Witte Merels Deel 12 T
“Je suggereerde net dat ik het makkelijk zou vinden homo te zijn. Daar heb je gelijk en ongelijk in. Ook ik vond het niet makkelijk te ontdekken dat ik ‘anders’ ben. Dat ik afwijk van het gemiddelde. Ik kon en wilde het eerst niet geloven. Maar als je dan gaat lezen over ervaringen en je vergelijkt je eigen ervaringen daarmee, dan kom je vroeg of laat tot de conclusie dat je wel homo zult zijn. De meeste jongens zullen het dan moeilijk krijgen omdat zij verliefd zijn op iemand en geen kant op kunnen. Zij willen weten of de ander misschien ook homo is. Of ze kans maken. Bij mij heeft dat geen enkele rol gespeeld. Het was voor mij echt onmogelijk om homo te zijn. In mijn thuissituatie is dat zo ongeveer het ergste wat je kan overkomen. Daarom heb ik het onmiddellijk een plekje op de achtergrond gegeven. Voor mij werd het iets voor de toekomst. Zoiets als ‘voor als je groot bent’ . Ik ben er wel mee bezig gebleven. Wat houdt het in, wat kan je er mee, hoe ziet seks er voor een homo uit. Ik nam alle mogelijke informatie in mij op. Zonder er iets mee te kunnen doen, behalve in mijn eentje en in mijn dromen. Ik weet intussen dat voor alle mensen geldt: seks en dromen horen bij elkaar. Je hebt gelijk: omdat ik het een plekje op de achtergrond gaf, heb ik er in het normale leven niet zo veel last van gehad.”
Ik kijk Wim aan. Hij reageert niet en verwacht kennelijk dat ik verder praat.
“Ik wil ook nog duidelijk maken waarom ik er geen enkel vertrouwen in heb dat het zal meevallen, mocht ik het mijn ouders vertellen. Omdat mijn ouders van mij houden? Natuurlijk houden mijn ouders van mij... op hun manier. Dat is een houden van in opdracht van God. Hij heeft hen na twee beproevingen via een doodgeboren kind uiteindelijk toch een levend kind gegeven. Zij zien het als beloning voor de manier waarop zij met het verdriet omgegaan zijn, heb ik ooit mijn vader horen zeggen. Ik zie het als resultaat van goede medische zorg. Dit zal in hun ogen ongetwijfeld onzin zijn. Alles komt van God, al het boze, als beproeving, al het goede, als beloning. Mijn ouders hebben dus een zoon gekregen en moeten daarvan houden. Houden van in opdracht van God en dat betekent: mij in liefde leren wat de wil van God is. Dat blijft in liefde zo lang ik de goede weg volg, met andere woorden: zolang ik leef zoals zij het zien als de manier waarop God het wil. Mijn ouders hebben het tot nu toe gemakkelijk gehad. Ik ben altijd heel gedwee geweest. Ik ga braaf mee naar de kerk. Ik luister voor en na iedere maaltijd naar de korte bijbellezing. Ik gedraag me thuis zoals het hoort. Ik spreek mijn ouders aan met papa en mama en met u. Ik zal thuis niet vloeken. Dingen die ik niet mag doen doe ik ofwel niet ofwel in het geheim. Ik trek mezelf uiteraard af maar mijn moeder zal nooit een vieze boxer in de was vinden. Ik gebruik veel zakdoekjes. Soms is er een zakdoekje bij waar iets anders in zit! Ik presteer op school bovengemiddeld. Dat doe ik met plezier: ik houd van leren, ik houd van lezen, ik hou van studeren. Ik sport: ik loop hard. Dat doe ik alleen en meestal in trainingspak. Het mag trouwens ook wel in een sportbroek, net als bij het sporten op school. Kortom: mijn ouders hebben geen lastige zoon aan mij. Ze zien dat ongetwijfeld als beloning voor hun inzet om mij het goede voor te leven.”
Dan kom ik tot de kern.
“Wat gebeurt er als ik morgen thuis vertel dat ik homo ben? Of als mijn ouders er achter zouden komen dat ik contact heb met jou en dat jij homo bent?
Ik zal direct op het matje geroepen worden. Als ik dan toe zal geven dat ik homo ben zullen zij zeggen dat dat niet waar is, dat ik me dat inbeeld en dat ik daarvoor behandeld moet worden, zodat ik die rare gedachten kwijt geraak. Ik zal geen keuze hebben: ik zal daaraan mee moeten werken. Als ik dat zou doen, zou ik gehersenspoeld worden. Dat zou me kapot maken. Ik zie je denken: ‘je overdrijft’. Helaas is dat niet waar. Ik heb het met een jongen zien gebeuren. Hij was 15, vrolijk, kwam altijd mee naar de kerk en na afloop deed hij altijd mee met het groepje jongeren dat bij het koffiedrinken na de dienst bij elkaar zit. Ik zit daar ook bij. Er zijn best leuke jongeren bij. Het verhaal ging dat zijn ouders ontdekt hadden dat hij een homo vriendje had en dat hij daar dingen mee deed. Hij is op het matje geroepen. Mijn vader was daar bij, weet ik. Die jongen is twee maanden weggeweest om behandeld te worden. Na twee maanden kwam hij terug. Hij was een wrak. Hij kon niet meer lachen en liep niet meer maar slofte. Na drie weken is hij overleden. Er werd verteld dat hij een hartstilstand had gekregen. Ik ben ervan overtuigd dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Zijn levenslust was hem afgenomen. Ik heb eens voorzichtig bij mijn vader geïnformeerd, op een moment dat ik iets voor hem had gedaan en hij mij heel goed gezind was, wat er was gebeurd. Zijn interpretatie was dat God niet meer wilde dat hij verder leefde en hem daarom terug had gehaald om hem uiteindelijk de straf te geven die hij verdiende voor zijn slapheid. Ik heb het in mijn leven nooit eerder en ook nooit meer daarna zo moeilijk gehad om rustig te blijven, me in te houden en niet uit te barsten. Het is me gelukt. Ik heb geknikt, ben naar mijn kamer gegaan en daar in tranen uitgebarsten. Met mijn hoofd in mijn kussen, zodat het niet te horen was. Want huilen om zoiets is ook een teken van zwakte.
Dus als uitkomt dat ik homo ben en niet ‘behandeld’ wil worden zullen mijn ouders mij niet meer als hun kind beschouwen. Onder de 18 kan dat niet, maar boven de 18 wel. Dan heb ik geen thuis meer. Dat thuis heb ik nodig tot ik mijn diploma heb.
Ik heb gezocht wat ik kan doen. Onder de achttien kan je naar “Veilig Thuis” maar de vraag is of die echt kunnen helpen. De kans bestaat dat je uit huis wordt geplaatst. Boven de 18 zal je het alleen moeten redden. Ik wil mijn diploma halen.
Begrijp je nu waarom ik zeker weet dat er een ramp gebeurt als mijn ouders er achter komen?”
Wim staat op, loopt naar me toe, trekt me overeind en geeft me een knuffel. Dat raakt me zo dat ik hem spontaan een kus op zijn mond geef. Ik schrik ervan en trek me terug. Ik kijk hem aan. Zijn blik is uitnodigend. Ik kus hem weer. Ik ga nu door. Ik lik aan zijn lippen. Die openen zich, en ik raak zijn tong. Ik schrik weer, trek me terug. Ik kijk Wim weer aan. Hij knikt bemoedigend. Ik kus hem weer, hij opent weer zijn mond. Onze tongen raken elkaar en draaien om elkaar heen. Ik voel dat mijn piemel reageert en stijf wordt. Weer schrik ik. Ik laat verschrikt los. Uiteraard weet ik waarom, maar weten is anders dan ervaren. Ik kijk Wim weer aan. Opnieuw laat hij mij met zijn ogen weten dat hij het begrijpt en knikt dat ik verder kan gaan. Maar ik durf niet meer. Ik blijf kijken. Probeer moed te verzamelen. Waarom zou ik het niet doen? Ik wil graag, Wim moedigt mij aan. Weer kus ik hem, gaan onze tongen met elkaar spelen en weer voel ik mijn piemel stijf worden. Ik laat het gebeuren. Ik ben aan het tongen! Ik tong door tot ik geen adem meer heb en stop hijgend.
“Dank je wel” kan ik nog net buiten adem uitbrengen.