Onbekend is onbemind (deel 3)
Ik zal zo kort mogelijk zijn over onze studies. Je voelt je niet veilig tijdens je eerste jaar universiteit. De kans om te falen is groot.
We studeerden beiden plichtsbewust. Dat zou vruchten afwerpen.
Gelukkig verwaterde het contact met Simon niet. Meestal zocht ik hem op zaterdag op. Hij kon ook onverwacht bij mij binnenvallen. Ik heb er een hekel aan om voortdurend via berichten af te spreken. Heel normaal vonden we het om altijd tijd voor elkaar te maken. Als vriend aan huis, vielen we gewoon bij elkaar binnen. We gingen soms op café bijpraten voor de gezelligheid. Of na een volleybalmatch met de rest van de ploeg iets drinken, of ook een fuif in het dorp als de gelegenheid zich voordeed, kon ons bekoren.
Sinds Raf zestien werd, haakte hij al eens een wagonnetje aan bij ons. Simons ouders wilden graag toezicht op hun jongste. Raf maakte gretig gebruik van deze kans op meer vrijheid ondanks onze aanwezigheid. Stilaan vormden we een drietal. Vroeger gedoogd, werd Raf stilaan volwaardig gezelschap, alhoewel fysiek noch vlees noch vis.
'Twee pintjes is voldoende voor jou.' riep Simon zijn broertje meermaals tot de orde. Als hij niet oplette dronk de jongen er stiekem drie.
'Je bent vrolijk genoeg zonder bier.' Raf flirtte graag met grenzen.
Rond de tijd van het einde van het schooljaar kwam Simon met de mededeling: 'Onze Raf is homo.'
Ik schrok werkelijk.
'Hij heeft veel fantasie. Mogelijk is het een bevlieging.' probeerde ik. Ik weet niet waarom ik zoiets stoms zei. Het was een verloochening van mezelf.
'Dat is het niet. Hij vertelde het aan tafel waar ik zelf bij zat. 'Ja, zelf ben ik ook homo maar ik vergat het te vertellen.' zei ik lachend.
Toen werd hij kwaad en er kwamen tranen. Op dat moment besefte ik dat het de waarheid was.'
'Dat zal een moeilijke situatie geweest zijn.'
'Het was even slikken, zoiets te weten komen en de hele situatie.
Ik heb nooit iets aan hem gemerkt. Hij is zo'n flapuit en toch heeft hij het ongelooflijk goed kunnen verbergen.'
'En nu?'
'Nu? Niets. We zijn een week verder en hij is nog steeds mijn broer. Het is ergens vreemd omdat hij mijn broer is. Maar het doet weinig met me. Als hij ooit met een jongen thuis komt, dan zal ik het raar vinden, denk ik. Wat vind jij ervan?'
'Je deed me schrikken. Erg is het allesbehalve. Ik heb al veel over die dingen nagedacht. Wat is liefde? Wanneer is liefde meer dan vriendschap? Hoe kan je dat weten? Als een jongen valt op andere jongens dan heet dat homoseksualiteit. Wat is daar anders aan dan hetero behalve dat ze beiden jongens zijn?'
Simon mocht een beetje minder ernstig zijn, vond ik soms. Toch was het net ook die ernst die ons zeer goede vrienden maakte. Met hem kon ik diepe gesprekken hebben. Dit onderwerp, hoewel nog nooit aangeraakt, was geen taboe.
Raf verdween uit het gesprek.
Het ging over ons intussen.
'Zou het mogelijk zijn dat wij...een koppel waren. Dat onze vriendschap uitgroeide tot een relatie?' vroeg ik.
'Als jij een mooi meisje was?'
'Als jij homo was en ik ook?'
'Maar je bent een lelijke jongen.'
'Het is puur hypothetisch. Vind je me echt lelijk?'
'Ik zei het enkel om je te plagen. Je bent een knapperd. 'Aantrekkelijk' krijg ik niet over mijn lippen.'
'Ik ben te mager. Jij bent veel atletischer.'
'Je bent niet het type om mollig te zijn. Dat zou niet bij je passen. Weet je, als ik homo zou zijn... Ik weet het niet. Ik heb er nooit over nagedacht. Het is maar de laatste week... Mijn broer blijft mijn broer. Ik zou van je houden, dat is logisch. Je bent mijn vriend. De stap verder dient niet gezet want dan wordt het delicaat.'
'Delicaat?'
'Ach, het maakt niet uit. Het is een gevoelig onderwerp om in de mond te nemen. Dat we seks zouden hebben, bedoel ik.'
'Misschien moeten we hier niet te diep op in gaan.'
'Als we homo zouden zijn, dan zou het een bezegeling zijn van wat we voor elkaar voelen.'
'Gek wat voor onderwerp we aan het bespreken zijn.'
'Het is de schuld van mijn broer.'
'Ja, laten we het op hem steken.'
De outing van Raf bracht onrust in mijn hoofd. Hij kwam naar buiten als late puber, zeventien pas. Ik voelde me een lafaard, iemand die het lef niet had. Mijn leven had ik op orde op deze manier: wat niet weet, niet deert. Ijs wil boven drijven. Ik probeerde een ijsberg onder water te houden. Zelfs het topje moest onder water blijven. Dat kostte me voorlopig weinig energie. De outing van Raf bracht deining in mijn wateren. Ooit zou ik boven water komen. Ook ik had dromen, vage, over mijn toekomst. Mijn ouders waren rustige mensen. Ze zouden het accepteren. Ooit zou ik hen vertellen dat ik homo ben... hun enige zoon. Ik zag ertegen op. Ze waren niet open, net als ik.