Onbekend is onbemind (deel 10)
Ik ontwaakte met intense intieme herinneringen. Ik keek naar Raf die vredig sliep. Simons benen kon ik zien maar zijn hoofd niet. Ik bewoog me voorzichtig van Raf weg. De vlekken op het laken waren droog en verhard. Uit ervaring wist ik dat je zo'n kleurloze vlek alleen van dichtbij kon zien maar toch.
Het beloofde een aangename vakantiedag te worden met de zon die reeds opkwam. Het zou anders uitpakken.
In plaats van een guitige jongen, zat er een verlegen Raf aan tafel die me nauwelijks durfde aankijken.
Verlegen wekt vaak sympathie bij me op. Deze keer voelde het ongemakkelijk. Zijn stemming stak me aan. Ik wist me geen houding te geven.
Ik merkte dat Simon ons beurtelings zat te observeren.
Simon en Raf installeerden zich aan het zwembad. Ik zou achterna komen onder het mom van naar het toilet te moeten, wat ook de waarheid was.
Ik maakte van de gelegenheid gebruik om het laken te vervangen. Ik dumpte het in de vuil linnenkar op de gang en vond gemakkelijk een proper exemplaar ter vervanging.
Ook van het argeloos op de grond gegooide en opgesteven gastendoekje van Raf ontdeed ik me.
Zo waren onze sporen letterlijk uitgewist behalve die in het hoofd.
Intussen voelde ik me schuldig alsof ik verraad had gepleegd tegenover Simon.
Ik had me laten gaan bij zijn jongere broer die nu ontredderd leek.
De uitgelaten sfeer van drie vrienden op vakantie was ver te zoeken.
We slenterden over het strand, trokken onze sandalen aan en volgden het pad omhoog vanwaar je uitzicht had over de zee en de rotskust.
Simon maakte het erger door tegen Raf zeggen: 'Je doet raar.' en tegen mij: 'Je bent zo stil vandaag.' Het kon niet anders dan dat hij een verband legde tussen ons beider gedrag.
Ik betrapte me onderweg op het vergelijken van Raf en Simon. Simon was beslist niet minder knap dan zijn broer. Beetje meer haar op zijn benen maar even elegant en van nature atletisch.
Dat soort gedachten had ik vroeger nooit bij mezelf toegelaten. Simon had ik nooit begeerd. Ik schaamde me. Ik was een ongeleid projectiel. Wat als Simon ook... Ik zou dat kunnen hopen maar wat een puinhoop in dat geval.
Tegen de avond kwam Raf terug tot leven. Hij stelde zich kandidaat voor de mister hotel verkiezing. Simon en ik lieten zich niet tot deelname overtuigen.
Volgens mij had Raf zich eerst wat moed ingedronken. Hij liet zich alleszins goed gaan. Een pint bier leegdrinken, at fundum' zoals echte mannen doen, dat soort ludieke opdrachten, deed Raf met overgave.
Met de French Cancan, een boa om de nek, had hij veel succes onder het aanwezige publiek. Hij deed heel gay wat anders nooit het geval was.
Een beetje gemaakt fier poseerde hij met de goudkleurige plastieken trofee.
Na de verkiezing ging hij de dansvloer op.
Simon en ik besloten naar onze kamer te gaan.
'Ik blijf.' besliste Raf.
Ik greep mijn kans Simon voor mij alleen te hebben. We gingen naar het strand.
'Zou jij homo kunnen zijn?' De meest prangende vraag stelde ik eerst. Ik pulkte aan de trofee die mee naar de kamer moest.
'Kunnen?'
'Kunnen zijn. Of...zijn.'
'We hebben al eens een gesprek in die richting gehad.'
'Daar zijn geen antwoorden gegeven.'
'Ik heb goed nagedacht. Ik kan even goed een vriend hebben die homo is zonder het zelf te zijn dan dat ik een broer kan hebben die... Stel ik je teleur?
'Ik ben blij.' zei ik zacht.
'Blij?'
'Het is Raf.'
'Waar wil je naartoe?'
'Het is Raf en ik.'
We tuurden naar de zee zonder veel te zien.
'En ik zou dat erg kunnen vinden? Is het dat wat je bezwaart? Ik heb ogen in mijn kop. Bepaalde dingen vallen me op.'
'Hij is je broer.'
'Dat weet ik ook en jij bent mijn beste vriend. Meer valt er niet over te zeggen. Waarom deed Raf zo raar vandaag?'
'Er is iets gebeurd tussen ons. Niets erg. Raf gaat het ook niet erg gevonden hebben, denk ik.'
'Ik ga hem morgen eens aanspreken over zijn gedrag van vandaag.'
'Kan zijn dat het vanzelf opgelost is. We zullen zien of het morgen in orde is.'
'Praten kan geen kwaad, zoals wij nu ook doen.'
Er viel een last van mijn schouders na ons gesprek. Alleen begreep ik niet wat er mis was met Raf. Hij had zelf het voortouw genomen. Ook voor mij was alles nieuw. Het leverde me een heel bevredigende ervaring op. Ik kon me niet voorstellen dat Raf het anders had beleefd.
We gingen nog eens kijken naar Raf. Hij zat aan de bar met een kerel te praten.
We lieten hem met rust en staken iets tussen de kamerdeur zodat hij binnen kon. We praatten verder op de kamer.
'Je moet beloven goed voor mijn broer te zorgen, hij is amper achttien.'
'Alsof wij veel ouder zijn.'
'Doe hem geen pijn. Ik hoor zoiets niet te zeggen tegen jou maar zeg het toch.'
'Ik begrijp je. Het is in orde dat je dit zegt.'
Het laatste wat ik wilde was dat Raf zijn hart aan me weggaf en het vervolgens in stukken terugkreeg.
Op Simon kon ik niet verliefd worden. Hij kon mijn beste vriend zijn en uiterlijk ontzettend knap.
Op Raf kon ik dat stilaan wel.
Raf kwam de kamer binnen toen ik net in slaap was gevallen. Hij rommelde wat in de badkamer wat Simon ook wekte. Tot mijn ergernis lag hij snel daarna naast mij te snurken.
Simon en ik gingen zonder Raf ontbijten. Die sliep nog.
'Ik denk dat we mister Mallorca gaan laten uitslapen.' zei Simon.
Simon bracht rust in mijn hoofd. Ik was blij dat ik met hem had gepraat.
We zochten mooie kiezels op het strand in de ochtend. De zon gaf al warmte.
Na een cappuccino aan het zwembad besliste Simon een blik te gaan werpen op zijn broer. Hij bleef lang weg.
Ik ging zelf kijken, mijn stemming zat tussen ongeduldig en ongerust.
Raf en Simon trof ik naast elkaar op het grote bed.
Ik merkte dat ze geweend hadden allebei, de ogen nog vochtig.
Raf stond op, gaf me een zoen op de wang en omhelsde me.
Mijn kaak werd nat. Er ontsnapten een paar ingehouden snikken uit Rafs borst.
Over zijn schouder zag ik Simon een geruststellende duim opsteken.
Het maakte me duidelijk dat ik moest stoppen met het me zorgen maken.
'Moet je niet gaan ontbijten Raf? vroeg Simon.
'Ik neem een snack aan het zwembad.' zei die.
Het bleef onbekend wat Simon en Raf besproken hadden.