Een mooie toekomst, deel 8

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Wimmie
Berichten: 142
Lid geworden op: wo 01 jan 2020, 23:09
Vul het getal in: 123

Een mooie toekomst, deel 8

Bericht door Wimmie » vr 14 apr 2023, 21:06

Een mooie toekomst, deel 8

Sammie:
Ik heb een afspraak in het ziekenhuis met een arts over mijn geschiktheid om donor te zijn van stamcellen voor Ingrid. Uiteraard gaat Chris mee. Na school fietsen we naar het ziekenhuis.
We gaan naar de aangegeven kamer en daar wordt door een arts de hele procedure uitgelegd. Ook wordt er ter plekke voor de tweede keer bloed afgenomen. Hierna wordt Ingrid officieel ingelicht dat ik donor wil zijn en dat het proces gestart is, maar die weet het natuurlijk al lang.
De arts vertelt dat ik ook nog verder onderzoek, waaronder een gezondheidskeuring, moet krijgen. Het meest vervelendste daarvan is het beenmergonderzoek, wordt mij uitgelegd. Het opzuigen gaat onder plaatselijke verdoving, maar kan een vervelend gevoel geven. Lijkt me geen punt: dat vervelende gevoel gaat heel snel over. Met dat beenmerg wordt bepaald of mijn stamcellen gezond zijn. Ik geef toestemming om de rest van de cellen te gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek.
Verder wordt er heel veel in mijn bloed onderzocht. Ik geloof het allemaal wel: ik heb het idee best wel gezond te zijn. Dus dat zal daar wel uit blijken.
Ook gaat er een ECG gemaakt worden (een hartfilmpje) en een röntgenfoto van mijn longen. Een gratis toets hoe gezond ik ben zeg ik tegen Chris! De arts begint te lachten.
Verder wordt mij uitgelegd dat ik 5 dagen lang elke dag 2x mezelf een injectie moet geven in een huidplooi met een stof die mijn merg stimuleert meer stamcellen te maken en die in de bloedbaan te brengen.
Daarna moet ik waarschijnlijk een ochtend, er is een kleine kans dat het 2x moet, aan een apparaat dat de stamcellen uit mijn bloed haalt en mij daarna het bloed weer teruggeeft. Daarna zullen de stamcellen aan Ingrid worden gegeven via ook een infuus.
Mijn vorm van doneren heet aferese. Wat ik mezelf in moet spuiten heet G-CSF. Na het gesprek heb ik een hoop geleerd!
Ik maak een afspraak voor het ECG en de röntgenfoto twee dagen later. Daarna zal bepaald worden wanneer het kan gebeuren. De arts geeft mij ook een toestemmingsformulier mee voor mijn ouders, maar omdat ik een voogd heb zal die het formulier moeten ondertekenen.

Na afloop gaan we even (onverwacht) bij Ingrid langs en vertel ik wat ze mij allemaal verteld hebben. Ze is erg blij dat we langskomen. Het valt me weer op hoe slecht ze er uit ziet. We praten even over alles wat ze mij zojuist hebben verteld. We blijven niet zo lang: we hebben ook nog huiswerk.
’s Avonds aan tafel vragen Heleen en Peter mij alles goed uit te leggen. Omdat het me interesseert en ik zelf er bij betrokken ben kan ik het goed vertellen. Als ik klaar ben schiet ik in de lach: ik kan hier wel lessen in gaan geven…..
’s Avonds stuur ik mijn voogd een mail met de vraag mij officieel toestemming te geven. Ik stuur hem een toestemmingsformulier mee dat ik gescand heb. Ik vraag om mij zo snel mogelijk het ingevuld en getekend formulier terug te sturen.

Twee dagen later gaan we weer naar het ziekenhuis. Ik begin zelfs aan het ziekenhuis te wennen. Dan wordt het ECG en de longfoto gemaakt. En er wordt wat beenmerg opgezogen. Dat is op zich niet zo’n prettig gevoel, maar als het opzuigen klaar is, is het ook vrij snel weer over. Dat viel me reuze mee! En dan is het afwachten. Ik heb ondertussen ook het toestemmingsformulier van mijn voogd terug en levert dat ook in bij het secretariaat.
Na afloop gaan we weer even bij Ingrid langs. Toevallig is Theo er ook. Ik vertel wat er allemaal weer gedaan is. De dankbaarheid straalt van Ingrid af. Ik zeg dat ik het graag doe, dus dat het voor mij langzamerhand een normale zaak aan het worden is, net als bij haar langsgaan.
Omdat we wat meer tijd hebben gaan we ook nog bij mijn moeder langs. Die had ons niet verwacht, dus voor haar is het ook een verrassing. Ook met haar hebben we het vooral over de komende stamceldonatie.


Chris
Sammie gaat heel ontspannen om met zijn donorschap voor Ingrid. De gesprekken die we hebben gehad in het ziekenhuis met Ingrid of zijn moeder na een gesprek of een onderzoek verlopen ook heel ontspannen. Ik verbaas me daar over. Ik vind het knap. Want hij heeft toch jarenlang ellende ondervonden en het lijkt nu of dat alleemaal vergeten is. Na het laatste gesprek ben ik daar met Sammie over begonnen. Zijn antwoord was kort en krachtig:
“Ik ben 17, ik heb hoop ik mijn hele leven nog voor mij. Ingrid is 18, zou ook nog haar hele leven voor zich moeten hebben. Dat blijkt nu ineens niet meer zo te zijn. Ze heeft mij behoorlijk wat ellende veroorzaakt in het verleden. Moet ik haar daar nu op gaan afrekenen? Of moet ik haar de kans op langer leven geven en daarmee de kans om wat goed te maken naar mij? Dat kan ze niet als ze niet langer leeft. En Ingrid was een puber, een jongere, toen ze mij het leven zuur maakte. Als je jong bent mag je fouten maken. Wat mij betreft zeker als je er van leert. En dat laat ze zien. Dus denk ik dat ik verder kan met haar.”
“Waar haal je dat zo ineens in zo’n mooi afgewogen betoog vandaan?” vraag ik Sammie verbaasd.
Hij begint te lachen. “Weet je, ik heb daar van tijd tot tijd wat over nagedacht en wat over opgeschreven. Hij laat mij zijn online schoolagenda zien. En op de notitiepagina zie ik allerlei zinnen, die samen min of meer hetzelfde zeggen als wat Sammie mij zonet heeft verteld.
“Kortom: je hebt langzaam voor jezelf op een rijtje gezet hoe je er tegenaan keek. En daarna daarnaar gehandeld. Ik vind dat knap. Ik weet niet of ik dat gekund zou hebben.”
“Ik denk het wel, Chris”, reageerde Sammie naar mij. “Ook jij bent volgens mij niet haatdragend, ook jij bent volgens mij iemand die het accepteert dat mensen fouten maken, onder voorwaarde dat ze daar niet in blijven hangen. Hoewel je misschien nog nooit in zo’n situatie hebt verkeerd, denk ik dat jij dat ook kan!”
Ik reageer dat ik geen idee heb, maar dat ik het wel hoop. De manier waarop ik Sammie zie reageren, ik hoop dat dat ook mijn manier zal kunnen zijn als de situatie zich ooit voordoet.

Sammie:

Na een week krijg ik bericht: ik ben helemaal goedgekeurd. En weer krijg ik een bloemetje, maar nu van Ingrid, Theo en mijn moeder….. Ingrid heeft gelijk met mij bericht gehad dat ik definitief goedgekeurd ben.
Eigenlijk ben ik heel blij! Ik ben steeds een beetje bang geweest dat er iets tussen zou komen en dat zou voor iedereen een hele domper zijn geweest. Gelukkig is dat niet zo! Nu is het wachten op een oproep, dan moet ik mezelf injecties gaan geven en daarna wordt een aantal uren continue bloed afgenomen om de stamcellen eruit te halen en daarna krijg ik het bloed weer terug…..
Dat bericht duurt nog wel even: bijna 2 weken. Waarom weet ik niet, maar na twee weken krijg ik bericht dat volgende week de 5 dagen injecties zullen zijn, te beginnen op zaterdag, dus tot en met woensdag en dat ik dan donderdag om 9 uur in het ziekenhuis verwacht word om gekoppeld te worden aan het apparaat dat de stamcellen uit mijn bloed gaat halen.
Ik mag de dagen dat ik injecties geef gewoon naar school, kan me wat grieperig voelen. De donderdag moet ik wel op tijd in het ziekenhuis zijn want het kan een hele morgen duren. Chris gaat mee, hij mag de hele tijd bij mij blijven, maar hij kan ook wel even naar Ingrid gaan. Hij wil er in ieder geval zijn als ik aan- en afgekoppeld word en naar huis mag. Bij Ingrid langsgaan is voor Chris geen enkel probleem: in de tussenliggende tijd zijn we elke week 2x bij Ingrid en mijn moeder langs geweest. Vanuit school is dat niet heel erg veel om. Het gaat steeds gewoner voelen. Toch heb ik niet een broer-zus-gevoel bij haar: ik voel nog steeds een beetje afstand, een beetje gereserveerdheid, overigens bij ons alle twee. Ik ben benieuwd hoe dat komt. Trouwens: noch Chris noch ik weet precies wat een broer-zus-gevoel is…..
Het geven van de injecties valt me reuze mee. Ik heb geen prikangst, dus ik doe het gewoon. En ik heb er niet echt last van dat ik het moet doen. Dat grieperige gevoel heb ik ook niet gemerkt. Dat schijnt ook niet bij iedereen voor te komen.
En dan komt de dag dat ik echt donor ga worden. Ik maak me er absoluut niet druk om. Ik heb wel een heel blij gevoel: dat ik het eindelijk mag doen. Heleen brengt Chris en mij met de auto. Ingrid heeft gevraagd of ik voor die tijd nog bij haar langs wil komen. Samen met Chris doe ik dat. Chris belooft haar later terug te komen. Hij brengt me naar de afdeling waar ik aan het afname-apparaat gekoppeld ga worden. Hij mag me gezelschap blijven houden en heeft dat met school geregeld. Als ik klaar ben (en dat zal in de middag zijn) komt Heleen ons ophalen: ik mag niet zelf fietsen.
Het aankoppelen gaat vlot: de aders in mijn armen zijn kennelijk geschikt om een infuus in te plaatsen. Ik lig naast een ingewikkeld apparaat. En dan begint het afnemen. Al mijn bloed gaat een flink aantal malen door het apparaat die daar bloedlichaampjes uithaalt. Ze hebben me nog veel meer uitgelegd, maar dat geloof ik allemaal wel. We hebben het best gezellig, Chris en ik. Dat zegt de verpleging ook!
Op een gegeven moment zegt Chris dat hij even naar Ingrid gaat. Daar blijft hij een half uurtje. Tussen de middag krijgen we te eten. Ziekenhuiseten is niet mijn favoriete eten, dat weet ik nog van de vorige keer toen ik er een tijdje lag. Voor jongens zoals Chris en ik is het ook wat aan de krappe kant. De verpleging heeft dat door en komt meteen met een dubbele portie. De arts waar ik het gesprek mee heb gehad komt regelmatig langs. Ik heb gelukkig ook nu geen bijwerkingen, ik mag me gelukkig prijzen. Misschien omdat ik jong ben?
Dan komt het moment dat ik afgekoppeld kan worden. De infusen worden uit mijn armen gehaald en met een verbandje afgedekt. En dan mag ik naar huis. Eigenlijk voel ik me ook niet moe, maar toch moet ik nog rustig aan doen. Morgen, vrijdag, is het beter dat ik niet naar school ga. Ook Chris blijf thuis, ook dat is met school geregeld. Medische redenen, heet dat!
’s Avonds krijg ik nog bericht van het ziekenhuis dat er meer dan voldoende stamcellen zijn verzameld, zodat deze ene keer voldoende was. Ze worden zo snel mogelijk bij Ingrid in haar bloed gebracht. Ik vind dat heel bijzonder: in Ingrid zit nu een voor haar wezenlijk stukje van mij.
Maar ook die vrijdag heb ik nergens last van en Chris en ik maken er een leuke dag van en we doen al het huiswerk van de afgelopen 2 dagen die we hebben gemist. Carla komt langs om te melden wat we hebben gemist en te helpen als we iets niet zouden begrijpen. Geen probleem, wel gezellig dat Carla er is.
Op zaterdag gaan we naar het ziekenhuis en naar Ingrid. Zij heeft inmiddels mijn stamcellen ontvangen. Ik vind het best wel vreemd dat als ik haar zie ik weet dat er iets voor haar heel belangrijks in haar bloed zit, dat van mij afkomstig is. Het geeft een soort bijzondere band.
Ingrid vraagt of ik bij haar op bed wil komen zitten. Ik aarzel even, maar doe het tocht. Dan trekt zij mij voorzichtig naar zich toe om mij een knuffel te geven. Dat had ik wel aan zien komen en ik laat het toe, ga er maar een beetje in mee.
“Sammie, bedankt dat jij mij hebt willen helpen. Dit betekent echt heel veel voor mij. Ik vind het fijn dat jij iets voor mij heel belangrijks met mij hebt willen delen. Ik weet niet of ik het ooit goed kan maken wat ik je in het verleden allemaal heb aangedaan, maar weet dat ik daar enorm veel spijt van heb. Ik hoop je als broer terug te krijgen.”
Ik reageer even afwachtend. “Ook ik ben blij, blij dat ik je heb kunnen helpen, Ingrid. Ik hoop ook op het effect dat we allemaal hopen dat het zal hebben. En weet je, ik denk dat met de tijd wij wel echt een broer en zus kunnen worden. Als we dat alle twee willen en die indruk heb ik. Volgens mij zijn we al lekker op weg.”
Ik kijk naar Chris en die knipoogt naar me.
Nadat we bij Ingrid geweest zijn gaan we nog even bij mijn moeder langs. Die heeft nieuws: ze gaat maandag naar huis. Ze is al veel te lang in het ziekenhuis. Veel langer dan gepland, dat komt doordat haar dochter er ook ligt. Na het weekeind komt nog voor een week de thuiszorg en dan moet ze zich zelf kunnen redden, het gaat goed met haar ribben en haar zware hersenschudding. Haar arm blijft nog even in het gips. Voor mij is dat even slikken. Want nu gaan we bij haar langs in het ziekenhuis, maar vanaf maandag moeten we naar het huis waar ik niet zo beste herinneringen aan heb. Ik neem me voor daar met Chris over te praten.

Chris
Ik heb het meteen door als de moeder van Sammie vertelt dat ze maandag naar huis mag: nu kan Sammie haar niet meer in het neutrale ziekenhuis ontmoeten, maar zal hij, als hij haar wil bezoeken, naar haar thuis moeten gaan. Daar zal hij moeite mee hebben. Geen idee hoe veel, maar ik denk dat hij er wel over zal gaan beginnen als we terugrijden naar huis, of thuis. En ja, hoor, we zitten nog niet op de fiets of Sammie kijkt mij aan en zegt: “Wat denk je, nu mijn moeder naar huis gaat?”
“Dat jij het daar moeilijk mee hebt”, reageer ik. “En dat begrijp ik. De laatste keer dat jij thuis was, was toen je vader je in elkaar heeft geslagen. Dat is een afschuwelijke herinnering. Dus als je voorlopig niet naar huis wilt begrijp ik het volledig. En eigenlijk denk ik dat je moeder dat ook kan begrijpen. Dus als je je moeder vanaf nu wilt ontmoeten zullen we misschien moeten zoeken naar een neutrale plek, om wel je moeder te kunnen ontmoeten, maar niet naar huis te moeten gaan.”
“Maar vind je het dan niet raar dat ik wel mijn moeder wil ontmoeten, maar meer moeite heb met het huis waar ik gewoond heb?”
“Nou, neen”, reageer ik. “Je moeder heb je stukje bij beetje in je leven toe kunnen laten, je bent er trouwens nog mee bezig, maar jullie huis kan je niet stukje bij beetje in je leven toelaten. Je zou er een keer langs kunnen rijden, als dat helpt kunnen we dat gewoon doen. En daarna zou je om het huis heen kunnen lopen, als dat al mogelijk is. Maar er ingaan betekent meteen een complete confrontatie. Dat begrijp ik heel goed. En ik begrijp nog beter dat je daar enorm tegen op ziet.”
“Gelukkig”, reageert Sammie, “Ik vroeg me al af of ik me misschien aanstelde. Wel met mijn moeder willen praten in het ziekenhuis maar niet bij haar thuis. Maar ja, dat huis is wel een ding voor mij.”
Ik geef aan dat ik me dat helemaal voor kan stellen. En dat het misschien handig is er ook met mijn ouders over te praten. Mijn moeder kan er misschien met een psycholoog of orthopedagoog op haar werk over praten. Sammie geeft aan dat een goed idee te vinden, praten met mijn ouders had hij al bedacht, maar die psycholoog lijkt hem wel wat!
Wij zijn aan de beurt met koken, dus koken we samen iets lekkers. En als mijn ouders er zijn en we aan tafel zitten begint Sammie er over.
“Mijn moeder gaat maandag naar huis……..”
“En nu heb jij een probleem”, reageert mijn moeder.
“Dat weet ik niet zeker, maar het zou zomaar kunnen.” reageert Sammie.
Mijn vader zegt: “Ik kan me er alles bij voorstellen.”
Ik kijk mijn moeder aan en zeg: “We hebben het er onderweg vanuit het ziekenhuis al over gehad. Zou het zinvol kunnen zijn als je daar op je werk met een psycholoog over praat? Er zullen wel vaker situaties zijn dat kinderen problemen hebben om naar het huis van hun ouders te gaan vanwege dingen die ze daar hebben meegemaakt.”
“Dat wil ik morgen best wel doen”, reageert mijn moeder. “Wellicht zijn er gewoon tips te geven. Stel nou dat mijn collega, ik heb er meerdere, maar ik denk dat ik naar Louise ga, die heeft veel te maken met kinderen na mishandeling, met je wil praten daarover, heb je daar dan bezwaar tegen, Sammie?”
“Waarom zou ik?” vraagt Sammie zich hardop af. “Ik heb een probleem, misschien klein, misschien groot, waar ik niet van weet wat er mee te doen. Als er iemand is die mij kan helpen, waarom zou ik daar dan een probleem mee hebben?”
“Nou, er zijn mensen die niet zo makkelijk naar een psycholoog gaan, dus daarom vroeg ik het even”, reageert mijn moeder.
“Als iemand mij kan helpen heb ik daar geen probleem mee.” reageert Sammie.
“Prima, ik zal haar morgen een mailtje sturen, dan reageert ze vast wel en vertelt ze mij wat zij zou kunnen doen.”
Dat doet mijn moeder inderdaad. Zij krijgt ook redelijk snel antwoord. Ze schrijft: “Ik vind het helemaal prima om maandagmiddag bijvoorbeeld even met Sammie te praten. Ik denk dat dat beter is dan op papier wat adviezen geven, omdat als ik met hem praat ik kan inschatten hoe hij er in staat: of het een groot of een klein probleem zal zijn. Tot hoe laat hebben jouw zonen maandag hun laatste les? Ik doe bureauwerk vanaf 14.30 uur, dus daarna zou ik wel kunnen.”
Mijn moeder kijkt Sammie en mij aan: “Nou, ‘zonen’ hoe laat is maandag jullie laatste les uit?” zegt ze met een enorme grijns.
Wij zijn uit om 15.00 uur en mijn moeder geeft dat door. Louise reageert meteen dat om 15.30 uur haar prima past.
En zo fietsen wij maandag na school naar het gebouw waar mijn moeder werkt. Ik ben er wel een paar keer geweest, maar dat is al best lang geleden. We krijgen bij de receptie een bezoekerspas waar we de deuren mee open kunnen maken. Degene die aan de receptie zit zegt dat mijn moeder ons verwacht, zij zal ons dan verder weg brengen. De kamer van mijn moeder kan ik me nog wel herinneren, op de 5e verdieping. Met de lift die je alleen met je bezoekerspas kan bedienen. Sammie kijkt zijn ogen uit: dit soort beveiliging kent hij niet. Ik wel. Ook het gemeentehuis waar mijn vader werkt kom je voor een deel alleen maar in met een pasje.
Mijn moeder haalt eerst twee bekers thee voor ons (met een aantal koekjes, omdat wij na school altijd honger hebben) en brengt ons dan naar de kamer van Louise.
Die maakt met ons kennis. Ik heb haar wel eens gezien, herinner ik me nu: we hebben elke zomer een personeelsdagje waar ook partners en kinderen bij zijn. Zij heeft ook een zoon van mijn leeftijd. Dan vraagt Louise aan Sammie om haar te vertellen wat het probleem is. Sammie kan dat kort en krachtig aangeven, hij is daar heel erg goed in. Hij vertelt er bij dat hij al weer wat contact met zijn moeder opgebouwd heeft in het ziekenhuis en hij vertelt ook kort zijn verhaal over het donorschap voor Ingrid.
“Je moeder is dus weer thuis?” vraagt Louise Sammie.
“Ja ze zou vandaag naar huis gaan.” Ik zie Sammie schrikken.
“Waar schrik jij van?” vraagt Louise.
“Omdat ik me nu realiseer dat mijn moeder ook thuis in elkaar is geslagen door mijn vader en dus nu ook naar dat huis terug is gegaan.” reageert Sammie.
“Wat is het verschil tussen jouw moeder en jou? “ vraagt Louise.
“Dat mijn moeder snel erna terug gaat naar huis en ik er meer dan 4 jaar niet geweest ben?” vraagt Sammie zich hardop af.
“Dat, en nog meer verschillen?”
Sammie denkt na. “Misschien dat ik kind was toen ik vertrok en mijn moeder volwassen is?”
“Inderdaad. En nog meer verschillen?”
“Ik zie geen verschil meer, maar wel een overeenkomst. Dat we alle twee door mijn vader geïntimideerd werden. Ja, en dan is er een verschil: ik ging ertegenin. Mijn moeder niet.”
“Je hebt het wel allemaal op een rijtje, hè, Sammie?” vraagt Louise dan.
“Ja, dat heb ik met name geleerd toen ik graag aan de puberteitsremmers wilde en mijn vader geen toestemming wilde geven. Eigenlijk dus vanaf het moment dat hij mij in elkaar heeft geslagen. Toen moest ik in het begin met mijn voogd en met de mensen in het ziekenhuis praten en ik wilde niet het risico lopen dat ze mij niet serieus zouden willen nemen.”
“Ik merk dat aan je. Daardoor sta je wel 5-0 voor, Sammie. Je hebt keurig op een rijtje wat er aan de hand is. Waarom denk je dat je moeite zult hebben om bij jouw, laat ik het maar ouderlijk huis noemen, naar binnen te gaan?”
“Omdat ik het niet als ouderlijk huis ervaar. Het huis van Chris zijn ouders is voor mij voor het eerst een ouderlijk huis. Heleen en Peter zijn tot nu toe meer ouders geweest dan mijn ouders zijn geweest. Ik ben bezig contact met mijn moeder op te bouwen maar daar voel ik nog niet zo veel bij. Ik voel meer bij contact met Ingrid dan met mijn moeder. Misschien doe ik dat zelf, dat weet ik niet, want ik wil echt wel weer contact met mijn moeder, omdat zij volgens mij ook slachtoffer van mijn vader was. Maar ik verwijt het haar toch wel dat zij als volwassene niet voor mij als kind is opgekomen. En omdat ik misschien wel een band met mijn moeder heb, maar niet het gevoel dat ik van haar houd. De eerste keer dat ik haar in het ziekenhuis ontmoette had ik niet de neiging bij haar op bed te gaan zitten, bijvoorbeeld, wilde ik afstand houden. En het huis: daar heb ik niet zo veel goede herinneringen aan.”
“Duidelijk, Sammie. Net zo goed als je niet bij je moeder op bed bent gaan zitten, wil je wat afstand houden van jullie huis. Toch denk ik dat het voor jou niet zo’n groot probleem zal zijn, omdat jij heel goed in staat bent de zaken op een rijtje te krijgen. En weet je, als je je probleem op een rijtje hebt, ben je ook al aardig op weg naar de oplossing. Ik heb een voorstel. Ik zou je aanraden eens het volgende te proberen. Spreek de eerste keer met je moeder af op een neutrale plek die niet te ver van jullie huis af ligt. Ga dan daarna, samen met Chris, met je moeder mee naar haar huis en neem voor de deur afscheid van haar. Doe dat nog een keer op dezelfde manier en kijk dan hoe het voor je voelt mee naar binnen te gaan. Chris is bij je. Lukt het, kijk dan hoe het voelt. Voelt het niet vervelend, ga dan verder mee naar binnen en kijk waar je heen kunt gaan. Je kunt er best een paar keer voor nemen om bijvoorbeeld naar de keuken of naar je oude kamer te gaan. En forceer niets. Het hoeft niet, het mag. Ik denk dat het je zal lukken. Ik weet niet in hoeveel keer, want dat bepaal jij.
Zie je dat zitten?”

Sammie
Louise heeft me net een voorstel gedaan waarvan ik denk dat het zal kunnen werken. Stap voor stap naar mijn oude huis, met mijn moeder.
“Ik denk dat ik dat wel durf. Chris heeft ook al zoiets gezegd: ‘je huis kan je niet stukje bij beetje in je leven toelaten’ maar op deze manier lukt het misschien wel om het stukje bij beetje te doen.”
We praten nog even door. Louise legt uit hoe angst werkt. Na drie kwartier nemen we afscheid van Louise, gaan bij Heleen langs en zeggen we dat we naar huis gaan. We leveren onze bezoekerspasjes in en fietsen naar huis.
Ik heb hier een goed gevoel bij. Ik ga het proberen.

Gesloten