Altijd, deel 11.

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Wimmie
Berichten: 283
Lid geworden op: wo 01 jan 2020, 23:09
Vul het getal in: 123

Altijd, deel 11.

Bericht door Wimmie » ma 17 nov 2025, 07:34

Ze genieten intens. Het skimboarden is een nieuw avontuur dat ze samen aangaan. Eerst nog wat onwennig oefenen ze op een laagje water: de plank vooruitwerpen, erop springen en proberen zo lang mogelijk over het water te glijden. Voor beiden is het hun eerste keer, en daarom lachen ze om hun stuntelige pogingen. Ze moedigen elkaar aan, nemen telkens om de beurt het board; met elke poging gaat het een beetje soepeler. De lol spat er vanaf. Het maakt niet uit wie het snelst leert, het samen proberen is al een feestje op zich.

“Als we vrijdag vertrekken, kunnen we dit vast al veel beter,” zegt Ferdy hoopvol. “En als we op vakantie zijn geweest, kunnen we vast nog eens terugkomen om samen wat dagen aan zee door te brengen. Lijkt je dat wat?”
“Wie zou daar nou nee tegen zeggen!” lacht Vincent. “En jij, kun je deze zomerse dagen hier elke vakantie gewoon herhalen?”
“Ja, elk jaar weer. Het voelt als een groot cadeau.”

Na al dat waterplezier ploffen ze uitgeput neer in het zand om wat te drinken. Ze wisselen verhalen uit en laten de zon hun huid verwarmen. Niet veel later verruilen ze hun rustmoment voor een potje voetbal. Ferdy is beter. Hij stemt zijn spel af zodat Vincent net zoveel plezier beleeft. Het samenzijn en het lachen zijn belangrijker dan de uitslag.

De middagzon brandt onverbiddelijk. Ze zoeken de beschutting van de parasol, genieten van de verkoeling en dommelen kort weg. Wanneer Ferdy op zijn horloge kijkt, schrikken ze op: het is al half vier. Tijd om samen hun spullen te pakken en terug te lopen.

“Keurig op tijd, jongens,” verwelkomt oma hen. “De thee staat klaar en ik heb weer een nieuwe appeltaart gebakken. Hoe bevalt het je hier, Vincent?”
Vincent straalt. “Ik ben echt op vakantie. Het is hier zo heerlijk! Ik zou hier zó kunnen wonen.”
Opa lacht en schudt zijn hoofd. “Dat kon nog wel eens tegenvallen. Ferdy’s papa moest vroeger elke dag veertien kilometer naar school fietsen, zonder elektrische fiets. Als het dan regende en er was harde wind, was het ineens een stuk minder paradijselijk.”
“Dat snap ik. Maar tóch: het lijkt me geweldig om hier te wonen. Het voelt als een eindeloze vakantie.”
“Dat is het ook,” zegt oma met een warme blik. “Ferdy vindt dat ook, daarom komt hij zo graag terug. Maar het is niet alleen het strand, hè Ferdy?”
Ferdy gooit er een knipoog in: “Het is 30% strand en zee, en 35% voor jou en 35% voor opa!”
Oma schiet in de lach. “Wat ben je toch een lieverd.”

Met thee, taart en goede gesprekken genieten ze verder. Oma vraagt geïnteresseerd naar Vincents eetwensen. Lachend somt Vincent zijn minst favoriete gerechten op. “Dat komt goed uit,” stelt oma gerust. “Die stonden toch al niet op het menu.”

Opa wil weten: “Jullie hebben nog twee volle dagen voor het einde van jullie logeerpartij hier. Zijn er nog wensen?”
“Ja, graag een keer naar het strandpaviljoen lopen om iets te drinken en dan terug te lopen. Misschien ’s ochtends heel vroeg zwemmen als het al warm genoeg is.”
“Dat kan geregeld worden. Het wordt de hele week prachtig weer, dus dat moet goed komen.”
Opa waarschuwt nog even voor de regel: niet het huis uit als er niemand anders wakker is. Ferdy grapt: “Dan zitten we in zwembroek met een handdoek op de stoep tot jullie opstaan, dat redden we wel.”

De rest van de dag is gevuld met kleine geluksmomenten. ’s Avonds, als ze veel te laat naar bed gaan, delen opa en oma een veelzeggende blik. “Wat een bijzonder vriendje heeft Ferdy,” fluistert oma. “Denk jij wat ik denk?”
Opa glimlacht. “Zeker weten. Zouden ze op elkaar verliefd zijn?” Ze besluiten het, voorzichtig, uit te vinden.

De volgende ochtend is het huis al gevuld met de geur van afbakbroodjes. Ferdy schuifelt slaperig de keuken in. “We hadden nog willen zwemmen,” moppert hij, “maar nu is het te laat. Zullen we eerst eten?”
Oma knikt: “Daarna mogen jullie gerust naar het strand in plaats van dat je doucht. Jullie zwemmen zo vaak, het zoute water wast alles wel schoon.”
Met een vrolijke sprint haalt Ferdy Vincent op. Samen ontbijten ze buiten en helpen daarna met opruimen. Dan halen ze hun zwemspullen en rennen, met zonnebrandcrème op, het strand tegemoet.

“Wat is het toch heerlijk om zo dicht bij de zee te wonen,” zucht Vincent gelukzalig als ze het water induiken. Ze dollen, duwen elkaar onder, rennen en lachen. Na een tijd drogen ze zich af en gaan terug naar huis.

Oma moet boodschappen doen. “Blijven jullie hier of gaan jullie terug naar het strand?”
“Wij blijven wel, oma. Dan doen we een spelletje.”
Ze blijven in hun zwemkleding op het terras zitten. Ferdy laat zich niet van de wijs brengen door Vincents lichte twijfel daarover. “Dit is gewoon onze tuin,” zegt Ferdy geruststellend. “Lekker bruin worden, toch?”

Ze spelen tot oma terugkomt en hen trakteert op chocolademelk met slagroom en een dikke plak boterkoek.
“Word je altijd zo verwend hier?” vraagt Vincent verwonderd.
Oma lacht: “Ja, want jullie verbranden straks weer bergen energie aan het strand. Dus ik vul het met liefde aan.”

De dag vliegt voorbij, vol zon, spel en een gevoel dat alles precies goed is zoals het is.
Die avond, onder het eten, stelt Vincent een prangende vraag: “Ik weet niet goed of ik opa moet zeggen, of Ferdinand. Je bent mijn opa niet, maar zo voelt het soms wel.”
Opa stelt hem gerust: “Noem mij maar opa, dat vind ik fijn.”

Dan volgt er nog een nieuwsgierige vraag over hun werk. “Jullie zijn psychologen. Wat doet een psycholoog precies?”
Opa kijkt oma aan, die knikt bemoedigend. “Een psycholoog helpt mensen die vastlopen met zichzelf of met anderen. Voor ons zijn het kinderen die bij ons komen als ze ergens mee zitten. Wil je een voorbeeld horen?”

Als beide jongens heftig ja knikken gaat opa verder.

“Laatst kwam er een jongen van dertien bij me. Hij werd zo erg gepest op school dat hij er gewoon niet meer heen durfde te gaan. Niemand leek hem te helpen, want het pesten gebeurde niet direct op het schoolplein of in de klas, dus de school schoof het een beetje van zich af. De jongens die hem pestten hielden elkaar de hand boven het hoofd en ontkenden alles. Het ging helemaal mis met die jongen. Hij werd steeds stiller, wilde niet meer eten en was bang, heel bang. Zijn ouders maakten zich grote zorgen en brachten hem uiteindelijk naar mij toe, hopend dat ik iets voor hem kon betekenen.

Langzaam, in stukjes en beetjes, vertelde hij zijn verhaal. Hij had ontdekt dat hij op jongens viel. Dat vond hij al spannend genoeg, maar hij was ook nog eens verliefd geworden op een klasgenoot. Na lang twijfelen had hij dat aan die jongen verteld. De reactie was niet zoals hij had gehoopt. De jongen vond het gek, misschien zelfs eng, of stom. Hij begon hem uit te lachen en te pesten. Al snel deden diens vrienden ook mee. Alles werd erger: het gepest, de eenzaamheid, de angst. De jongen voelde zich steeds kleiner worden. Hij durfde niet meer naar school, trok zich terug en werd steeds verdrietiger.

Zo kwam hij bij mij. Met de hoop dat ik hem zou begrijpen en misschien kon helpen. Wat vind jij daarvan? En kun je bedenken wat ik vervolgens heb gedaan?”

Gesloten