vertalen dat we zo elkaar tegenwoordig vaker begroeten in Nederland.
Ik versta echt helemaal niets van dat Oekrains. Zou ik dat ooit kunnen leren? Maar Aleksei begint te lachen en steekt zijn vuist naar voren. We geven elkaar de eerste boks!
Dan tik ik mijn horloge aan en zeg: bus – school. Aleksei begrijpt me, hij knikt, geeft zijn vader een boks, terwijl hij hard lacht en loopt de voordeur uit. We zijn zo bij de bushalte en net op tijd, want in de verte komt de bus er al aan.
In de bus ga ik door met het leren van woorden. Ik maak gebaren van opschrijven in een schrift en hij begrijpt me en haalt zijn schrift uit zijn rugzak.
Ik pak mijn blocnote en neem snel wat ik daar geschreven heb, de fiets en de boks over. Aleksei vult het aan.
In de klas help ik Aleksei waar ik kan. Na hoe ik zijn vader vanmorgen met hem heb horen praten zonder dat ik er wat van begreep, begrijp ik nu hoe hij zich moet voelen: de leraar praat de hele tijd zonder dat hij er iets van begrijpt. We hebben vandaag wat vakken die hij misschien wat beter snapt, zoals alweer wiskunde. Dat scheelt wel, maar de uitleg verder moet hem volledig ontgaan. Ik realiseer mij die morgen dat ik heel wat meer zeilen bij zal moeten zetten om Aleksei goed te kunnen helpen. Ik neem me voor het met de leraar Nederlands te overleggen,
Intussen merk ik dat mijn gevoelens voor Aleksei zich heel snel ontwikkelen. Ik ken hem nu twee dagen, kan nauwelijks normaal met hem praten, ik voel me steeds meer aangetrokken tot hem. Ik voel het, ik zie hem en begrijp dat hij aantrekkelijk is, maar hoe kan ik zonder met hem te kunnen praten me steeds meer tot hem aangetrokken voelen? Verliefdheid, dat weet ik heel goed, is niet iets logisch, iets beredeneerbaars. Het is misschien verliefdheid, maar volgens mij ook iets anders.
Na de lessen loopt Aleksei automatisch met mij mee. Ik loop naar de fietsenstalling. Hij kijkt mij vragend aan. Ik wenk hem mee te komen, de bus gaat pas over een half uur. Ik pak mijn fiets. Ik probeer met gebaren en woorden erbij duidelijk te maken dat ik zo normaalgesproken naar school ga. Hij knikt begrijpend. Dan bied ik hem mijn fiets aan en maak een gebaar van het rijden van een rondje. Hij knikt en pakt de fiets van me aan. Hij stapt zo op de fiets en fietst er mee weg. Hij draait een rondje en komt terug. Ik knik enthousiast. Dan krijg ik een plan. Als we om en om fietsen kunnen we proberen fietsend naar huis te gaan. Lukt dat niet dan kan hij altijd nog later op de bus stappen. Ik gebaar dat hij achterop kan zitten. Dat snapt hij meteen. Ik wijs eerst op mij en dan naar het zadel en dan naar hem en dan naar de bagagedrager. Dan wijs ik op hem en naar het zadel en naar mij en de bagagedrager. En zo nog een keer omgekeerd. Ik kijk hem vragend aan. Ik maak een gebaar van: laten we het proberen met een vragend gezicht. Hij knikt. Ik wijs eerst op mij en het zadel. Ik stap op de fiets, geef aan dat ik ga rijden en hij erop moet springen. We zitten met 2 rugzakken en dat is wel lastig. Ik doe mijn rugzak op mijn buik en kijk of ik voldoende ruimte heb tussen het stuur en mijzelf. Dat lukt. Ik kan ook nog voldoende sturen. Ik ga rijden en Aleksei springt achterop. Na wat slingeren krijg ik een stabiele houding door de vaart en het lukt me een kilometer of 3 te fietsen, maar dan ben ik toe aan wisselen. Ik ga langzamer rijden en Aleksei springt van de fiets af. Ik geef hem de fiets. Ook hij doet zijn rugzak op zijn buik en begint te fietsen. Ik spring achterop en het lukt. Ook Aleksei fietst aardig door en zo komen we halverwege wanneer we weer wisselen. En na nog een keer wisselen zijn we bij mij thuis aangekomen. Het was niet eenvoudig, maar het is wel gelukt. Ik kijk Aleksei trots aan en hij kijkt trots terug. We beginnen elkaar steeds beter te begrijpen. Nu de taal nog …..
Ik zet mijn fiets in de garage en loop met Aleksei naar binnen. Erik en Peter zijn er alle twee. Peter is aan het werk en Erik zit in de keuken achter zijn laptop. Omdat Aleksei Erik nog niet heeft ontmoet stel ik hem voor. Aleksei kijkt me vragend aan. Ik maak in het schrift een tekening van een papa en een mama en kijk Aleksei aan. Dan maak ik een tekening van twee papa’s en wijs naar de eerste tekening en schud mijn hoofd. Dan naar de tweede tekening en knik ja. Aleksei kijkt mij vragend aan. Dan ga ik naar de eerste tekening, zet een streep door de mama en een kruis erbij. En ik doe alsof ik huil. Aleksei kijkt me verschrikt aan. Ik schud mijn hoofd en doe alsof ik een baby in mijn handen houd. Aleksei snapt het kennelijk en begint te glimlachen.
Erik staat er lachend bij. “Jullie begrijpen elkaar zonder elkaars taal te kunnen spreken, zie ik wel.” zegt hij.
“Dat is zo, maar in de les is dat een stuk lastiger” reageer ik.
“Dat begrijp ik helemaal, maar ik vind het opmerkelijk hoe goed jullie elkaar begrijpen.”
Dan leg ik uit dat we op mijn fiets terug zijn gereden, om de beurt fietsen en achterop.
“Je weet dat we hier nog een reservefiets hebben staan. Het lijkt mij geen probleem als Aleksei die fiets een tijdje gaat gebruiken, tot hij een eigen fiets heeft” reageert Erik.
“O, dat zal hij vast heel fijn vinden” reageer ik.
Ik wenk Aleksei dat hij mee moet komen. Hij loopt achter mij aan naar de garage, waar de twee auto’s en al onze fietsen staan. Erik is mee gelopen. Hij wijst op de reservefiets. Ik pak hem en kijk Aleksei aan. Ik gebaar dat hij hem kan pakken. Dan gebaar ik dat hij van Erik is, maar dat hij 2 fietsen heeft en maak een gebaar van niet lang, kort. En dan wijs ik weer op de fiets. Ik kijk Aleksei aan om te zien of hij het begrepen heeft. Hij kijkt me vragend aan. Ik zeg tegen Erik: “Zijn vader spreekt redelijk Engels. Ik ga zo wel mee en overleg met de vader van Aleksei of het ok is dat hij de fiets tijdelijk leent. Kunnen we samen op de fiets naar school en terug, tot hij een eigen fiets heeft.”
Erik vindt dat prima, blijkt uit zijn reactie. Ik pak de fiets, geef hem aan Aleksei, gebaar dat hij moet gaan rijden en dat ik achterop ga springen. Erik roept mij nog na: “Je moet bij alles wat je gebaart ook Nederlands spreken, dan leert hij het sneller.” Ik roep “Dank je wel, een heel goeie” en sprint achter Aleksei aan. Die stopt. Ik pak zijn rugzak, doe hem op en zeg: “Ga maar fietsen, naar huis” terwijl ik gebaar wat ik bedoel. Aleksei snapt het en fiets even later met mij achterop naar huis.
Daar stapt hij af en gaat met de fiets aan zijn hand achterom. Ik loop mee en ga met hem naar binnen nadat we de fiets op slot hebben gezet. Binnen komen we eerst zijn moeder tegen. Aleksei praat met zijn moeder en die wijst naar boven. Aleksei gebaart dat ik mee moet komen. Ik loop achter hem aan de trap op. Boven vinden we zijn vader die in een kamer bezig is een kast in elkaar te zetten. Aleksei groet zijn vader en die begroet mij.
Dan leg ik in het Engels uit dat we samen op de fiets van school terug zijn gefietst. Als hij mij aankijkt zeg ik dat we dat samen op mijn fiets hebben gedaan. Zijn vader kijkt Aleksei vragend aan. Die vertelt in voor mij onverstaanbaar Oekrains kennelijk hoe we dat gedaan hebben. Dan vertel ik mijn verhaal verder. Dat wij een reservefiets hebben en dat Aleksei die mag gebruiken tot hij een eigen fiets heeft. Dat we daardoor samen op de fiets naar school kunnen gaan. En dat we naar school altijd in een groepje fietsen, dus dat dit veel gezelliger is dan in de bus. Aleksei’s vader vertaalt het verhaal voor Aleksei en die kijkt mij dankbaar aan. Ik klop hem op zijn schouder. Dan vraagt zijn vader waar ik woon. Ik gebaar de kant van ons huis op en vertel hem dat we niet zo ver weg wonen. En ik nodig hem, zijn vrouw en de andere kinderen uit om in het weekeind bij ons langs te komen. Zodat zij kennis kunnen maken met mijn vaders en mijn tweelingzus. Bij mijn vaders kijkt hij mij vragend aan. Ik vraag Aleksei met zijn ogen en door te zeggen: 2x Toto zijn vader uit te leggen hoe het zit. Als Aleksei dat gedaan heeft kijkt zijn vader nog meer als een groot vraagteken. Ik leg dan uit dat mijn moeder door kanker overleden is toen mijn zus en ik 1 jaar waren en dat we sindsdien twee vaders hebben.
Nu reageert de vader van Aleksei dat hij het nu begrijpt. Hij vertaalt het naar Aleksei en die kijkt nu ook wat meer overtuigd.
Ik geef aan dat ik naar huis ga om huiswerk te maken. En dat ik morgen om goed kwart voor 8 voor de deur zal staan om Aleksei op te halen. Dan geef ik Aleksei een boks, zijn vader ook en ga achter Aleksei aan naar beneden. Daar doet Aleksei iets dat ik niet had verwacht. Als we bij de deur staan trekt hij mij tegen zich aan en geeft mij een knuffel. Ik knuffel hem terug, sla op zijn schouder en loop bijna fluitend naar huis.
s’ Avonds onder het eten begin ik over Aleksei. Of liever gezegd: ik sluit aan bij het verhaal dat Erik vertelt over ons fietsen terug van school en hoe hij Aleksei heeft geholpen aan een fiets.
“Ik ken Aleksei nu twee dagen, en nu al voel ik meer voor hem dan voor een gewone klasgenoot. Terwijl we geen woord met elkaar kunnen praten.” zeg ik.“Wat wil je daarmee zeggen?” reageert Nina voordat Peter of Erik de kans hebben gekregen te reageren
Ik val even stil. Dat had ik niet van mijn zusje verwacht.
“Eigenlijk precies wat ik gezegd heb. Ik ken Aleksei sinds gisteren, toen hij bij ons in de klas kwam. Ik bood spontaan aan om hem te helpen met het leren van Nederlands. Niet onlogisch: ik ben heel goed in talen en vind talen ook heel leuk, dus een vreemde taal trekt mij aan. Sindsdien zit hij een dag naast me. En heb ik relatief veel met hem opgetrokken: ik mag onder de les zachtjes met hem communiceren, we zijn samen van en naar school gegaan vanaf gistermiddag en hij is twee keer hier geweest en ik ben twee keer bij hem thuis geweest. O, nu snap ik misschien wat je bedoelt: alleen wij samen hebben in twee dagen zo veel contact, ik heb dat nog nooit met een ander gehad.”
“Dat is ook wel zo, maar dat bedoel ik niet. Ik wil eigenlijk gewoon weten waarom je spontaan als enige aan hebt geboden om Aleksei te gaan helpen met het leren van Nederlands” reageert Nina.
“Dat waren een aantal redenen. Ik vind Aleksei er leuk uit zien. Laat ik daar maar gewoon eerlijk mee beginnen. Ik kan me verder voorstellen hoe lastig het is om zonder de taal te spreken in een ander land te moeten wonen en daar naar school te moeten gaan. En ik had al het idee dat er weinig mensen zouden reageren: je weet in feite niet waar je aan begint. Ook dat vind ik wel spannend. Maar zoals jullie weten: ik houd van talen.”
“Wat is de belangrijkste reden geweest?” vraagt Nina.
“Als je wilt weten hoe belangrijk het was dat hij er leuk uitziet, dat was belangrijk. Maar het avontuur, iets nieuws, iets onbekends, een taal die ik niet ken, dat staat echt op de tweede of gedeelde eerste plek. En dan op nummer drie toch het idee wat een ramp het moet zijn als je thuis weg moet omdat een of andere machthebber vindt dat hij nog meer macht moet hebben en je land binnenvalt.”
“Helder, Almar, zo keek ik er ook tegenaan. Ook ik vind het een aantrekkelijke jongen, maar vooral vanwege het mysterieuze dat hij uit een mij onbekend land komt en een taal schrijft en spreekt die ik helemaal niet begrijp. Ik kan met je meedenken.”
“Waarom stel je deze vraag hier bij ons, Almar? Wat wil je weten?” Een vraag van Erik.
“Eigenlijk wil ik bevestiging dat het niet erg is als ik verliefd aan het worden ben op Aleksei. Want dat idee heb ik. Dan was het liefde op het eerste gezicht. Maar is dat erg? Kan ik hem dan minder goed helpen? Ben ik dan minder waardevol voor hem?”
“Dat hangt af van wat je met je verliefdheid gaat doen. Als je in staat bent het een plekje te geven en gewoon spontaan met Aleksei om kan blijven gaan lijkt het mij geen enkel probleem” reageert Erik op mijn vraag. “Want je weet helemaal niet hoe hij vanuit zijn cultuur tegen homoseksualiteit aankijkt. Hij heeft gezien en weet nu dat je twee vaders hebt, maar je hebt duidelijk ook verteld dat je moeder is overleden toen je een baby was. Dat maakt niets duidelijk, maar maakt het misschien wel makkelijker te begrijpen. Ik zou wat dat betreft even rustig afwachten hoe hij gaat reageren als hij precies weet hoe de vork in de steel zit. Misschien valt het mee, misschien valt het tegen. Maar intussen kun je wel bouwen aan een vriendschapsband. Daar ben je trouwens al heel goed mee bezig: je geeft hem veel aandacht en helpt hem op alle fronten. Dat is heel goed.”
“Dit is het antwoord dat ik zocht. Ik was toch wel een beetje bang dat ik het allemaal te moeilijk zou maken. Mijn verliefdheid een plekje geven lukt me wel: dat heb ik al vaker moeten doen. En ik kan voorlopig nog flink vooruit met het leren van Nederlands (en Oekrains) voordat we over dit soort abstracte dingen kunnen praten.”
“Pas maar op” reageert Peter, “De taal van de liefde heeft geen woorden!”
“Dank je wel, Peter, dit helpt echt” zeg ik lachend. “Toch bedankt, jullie alle drie, jullie hebben me weer goed op twee benen gezet!”
Daarmee is de discussie gesloten en gaan we over op andere onderwerpen.
In bed later lukt het slapen me weer niet één twee drie. Maar nu denk ik vooral uit hoe ik het snelst Nederlands kan leren aan een Oekraïense jongen. Toch morgen mijn leraar Nederlands even vragen.
De volgende morgen haal ik op de fiets Aleksei op. Het is nog steeds mooi weer, ook ’s morgens vroeg is het niet meer koud. Met een T-shirt en een zomerjack ben ik dik genoeg gekleed. Ik zet mijn fiets voor de pastorie en bel aan. Bijna meteen komt een meisje open doen. Het jongste zusje van Aleksei. Ze begint in rap Oekrains tegen me te praten, maar ik versta er niets van. Gelukkig komt Aleksei snel aanfietsen, hij komt van achter de pastorie opzij langs en zegt van alles tegen zijn zusje. Ik geef hem een boks en geef ook zijn zusje een boks en zwaai dan, terwijl ik naar mijn fiets loop. We stappen op en fietsen naar school. Aan het begin van het dorp wachten we zoals altijd tot ons groepje compleet is. Ik probeer het Aleksei uit te leggen. De anderen om mij heen kijken wat verbaasd. Ik leg uit dat hij geen woord Nederlands en nauwelijks Engels spreekt en vraag dan wie er Oekrains spreekt. Iedereen schudt zijn hoofd. “O”, zeg ik” als het zo doorgaat ik over een jaartje!” En ik kijk lachend om me heen. Onderweg repeteer ik een aantal woorden die we gisteren hebben geoefend, ik noem ze zowel in het Nederlands als in het Oekrains. Aleksei zegt ze me na. We zijn zo heel snel op school.
In de pauze neem ik Aleksei mee naar het lokaal van de leraar Nederlands. Ik klop op de deur en ga als ik ‘binnen’ heb gehoord naar binnen. Ik leg de situatie uit. Vandaag krijgen we weliswaar voor de eerste keer voor Aleksei les van deze leraar, maar dat biedt geen mogelijkheden om te overleggen. Ik leg de situatie uit. De leraar lacht en zegt: “Dit had ik al verwacht, Almar, want ook ik heb een stukje verantwoordelijkheid om Aleksei Nederlands te leren en wel zo snel mogelijk. Ik heb iets voor je, of beter, voor jullie. Hij grijpt iets vanaf zijn lessenaar en geeft me een boek. Leerboek Oekrains-Nederlands staat er voorop. "Dit boek is net uitgekomen en speciaal geschreven vanwege de vele Oekraïners die sinds twee jaar naar ons land komen. Ik ga hem daarmee helpen, jij kunt hetzelfde boek gebruiken. Ik heb er 3 exemplaren van, zo heeft Aleksei ook een exemplaar." Ik krijg twee exemplaren en geef er één aan Aleksei. Die kijkt het boek in en begint te lachten. “Dyakuyu” zegt hij met een lachend gezicht. Ik kijk snel in de woordenlijst die achterin staat. “O, dat betekent ‘dank je wel’" vertaal ik voor onze leraar. “Dank je wel, Dyakuyu” herhaal ik en ook Aleksei herhaalt dat.
“We zien elkaar straks in de les” zegt de leraar. En wij verlaten het lokaal. Nog een stukje pauze.
Na de lessen fietsen we terug. Ik neem Aleksei mee naar ons huis en ga met hem naar mijn kamer. Daar pak ik het boek en sla het open op de eerste les. Het boek geeft een systeem hoe Nederlands te leren, maar je kunt het ook omdraaien: hoe Oekraïens te leren. Ik kijk het eerste hoofdstuk door. Ik denk dat voor vandaag bladzijde 1 en 2 wel genoeg zijn. Ik laat Aleksei bladzijde 1 en 2 zien en maak dan het gebaar van: lezen en leren. Althans, dat beeld ik uit. Aleksei knikt. Dan loop ik met hem terug naar de fietsen. Ik geef hem een boks en zwaai hem na. Nu zal het leren wel een stuk meer gestructureerd kunnen. Eens kijken hoe het me lukt. Ik ga naar mijn kamer om eerst mijn andere huiswerk te maken. Na het eten Oekraïense les!
De volgende dag haal ik Aleksei weer op en fietsen we weer samen naar school. In de groep laten ze ons met rust: ze hebben wel door dat we met het leren van Nederlands bezig zijn. We herhalen met elkaar wat we op de eerste twee pagina’s hebben geleerd en corrigeren elkaar met de uitspraak. Ik begin het steeds leuker te vinden Aleksei Nederlands te leren terwijl ik intussen net zo gemakkelijk Oekrains leer.
De lessen blijven moeizaam: het is heel lastig voor Aleksei ze te volgen. Maar ja, hij is nog geen week op school. We moeten voor het weekeind iets afspreken dat we dan stevig in het boek gaan werken. Dat boek is een uitkomst. Het helpt ons alle twee flink vorderingen te maken. In de pauze schiet mijn leraar Nederlands ons aan. Hij vraagt hoe het gaat. Ik geef aan hoe blij ik ben met dat boek! Hij vraagt of we al met google translate werken. Ik sla me voor het hoofd: “Shit, u hebt gelijk, wat stom dat ik daar niet aan heb gedacht!”
“Als je nu je laptop op tafel zet tussen jullie in kunnen jullie alle twee daar zinnen in typen en kun je gewoon zaken uitwisselen. De laptop bij jullie op tafel is geen probleem onder de les, ik heb dat vanmorgen met alle collega’s afgesproken.”
Ik loop met Aleksei naar het volgende lokaal, zet de laptop tussen ons in, start google translate en zet hem op Nederlands-Oekrains. Dan typ is in het Nederlandse vlak: Mijn leraar zei me net dat ik stom ben. In het Oekrains verschijnt: Учитель просто сказав мені, що я дурний Uchytelʹ prosto skazav meni, shcho ya durnyy.
Aleksei leest het, kijkt me blij aan en draait de talen om. Dan schrijft hij iets ‘Todi ya takyy zhe durnyy, ya tezh ne podumav’. en in het Nederlands verschijnt: ‘Dan ben ik net zo stom, ik dacht er ook niet aan.’
We zijn echt heel blij met deze mogelijkheid. Ik kan nu in de les van tijd tot tijds samenvatten wat de leraar heeft gezegd, en ik merk dat ik dat best goed kan. Onze leraren gebruiken veel te veel woorden!
Maar wij kunnen nu ook gewoon met elkaar communiceren.
Aan het eind van de les typ ik in: nog één dag school en dan hebben we een weekeind vrij en er verschijnt: Shche odyn denʹ u shkoli, a potim u nas vykhidni.
Ik begin woorden te herkennen en probeer het uit te spreken. Aleksei schiet in de lach, maar probeert meteen het Nederlands uit te spreken. En dat klinkt helemaal niet zo gek. Dus ik klop hem op zijn schouder.
‘Als het zaterdag mooi weer is, ga je dan mee zeilen?’
Hij typt in; ‘ Tse zvuchytʹ veselo, ale chy ne varto vchytysya?’ Google vertaalt: ‘Dat lijkt me leuk, maar moet je niet leren?’
Ik knik en typ in: ‘Zeker, eerst leren, dan zeilen, dan weer leren.’
Aleksei knikt en typt in ‘Budʹ laska’ en er verschijnt: ‘Graag’.
Ik sluit mijn laptop af, berg hem op en pak mijn telefoon en open daar google translate. Ik typ in: ‘zo kan het ook’ en Aleksei leest het en typt iets in, waarna verschijnt: ‘Fijn, kunnen we gewoon met elkaar praten. Nou ja, gewoon, maar het werkt.’
Ik loop met hem naar onze fietsen en op de terugweg herhalen we alle woorden die we tot nu geleerd hebben. Het begint al een hele lijst te worden, maar ik krijg behoefte aan persoonlijk voornaamwoorden, werkwoorden en vervoegingen. Ik heb het boek al doorgebladerd en daar begint hoofdstuk 2 mee. Ik hoop dat we daar in het weekeind aan toe komen.
We rijden door naar de pastorie en ik ga met Aleksei achterom, waar hij zijn fiets wegzet en daarna gaan we naar binnen. Zijn ouders en zijn jongste zusje zitten in de keuken en drinken iets dat ik niet herken. Ik pak mijn telefoon en vraag Aleksei: Wat drinken jullie nu? En hij typt iets in en er verschijnt: Zwarte thee met citroen, proberen? Ik knik en hij pakt een mok en schenkt mij ook zwarte thee in en geeft me een schijfje citroen.
Zijn vader heeft zitten kijken en zegt dan: “That is a good idee, who has thought about that?”
Ik antwoord: “My teacher who gives the dutch lessons. He has given that book too. But I’m glad that Aleksei and I can talk together now.”
Ik typ dezelfde zin zodat Aleksei ook weet wat ik gezegd heb en Aleksei vertaalt het hardop voor zijn moeder en zijn zusje. Het wordt best en ingewikkeld gesprek zo, maar het is een gesprek.
Ik drink mijn thee op, wat mij niet tegenvalt, zwarte thee is sterk, maar de citroen maakt dat wat zachter, en sta op. Ik typ in: ‘Ik ga naar huis, ik kom je morgen weer ophalen, is dat goed?’ Aleksei leest de Oekraïense vertaling hardop voor en typt dan in: ‘Graag, fijn.’ Ook dat leest hij voor. Dan typt hij: ‘dan wen je sneller aan de klanken van onze taal’
Hij loopt met me naar buiten, we geven elkaar een boks en ik loop naar huis.
Thuis zitten Erik en Nina thee te drinken. “Ja, lekker”, zeg ik, en pak een mok thee.
Dan laat ik mijn telefoon zien met de laatste vertaalde zinnen. “Stom he, dat we daar zelf niet op zijn gekomen. We kunnen nu gewoon met elkaar praten!”
Als ik ’s avonds in mijn bed kruip heb ik een tevreden gevoel. Ik kijk terug op een superdag, voor mijn gevoel. Ik kan gewoon met Aleksei praten, zij het via de computer! Voor ik me heb omgedraaid slaap ik.