Druiven plukken (deel 6)
Ik ga douchen met Loīc en wissel ter plaatse van boxer. We scheren ons niet ‘s morgens maar altijd na de douche om netjes aan tafel te verschijnen. We zijn allebei uitbundig, al hebben we weinig wijn gedronken. We staan voor de spiegel, ingezeept met scheergel uit de door Loīc gemeenschappelijk verklaarde spuitbus.
‘Voor herhaling vatbaar?’ vroeg ik.‘ Je zei ja toen. Is dat antwoord nog geldig?
‘ Jij hebt werkelijk lef.’ is mijn repliek. Intussen heb ik naar beneden gekeken en zie een bobbel uitpuilen in zijn boxer.
‘ Fout antwoord. Gewoon ‘ja of nee?’
‘ Ja.’
‘ Nog eens, ter bevestiging.’
‘Ja!’ Ik laat mijn tanden zien.
‘ Je weet toch dat je intussen drie keer bevestigd hebt.’
Ik besef dat zeer goed. Ik reageerde nog voor ik mijn zogenaamd foutieve antwoord gaf. Het is niet aan Loïcs aandacht ontsnapt.
Hij haalt mijn onderbroek naar beneden. ‘Hij is de pampers al ontgroeid, deze flinke jongen.’
‘Loīc, we zijn nog niet geschoren!’
‘Dat is me ontgaan. Dat moeten we dringend doen.’ Hij stapt zelf uit zijn boxer en zwiert die met een voet een paar meter verder.
Loīc kijkt me brutaal aan in de spiegel. Nadat we beiden netjes alle stoppels inclusief schuim hebben weggeschoren, spuit hij onverwacht een grote dot blauw scheergel in mijn schaamhaar.
‘Wat heb jij vandaag?’
‘Plannen.’
Loīc trekt me tegen zich aan, met als resultaat dat ons beider kruis verdwijnt in een witte massa expanderend schuim. Hij trekt mijn voorhuid over mijn eikel en doet dat eveneens bij zichzelf.
‘ Wat ben je van plan?’
‘Niet te veel praten meer nu, schuimbeestje. Je zal je dit niet beklagen.’
We hebben ruim de tijd en nemen die. Voldaan lig ik naast Loīc. De zon schijnt door het dakraam en baadt de kamer in licht.
‘Je bent net een Tapir.’ zeg ik zacht.
‘Hoezo?’
‘Je lijf door en door bruin, het middendeel wit en dan opnieuw bruin.’
‘Je suggereert dat ik een beest ben.’
‘Een prachtig, lief beest.’
Een dag druiven oogsten kan me voldoening geven. Dit was meer. Ik durf het ‘de liefde bedrijven’ noemen. Ik begrijp Loïc. Hij hield van mij, beweerde hij. Van mezelf weet ik zopas: ik kan dat ook.
Bertrand? Ik geloof dat Loīc oprecht is. Het is delicaat. Het is iets tussen Loīc en Bertrand. Het is moeilijk voor mij om daarover te oordelen. Oordelen kan ik niet, dus mag ik niet veroordelen. Helemaal vat ik het niet. Loīc beweert dat er niets tussen Bertrand en hem kan. Hoe kan er dan plaats zijn voor mij? Je kan aan alles een mooie uitleg geven om je geweten te sussen. Wat is dat trouwens een ‘geweten’? Ik mag eigen normen hanteren zonder dat ik hoef te veroordelen wie daar anders over denkt. Ofwel heeft Loïc een zeer goede relatie, ofwel danst hij op de koord. Ik moet me daar niet mee bemoeien.
Eén ding weet ik zeker: Loīc en ik zijn twee handen op één buik, nog tien dagen lang.
Loīc was vanaf dag één nogal een open boek. Ik ben niet verlegen. De kat uit de boom kijken is nochtans een eigenschap van mij. Loïc en ik maken geen enkel voorbehoud meer. Dat maakt diepere gesprekken gemakkelijk. Loīc komt uit een warm nest, dat merk je. Hij praat met respect over wie hem omringen en hij praat van nature meer dan ik.
‘In de lagere school sloot ik vriendschap met Bertrand. Vanuit onze achtergrond, landbouwers, trokken we vanaf ons twaalfde samen naar de landbouwschool in Ciney, onder Namur. Omdat de school te ver van huis was, gingen we naar het internaat. Ze noemden ons de tweeling omdat we altijd in elkaars buurt te vinden waren. Tijdens mijn puberteit ben ik gaan beseffen dat de diepe vriendschap tussen ons een andere oorzaak had dan gewone kameraadschap. Bertrand en ik lagen goed in de groep. De overgang van tweeling naar homo verliep rimpelloos. Onze kamers lagen tegenover elkaar. We waren verstandig genoeg om ons nooit te laten betrappen.’
Ik kan Loïc geen groot verhaal vertellen. ‘Mijn ouders en familie zijn op de hoogte. Aan het einde van het middelbaar vertelde ik het aan enkele klasgenoten. Daarna wist de hele klas het. Ik houd mijn seksuele geaardheid niet angstvallig voor mezelf, maar omdat ik onopvallend ben, weet alleen mijn directe omgeving dat ik homo ben.’
Na de eerste pluk begint alles opnieuw. Alsof alle werk voor niets geweest is, moeten we opnieuw gaan plukken waar we begonnen zijn. Sommigen zijn naar huis gekeerd. Ze zijn vervangen door anderen. Het is alle hens aan dek. Per wijnstok hangen er nog meer rijpe trossen klaar om geplukt te worden. Het is geen luxe dat er vijf plukkers en een drager meer zijn dan bij de eerste plukbeurt.
Margot heeft een nieuwe kamergenote gekregen. Marcel en zijn vrouw maken altijd duo’s. Ze combineren een nieuwe met een onervaren plukker. Heel verstandig. Het is een Deense studente. Het vorige meisje was een stille werkster. Deze is uitbundig. ‘Ze zal snel geïntegreerd zijn.’ denkt Loïc.
‘Ze is van het kaliber van Margot.’
Loïc en ik hebben de gewoonte in de buurt van Margot te plukken.
In het begin gebeurt zoiets toevallig, na een paar dagen vind je gelijkgestemden met wie je vaak optrekt.
‘We luisteren naar de lach van Margot en het heldere stemgeluid van Freya.’
‘Ze verstaan elkaar.’
‘Wij verstaan elkaar toch ook ondanks het feit dat jij een Waal bent.’ Loïc geeft me een por.
‘Voorzichtig of ik knip weer in mijn vinger.’
‘Dat zal je eigen schuld zijn.’
‘Margot spreekt Duits tegen Freja.’ Margot spreekt vloeiend Duits tot mijn verwondering. Ik heb geen rekening met de geschiedenis gehouden. Ze is in de Elzas geboren.
‘Ik versta er geen woord van.’ bekent Loïc’
‘Uiteraard versta jij niets. Jij bent een Waal.’
Weer krijg ik een por. ‘Wat heb jij gegeten? Versta jij haar dan?’
‘Is geen probleem. Nooit Duits geleerd op school?’
‘Neen. Het is een moeilijke taal.’
‘Ze zijn van hetzelfde soort. Ik heb de indruk dat de twee de klik gemaakt hebben.’
‘ Ja, Anna was degelijk maar volgens mij te saai voor Margot.’
‘Daarom dat ze niet mee op tocht was.’
'Juist, want wij zijn niet saai.’
‘Margot is een mooie vrouw, met twee zijn ze nog aantrekkelijker.’
‘Je bent bi en wil een triootje?
‘Ik ben niet bi en triootjes zijn niet aan mij besteed. Zeg nu zelf: Freja mag er ook zijn. Een Deens blond meisje naast Margot is toch een prachtige combinatie.’
‘Droom maar verder over prachtige meisjes en pas op met die schaar.’
Loïc is boven zijn middel extreem gebronsd.
‘Je lijkt een buitenlander.’
‘Je bedoelt Waal.’
‘Juist.’
‘Jij past beter bij Freya.’
‘Jij en Margot, ik en Freya.’
‘Freya gaat dat niet willen.’
'Omdat ik lelijk ben?’
‘Nee. Ze past beter bij Margot.’
‘Zou kunnen. Je weet maar nooit...’
'Dan hoop ik dat Freya geen vriendin heeft.’
Deze keer stoot Loïc me niet aan.