Yorick deel 1

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Dijkje078
Berichten: 27
Lid geworden op: za 06 dec 2008, 21:11

Yorick deel 1

Bericht door Dijkje078 » vr 16 jan 2009, 21:56

Het wordt me allemaal te veel, kan niet bij mijn moeder terecht mijn vader weet dat, maar doet er niets aan en bij hem heb ik het sowieso altijd gedaan. Altijd ruzie met mijn broers, kan nooit iets goed doen, ze pakte alles van mij af. Mijn vader vind dat ik me niet zo moet aanstellen geef mijn broers altijd gelijk en krijg van hen ook nog eens de volle laag. Ik houd het niet meer uit, ik moet hier weg het kan me niets meer schelen waar ik naar toe ga want alles is beter dan thuis.

Maandagmorgen ga ik met mijn rugzak met wat kleren en een klein beetje spaargeld de deur uit om naar school te gaan. In plaats van met de fiets ga ik met de bus. Mijn school is in Rotterdam zuid, z’n reformatorische, want geen enkele andere school was volgens mijn ouders goed genoeg, er heerst nog discipline! volgens hen. Maar wat ze niet willen weten is wat er buiten de school gebeurd, alles wat op andere scholen ook gebeurd maar dan in het kwadraat! Niet dat ik daar aan mee doe, ik moet daar niets van hebben, daarom ze vinden mij een nerd. Zie er zo denk ik wel uit met mijn halflange zwarte haar en mijn brilletje, klein voor mijn leeftijd (net 16). Ook op school is het niet beter dan thuis, ze laten mij duidelijk merken dat ik er niet bij hoor. Het VWO gaat mij redelijk makkelijk af dus hebben ze misschien wel gelijk. Echte vrienden heb ik niet, zit thuis meestal op mijn kamer, als ik de kans krijg, want die moet ik delen met twee broers, achter de computer of met mijn huiswerk bezig, maar zoveel ruimte is er niet. Meestal word ik de kamer uit gepest door een van mijn broers, dan ga ik maar fietsen.

Met een bus vroeger dan normaal ga ik richting Rotterdam, er zijn geen schoolgenoten die ook zo vroeg gaan. Thuis heb ik gezegd dat ik op school nog naar de bieb wilde om boeken op te halen en om uitreksels te maken. Dat deed ik wel meer, ook in de tussen uren probeerde ik zoveel mogelijk huiswerk te maken. Het was daarom niet zo vreemd dat ik zo vroeg naar school ging en stelde mijn moeder geen vragen. In plaats van de bus naar zuid nam ik de bus naar Kralingsezoom. Waar ik heen wilde wist ik niet, het is gelukkig mooi weer en ben maar gaan lopen. Eerst naar het centrum, winkel in winkel uit, aan het eind van de dag wat te eten gekocht en op een bankje op gegeten. Het begon langzaam donker te worden en werd het tijd om een slaapplaats te zoeken, waar moest ik heen? Terug naar het kralingsebos? Daar sliepen wel meer mensen met mooi weer buiten dus zou ik daar ook wel een plekje kunnen vinden.

Na een week werd het weer slechter en was het moeilijk om een droge slaapplaats te vinden, ik bleef maar in het centrum van de stad en vond een plekje in een slooppand, daar lag een oud matras. Er kwamen nog meer mensen binnen die een slaapplaats zochten, zagen dat ik een matras had gevonden die zij van mij wilden hebben. Een man nam het voor mij op en vroeg of we samen het matras konden gebruiken. Dat heb ik maar gedaan want zo had ik geen last meer van de anderen. Langzaam raakte mijn geld op en kon ik geen eten meer kopen. Inmiddels kende ik een paar andere jongens die ook op straat leefden en met een van hen ging ik mee naar een inloophuis waar je gratis kon eten. Het weer werd steeds slechter, ook het slooppand waar ik sliep kon ik niet meer in. Langzaam voelde ik me ziek worden, eerst verkouden en hoesten. Doodmoe ben ik uiteindelijk in slaap gevallen in een portiek.

Toen ik wakker werd wist ik niet waar ik was, alles was licht om mij heen. Een vriendelijke stem hoorde ik vragen wat mijn naam was, waar ik vandaan kwam. Heftig begon ik te huilen zodat mijn hele lijf begon te schokken en ik geen woord meer kon uitbrengen. De vrouw, een verpleegster, met een vriendelijke stem probeerde mij te troosten en vertelde dat ik al een week in het ziekenhuis lag en behoorlijk ziek was geweest maar dat het nu beter ging. Even later kwam er een man binnen en stelde zich voor als de dokter. Hij praten even met de verpleegster en vertrok weer. De verpleegster zei dat ze even wat moest gaan halen. Even later gaf ze mij een tabletje waar ik rustig van zou worden. Ik ben weer in slaap gevallen, hoe lang weet ik niet want het was buiten donker geworden. Een andere verpleegster kwam kijken en zag dat ik wakker was geworden en vroeg hoe het met me ging. Ik haalde mijn schouders op, ik was op, leeg en wilde met rust gelaten worden. Ze vroeg ook mijn naam en waar ik vandaan kwam, ik haalde mijn schouders maar op het kon me allemaal niet schelen.

De volgende morgen kreeg ik bezoek van een maatschappelijk werker, en stelde zich voor als Robin. Ook hij vroeg van alles maar ik haalde mijn schouders maar op, ik wilde niet dat ze zouden weten waar ik vandaan kwam. Als ze het zouden weten Stuurde ze me zeker naar huis terug en dat wilde ik niet. Hij vertelde dat ik binnen een paar dagen uit het ziekenhuis zou worden ontslagen en naar huis zou moeten. Heftig schudde ik mijn hoofd, nee niet naar HUIS! Met horten en stoten zei ik: ‘overal naar toe maar niet naar huis’.
Weer barste ik in tranen uit, tussen de tranen door probeerde ik te zeggen dat ze me liever kwijt zijn, dat ze me niet eens misten. Robin vertelde dat de politie mij gevonden had en naar het ziekhuis hebben laten brengen om dat ik niet wakker te krijgen was. Ze hebben geprobeerd om via mij signalement te kijken of ik als vermist was opgegeven maar zonder resultaat.

Langzaam begon ik wat rustiger te worden. Robin vroeg mijn naam, ik haalde mijn schouders op maar hij bleef aandringen. Ik zei hem dat ik Yorick hete verder wilde ik niet gaan en hij vroeg gelukkig niet verder. Robin ging proberen een tijdelijke opvang te regelen tot duidelijk werd, wie ik was en wat de problemen waren.

Twee dagen later kwam Robin mij ophalen. Hij had een plaatsje gevonden in een opvanghuis niet ver van het ziekenhuis. In dit opvanghuis kreeg ik een eigen kamertje voor mij alleen, hier was ik al heel blij mee. Robin vertelde dat hij voorlopig mijn begeleider zou zijn en als er wat was ik naar hem moest komen. Verder was er een afspraak gemaakt met een psycholoog. Langzaam begon ik te wennen aan het opvanghuis en zijn andere bewoners, ze lieten me meestal met rust, soms probeerde er een met mij te praten. Hij wilde weten waarom ik hier was of ik weggelopen was en of ik niet meer naar school ging. Ik gaf maar korte antwoorden zonder te zeggen waar ik vandaan kwam, ik moest er niet aan denken als ze me weer terug zouden sturen naar huis.

Op een dag moest ik bij de psycholoog komen, hij stelde zich voor als Roel. Hij vertelde wat de bedoeling van de komende gesprekken zouden. Ook hij probeerde te weten te komen waar ik vandaan kwam maar ook tegen hem haalde ik mijn schouders op, wel vertelde ik hoe het thuis was geweest voor ik ben weggelopen. Ook dat ze me toch niet zouden missen en niet eens de politie hadden gebeld. Hij was het niet met mij eens een zei dat ouders een kind zeker zouden missen en gaan zoeken. Fel reageerde ik dat ze blij waren dat ik weg was! Ik was hun toch maar tot last. Trouwens ze hebben er toch nog genoeg. Ik ben maar een buiten beentje.

Hij begon te vragen hoe het dan volgens mij was thuis. Met hoeveel we waren, hoe mijn ouders zijn. Voorzichtig vertelde ik dat wij met 12 kinderen zijn en ik op twee na de oudste ben. Mijn vader is de baas en erg dominant. Mijn moeder heeft niets te vertellen en heeft volgens mijn vader maar één recht en dat is het aanrecht, wat hij ook duidelijk laat blijken.
De psycholoog keek me aan en zei dat hij dat niet geloofde. Ik haalde mijn schouder op en zei dan geloof je het maar niet, ben ik toch gewend. Hij vroeg gelijk waarom ben je dat gewend? Als ik thuis wat vertel dan word ik ook niet geloofd. ‘
‘Waarom niet?
Alles wat mijn broers of zusjes zeggen wordt geloofd maar mij geloven ze niet, waarom weet ik ook niet, wel dat ik het altijd heb gedaan. Daarom ben ik ook weggelopen. Ik kon er niet meer tegen.

Gelukkig vroeg hij niet verder maar begon over school, welke klas ik zat wat voor opleiding ik wilde. Voorzichtig vertelde ik wat voor soort school het was en dat ik het VWO deed. Hij vroeg natuurlijk welke school, ik haalde mijn schouder maar op want dat wilde ik niet vertellen.

Ik ben bang dat ze hier nu snel achter zouden komen om dat ik verteld had dat het een reformatorische school was, en daar zijn er niet zoveel van. Gelukkig was de tijd om en het gesprek afgelopen.

Michel, een van de jongens, kwam nadat ik terug was bij me zitten en vroeg hoe het was geweest. Ik zei dat hij me met rust moest laten en dat ik genoeg had van al dat gezeik. Geschrokken van mijn reactie wilde hij weggaan maar zachtjes zei ik:

‘jij kunt er ook niets aandoen’.

Hij kwam weer zitten maar zei niets.

‘Sorry, dat ik zo uitviel naar je maar ik ben het niet gewend dat iemand belangstelling voor mijn problemen heeft, ik ben ook niet gewend er over te praten. Dat wil ik ook niet’.

Hij begreep me wel want hij had daar ook moeite mee. Ik keek hem eens aan en zag dag hij een heel vriendelijk gezicht had. We praten verder over dingen die in het huis gebeurden zonder dat we over onze eigen problemen hoefden te praten.

Ik begon Michel steeds aardiger te vinden en kon wel goed met hem opschieten, ook hij had problemen thuis en kon heel agressief worden en had dan woede aanvallen. Ik vertelde hem thuis niet met mijn broers en zusjes overweg te kunnen en was weggelopen.

Inmiddels zat ik alweer twee weken in het opvanghuis toen Robin me riep voor een gesprek. Hij vertelde dat mijn ouders gevonden waren en ik eigenlijk naar huis zou moeten. Hier schrok ik hevig van en wilde weglopen, maar Robin zei me te gaan zitten en naar hem te luisteren. Via mijn school zijn ze achter mijn adres gekomen. Robin had contact met mijn ouders opgenomen en gevraagd of ze wisten waar hun zoon was en dat ik in een opvanghuis zat. Ook waarom ze de politie niet hadden ingelicht dat ik was weggelopen.

Mijn vader had verteld dat het in hun “kringen” niet gebruikelijk is andere hiervan op de hoogte te brengen want als de Heer het wilde zou ik wel weer terug komen. Ook vertelde hij dat ik thuis onhandelbaar was en ze niet wisten wat ze met me aan moesten. Op school hadden ze mij maar ziek gemeld. Toen Robin vroeg waarom ze dan geen hulp gezocht hadden kreeg hij weer het zelfde antwoord en dat ze hun problemen zelf wel oplosten.

Op zijn vraag hoe het verder moest zei hij: als hij weer naar huis wil komen moet hij het maar nederig komen vragen en beloofde me te schikken naar zijn regels.

‘Nooit doe ik dat!’

Dan maar niet naar huis, want als er niets verandert heeft het geen zin, blijf ik liever hier. Je begrijp toch wel dat je hier ook maar tijdelijk bent, dat we een oplossing moeten zoeken.

‘Maar waarom wil je niet naar huis?’

Ik wilde niet meer vertellen dan ik al had gedaan en haalde maar mijn schouders weer op. Robin zou kijken wat hij kon doen.

Gesloten