Aleksei en Almar,
Oleksiy i Alʹmar,
Олексій і Альмар,
deel 4.
Dan gaan Nina en ik naar huis. Onderweg vraag ik haar hoe ze het vond. “Ik vind het ingewikkeld. Als we met elkaar typen begrijpen we elkaar, maar als zij met elkaar praten snapt niemand er wat van. Hoe lang zal dat zo blijven?”
“Geen idee” reageer ik, “maar ik ga proberen die tijd zo kort mogelijk te houden. Als we goed werken denk ik dat over een paar maanden de situatie heel anders kan zijn. Maar ja, dat moet nog wel.”
“Ik weet niet of ik er zo veel tijd in wil steken als jij dat doet. Maar jij hebt meerdere redenen. En jullie zijn wel leuk samen. Goed dat Aleksei dat nog niet weet.”
“Ik ga dat minder belangrijk vinden, nu we meer contact hebben. Laten we elkaar eerst maar eens goed kunnen begrijpen. Elke dag veel dingen met Aleksei kunnen doen is al heel fijn…..”
Terwijl ik dat zeg lopen we onze achtertuin in. Na het eten zeilen met Aleksei!
Na het eten loop ik meteen naar de zeilboot. Ik wil hem vast klaarmaken, zodat als Aleksei er is, we snel weg kunnen om een leuke tocht maken. Ik haal de dektent van de boot af en leg die op de kant. Dan hijs ik de fok omhoog en laat hem weer zakken en bind hem aan de voorstag vast. Het grootzeil maak ik aan de giek vast. De boot is er klaar voor.
Aleksei is niet erg laat. Hij heeft, zoals ik hem had aangeraden, onder zijn sportbroek een zwembroek en een T-shirt aangetrokken. We gaan even langs de keuken, waar mijn vaders zitten. Ik meld dat we gaan zeilen, die afspraak hebben we, zodat ze altijd weten als Nina of ik op het water zijn. Op de boot trekt Aleksei zijn sportbroek uit.
De wind staat pal op de vaart naar het meer, ik moet dus wel de motor gebruiken om daar heen te varen. Ik heb een hekel aan de motor, ik wil zeilen en de motor maakt te veel lawaai. Gelukkig is de vaart niet al te lang. Als we er uit zijn vaar ik nog even rechtdoor zodat de boot met de kop in de wind ligt, klap de motor op en loop naar voren om de fok te hijsen. Die klappert in de wind. Het waait lekker, maar niet te hard. Als het grootzeil ook gehesen is klappert er nog meer. Ik wijs Aleksei op de heen en weer gaande giek en gebaar dat hij op moet passen geen klap van de giek te krijgen.
Dan ga ik aan het roer zitten, ik wijs Aleksei naar het gangboord aan stuurboord, dat hij daar moet gaan zitten, omdat we eerst met halve wind het hele meer overzeilen. Dan wil ik aanleggen en hem wat uitleggen over zeilen. Ik pak de fokkenschoot en de grootzeilschoot en trek ze niet te veel aan. Langzaam vallen we af en beginnen we vaart te krijgen. Ik zorg dat de boot niet zo hard vaart en op ons gemak gaan we het hele meer over. Het is niet echt druk, veel mensen zullen hun boot nog niet klaar hebben. Voor ons wel handig. We zeilen rustig naar de andere kant van het meer en ik houd Aleksei in de gaten: ik hoop zo dat hij zeilen leuk vindt of gaat vinden! Ik geloof niet dat ik daar echt bang voor hoef te zijn: hij kijkt lachend om zich heen en houdt goed in de gaten wat ik doe. Het is heerlijk zeilweer. Een lekker briesje, niet te veel wind zodat het voor Aleksei de eerste keer op een zeilboot een beetje rustige start is. De zon brandt en ik ga straks snel mijn T-shirt uittrekken. Als we het hele meer afgezeild hebben stuur ik richting een steiger waar we aan kunnen leggen. Ik zal het gewoon alleen doen, zodat Aleksei geen dingen hoeft te doen die hij nog nooit eerder heeft gedaan. Ik kan langszij de steiger aanleggen, dat doe ik en ik loop naar voren om de boot daar vast te leggen. Dan maak ik twee stootwillen vast en leg ook de achterkant vast. Ik trek mijn T-shirt uit en vraag Aleksei naast me te komen zitten op het gangboord van de boot aan de kant van de steiger. Hij trekt ook zijn T-shirt uit. Hij ziet er goed uit…..
Dan pak ik wat tekeningen uit het vooronder en mijn telefoon en begin ik Aleksei uit te leggen hoe zeilen werkt. Hij is heel erg geïnteresseerd en haalt me de woorden zowat uit de mond. Ik geef aan wat hij zou kunnen doen met de fok als we verder varen. Ik wil naar het volgende meer zeilen, dat is een vaart van ongeveer 1 kilometer, nog steeds met halve wind, dus nog steeds goed te doen. Dat meer is twee keer zo groot als het meer waar ons dorp aan ligt. Ik wil over het hele meer naar de andere kant varen en dan omkeren. We kunnen ook met halve wind terug, dus makkelijker kunnen we het ons bijna niet wensen. Ik leg Aleksei alles uit: voor de wind varen (de wind achter je hebben), tegen de wind in varen, dus de wind tegen hebben, wat met zeilen niet lukt dus moet je kruisen, dat betekent zigzaggen en steeds de zeilen wisselen van de ene kant naar de andere kant. Dat hoeven we niet echt te doen, ik wil het wel een paar keer proberen om te kijken of Aleksei dan de fok kan bedienen. En wat wij nu steeds gedaan hebben: met halve wind varen, de wind opzij. Ik wijs ook hoe hij de fok kan bedienen en vast kan zetten als hij zijn handen vrij wil hebben, maar zeg erbij dat hij dan wel de schoot vast moet houden om hem zo los te kunnen trekken. Aleksei luistert aandachtig en knikt regelmatig dat hij het heeft begrepen.
Ik vraag hoe hij het tot nu toe heeft gevonden. Hij glundert opnieuw en typt in: ‘Heerlijk, ik wil elke dag wel met jou zeilen.’
Dat komt even binnen. Ik herstel me snel en bedenk dat ik er absoluut niets achter moet zoeken. Hij is gewoon heel enthousiast. Ik reageer: ‘ik ook met jou, als je het een beetje geleerd hebt’ en hij schiet in de lach. ‘Maar ja, er is ook school en wij moeten elkaars talen leren’ typ ik daarna in. Hij knikt en kijkt weer serieus…..
Dan zeg ik dat ik graag wil dat hij de fok gaat bedienen. Dat we eerst achteruit los van de steiger moeten varen, wat ik zal doen en dat ze dan van de oever af gaan drijven. Daarna zal ik het hem aanwijzen als hij iets moet doen!
We varen weg, dat gaat goed. Ik wijs naar de fokkenschoot en Aleksei pakt hem vast. Dan varen we de verbindingsvaart door, mooi half aan de wind en mooi rechts houdend, zodat we de enkele tegemoetkomende boot geen probleem geven. Aan het eind van de vaart komen we op het volgende, grotere meer, dat dwars erop ligt. We varen het over naar de andere kant, ik ga dan voor de wind varen en gebaar Aleksei dat hij de fok aan de andere kant moet zetten. Ik stuur iets bij en dan pakt ook de fok wind. Wat een heerlijke dag om voor het eerst met Aleksei uit zeilen te gaan. Aleksei heeft gevoel voor zeilen: hij houdt de fok zonder dat ik aanwijzingen geef in de gaten en laat hem los en trekt hem aan tot de fok weer strak staat.
We kruisen een stukje, ik durf dat met Aleksei aan de fok wel aan, want ook alleen had ik met deze wind dat kunnen doen. Hij moet in het begin even zoeken, maar dan pakt hij het ook meteen op! De zon komt al wat lager te staan maar toch blijft het lekker, zo alleen in zwembroek. Ik kan het niet laten af en toe naar Aleksei te kijken, zoals hij daar in zijn zwembroek zit. Mooie jongen, echt een heel mooie jongen. Weg met die gedachten, zeg ik tegen mezelf, daar is geen plek voor.
Als we aan het eind van de middag thuis in ons haventje aanleggen en de boot afgedekt hebben, grootzeil en fok opgeborgen en ons T-shirt weer aangetrokken hebben en de keuken in lopen kijkt Peter op van zijn laptop. Jullie hebben het goed volgehouden, was het leuk? Als hij dat heeft gezegd pakt hij zijn telefoon en typt het in voor Aleksei. Die begint opnieuw te glunderen en knikt heftig ja.
Hij pakt zijn telefoon en typt: ‘ik wil elke dag wel zeilen…..’
‘Je hebt een zeilmaat’ typt en zegt Peter tegen mij en laat de tekst aan Aleksei zien. ‘Ja, zeilen met Almar is een feestje.’ reageert hij.
‘Is Erik aan het werk?’ vraag en typ ik. ‘Ja, die is er voor het eten, als we wat later eten’ reageert Peter en laat het in het Oekraiens aan Aleksei lezen. Die typt: ‘Wat doet Erik voor werk?’ en Peter reageert: ‘Die werkt bij de regioniale omroep en heeft vanmiddag 2 programma’s.’
Aleksei kijkt verbaasd. Ik zet de radio aan en toevallig is Erik meteen te horen met een vraaggesprek. Ik wijs en knik naar Aleksei: ‘Erik’. Die kijkt alsof hij onder de indruk is.
‘Wanneer moet je thuis zijn?’ vraag ik Aleksei. ‘Voor het eten, om een uur of zes’, reageert Aleksei. ‘Ik loop wel even met je mee naar huis!’ zeg ik en kijk naar Peter. “Wij eten wat later?” vraag ik, meteen vertalend voor Aleksei. “Ja, als je er om 18.30 uur bent ben je mooi op tijd.” reageert Peter. Ik vertaal het voor Aleksei.
‘Wanneer blijf je eten?’ vraagt Aleksei.
‘Als het kan’ typ ik en zeg het meteen hardop voor Peter.
“Speek het straks maar af”, reageert Peter, “Ik denk dat ze dat belangrijk vinden.”
‘Kunnen we daar zo met je ouders over praten?’ typ ik in en kijk Aleksei vragend aan.
‘Tuurlijk, mijn ouders vinden het heel fijn als je blijft eten.’
‘Spreken we dat straks af!’ typ ik.
Wanneer zal ik zo goed Oekrains of Aleksei zo goed Nederlands spreken dat dit typen niet meer nodig is? denk ik. Hoewel het ook fijn is zo te kunnen communiceren, gewoon praten is toch heel wat anders….
Ik loop met Aleksei naar de pastorie. We lopen achterom en de hele familie zit achter. Lekker in de laatste zon, die daar nog net komt. Zij zus begint meteen met het stellen van vragen waar ik helemaal niets van begrijp. Ik wenk Aleksei dat hij gewoon moet antwoorden: zij is natuurlijk hartstikke nieuwsgierig. Aleksei houdt een heel verhaal waarbij hij steeds meer begint te stralen. Ik wist het al: hij heeft het echt heel leuk gevonden.
Als hij uitgepraat is vraagt Iryna wat aan Aleksei. Die kijkt mij aan en typt in zijn telefoon: ‘Iryna vraagt of ze ook een keertje mee mag zeilen.’
Ik reageer dat dat uiteraard goed is en dat ze met mij, of ons, gebaar ik, mee kan maar dat ook Nina heel goed kan zeilen, dus als ze dat leuker vindt ze ook met Nina kan gaan zeilen.
Aleksei vertaalt het hardop voor Iryna en die zegt dat ze dan graag met ons wil, omdat Aleksei het al een beetje kan, kan hij het ook verder aan haar uitleggen. Dan kijkt ze me aan en vraagt:
‘Zavtra’ wat Aleksei vertaalt met: Morgen?
Ik vraag Aleksei: ‘wil ze dan zo graag’ en hij knikt heftig ja.
Ik zeg dat dat van het weer afhangt. Ik pak mijn telefoon en kijk op buienradar. Morgen is het nog hetzelfde weer als vandaag, pas dinsdag slaat het weer om met onweer, is de verwachting.
Ik bedenk even wat ik nog aan huiswerk heb en bedenk meteen dat ik dat dan ’s morgens kan doen. Ik app Nina of zij morgen wil zeilen. Ze reageert dat ze er morgen niet is.
Ik kijk Iryna aan en knik ja, Morgenmiddag, ‘zavtra po obidi’ antwoord ik. “Dyakuyu” zegt ze dankbaar. Daarvan weet ik inmiddels dat dat ‘dank je wel’ betekent.
Ik herinner Aleksei eraan dat hij het wilde hebben over een keer dat ik kan blijven eten. Zijn ouders kijken elkaar aan, overleggen even en praten dan even met Aleksei.
Die typt in: ‘zou je morgen kunnen blijven eten als we gezeild hebben met zijn drieën?’
Ik zeg dat dat helemaal ok is. Aleksei regelt het met zijn ouders. Het middagprogramma is rond: eerst met zijn drieën zeilen en dan ga ik met Aleksei en Iryna mee en blijf daar eten.
We praten nog even na over het zeilen en ik vraag Aleksei of hij Iryna al vast wat over het zeilen wil vertellen, dan is het niet allemaal zo vreemd voor haar. En ik geef aan dat het ongeveer hetzelfde weer zal zijn, dus dat zwemkleding en T-shirt plus zonnebrand weer handig is.
Dan neem ik afscheid: zij gaan eten en ik ga ook over niet te veel tijd eten. Onder het eten moet ik uiteraard vertellen over het zeilen. En ik vertel meteen dat Iryna morgen mee gaat zeilen en dat ik daarna bij hen blijf eten.
In bed overdenk ik nog eens hoe prettig en makkelijk Aleksei en ik met elkaar om kunnen gaan ondanks de taalbarrière. Het geeft me een goed gevoel.
De volgende dag na de lunch maak ik de boot weer klaar. Ik ben nog bezig als Aleksei en Iryna aan komen lopen. Ik leg heel kort iets uit, aan de hand van dezelfde tekeningen als gisteren met Aleksei en vertel dan dat er iets minder wind is dan gisteren maar dat dit geen probleem is: we kunnen dezelfde tocht maken. Aleksei vraagt of er nog meer tochten zijn en ik zeg dat je wel 10 tot 15 verschillende tochten kan maken, van een uurtje tot een hele dag. Dat gaan we ook nog wel eens doen.
We varen weer op de motor weg en Aleksei zit daarna aan de fok. Halverwege geeft hij de fok over aan Iryna, die trots zit te kijken. Ik moet eens vragen of zij in Oekraïne wel water in de buurt hebben: ik vermoed eigenlijk van niet. Als we het tweede meer opvaren pakt Aleksei weer de fok en gaan we nu meteen kruisen. Hij doet het weer prima. We leggen even aan om wat te drinken. Daarna varen we terug. We zijn best wel lang weggeweest, omdat er niet zo heel veel wind meer staat: de wind gaat steeds meer liggen. We hebben wel weer lekker van de zon op onze huid kunnen genieten en zijn vast weer een beetje bij gebruind.
Weer aangelegd tuig ik de boot af, Aleksei geeft Iryna aanwijzingen hoe ze de fok naar beneden kan halen. De zeilen neem ik weer mee naar binnen. Als ik de dektent over de boot leg vertel ik Aleksei en Iryna dat je met 2 personen prima een nacht onder die tent kan slapen, zodat je verder kan trekken en een tocht van meerdere dagen kan maken.
We gaan nog even in de keuken zitten en drinken nog wat. Erik is thuis, Peter is even weg en komt later ook binnen. Ik vraag Aleksei of waar zij wonen ook water is. ‘Ja, antwoordt hij, uit de kraan en in het zwembad. Maar verder niet.’ Zij wonen best ver van de zee af en meren zijn er ook niet in de buurt. Zij wonen op een vruchtbaar plateau.
Dan stappen we op. Ik ga nadat ik me heb omgekleed, meteen met Aleksei en Iryna mee. Als we de keuken binnenkomen ruikt het er heerlijk. Iryna roept verheugd iets en Aleksei typt: we eten Iryna’s lievelingseten!
We eten heel lekker: hun moeder heeft zich echt uitgeleefd. Vooraf eten we salo, dat zijn dunne plakjes vet van de rug van het varken die worden gezouten en op smaak gebracht met look, paprika en zwarte peper. Aleksei vertelt dat dat een symbool van gastvrijheid en rijkdom is en het is echt heel lekker. Daarna eten we kip Kiev, dat is gevulde en gefrituurde kip. Dat is dus het lievelingsgerecht van Iryna. Het is ook echt heel lekker, ik heb kip nog nooit zo gegeten.
Er is gelukkig geen nagerecht, daar had ik echt geen plek meer voor gehad! Na het eten drinken we nog koffie of thee en dan is het voor mij tijd om naar huis te gaan. Per slot van rekening is het morgen weer gewoon school. Ik spreek af Aleksei op de normale tijd op te halen.
De weken na dit weekend verlopen normaal en dus rustig. We gaan naar school, oefenen zowel Nederlands als Oekrains. We doen het in de verhouding 2 op 1, want het is erg belangrijk dat Aleksei zo snel mogelijk het Nederlands beheerst, belangrijker dan voor mij het Oekrains. En het gaat snel. Als Aleksei er 4 weken is kunnen we al, zij het met horten en stoten, met elkaar in het Nederlands praten. Half juni kan hij de lessen al redelijk volgen, hoeft mij alleen maar van tijd tot tijd een woord of een begrip te vragen. Ik kan met Petr en Tatiana al redelijk in het Oekrains praten, met Iryna en Klarysa praat ik Nederlands, die moeten op school snel goed mee kunnen komen. Maar ook met Aleksei’s ouders ga ik meer Nederlands praten, ook zij moeten zich kunnen redden.
Met Aleksei gaat het echt als een speer. We willen alle twee zo graag normaal met elkaar kunnen praten, dat wij daar ook ons uiterste best voor doen. Langzamerhand ben ik ook met de grammatica begonnen, voor Aleksei is dat in verband met de lessen Nederlands van groot belang.
Half juni komt er een mooi weekeind aan. Het is stralend weer, donderdag al en de verwachting is dat het hele weekeind mooi zal zijn en dat er een lekker windje zal staan. Donderdag stel ik Aleksei voor om het weekeind te gaan zeilen. Dat betekent vrijdag na school vertrekken en zondag in de loop van de middag terugkomen. Slapen en eten aan boord van de boot. De nachten zijn een graad of 16-17, dus dat kan prima. Aleksei reageert super-enthousiast. “Kan dat, kan dat echt? Gewoon met de boot een paar dagen weg?” vraagt hij.
We hebben sinds dat weekeind niet meer gezeild omdat het weer er niet naar was. Maar nu is het heel geschikt weer. “Ik moet het nog wel overleggen met Peter en Erik, maar ik denk dat die het wel goed vinden. Denk jij dat jouw ouders het ook goed vinden?” vraag ik.
“Ik zal wel zorgen dat ze het goed vinden”, meldt Aleksei, “ik wil echt dolgraag dat avontuur eens meemaken.”
Peter en Erik vinden het uiteraard goed. “Samen slapen, rustig aan jij” meldt Peter me nog. “Wat dacht je, mijn vriendschap met Aleksei is me veel te lief!” reageer ik. Aleksei’s ouders vinden het ook goed. Aleksei moet wel een slaapmatje en een slaapzak van ons lenen, maar dat is geen probleem. Op vrijdag na school haal ik wat eten uit te voorraad en kijk ik de zeilemmers na. Die passen precies voor in de boot, zijn afsluitbaar en daar zitten spullen om te koken en te eten in. De andere emmer kan het eten zelf in. Onze kleren en toiletspullen kunnen in waterdichte zakken. Niet dat dat nodig zal zijn, maar we hebben ze nu eenmaal. Ook de slaapmatten en luchtbedden zitten in waterdichte zakken. We bergen alles voor in de boot op en vouwen de dektent op. Die kan er nog net bij. Aleksei blijft nog bij ons eten en na het eten vertrekken we. Het is juni, dus lekker lang licht. We zeilen beide meren af en zoeken een plekje aan de kant, waar ik de boot vastleg. We leggen de dektent vast over de boot en vouwen hem terug tot aan de mast.
In de boot zitten we met elkaar te kletsen. Ik vraag Aleksei iets te vertellen over zijn familie in Oekraïne. Ik heb dat tot nu toe vermeden maar ik vind de sfeer nu zo ontspannen dat ik het wel aandurf. Aleksei vertelt dat de hele familie in één dorp woont, behalve zij, zij woonden elders, vanwege het werk van Petr. Dat was een andere plaats, een 150 kilometer van hun familiedorp vandaan. Hij gebruikt de verleden tijd en moet even slikken. Ik leg mijn arm op zijn schouder en geef hem daarna een knuffel. “Ik snap helemaal dat je daar problemen mee hebt, schaam je er niet voor, Aleksei.” Als ik dat heb gezegd begint Aleksei te huilen. Ik trek hem tegen me aan, wat lastig is door de zwaardkast midden in de boot. Daarom schuif ik over de zwaardkast heen en trek hem tegen me aan. Ik vind het zielig voor Aleksei, maar zelf vind ik dit heerlijk.
“Ja”, zegt Aleksei, “thuis probeer ik me goed te houden, met name voor mijn ouders. Ik vind het heerlijk hier met jou, jij bent de beste vriend die ik ooit heb gehad, maar ik mis ons leven daar ook.”
“Dat snap ik Aleksei, voor mij hoef je je niet groot te houden. Ik zal je helpen wat ik kan.”
“Dat doe je ook al, Almar, Iryna is jaloers op de manier waarop jij mij Nederlands leert. Ik spreek veel beter Nederlands dan zij. En dat heb ik aan jou te danken.”
“Dat heb je aan ons te danken: ik spreek ook heel behoorlijk Oekrains, zo helpen we elkaar.”
“Ik ben blij dat ik jou tegen ben gekomen.” zegt Aleksei.
“Wat dacht je van mij?” reageer ik lachend.
Aleksei is weer rustig. “Wat wil je over mij en mijn familie weten? vraagt ik dan. Hij haalt zijn schouders op.
“Weet je, Peter en Erik zijn mijn twee vaders. Zij zijn officieel getrouwd. Zij houden al heel lang van elkaar en ik moet zeggen: dat is nog heel erg sterk. Zij kenden mijn moeder en wilden graag kinderen. Toen hebben mijn vaders en mijn moeder een afspraak gemaakt. Via het ziekenhuis is zij toen bevrucht en zwanger geworden. Mijn vaders weten niet van wie Nina en ik zijn. Wij willen dat niet eens weten, wij houden van alle twee als onze vader. En mijn moeder is overleden toen wij één jaar oud waren.”
Ik kijk Aleksei aan. “Vindt je dat raar?”
“Misschien zou ik dat eerst wel raar hebben gevonden, maar nu ik jullie ken vind ik jullie een heel fijn gezin. Alles loopt zo lekker bij jullie, jullie houden allemaal van elkaar. Ik vind dat echt heel mooi om te zien.”
“En dat mijn vaders homo zijn, hoe vind je dat?” vraag ik toch wel een beetje benauwd.
“Ook daarvoor geldt dat ik als ik zie hoe veel ze om elkaar geven, ik het alleen maar mooi kan vinden. Was je bang dat ik het af zou keuren?”
“Ik wist het niet, andere culturen, en jij komt toch uit een andere cultuur, denken soms heel anders over sommige dingen.”
“De broer van mijn vader is ook homo. Overigens mijn lievelingsoom. De familie heeft het er wel moeilijk mee gehad, maar nu is het helemaal geaccepteerd.”
“Gelukkig” reageer ik.
“Ben jij ook homo?” vraagt Aleksei mij ineens.
“Denk je dat? Het is niet erfelijk, hoor.” reageer ik.
“Dat weet ik Almar, ik vroeg het me alleen maar af. Jij hebt het nog nooit met mij gehad over meisjes. In Oekraïne had iedere jongen het altijd over meisjes…..”
“Jij hebt het ook nooit over meisjes, Aleksei, behalve je zussen.” reageer ik lachend.
“Ga je me nog antwoorden?” vraagt Aleksei me weer op de man af.
“Natuurlijk. Ja, ik weet al een aantal jaren dat ik op jongens val. Ik ben nog nooit op een meisje verliefd geweest. En wel op jongens.”
“Ben je op mij verliefd?” vraagt Aleksei, weer op de man af.
Ik kleur. “Kan je het merken?” vraag ik een beetje bang. “En als ik het zou zijn, zou dat dan onze vriendschap veranderen?” vraag ik er nog banger achteraan.
“Almar”, reageert Aleksei, “Volgens mij heb ik net al gezegd hoe blij ik ben jou tegen te zijn gekomen. En als je homo bent, is dat alleen maar fijn.”
Ik zucht opgelucht. “Was je zo bang?” vraagt Aleksei.
“Ja, Aleksei, ik ben verliefd op je geworden de eerste dag dat ik je ontmoette. Maar omdat ik geen idee had hoe jullie daar over denken, hoe jij daarover denkt en omdat ik onze vriendschap veel belangrijker vind en die niet in gevaar wil brengen, heb ik mijn verliefdheid geparkeerd. Maar zoiets gaat niet weg. Alleen heb ik het een plekje gegeven. Omdat ik jou niet af wilde schrikken. Verandert er nu iets voor jou?”
“Neen, Almar, voor mij verandert er niets. Hoogstens iets positiefs. Ik weet al tijden niet wat ik zelf ben. Ook ik ben nog nooit verliefd geweest op een meisje. Ook niet op jongens. Ik weet eigenlijk niet wat verliefd zijn is. Ik heb er met mijn oom over gesproken. Die heeft gezegd: laat het gewoon gebeuren. Ooit zal je het weten. En toen moesten we vluchten en kwam ik jou tegen. Jij hebt twee vaders, dus dacht ik: die zijn vast getrouwd, want dat kan in Nederland. Dan zou het wel erg toevallig zijn als Almar ook gay zou zijn. Maar ik keek wel met bijzondere interesse naar je en inmiddels vind ik je meer dan aardig. Ben ik verliefd op jou? Ik weet het niet. Maar nu we hier over hebben gesproken, kan ik dat misschien gaan uitzoeken. Wil je dat samen met me doen?”
“Aleksei, alles wat jij maar wilt wil ik ook. Ik ben blij dat je zo direct bent geweest. Nu gaan we niet alleen samen de taal leren maar ook heel andere dingen! Hoe komt het dat jij dit mij zo direct durfde vragen?”
“Omdat ik er zeker van was dat jij dat niet vervelend zou vinden. We kennen elkaar nog niet zo heel lang, maar we hebben al heel veel samen gedaan. Ik weet wel zo’n beetje hoe jij in elkaar zit, denk ik. Jij zal iemand niet zomaar laten vallen. Dus durfde ik het. Ook geleerd van mijn oom.”
“Jij hebt een heel verstandige oom, Aleksei!”
“En jij twee heel goede vaders, Almar.”
“Verandert er nu iets voor ons?” vraag ik.
“Wat mij betreft wel, wat mij betreft gaan we op onderzoek uit.”
Het is inmiddels donker geworden. We liggen redelijk alleen, de dichtstbijzijnde andere boot ligt minstens 100 meter verder.
“Dan heb ik een voorstel. Het water is inmiddels zo warm dat we wel kunnen zwemmen. Zwemmen in het donker is heel erg leuk. Nina en ik doen het altijd als we samen een zeiltocht maken. En wat nog leuker is, is helemaal bloot zwemmen. Ook dat doen Nina en ik best wel vaak in het donker. Wat dacht je, zie jij het zitten, hier in het donker bloot met mij te gaan zwemmen?”