Een mooie toekomst, deel 5.
Sammie:
Best wel verbaasd pak ik de bos bloemen van Heleen aan. Mijn naam staat inderdaad op de enveloppe. Dan maar openmaken en kijken wat er op het kaartje staat.
Als ik het kaartje gelezen heb begin ik te glimlachten. Ik lees hardop voor:
“Wij begroeten u als mogelijke donor bij ons ziekenhuis. Ook al is alles nog niet rond, alleen al uw positieve bereidheid waarderen wij met een bloemetje. Het Antoniusziekenhuis.”
“Die zijn er vlot bij”, reageert Chris.
Peter schiet ook in de lach. En voegt er aan toe: “Maar hoe vind je het, Sammie, om bloemen te krijgen voor iets dat je nog niet eens gedaan hebt?”
“Ach”, reageer ik, “Als iedereen dat zo gaat doen kunnen we een bloemenwinkel beginnen.”
Maar dan serieus: “Ik heb wel besloten het te doen. Het geeft mij een heel slecht gevoel als ik de kans heb misschien iemand het leven te redden en ik dat niet zou doen om iets dat in het verleden is gebeurd. Ook al was ik daar de dupe van. Daar wil ik nu een ander niet de dupe van laten worden.
Maar misschien kunnen we eerst eten? Chris’ en mijn maag knorren na deze heftige middag. Dan zal ik onder het eten jullie bijpraten.”
We gaan aan tafel. Heleen had een ovenschotel klaargemaakt, dus maakte het niet uit dat we later eten. En het is een lekkere ovenschotel: lasagna met spinazie en gerookte zalm.
Wanneer we opgeschept hebben begint Chris. Hij kijkt me eerst vragend aan en ik knik.
“We hebben best wel een goed gesprek gehad. En voordat Sammie begint met zijn verhaal wil ik nog een keertje zeggen dat ik het heel goed van hem vind dat hij ondanks alles wat zijn zus en broer hem hebben aangedaan toch gewoon met hen heeft willen praten. Ik weet niet of ik dat wel gekund had. Ik wil gewoon nog een keertje zeggen dat ik trots ben op ‘mijn’ Sammie!”
Ik blijf moeite houden met dit soort complimenten, ook als ze van Chris komen. Ik voel me kleuren.
“Ik vind het niet zo bijzonder. Ik wil niet zijn zoals die andere mensen die het heel normaal vinden anderen dwars te zitten, te treiteren of te pesten en die het accepteren dat anderen het doen. En dat kan ik wel zeggen, maar dat vind ik goedkoop. Ik kan het gewoon beter doen! En volgens mij is dat wat ik gedaan heb, niet meer en niet minder. Misschien moet je dat consequent noemen. Alleen weet ik nog niet hoe ver ik kan gaan in consequent zijn.”
“Ok”, reageert Peter, “Jullie beider boodschap is duidelijk. Maar laat ons niet langer in spanning, Sammie, hoe is het gesprek verlopen?”
“Allereerst wil ik zeggen dat ik blij was dat Chris er bij was. Kan ik tenminste een compliment terug geven. Het was moeilijk en de aanwezigheid van Chris maakte het een stuk makkelijker.
Verder weet ik nu dat moeder misschien wel anders wilde, maar dat niet durfde omdat vader haar bedreigde en haar ook al het nodige heeft aangedaan. Dat is bevestigd door de maatschappelijk werker, die met haar heeft gesproken. Wat Ingrid en Theo betreft: die hebben nooit geweten wat er allemaal precies is gebeurd. Zij hadden bijvoorbeeld begrepen dat ik naar het internaat moest vanwege mijn ‘rare ideeën’ en wisten ook niet dat vader en moeder vrijwillig de ouderlijke macht hebben opgegeven en aan hebben gegeven dat zij niets meer met mij te maken wilden hebben. Zij hadden het idee dat ik naar het internaat moest om ‘behandeld’ te worden of zo.
Bovendien hebben zij toegegeven dat zij eigenlijk zelf niet na hebben gedacht. Zij hebben altijd klakkeloos aangenomen wat vader hen heeft verteld. En pas door het gesprek met de maatschappelijk werker in het ziekenhuis zijn ze gaan denken. En zijn ze er achter gekomen dat ze te klakkeloos hebben aangenomen wat vader hen zei maar ook dat zij nooit zelf nagedacht hebben of dat wel klopte. Kortom: ze hebben kritiekloos in de hele situatie gestaan. Dat neem ik hen kwalijk, maar hoe ver kan ik daarin gaan?
Ik heb Ingrid gezegd dat ik het voor mezelf niet kan verantwoorden als ik haar niet de kans geef via mijn donorschap verder te leven. Ik meen dat ook. Ik spreek dan misschien wel een soort doodvonnis uit. Ik vind dat onmenselijk. En ik, tenminste ik, met name ik, wil mij graag menselijk gedragen, ook al doen anderen dat niet of hebben zij dat niet gedaan. Anders moet ik denken aan ‘oog om oog- tand om tand’ en dat heeft de mensheid volgens mij nooit een stap verder gebracht, als ik mijn geschiedenisleraar mag geloven.
Wat mijn moeder betreft: mijn vader heeft haar zo toegetakeld toen ze hem had verteld dat ze bij een advocaat was geweest en dat ze van hem wilde scheiden. Dat hij haar eerst zijn dochter had afgenomen omdat die meende een jongen te zijn en dat hij nu ook bezig was haar andere dochter af te nemen. Dat ze dat niet kon verdragen en daarom niet meer met hem getrouwd kon blijven.
Toen is hij agressief geworden en heeft haar een gebroken arm, drie gebroken ribben en een zware hersenschudding bezorgd. Zij heeft inmiddels aangifte gedaan en ik ga dat ook doen, ik heb begrepen dat ik dat nog steeds kan doen.
En zo vind ik het op dit moment wel genoeg. Ik heb overwogen om haar op te zoeken, maar dat kon ik niet. Waarom ze daar nu pas mee komt. Is één kind kwijtraken niet voldoende, zijn er 2 nodig? En nog meer. Maar daar wil ik eerst over nadenken. Wil ik dat wel weten? Want ik begrijp het niet. Maar voor vandaag vond ik het wel genoeg.”
Er valt een stilte.
Chris
Sammie heeft zijn verhaal gedaan. Er valt een stilte. Ik bewonder Sammie. Na alles wat hij heeft meegemaakt kan hij nog zo mild in het hele gebeuren staan. Ik vind het knap.
“Sammie”, vraagt mijn moeder, “Ik hoop niet dat je je gevoel hebt uitgeschakeld. Ik ken je nu een heel klein beetje, maar met wat jij mij hebt laten zien sinds je hier woont vind ik dit wel een heel erg rationele benadering. En ik ken je als een jongen die en rationeel en emotioneel kan zijn.”
Ik zie een traan over Sammies wang lopen en het worden er snel meer. Ik schuif met stoel en al naar Sammie toe en sla mijn arm om hem heen. Dan komen er nog meer tranen.
“Natuurlijk”, zegt Sammie door zijn tranen heen, “Natuurlijk is het voor mij niet alleen een rationeel gebeuren. Ik denk dat ik weer in de overleef-modus ben. Zo heb ik het jaren vol kunnen houden, ondanks alles. Gewoon alles op een rijtje hebben, alles verklaarbaar maken, door kunnen gaan, zo goed en zo kwaad als het kan. Natuurlijk had ik daar gevoel bij. Natuurlijk heb ik nu gevoel. Maar ik moet verder. Ik weet dat ik het nu niet meer alleen hoef te doen, dat Chris en jullie er voor mij zijn. En eerder hoefde ik het ook niet alleen te doen, had ik Susan om mij te helpen. Daarvoor moest ik het alleen doen, had ik niemand. Maar nu niet meer.”
Sammie stopt, hij heeft te veel tranen, die hem het praten onmogelijk maken. Ik haal mijn handen over zijn wangen en langs zijn ogen, ik kus hem op zijn wang. Als hij wat rustiger is zegt hij:
“Maar ik meende alles wat ik heb gezegd, zowel met mijn hoofd al met mijn hart. Wie ben ik om tegen mijn zus te zeggen: ga maar dood? Ik kan je misschien helpen, maar ik doe het niet, want jij hebt mij in het verleden het leven zuur, of beter, onmogelijk gemaakt? En nu ik weet dat mijn broer en zus er niet bij na hebben gedacht wordt het voor mij wat makkelijker. Het is natuurlijk onvergeeflijk, maar ook zij waren nog jong. Ook zij moesten nog heel veel leren. Ook zij zijn net als ik bezig volwassen te worden. Dan mag je fouten maken. Misschien ook wel grote fouten. Daar moet ik nog over nadenken. Hoe groot mag je fouten maken als je aan het opgroeien bent? Ik weet het niet.
Wat moeder betreft ligt het voor mij anders. Zij was volwassen, zij hoorde haar verantwoordelijkheid te nemen. Dat heeft ze niet gedaan. Misschien onder bedreiging van vader. En dan nog? Ik weet het niet. Hoe zagen die bedreigingen er uit? Wat is er allemaal gebeurd? Is dat een excuus voor een moeder om haar kind niet te beschermen? Daar zit ik allemaal mee. Daar wil ik graag met jullie over praten. En ik heb daar gevoel bij. Maar dat wil ik niet laten overheersen. Ik hoop dat jullie me helpen om mijn hoofd en mijn hart in evenwicht te houden. Jij bent daar net al mee begonnen, Heleen. Dank je wel.”
Mijn vader reageert: “Sammie, ik vind je een hartstikke leuke en verstandige jongen. Daarom was het voor ons best wel makkelijk om aan te bieden dat je bij ons kon komen wonen. Met je bijna 18 jaar ben je heel volwassen. En denk je heel mild. Dat is fantastisch, komt waarschijnlijk door de manier waarop jij al je problemen hebt verwerkt, maar vergeet in dat verhaal jezelf niet. Dat is volgens mij ook wat Heleen je duidelijk wilde maken. Jij moet nu beslissingen nemen, niemand anders. Vergeet daarbij niet je gevoel mee te nemen. Niet om je te laten blokkeren, maar om je beslissing meer evenwichtig, meer uitgebalanceerd te maken. Meer echt jouw beslissing. Natuurlijk helpen wij jou daar bij. Wij houden van jou al bijna vanaf de eerste dag dat je hier binnen kwam. Want je bent heel innemend, heel overtuigend. En daarin ben je jezelf!”
Sammie heeft duidelijk weer moeite met het compliment. Ik kus hem op zijn wang en zeg: “Lang genoeg met complimenten gestrooid. Is er nog iets waar je het nu over wilt hebben?”
“Ja, zeker, ik eh, wil nog graag de schaal lasagna even hebben.”
Iedereen schiet in de lach. De spanning is gebroken. We gaan door met eten en praten over heel andere dingen.
Aan het eind van het eten komt mijn moeder er nog even op terug. “Als je het nog ergens over wil hebben, dan kan dat nu, maar ook later. Maar dat hoef ik niet te zeggen, als je ons nodig hebt, je weet het………”
Sammie zegt: “Ik weet het, ik ga daar zeker gebruik van maken. Maar even een nachtje er over slapen zoals ze dat zo mooi zeggen…..”.
Als we na het journaal naar boven gaan om te studeren zegt Sammie: “Je hebt schatten van ouders. Ik ben zo blij dat ik hier terecht ben gekomen”. En hij geeft me een lange zoen.
“Ik ook”, reageer ik, “Maar dat is niets nieuws voor jou”.
Sammie:
Ik heb best lekker geslapen. Ik kon nadat we er onder het eten toch wat anders over hadden gesproken redelijk makkelijk van mij afzetten. Op school kon ik me ook goed concentreren. Geen enkel probleem. Na school wilde ik er eerst met Chris over praten en onder het eten met zijn ouders. Want ik had inmiddels een besluit genomen.
“Chris, vindt jij het erg raar als ik toch met mijn moeder zou willen gaan praten?”
“Neen, waarom zou ik dat raar vinden? Maar vertel eens, waarom denk je daaraan?”
“Weet je, ik kan me niet herinneren dat mijn moeder mij ooit geslagen of gepest heeft. Zij heeft zich eigenlijk altijd afzijdig gehouden en er zich niet mee bemoeid. Als ik dan hoor over bedreigingen, maar ook dat ze mij gemist heeft, dan wil ik eigenlijk wel graag weten hoe het zit. Als zij de dupe is geworden van de situatie is het voor mij heel anders dan wanneer zij samen met mijn vader een keuze heeft gemaakt. Begrijp je mij?”
“Ja dat begrijp ik helemaal. Je suggereert dat je moeder misschien ook slachtoffer is geweest, net als jij, van je vader?”
“Dat klopt en dan kan je haar misschien verwijten dat ze niet eerder stappen heeft ondernomen, maar je hebt het aan mij gezien: ik heb mijn vader en broer ook niet aangegeven omdat het familie is. Dat zou wel eens voor mijn moeder ook kunnen gelden. Of nog iets anders erbij en ik vind het verklaarbaar, maar nog niet goed.”
“Ik begrijp je en daarom wil je meer precies weten wat er aan de hand is om niet te oordelen zonder dat je goed op de hoogte bent van hoe alles nu is gegaan!”
“Ja, dat is toch niet raar?”
“Neen, helemaal niet, ik zou haast zeggen: het is genuanceerd. Niet zwart of wit, maar ergens grijs ertussenin.”
“Nou, dan wil ik het er niet onder maar na het eten met je ouders over hebben. Elke keer zware gesprekken onder het eten hoeft ook niet. Stel ik voor om als we het eten op hebben er over te praten.”
Chris
Als we het eten op hebben begint Sammie erover.
“Heleen en Peter, ik heb nog eens nagedacht over mijn moeder. Eigenlijk zou ik met haar willen gaan praten om haar kant van het verhaal te horen. Dan kan ik daarna beter beslissen wat ik daar van vind en er mee wil. Hoe lijkt jullie dat idee?”
“Dat lijkt me een goed idee, Sammie”, reageert mijn moeder. “Je hebt een aantal dingen gehoord, via-via, die de houding van je moeder in een ander daglicht zouden kunnen stellen. Ik kan me voorstellen dat je daar meer van wilt weten. Dus daar over zou willen praten. Wel denk ik dat je dat tevoren duidelijk moet maken. Dat je nog geen idee hebt wat je wilt, maar dat je om dat idee te kunnen vormen eerst wat meer wil weten over de hele situatie vanuit het oogpunt van je moeder bezien. Als je dat tevoren zo zegt kunnen er geen verschillen ontstaan over wat je insteek zal zijn.”
“Dan denk ik dat ik morgen met Jacques de Groot, de maatschappelijk werker, ga bellen. Dan kan ik kijken wanneer een dergelijk gesprek mogelijk zal zijn. En ik wil uiteraard jou daar graag bij hebben, Chris.”
Ik reageer dat dat vanzelf spreekt, dat als Sammie mij er bij wil hebben ik er uiteraard bij wil zijn. En dat ik eigenlijk ook best benieuwd ben naar het verhaal wat zijn moeder te vertellen heeft.
Sammie
Vanaf school probeer ik de volgende dag Jacques de Groot te bereiken. Het secretariaat zegt dat hij in gesprek is, maar vraagt mijn telefoonnummer en zegt dat hij terug zal bellen. Dat wordt waarschijnlijk tussen de middag. En inderdaad, als we in de aula zitten te eten gaat mijn telefoon. Ik zie een onbekend nummer en het is inderdaad Jacques de Groot. Ik loop de aula uit naar een plek waar het rustiger is. Ik leg uit waar het om gaat en hij reageert: “Dat zal je moeder heel fijn vinden. Ze heeft al een aantal keer gevraagd of ik je niet wil bellen, maar ik heb gezegd dat ik dat niet ga doen en dat het echt helemaal van jou moet komen. Je moeder heeft alle tijd, die kan hier toch niet weg. Wanneer komt het je uit? En je komt denk ik samen met Chris?”
Ik antwoord dat het na school kan, we hebben na de middagpauze eigenlijk twee lessen, maar de lerares van de laatste les is ziek en dus valt die les uit.
Jacques zegt dat hij dan even in zijn eigen agenda moet kijken, maar reageert daarna: “Vanmiddag om 15.00 uur zou mij wel uitkomen. Is dat voor jullie ok? Dan ga ik het zo eerst aan je moeder vertellen. En jullie weten inmiddels waar mijn kamer is, dus als jullie dan om iets voor drieën naar mijn kamer komen gaan we samen naar je moeder. Ok?”
Ik zeg ja, we sluiten het gesprek af en ik realiseer me dat dit al over een paar uur is. Misschien maar goed, dan kan ik me er tevoren ook niet te veel mee bezig houden. Ik vertel het Chris, die met me mee was gelopen. We vertellen het nog even tegen Carla. En dan gaat de bel voor de voor ons laatste les. Er valt wel een gat tussen de laatste les en het ziekenhuis, maar met het er heen fietsen is dat mooi een beetje tijd om al vast wat huiswerk te gaan maken. Dat huiswerk maken valt me zwaar: ik kan me maar moeilijk concentreren. Ik dwing mezelf er wel toe. Het heeft geen zin allerlei dingen te gaan bedenken over een gesprek waarvan ik geen idee heb hoe het zal gaan zijn.
Uiteindelijk lukt het mij met hulp van Chris en Carla, die gebleven is, voor twee vakken mijn huiswerk klaar te hebben. En dan moeten we weg. Carla wenst ons sterkte en wij fietsen weg.
In het ziekenhuis zoeken we de weg naar de kamer van Jacques. We zijn er wel geweest, maar toen liepen we achter hem aan. Dat is toch iets anders dan zelf een kamer moeten vinden. Daarom vragen we het vrij snel aan een balie en het blijkt dat we er niet eens ver vanaf zijn.
Als we op zijn kamerdeur hebben geklopt komt Jacques meteen naar buiten. “Jullie zijn mooi op tijd. Je moeder is heel blij dat je bereid was naar haar verhaal te luisteren. Ik ben benieuwd naar je reactie na afloop, Sammie. Loop maar mee, het is wel even lopen.”
Dat klopt, we lopen het halve ziekenhuis door. Dan maakt Jacques de deur van een kamer open en nodigt ons uit naar binnen.”
Ik zie mijn moeder in een bed liggen. Haar arm in het gips, haar gezicht is helemaal bont en blauw. Als ik niet geweten had dat het mijn moeder was, dan had ik haar misschien niet eens herkend. Ik heb haar een jaar of vier ook niet gezien. Ze ligt alleen op een kamer. Er staan, net als de vorige keer, bij Ingrid, weer twee stoelen aan de ene kant en één stoel aan de andere kant. Jacques wijst naar de twee stoelen en ik ga voorlopig het verst van het hoofdeind zitten en dus neemt Chris de andere stoel, het dichts bij het hoofdeind. Ik heb nagedacht hoe ik moeder zou moeten begroeten, maar daar kwam ik niet uit. Het is ook niet nodig. Moeder zegt met een wel herkenbare stem: “Sammie, ik ben blij dat je bent gekomen. En dat is Chris, je vriendje?” Ik knik. Wat dat betreft is het goed dat de arm van mijn moeder in het gips zit en de andere arm onder het donsdek. Ik was al niet van plan een hand te geven, maar toch…..
Jacques opent het gesprek. Hij geeft aan dat ik graag wil weten wat er nu precies is gebeurd in de loop van de jaren en dan knikt hij naar mijn moeder dat zij kan beginnen.
“Ik heb genoeg tijd gehad om hierover na te denken. En eigenlijk zijn de problemen al begonnen nadat we getrouwd waren. Jouw vader was altijd heel streng gelovig, ik veel minder, maar ik had er geen probleem mee om regelmatig naar de kerk te gaan. Waar ik wel problemen mee had was dat hij mij heel weinig ruimte gaf. Vaak zei hij als ik mijn mening gaf, dat ik me daar niet mee moest bemoeien, dat dat geen vrouwenzaken waren. Toen we nog geen kinderen hadden viel me dat niet zo op. Maar nadat de tweeling was geboren, veranderde dat. En dan ging het over beslissingen ten aanzien van jullie bijvoorbeeld. Eigenlijk kwam het er op neer dat ik goed was om het huis schoon te houden en te koken, jullie op mocht vangen, maar me verder nergens mee mocht bemoeien.
Dat ging mij steeds meer ergeren. Ik begon mij een soort huishoudster te voelen. En dat voelde niet lekker. Ik heb dat daarom een keer gezegd en kreeg toen meteen de wind van voren en de nodige bedreigingen. Hij was de man in huis en hij bepaalde wat er gebeurde. En als me dat niet beviel kon ik vertrekken, maar ik hoefde er dan niet meer op te rekenen de kinderen ooit nog te mogen zien. Een vrouw die haar man en kinderen achterlaat is het niet waard een moeder genoemd te worden.
“Maar”, reageerde ik, “Ik wil helemaal niet weg. Ik wil alleen een plekje dat meer recht doet aan wie ik ben: namelijk de moeder van 3 kinderen. Toen werd hij enorm kwaad. Hij heeft met gebalde vuisten voor mij gestaan en gedreigd me in elkaar te slaan. Ik heb heel verbaasd gereageerd. Gezegd dat we als volwassen mensen, we waren bovendien getrouwd, toch over dat soort dingen zouden moeten kunnen praten. Dat was niet mogelijk zei hij. Ik was een vrouw en hij was de man in huis en de vrouw hoort de man te gehoorzamen. Wat ik ook zei, er was niet met hem te praten.
Later heb ik het nog eens geprobeerd, we waren op de slaapkamer, maar hij greep me bij mijn polsen en gooide me zo op bed en beende de kamer uit. Eigenlijk heb ik me daarna in mijn lot geschikt.
Het hele verhaal herhaalde zich toen jij begon aan te geven, dat je een jongetje wilde zijn. Ik ben daarin mee gegaan omdat ik wel zag dat jij jongensdingen veel leuker vond om te doen en dat je veel meer plezier had als je met jongetjes speelde dan met meisjes. Dat liep ook al snel op conflicten uit. Met name op zondag, naar de kerk, wilde je vader er niets van weten. Door de week kon ik het nog wel voor elkaar krijgen. Ingrid liep toch ook in een lange broek.
Het werd steeds meer een probleem. Het escaleerde toen ik zei dat het misschien goed was eens met een psycholoog of pedagoog hierover te gaan praten. Hij werd ontzettend kwaad, greep mij vast en duwde mij hardhandig tegen de muur. Maar ik kwam te vallen en mijn borst en buik kwamen ongelukkig terecht. Ik kermde het uit van de pijn. Dat maakte hem nog kwader. Door niet te reageren en zo stil mogelijk te zijn, ondanks de pijn, kreeg ik het voor elkaar dat hij scheldend wegliep. Toen hij naar zijn werk was ben ik naar de buurvrouw gelopen en heb haar verteld dat ik van een trapje was gevallen. Zij heeft me naar de huisarts gebracht, die mij naar het ziekenhuis doorstuurde voor foto’s. Ik beek 2 gekneusde ribben te hebben. Ik moest toen een tijdje rustig aan doen. Het is toen een tijdje rustig geweest. Alleen naar jou werd hij steeds agressiever.”
Moeder stopt en begint te huilen. “Ik vind het zo erg. Ik schaam me dood. Ik ben niet in staat geweest mijn eigen kind te beschermen tegen zijn eigen vader.”
Ze houdt op en huilt een tijdje zachtjes door. Ik zit er een beetje wezenloos bij. Het is mijn moeder. Maar ik voel haar niet als mijn moeder. Ik vind langzamerhand Heleen veel meer mijn moeder. Maar ik weet ook wel: Heleen is mijn moeder niet.
Zonder haar tranen af te drogen gaat ze ineens verder. “Ik heb er een paar keer iets van gezegd, van dat gepest. Elke keer leverde mij dat blauwe plekken en pijnlijke ledematen op. Of hij pakte me hardhandig beet en smeet me tegen de muur, of hij begon me te slaan en te stompen. Ik wist intussen dat ik het beste mijn mond kon houden als hij zo begon. Maar ik kon het niet aanzien, dat gepest van hem en van Ingrid en Theo. En jij was volkomen weerloos, je reageerde meestal niet eens.
En toen kwam jij met het verhaal dat je aan de puberteitsremmers wilde. Hij ging volledig uit zijn dak. Ik heb geprobeerd hem af te leiden. Maar dat lukte niet. Toen jij op zijn gescheld niet reageerde ben ik naar de buren gegaan. Ik kon het niet aanzien en durfde niets te doen. Toen jij aangestrompeld kwam, drijfnat, ben ik naar de keuken terug gevlucht. Maar hij was al niet meer thuis. Je vader is de hele avond weggebleven. Toen ik al in bed lag kwam hij thuis. Ik durfde niets te zeggen. En de volgende morgen deed hij net of er niets was gebeurd. Ik ben naar de buurvrouw gegaan om te vragen waar jij was. Zij vertelde mij dat ze je in het ziekenhuis hadden gehouden omdat jij een gebroken arm en een hersenschudding had. Ik vroeg wanhopig wat ik moest of kon doen. Zij zei dat ik niets kon doen, het was toch mijn eigen man?
Toen ik net thuis was werd er gebeld. Er stonden twee mensen voor de deur. Zij stelden zich voor als iemand van Veilig Thuis en iemand van de Raad voor de Kinderbescherming. Maar ze waren nog niet binnen of je vader kwam er ook aan. Die hadden ze ook gebeld. En toen hij er bij was kreeg ik geen kans meer om iets te zeggen. Moeder begint weer te huilen.
“Ik heb je, ik heb je, ik heb je…….” Dan begint ze met lange uithalen nog veel harder te huilen.