Een mooie toekomst, deel 3

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Wimmie
Berichten: 193
Lid geworden op: wo 01 jan 2020, 23:09
Vul het getal in: 123

Een mooie toekomst, deel 3

Bericht door Wimmie » wo 29 mar 2023, 05:30

Een mooie toekomst, deel 3.


Chris:
“Het is Theo.” zeg ik tegen Sammie. Ik realiseer me dat dit totaal overbodig is, want ik heb hardop gesproken. Toch herhaal ik: “Je moeder ligt in het ziekenhuis en je vader is gearresteerd. Wil je dat ik jou de telefoon geef of dat ik verder praat of wil je iets anders?”

Sammie:
Ontzet kijk ik Chris aan. Wat is er gebeurd? Hoe is het met mijn moeder? Een zus en een moeder in het ziekenhuis, ook al had ik geen contact meer, het raakt me. Ik aarzel. Het blijft mijn moeder.
“Geef me de telefoon maar, alsjeblieft” reageer ik naar Chris. Die geeft mij zijn telefoon.
“Met Sammie, wat is er gebeurd? En o ja, ik ga de telefoon op de luidspreker zetten, zodat Chris, zijn ouders en Carla het ook kunnen horen, vind je dat goed?”
Theo antwoordt dat dat ok is en ik zet de telefoon op de luidspreker.

“Toen ik ruim twee uur geleden thuis kwam uit het ziekenhuis, omdat ik bij Ingrid was geweest, en de keuken binnenkwam lag moeder op de grond terwijl vader bezig was haar te trappen en te schoppen. Haar gezicht zat onder het bloed en ze bewoog niet. Verder kon ik niet zien hoe het met haar was. Dus ik riep: “Kappen, zo ga je haar vermoorden, stop daarmee!”
Vader keek mij woedend aan en riep: “Als je niet snel vertrekt ben jij als volgende aan de beurt.”
In een reflex heb ik een keukenstoel gepakt en keihard tegen vader aangeslagen. Het kwam goed aan, want hij viel meteen op de grond. Toen ik zag dat hij niet zo snel opkrabbelde heb ik 112 gebeld en gevraagd een ambulance en de politie te sturen, omdat mijn vader mijn moeder in elkaar had geslagen. Ik ben naar de voordeur gelopen en heb die open gezet.
Toen ben ik bij moeder gaan kijken. Zij bewoog niet. Geen idee waar vader haar geraakt had, maar het zag er heel eng uit. Toen vader op wilde staan heb ik de stoel over hem heen gezet en ben er op gaan zitten om te voorkomen dat hij op zou staan. Verder heb ik hem gezegd dat de politie en de ambulance er aan kwamen. En dat als hij probeerde op te staan ik heb opnieuw een mep met de stoel zou geven.
Gelukkig was de politie er voor mijn gevoel snel. Ik heb kort uitgelegd wat ik aantrof en zij hebben vader op laten staan. Ze wilden een ambulance waarschuwen, maar op dat moment hoorden we de sirene al. Een vrouwelijke agent was al bij moeder gaan kijken terwijl haar collega vader die wat suffig om zich heen keek, de handboeien om deed. “Ze ademt nog en heeft een trage maar regelmatige hartslag” zei ze.
De medewerkers van de ambulance kwamen binnen kijken en de één, waarschijnlijk de verpleegkundige, pakte zijn tas en haalde er wat dingen uit. Terwijl de ander de brancard ophaalde onderzocht hij moeder snel en zei dat hij een infuus aan ging leggen en haar dan snel naar het ziekenhuis moest brengen. Tegen de politie zei hij dat ze het samen wel redden omdat het niet levensbedreigend leek en de politie vertrok met vader nadat ze mij naar wat gegevens hadden gevraagd en genoteerd.
Ik ben met de ambulance mee naar het ziekenhuis gereden. Daar is ze op de eerste hulp meteen grondig onderzocht. Daarna zijn er foto’s gemaakt. Moeder was nog steeds niet bij bewustzijn, maar de verpleegkundigen stelden me gerust dat dit niet alarmerend was.
Toen de uitslag van de foto’s er was bleek moeder een gebroken arm, 3 gebroken ribben, die gelukkig naar het leek niets beschadigd hadden en nog goed tegen elkaar zaten en een zware hersenschudding had. Daarna werd moeder naar de intensive care gebracht en daar ligt ze nu.
Ze is inmiddels bijgekomen, maar kan en wil nog niet praten, wat ook heel moeizaam gaat. Ze klaagt over zware hoofdpijn, zit werkelijk onder de blauwe plekken en bloeduitstortingen, ook in haar gezicht en ze hebben haar via de infuus net meer pijnstillers gegeven. Zo meteen moet haar arm gegipst worden.
De dokter heeft zojuist met mij gesproken. Ik heb hem verteld dat mijn zus in hetzelfde ziekenhuis ligt. Hij heeft me gerustgesteld. Als er de komende nacht geen inwendige bloedingen ontstaan zal moeder een aantal weken in het ziekenhuis moeten blijven, maar dan weer naar huis kunnen.
Hij heeft gezegd dat ik het beste naar huis kan gaan. Dat ga ik zo doen. Morgen mag ik op bezoek komen. Als er iets verandert zullen ze me bellen. Maar hij zei dat niet te verwachten.”

Ik zit een beetje verdwaasd naar de telefoon te kijken. Mijn vader heeft nu bij moeder hetzelfde gedaan als hij mij ooit heeft aangedaan. Ik zit er sprakeloos bij.
“Ben je daar nog, Sammie?” vraagt Theo als ik niet reageer.
“Sorry, maar ik weet even niet wat ik moet zeggen. Weet je ook waarom dat allemaal is gebeurd?”
“Neen”, antwoordt Theo, “Moeder heeft nog niets gezegd, alleen dat ze vreselijke hoofdpijn heeft. Dat zal later wel komen. De politie zal haar wel moeten verhoren.
Ik heb de dokter hier gevraagd of ik het Ingrid moet gaan vertellen. Hij raadde dat af: het maakt haar alleen maar van streek en dat kan ze nu niet hebben. Beter als we zelf meer weten en er haar dan op voorbereiden, was zijn advies. Dat doe ik dan ook maar, dus ik ga zo maar naar huis.”
“Ok” reageer ik. Dan vraagt Peter mij of hij even wat mag vragen. Ik knik.
“Ik ben Peter, de vader van Chris. Ik wil even van Sammie weten of hij gewaarschuwd wil worden als er vannacht iets gebeurt.”
Peter kijkt mij vragend aan. Ik weet het niet. Ik weet helemaal niet wat ik hiermee moet. Eerst een probleem met Ingrid en nu met moeder. En ook al heb ik ze alle twee in geen jaren gezien, het raakt me wel. Dan knik ik. Stel dat er wat gebeurt en ik hoor het pas later, dan kan ik het mezelf vast niet vergeven als ik nu neen heb gezegd. Ik knik nog eens naar Peter.
“Wil je als er wat is ons in ieder geval waarschuwen? Dat mag ook vannacht, toch Chris?” en hij kijkt Chris vragend aan. “Of zal ik mijn nummer geven?”
Chris kijkt mij aan. Ik wijs naar zijn telefoon voor ons.
“Je mag op dit nummer bellen, en als het belangrijk is ook vannacht.”
“Ik beloof dat ik alleen zal bellen als het echt belangrijk is”, reageert Theo. “Dan ga ik nu naar huis.”
“Bedankt voor het bellen”, reageert Peter en als ik knik voegt hij toe: “Ook namens Sammie.”
Dan wordt de verbinding verbroken.

Chris was alweer tegen mij aangekropen, ik ben zo blij dat hij hier ook weer bij is. Ik weet niet wat ik moet denken, ik weet niet wat ik voel. Ik ben in verwarring.
We zitten allemaal weer aan de keukentafel, die we net hadden afgeruimd toen het telefoontje binnenkwam. Iedereen kijkt een beetje verdwaasd.
Heleen reageert naar mij: “Sammie, wat voel je nu, wat denk je nu, wat wil je nu?”
“Ik voel met een beetje verslagen, ik denk aan wat er gebeurd kan zijn en hoe het met moeder is en ik weet niet wat ik wil. Ik ben blij dat ze Theo naar huis hebben gestuurd, zodat ik wat tijd heb om na te denken wat ik hiermee wil en ook kan. Ik heb mijn moeder bijna 4 jaar niet gezien. Had er ook geen behoefte aan. En ik weet niet wat ik wil. Wil ik haar gaan opzoeken? Net zo goed als ik niet weet wat ik met Ingrid aan moet. Moet ik Ingrid vergeven en haar helpen? Ik heb eigenlijk die neiging, maar ik heb er niet echt goed over nagedacht. Het is een soort eerste impuls. En dat geldt nog meer voor mijn moeder. Wil ik haar opzoeken na wat er gebeurd is? Bij Ingrid is het duidelijk: misschien kan ik haar leven redden. Maar bij mijn moeder geldt dat niet als er geen complicaties bij komen. Dan kan ze na een tijdje gewoon uit het ziekenhuis. En wil ik haar dan opzoeken? Ik weet het echt niet.”
Carla zegt: “Je bent nu logisch aan het redeneren, dat is heel goed, want dan krijg je alles een beetje op een rijtje. Maar wat zegt je hart je? Wat je net zei kan ik allemaal volgen, maar ik heb geen idee wat je hart je zegt.”
“Misschien zegt mijn hart me wel dat dit een kans is om het verleden op een nette manier af te ronden. Het is voor mij nu een onaffe gebeurtenis in het verleden. Als dat afgerond zou kunnen worden zou dat misschien wel goed zijn. Niet dat ik bijvoorbeeld terug zou willen. Ik ben thuis nooit gelukkig geweest, hier ben ik het wel. Maar ik bedoel meer: het uitpraten en er een punt achter zetten.
Met vader kan ik dat absoluut niet, bovendien is nu wel bewezen dat hij gewoon een gewelddadige man is. Eerst slaat hij mij het ziekenhuis in en nu heeft hij zijn eigen vrouw het ziekenhuis in geslagen. Dat is iets dat onvergeeflijk is. Zo iets ergs heeft moeder nooit gedaan. Die heeft zich steeds afzijdig gehouden. Dat is ook niet goed, maar ik weet niet waarom ze dat deed.”
“Ik vind dat een duidelijk antwoord”, reageert Carla.
“Maar ik weet echt nog niet wat ik ga doen. Ik ben wel meer geneigd Ingrid te helpen, als dat inderdaad een zaak van leven en dood is. Ik zou het mezelf nooit vergeven als ik zou weigeren haar te helpen en als zij als gevolg daarvan eerder dood zou gaan dan nodig is, terwijl ik weet dat ik haar had kunnen helpen.”
Heleen reageert: “ik ben blij dat je er zo over denkt, Sammie. Carla heeft gelijk: ik voel ook weinig wraakgevoelens bij jou ondanks wat je allemaal is aangedaan. Dat is een best wel bijzonder menselijk trekje, dat jou kenmerkt.”
Ik kijk de kring aan tafel rond. “Ik ga er een nachtje over slapen en dat meen ik. Ik ga niet wakker liggen vannacht, want dat helpt niet. Morgen naar school en als er vannacht niets gebeurt praten we morgen verder zodat mij helder wordt wat ik wil en ga doen. Ik hoop van harte dat er vannacht niets gebeurt.”
Carla zegt: “Dit is een mooi moment voor mij om naar huis te gaan. Het was een heftige afsluiting van een enerverende dag. Ik ga ook proberen te slapen. En we zien elkaar morgen, jongens! Dag Heleen, dag Peter!”
Als Carla vertrokken is blijven we nog even in de keuken zitten, maar ik begin steeds vaker te geeuwen en geef aan dat ik naar bed wil.
“Lijkt me goed, Sammie, je hebt een enerverende dag gehad. Ik wens je een heel goede nachtrust toe en hoop dat je zoals je aangegeven hebt, echt kunt slapen. Kan je morgen ook beter nadenken! Welterusten, jongens!” zegt Heleen.
“Welterusten en tot morgen, jongens” voegt Peter toe.
Ik loop naar ze toe en geef ze alle twee een kus. “Dank jullie wel voor jullie enorme begrip en hulp.”

Chris
Op onze kamer aangekomen kleden we ons snel en zwijgend uit. Sammie ligt het eerst in bed, ik volg snel.
“Wil je nog praten, Sammie, of wil je inderdaad meteen slapen?” vraag ik.
“Ik wil tegen je aan kruipen en wil je mij in slaap strelen?”
Zonder dat ik kan antwoorden kruipt hij heel dicht tegen me aan, voor mijn gevoel nog dichter dan anders. Ik wens hem welterusten en begin hem te strelen. Na een tijdje voel ik zijn ademhaling langzamer worden, Sammie slaapt. Hoe doet hij dat toch?
Ik wordt de volgende morgen op tijd wakker. Er is geen telefoontje geweest, dus kennelijk is er niets veranderd in de nacht met Sammies moeder.
Ik kijk Sammie aan. Hij is al wakker en ligt naar mij te kijken. “Heb je een beetje geslapen?”
“Hoe raar dat misschien ook klinkt: ik heb aan één stuk door geslapen. Heb jij ook goed geslapen?”
“Zeker, toen ik voelde dat jij sliep dacht ik: ‘Het komt goed, Sammie gaat het goede besluit nemen.’ En daarna weet ik niets meer, dus zal ik wel in slaap zijn gevallen.”
“Ik ben al even wakker en heb nagedacht. Ik heb besloten om Ingrid te helpen als dat kan. Of we weer contact gaan krijgen zie ik wel als ik met haar en Theo heb gesproken. Ik heb besloten dat ik met hen twee een gesprek wil hebben, met hun maatschappelijk werker en met jou er bij. Dan vertel ik dat ik wil helpen en van het gesprek hangt dan af wat er met ons contact zal gebeuren. In het uiterste geval ben ik donor en niet meer. In het andere geval krijgen we weer contact, op welke manier dan ook. Wat mijn moeder betreft wil ik eerst van Theo horen wat er nu precies gebeurd is, als mijn moeder hem dat heeft verteld. En daarna besluit ik wat ik met dat contact ga doen. Vind je dit een beetje een redelijk idee, Chris?”
“Het is echt helemaal een idee dat bij jou past, Sammie, ik vind het heel goed. Het belangrijkste besluit heb je genomen, dat heb je achter je gelaten, de rest kijk wacht je af. Het past echt helemaal bij jou!”
“Mooi, dan wil ik ofwel vandaag ofwel morgen een afspraak in het ziekenhuis bij Ingrid met de maatschappelijk werker en Theo erbij. Jij hebt Theo zijn nummer in je telefoon, wil je hem dat sms-sen? Dan kan hij dat organiseren.”
Ik pak mijn telefoon. “Wat wil je dat ik schrijf, Sammie?”
“Dit: ‘Sammie wil graag met mij erbij vandaag of morgen na school, wij zijn om 3 uur uit, een afspraak in het ziekenhuis bij Ingrid met jou en de maatschappelijk werker erbij. Kan je dat voor ons regelen?’
Ik verstuur de sms.
Binnen 5 minuten komt er een reactie. “Hier ben ik zo blij mee, dank je wel. Ik ga het regelen en jullie horen het.”

We gaan naar beneden voor het ontbijt; mijn ouders zitten al aan tafel.
“Beetje kunnen slapen, Sammie?” vraagt mijn moeder.
“Het klinkt misschien raar, maar ik heb als een blok geslapen.”
“Dan had je zeker je besluit al genomen?”
“Neen, maar het lag wel klaar. Ik hoefde het alleen nog maar af te ronden. En dat heb ik zo net gedaan. Ik kies voor het leven van mijn zus als ik als ik donor kan zijn daaraan bij kan dragen. Ik wil haar helpen, wat er ook in het verleden is gebeurd. Het was erg, maar dat mag nooit iemands dood tot gevolg hebben. Chris heeft mijn broer een sms gestuurd dat wij na school, vandaag of morgen, met mijn zus en hem en de maatschappelijk werker erbij willen praten. Hij gaat een afspraak maken. Wat mijn moeder betreft wil ik eerst horen wat er is gebeurd.”
“Lijkt me een goed besluit. Hoe voel je je erbij?” vraagt mijn vader.
“Tevreden, rustig. Ik hoop dat alles goed komt, wat dat ook moge zijn. Maar ik heb er vertrouwen in. Met mijn situatie is het tenslotte ook goed gekomen.”
We gaan zitten, eten en maken onze broodtrommel voor school klaar. Ik neem wat extra brood mee en suggereer dat ook aan Sammie: “Mochten we vanmiddag een afspraak hebben dan is het misschien goed iets extra’s mee te nemen. Normaal eten we iets als we thuis komen……”
Ook Sammie maakt wat extra brood klaar.
Op school aangekomen komt Carla direct naar ons toe. “Hoe is het verder gegaan?”

Sammie
Eigenlijk heb ik een heel tevreden gevoel. Op de fiets naar school zeg ik dat tegen Chris. Hij glimlacht naar mij.
“Ik vind het een verstandig besluit. Ik ben blij dat jij mijn vriendje bent. De manier waarop jij met de dingen omgaat, ook al zijn ze nog zo moeilijk, vind ik heel fijn. Ik leer daarvan. Ik hoop dat dat ook mijn manier kan worden, mocht ik voor grote problemen komen te staan!” reageert Chris.
Ik voel me kleuren, dit soort complimenten, zelfs van Chris, komen nog altijd heftig bij mijn binnen. Ik krijg de laatste tijd meer complimenten dat de rest van mijn leven ervoor bij elkaar. En toch ben ik dezelfde gebleven, dacht ik zo.
Dat zeg ik tegen Chris.
“Gelukkig ben je nu omringd door mensen die voor je open staan. Daarvoor was dat anders, waren dat er maar een paar.”
Op school komt Carla direct naar ons toe. Ze geeft me een knuffel en vraagt: “Hoe is het nu?”
Ik praat haar snel bij. “Hoop je dat je vanmiddag al kunt gaan?”
“Ja, ik wil helpen en dan wil ik dat eerste gesprek snel achter de rug hebben. Kijken hoe het dan verder gaat. Of het mogelijk is de draad weer op te pakken. Een draad van best wel lang geleden, waarschijnlijk van toen ik kleuter was!”
“Je wilt er hier op school in de klas nog niet over praten, neem ik aan?”
Daar had ik nog niet aan gedacht. “Neen, laten we het voorlopig maar voor ons houden.”
Het lukt me goed me op de lessen te concentreren. Tot de middagpauze hebben we nog niets gehoord. Ik weet niet wat dat betekent.
Net als voor de andere lessen vraagt Chris de leraar van de eerste les na de pauze of hij zijn telefoon aan mag laten staan omdat hij een belangrijk bericht verwacht. De leraar reageert dat hij dat uiteraard mag. En dan, vlak voor het eind van de les, licht Chris zijn telefoon, die op zijn tafeltje ligt, op. Hij kijkt snel wat er is en knikt, leest en geeft mij de telefoon. Daar staat: ‘ik heb een afspraak om 16.00 uur, met de maatschappelijk werker, op de kamer van Ingrid. Het is kamer C 205, op de tweede verdieping. Ingrid heeft een kamergenote, maar die is vanmorgen geopereerd dus die is er niet, zodat we heel rustig kunnen praten. Je kunt je bij de balie in de gang melden.’
“Goddank” zeg ik zachtjes tegen Chris, die naar de leraar knikt, zijn telefoon afsluit en opbergt.

Na de laatste les praten we Carla bij en gaan met zijn drieën naar de aula, om even wat te eten en te drinken. Chris appt zijn ouders dat wij om 4 uur een afspraak hebben in het ziekenhuis. Het ziekenhuis is een kwartiertje fietsen, het is gelukkig droog. Om half vier gaan we die kant op, nadat Carla ons sterkte heeft gewenst en een knuffel heeft gegeven. Tijdens de rit praten we niet, we hebben alle twee onze eigen gedachten. Ik ben vooral benieuwd wat ik aan ga treffen, wat ze mij gaan vertellen. Ik ben benieuwd hoe het met Ingrid gaat. Als we de fietsenstalling van het ziekenhuis hebben gevonden en de fietsen hebben weggezet, vraag ik Chris: “Waar moest jij aan denken?”
Chris reageert: “Wat we aan gaan treffen en hoe jij je voelt.”
“Ik voel me prima en heb me ook afgevraagd wat we aan gaan treffen. Laten we naar binnen gaan.”
We lopen naar binnen. Een ziekenhuis is nog steeds geen fijne plek voor mij. Ik heb hier ook gelegen, toen mijn vader mij in elkaar had geslagen. Ik heb er 3 weken gelegen voordat ze een plekje voor mij gevonden hadden in het internaat en ik naar het internaat kon. Nou ja, gelegen: ik ben zo snel mogelijk weer mijn bed uit gegaan. Daarin werd ik erg gestimuleerd door de verpleging. Het is nog steeds geen prettige herinnering, die periode. Daarom bekruipt mij nu weer een beklemd gevoel. Chris merkt het aan me en neemt mijn hand. Samen lopen we de trap op naar de tweede verdieping.
Daar is een balie. We melden ons aan.
“Wij komen voor een gesprek bij Ingrid op de kamer, kamer C 205, als het goed is worden wij verwacht.”
“Dat klopt, willen jullie even wachten in de kamer daar, neem maar wat te drinken uit de automaat, ga ik kijken of ze al zo ver zijn. Ingrid en Theo zijn in gesprek met de maatschappelijk werker, maar jullie worden verwacht, ogenblik.”
“We zijn ook vroeg, dus we nemen wel even iets te drinken.”
We gaan naar de aangewezen kamer, waar ook wat andere mensen zitten. Het is de huiskamer van de afdeling. Sommige mensen zitten er aan een infuus. We kijken rond en zien de drankautomaat. We nemen alle twee een kop water, een theezakje en maken twee. De theezakjes gooien we weg en we gaan zitten. Het duurt niet lang voordat er een man binnenkomt. Hij kijkt rond en als hij ons ziet komt hij naar ons toe. “Jullie zijn Sammie en Chris neem ik aan? Mijn naam is Jacques de Groot. Ik ben de maatschappelijk werker hier. Je mag mij Jacques noemen. Ik ben blij dat jullie er zijn. Kom maar mee, dan breng ik jullie naar Ingrid en Theo. Neem je thee maar mee.” Hij geeft ons een hand, wij noemen onze namen. Hij heeft een stevige hartelijke hand.
We lopen achter Jacques de Groot aan, naar de kamer van Ingrid. Ik merk nu dat mijn hart toch wat sneller begint te kloppen, in mijn keel.
Als Jacques de deur opengemaakt heeft wijst hij dat we naar binnen kunnen gaan. Chris laat mij voorgaan. Op de drempel blijf ik staan. Ik schrik.

Gesloten