Bosbessen plukken (deel 5)
Op woensdagavond ging ik met overtuiging dammen.
Ik had me beheerst om nog vroeger te vertrekken. Acht uur, een uurtje te vroeg.
'Kom ik ongelegen?'
'Heel erg! Kom binnen.'
Het dambord stond al klaar.
'Ik ga je voor de allereerste keer verslaan.'
'Probeer dat maar ....
Is er iets?'
Frank moest iets aan me gemerkt hebben. Het duurde niet lang voor hij die vraag stelde.
'We zijn gewoon aan het dammen?'
'We zijn altijd aan het dammen maar niet alleen maar aan het dammen.'
'Het spel alleen is ook goed.'
'Je bent stiller. Dat valt op omdat je anders een tateraar bent. We gingen vorige week joggen omdat iets je dwars zat, vooral dat.
Je hebt gelijk, nu zijn we aan het dammen, dus eventueel doen we alleen maar dat.'
'Ik heb het uitgemaakt met mijn vriendin.'
'Dat is heel erg voor je.'
'Ik leef nog en ben eigenlijk opgelucht. Ik wil zelfs vrolijk zijn.'
'Ik wist niet dat je een vriendin zou hebben of had.'
Ik vertelde openlijk mijn relaas.
Frank luisterde aandachtig en veegde intussen de schijven van het dambord.
'Gedaan met spelen?'
'Dat gaat vanavond niet meer lukken. Mijn zin is over. Er is iets waar ik mee naar buiten moet. Je deed me schrikken toen je 'vriendin' zei. Dat had ik niet van je verwacht. Ik had je liever 'vriend' horen zeggen.
'Dat kan ik begrijpen. Jij vertelt me nu dus dat je echt homo bent. Je bevestigt volledig mijn vermoeden dat dat altijd zo geweest is.'
'Dat geef ik toe. Er is meer. Ik denk dat jij ooit iets geprobeerd hebt dat geëindigd is nog voor het begonnen is.'
'Je spreekt in raadsels.'
'Je had jezelf in de spiegel moeten zien toen ik begon over bosbessen plukken. Zal ik verder gaan?'
'Doe maar. Ik weet het allemaal. Het heeft geen zin te ontkennen.'
'Toen we samen in het bos op onze knieën van dezelfde struik bessen zaten te plukken, ben je met je benen tegen me aan komen zitten. Het huidcontact overweldigde me.
Ik ben toen gaan verzitten en even later kwam je weer tegen me aan schurken.'
'Ik dacht dat je er niet van gediend was, toen je een tweede keer opzij schoof.'
'Het was te heftig. Ik was er niet klaar voor.'
'Je hebt me toen gezegd dat je last kreeg van 'knarf', ik herinner me het vreemde woord. Dat kon ik niet vatten.'
'Het is een palindroom voor Frank. Daarmee bedoelde ik toen iets als 'Ik heb een stijve', want die bezorgde je me daar in het bos.'
'Zeg! Daar moet ik van slikken.'
'Het gaat veel beter met me dan toen. Ik ben al lang over die berg. Hoe gaat het met jouw berg?'
'Ik denk dat ik het aankan. De laatste weken waren heftig. We hebben een heel goed gesprek nu. Ik begrijp wat je wil zeggen.'
'Ik zal voorzichtig met je zijn.'
'Dat hoeft niet.'
'Dat moet wel.'
Hij stuurde me naar huis met een voorzichtig kusje op mijn wang en de boodschap: 'Het is allemaal niet zo erg, helemaal niet erg zelfs.'
Ik dacht lang na over zijn boodschap. Het kon niet erg zijn, die fase was ik al een tijd gepasseerd. Verwarring schiep de hele situatie in ieder geval. Ik kwam acuut in een spreidstand terecht.
Wat had Lea bezield? Ik had haar altijd met respect behandeld. Ze behoorde tot de vurige types die graag jongens rond zich hadden. Daar had ik geen moeite mee. Ons contact verliep rustig en zo was het goed vond ik. Ik had niet met haar gevoelens gespeeld. Frank was in mijn leven geslopen. Er zat geen kwaad in een spelletje dammen of samen gaan joggen.
Het hoofdstuk Lea had ik afgesloten. De opluchting, nadat ik alles aan Frank opgebiecht had, overheerste. Er zat een factor schaamte bij zowel naar Lea als naar Frank toe. Toch had ik geen van beide bedrogen.