Een mooie toekomst, deel 7

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Wimmie
Berichten: 142
Lid geworden op: wo 01 jan 2020, 23:09
Vul het getal in: 123

Een mooie toekomst, deel 7

Bericht door Wimmie » di 11 apr 2023, 22:30

Een mooie toekomst, deel 7

Chris
Sammie gaat voor mij naar binnen. Zijn moeder zit aan een tafeltje bij het raam, met 2 extra stoelen erbij. Haar arm in een mitella. Sammie gaat naar haar toe en geeft haar een hand. Ik ga ook naar haar toe en geef haar ook een hand.
“Dag Sammie, dag Chris. Ik ben heel blij dat jullie er zijn.” Er valt een stilte. “En nu weet ik het even niet meer, hoe ik verder moet gaan.”
De stilte duurt nog even. Ik kijk naar Sammie. Die kijkt zijn moeder aan met een neutraal gezicht.
“Ik wil wel beginnen, want ook ik vind het lastig om te beginnen, we hebben elkaar zo lang niet gezien. Ik wil het vooral positief houden: volgens mij heeft het niet veel zin al te lang bij het verleden stil te staan. Dat zal moeten, maar het verleden is geweest. We kunnen beter naar het heden en de toekomst kijken. Vind je het prima als ik eerst wat vertel? Bijvoorbeeld hoe het nu gaat?”
Sammies moeder knikt, is duidelijk blij met de opening die Sammie heeft gemaakt.
Sammie vertelt van zijn verandering van school, zonder al te veel in te gaan op de reden waarom. Hij vertelt dat hij bij mij in de klas is gekomen en dat vanaf dag één wij door elkaar aangetrokken werden. Dat Theo door zijn actie alles in een stroomversnelling heeft gebracht en dat hij eigenlijk vanaf dat moment niet meer op het internaat heeft gewoond. Dat we met oud en nieuw naar Rome zijn geweest, omdat mijn vader daar een broer heeft die daar woont met vrouw en ook een tweeling, maar dan een eeneiige. En dat hij bij mij kan blijven wonen zolang hij wil. Hoe lang dat zal zijn hangt af van wat wij na ons eindexamen gaan doen. En dat we dat alle twee eigenlijk nog niet precies weten, maar er wel regelmatig met elkaar en met mijn ouders over praten.
Dan vraagt Sammies moeder wat mijn ouders doen.
“Mijn moeder werkt als juriste bij de Raad voor de Kinderbescherming en mijn vader bij de gemeente, ook als jurist, maar dan voor het sociaal domein.” reageer ik. “Bij de Raad voor de Kinderbescherming?” vraagt ze verbaasd. “Ja, maar zij heeft de supervisie over een aantal teams. U hebt bezoek gehad van iemand van de Raad en dat zou iemand uit één van haar teams geweest kunnen zijn”, reageer ik.
Dan vraagt ze of ze me nog meer mag vragen. “Natuurlijk”, antwoord ik, “Ik kan begrijpen dat u meer van mij wilt weten”.
“Heb je nog meer broers en zussen” vraagt ze me dan.
“Neen, ik ben enig kind. Daarom zijn mijn ouders ook best blij met Sammie: nu zijn we met zijn vieren. Met zijn drieën hadden we het al heel gezellig, maar met vieren is het nog gezelliger.”
“En hoe zit het met die familie in Rome?”
Ik vertel haar dat de broer van mijn vader daar woont, getrouwd is met een Italiaanse en een eeneiige tweeling heeft. En dat we daar regelmatig heen gaan, zoals ook met oud en nieuw.
Dan valt het weer stil.
Sammie reageert: “Ik wil ook wel het nodige weten. Mag ik wat vragen stellen?”
“Natuurlijk”, zegt zijn moeder, “Daarvoor zijn we hier, toch?.”
“Heb je al een beeld van de toekomst? Je vertelde al dat je weer zou moeten gaan werken. Ik heb eigenlijk geen idee of je al gewerkt heb en wat je toen deed, Ik kan me daar niets van herinneren.”
“Voor ik getrouwd was werkte ik als directiesecretaresse bij een bank. Maar toen ik getrouwd was wilde je vader dat ik met werken zou stoppen. Ik vond dat heel erg, maar na een jaar kwam de tweeling en toen had ik het druk genoeg. En toen jij daarna werd geboren en er dus 3 kleine kinderen rondkropen en -liepen, had ik echt mijn handen vol. Toen jullie allemaal naar school waren had ik best wel weer willen gaan werken, maar dat verbood je vader, dat hoorde niet. Dus ik kan mijn werk wel weer oppakken. Moet misschien wel de een of andere cursus volgen over het werken met computers en computerprogramma’s, maar dat lijkt me geen probleem.”
“En kunnen jullie blijven wonen waar jullie nu wonen” vraagt Sammie dan.
“Dat denk ik wel, we zijn in gemeenschap van goederen getrouwd, het huis is dus van ons alle twee. En omdat het huis van mijn ouders is geweest is het ook logisch dat ik daar blijf wonen. De advocaat zal uitzoeken wat er allemaal moet worden geregeld. Hij had het ook over compensatie via het huis als schadevergoeding”
Zo gaat het nog een hele tijd door. Sammie heeft vragen, zijn moeder heeft vragen en het gaat uiteindelijk allemaal best wel ontspannen. In het begin niet, maar naarmate er meer vragen gesteld worden zie ik zowel Sammie als zijn moeder meer ontspannen worden. En ik kom weer het nodige te weten over het gezin waarin Sammie 14 jaar heeft geleefd.

Dan komt zijn moeder met een heel andere vraag. “Ben je nu gelukkig, Sammie?”
Ik zie Sammie even met zijn ogen knipperen. Ik begrijp het, het is een eenvoudige vraag maar met een voor zijn moeder behoorlijk confronterend antwoord.
“Ja, ik ben op dit moment helemaal gelukkig. Ik ben gelukkig met Chris. Wij kunnen het heel goed met elkaar vinden, houden heel veel van elkaar, al vanaf de tweede dag dat ik Chris als klasgenoot in een nieuwe klas op een nieuwe school ontmoette. Het was echt liefde op het eerste gezicht. Zonder twijfels, want ik wist al dat hij homo is en hij dat ik transjongen ben. De ouders van Chris hebben mij ook van af het eerste moment geaccepteerd en in hun huis opgenomen. Dat gebeurde letterlijk na een paar dagen. Ik zit op school in een heel fijne klas, het gaat heel goed op school, mijn cijfers staan weer gemiddeld bijna een 8. Ik voel me overal geaccepteerd, sinds die dag in december dat ik naar deze nieuwe school overgestapt ben. Ja, ik voel me helemaal gelukkig. Eindelijk gelukkig, heb ik op nieuwjaarsdag gezegd, toen we in Rome op het nieuwe jaar toastten”.

“Daar ben ik heel blij om. Ik heb gezien hoe je jaar na jaar steeds ongelukkiger werd, thuis en op school. Ik had het idee dat ik daar niets aan kon doen. Ik heb me vergist, toen, een onvergeeflijke vergissing. Ik had wat moeten doen. Ik wist toen alleen niet wat. En ik durfde niet. Het spijt me, Sammie, het spijt me zo.” De moeder van Sammie heeft de tranen weer in haar ogen.

“Het is goed zo, ik wil niet te veel meer over het verleden praten, heb ik al aangegeven. Wat ik wil is naar de toekomst kijken. Ik ben nu gelukkig, ik hoop dat jij dat ook weer kunt worden. Mag ik daar toch iets over vragen?”
“Natuurlijk mag dat, dat hebben we toch de hele tijd al gedaan?”
“Ok, mijn vraag is dan: wanneer kan jij je herinneren dat je voor het laatst gelukkig bent geweest?”
“Dat is geen moeilijke vraag. Ik was gelukkig tot we trouwden. Ook met je vader. Hij was lief voor me. We deden leuke dingen samen. Maar dat veranderde toen we getrouwd waren. Toen moest ik ineens voldoen aan alle eisen die hij stelde en die hij ontleende aan zijn geloof, aan de kerk. Ik had dat niet aan zien komen, gezien hoe het ging voor dat we getrouwd waren. Maar getrouwd hoorde ik onderdanig aan hem te zijn, zoals hij dat letterlijk zei. Misschien had er toen al een lampje moeten gaan branden. Maar wist ik veel……”
“Mag ik concluderen dat jij dan de dupe bent geworden van geloof. Ik vind dat ik daar ook de dupe van ben geworden. Dan zijn we alle twee slachtoffers geworden van wat een zeg maar extreem doorgevoerd vasthouden aan geloof aan negatieve gevolgen kan hebben.”
Ik vind dat een mooie conclusie. Dat zeg ik ook.
De moeder van Sammie reageert dat dat zo is, maar dat je als slachtoffer iets kunt doen om er een eind aan te maken. Dat hij in haar ogen dat wel heeft gedaan. En dat zij dat al te lang niet heeft gedaan. Sammie reageert dat dat weer verleden is. Dat nu belangrijk is dat er een toekomst komt.
“Ik heb een fijne situatie nu: een lieve vriend, met heel lieve ouders, een fijne school met fijne klasgenoten waaronder ook vrienden en vriendinnen, met Carla, de beste vriendin van Chris die ook mijn beste vriendin is geworden, en met een examen dat alleen maar goed kan gaan. En daarna een vervolgopleiding, waar we over aan het denken zijn. Kortom: ik ben gelukkig. Ik hoop dat jij een net zo snelle verandering van de hel naar de hemel mee gaat maken als ik heb meegemaakt.”

Ik merk duidelijk dat de spanning tussen Sammie en zijn moeder minder is geworden. Ze praten nog niet helemaal ontspannen met elkaar, maar ik merk aan Sammie dat hij gewoon zegt wat hij wil zeggen. Van de moeder van Sammie weet ik dat niet, die ken ik niet.
Als we een tijdje zo hebben gepraat hebben, waar ik ook van tijd tot tijd aan mee doe, zegt Sammie: “Ik vind het fijn dat we zo gepraat hebben. Moeten we maar weer een keer doen. We moeten nu naar onze plicht, het huiswerk!” zegt hij lachend. We geven alle twee zijn moeder een hand en vertrekken. Onderweg zegt Sammie: “Dit was het tegendeel van vervelend. Volgens mij komt het wel goed. Vond jij dat ook?”
“Ja, ik denk dat jouw moeder echt slachtoffer is geweest en echt niet wist wat ze moest doen, grotendeels ook uit angst voor je vader.”

“Ik moet nog wat doen”, zegt Sammie dan, “Ga je met me mee? Ik wil aangifte tegen mijn vader gaan doen.”
Ik kijk hem verbaasd aan. “Hoe kom je daar nu bij? Je had al verteld dat je het wilde doen, maar waarom nu meteen?”
“Na het gesprek met mijn moeder bedacht ik dat ik bij kan dragen aan een langere veroordeling van mijn vader. En dus heb ik besloten dat nu te doen.”
“Natuurlijk ga ik met je mee. Het politiebureau is vlakbij. We zijn er zo!” reageer ik.
Bij het politiebureau meldt Sammie dat hij aangifte komt doen. Gevraagd wordt waarvan. Hij zegt dat het gaat om mishandeling door zijn vader, 4 jaar geleden. Dat die nu vast zit vanwege mishandeling van zijn moeder en dat hij besloten heeft nu ook alsnog aangifte te doen. We worden naar een kamertje gebracht waar na 5 minuten iemand binnenkomt die zich voorstelt, wat wij ook doen.

Sammie
Ik vond dat ik het nu maar moest doen: aangifte tegen mijn vader. Na het verhaal van mijn moeder kwam ik nog stelliger tot de conclusie dat de man die helaas mijn vader is niet deugt, misschien wel gestoord is. Dus als mijn aangifte leidt tot een langere veroordeling en misschien wel iets anders, lijkt me dat een goede zaak.
We zitten in een kamertje. Na 5 minuten komt er iemand binnen die zich voorstelt. Ik stel mij voor. Chris stelt zich voor en zegt dat hij mijn vriend is. De rechercheur vertelt daarna dat hij het onderzoek naar het gebeurde met mijn moeder doet. Hij vraagt mij of ik alles wil vertellen en of ik er bezwaar tegen heb dat het wordt opgenomen. Daar heb ik uiteraard geen enkel bezwaar tegen: hoe completer ik nu ben, hoe minder vragen er later zullen komen, hoop ik.
Ik kan mijn verhaal heel gedetailleerd doen. Alle data en gebeurtenissen zijn in mijn geheugen gegrift.
Als ik klaar ben vraagt hij of het goed is dat hij even iets op de computer opzoekt. Na even zoeken heeft hij het gevonden. Het is het verslag van het gesprek dat in het ziekenhuis door de politie met mij gevoerd is nu vier jaar geleden. Hij vraagt of ik het wil lezen en dat doe ik. Het is helemaal hetzelfde als wat ik nu heb verteld. “Alles wat daar staat klopt met wat ik net heb gezegd”, reageer ik.
“Dat is heel goed, want zo kan ik beide verklaringen bij elkaar voegen. Ik heb nog één vraag: waarom nu pas aangifte? Het kan nog, dat is geen probleem, maar de vraag zal wel worden gesteld: waarom nu pas?".
Ik antwoord dat ik het eerder niet wilde doen omdat het toch mijn vader was. En dat ik weer contact aan het opbouwen ben met mijn moeder en dat het gesprek zojuist voor mij aanleiding is geweest meteen aangifte te willen doen. Omdat ik mijn vader gevaarlijk vind. Omdat ik vind dat die uit de maatschappij moet en misschien wel behandeld.
“Daar gaan wij niet over”, reageert de rechercheur, “Toch denk ik dat je gelijk hebt.”
Na nog wat vragen en antwoorden is het gesprek ten einde. We nemen afscheid en de rechercheur zegt dat ik er nog wel van zal horen als dat nodig is.

Als ik thuiskom ligt er een brief voor mij van het ziekenhuis. Uit het bloedonderzoek is gebleken dat ik geschikt ben als stamceldonor voor mijn zus. Ik voel me warm worden van binnen. Ik ben blij. Dat vertel ik Chris.
“Weet je ook waarom je blij bent?" vraagt hij.
“Omdat ik Ingrid kan helpen, om in ieder geval langer te leven, misschien wel om weer helemaal beter te worden, je weet maar nooit. Dat maakt mij blij. En ze is ook nog mijn zus….. Ik hoop dat dat een band gaat geven die we nooit hebben gehad.”
“Dan moeten we snel met Ingrid gaan praten, Sammie, ik voel een besluit bij jou!” reageert Chris.
Ik knik.
Onder het eten, nadat we al het nodige huiswerk hebben gemaakt leg ik de brief op tafel en vertel ik hoe het gegaan is vanmiddag, zowel met mijn moeder als de aangifte.
Als ik uitverteld ben en zowel Heleen en Peter hebben gereageerd, vraagt Heleen:
“Je bent dus blij dat je je zus kunt helpen. Hoe is de plek van je broer hierin?”
“Die zie ik als wat hij is: de helft van een tweeling. Contact met mijn zus betekent ook contact met mijn broer.”
Als we weer aan het studeren zijn en even een pauze hebben vraag ik Chris, die het nummer van Theo heeft, of hij Theo zijn nummer aan mij wil geven. Dat doet hij en ik bel Theo, dat ik, omdat ik donor kan en wil zijn, graag met Ingrid en hem wil praten. Wanneer dat zou kunnen. “Wat mij betreft meteen” zegt Theo, “Maar dat kan niet. Kan het dit weekeind?” Ik kijk naar Chris. Die knikt ja.
Dan spreken we af dat we zaterdagmorgen tijdens het bezoekuur naar het ziekenhuis zullen gaan.

Chris
Sammie zet op dit moment zevenmijlsstappen. Op zaterdagmorgen fietsen we in een vrolijk zonnetje naar het ziekenhuis en zoeken de kamer van Ingrid op. Daar zit Theo al naast Ingrid. We zijn nog niet binnen of Ingrid zegt: “Bedankt, Sammie, dat je donor wilt zijn. Ik heb misschien mijn leven aan je te danken. Je kunt je niet voorstellen hoe gelukkig jij mij daar mee maakt.” Terwijl ze dat zegt lopen de tranen over haar wangen.
Sammie gaat naar haar toe en geeft haar een hand. Hij geeft ook Theo een hand. Ik doe hetzelfde.
“Ik voelde me warm worden van binnen toen ik in de brief van het ziekenhuis las dat ik geschikt ben als donor. Voor mij het bewijs dat ik er ook gelukkig van word. En ik zou tegen jou hetzelfde willen zeggen wat ik een paar dagen geleden tegen moeder heb gezegd: ik ben niet op het verleden gericht. Ik wil me graag bezig houden met het nu en vooral ook met de toekomst. Ik en ook jullie zijn nog jong. Ik wil niet altijd blijven stilstaan bij wat er gebeurd is. Dat was een grote ellende voor mij, maar nu heb ik het goed, ben ik gelukkig. Ik doe mijn best wat er gebeurd is te verwerken, zodat ik er later geen last meer van krijg. Daar heb ik gelukkig Chris en zijn ouders voor. En dat betekent dat ik contact heb met moeder en ook contact wil hebben met jullie. Jullie zijn toch mijn broer en zus. En eigenlijk weet ik helemaal niets van jullie. En jullie waarschijnlijk niets van mij. Misschien moeten we dat veranderen.”
Ingrid veegt haar tranen weg. Ik bekijk Ingrid en Theo eens goed. Ze lijken eigenlijk helemaal niet op Sammie. Ze hebben echt een heel ander gezicht. Ook hun bouw is anders. Misschien komt dat doordat Sammie in transitie is van meisje naar jongen? Ik wil daar toch eens met Sammie over praten, misschien weet hij daar meer van.

Ondertussen gaat het gesprek verder. Ik hoor dat de tweeling (ingewikkeld hoor, nu heb ik met twee tweelingen te maken) is blijven zitten in de tweede klas. Dat verklaart ook dat Sammie die toch een jaar jonger is, samen met hen in de hoogste klas van het gymnasium zat. Nou ja, gelukkig voor Sammie was dat niet dezelfde klas.
Ik merk dat Sammie en Ingrid en Theo heel gemakkelijk met elkaar praten, zoals wij bijvoorbeeld ook praten met klasgenoten. Ik heb het idee dat het contact tussen die drie vrij gemakkelijk hersteld kan worden. Ik weet niet tot hoever, omdat ik Ingrid en Theo helemaal niet ken.

Als het gesprek even stil valt, vraag ik of ik ook een vraag mag stellen. Sammie kijkt naar Theo en Ingrid, die direct ja knikken. “Als vriendje van Sammie hoor jij er voor mij ook helemaal bij.” reageert ze.
Ik heb best een ingewikkelde vraag. “Toen Sammie nog thuis woonde, maar ook toen hij al in het internaat woonde, hebben jullie hem gepest omdat hij als meisje is geboren, maar zich altijd al jongen heeft gevoeld. Jullie konden dat niet accepteren. Dat hadden jullie met de paplepel ingegoten gekregen door jullie vader, die het uit zijn geloof haalde. Eigenlijk is mijn vraag: hoe zit dat nu, hoe kijken jullie daar nu naar? Accepteren jullie Sammie nu wel en hoe zit het dan met jullie geloof, gaan jullie nog naar de kerk?”
Ingrid knikt en zegt: “Ik weet niet of ik je wel begrijp, Chis. Wil je weten of wij alleen maar vriendelijk doen omdat ik Sammie nodig heb als donor”.
Ik schud mijn hoofd en zeg: ”Neen, dat bedoel ik juist helemaal niet. Ik weet van de vorige keer dat wij samen een gesprek hebben gehad dat jullie met Jacques de Groot een aantal gesprekken hebben gehad en dat jullie daardoor zijn gaan snappen wat jullie hebben gedaan met Sammie. Wat ik bedoel is: wat jullie deden en waarvan jullie er achter zijn gekomen dat het niet kon, kwam van de kerk. En daarom vroeg ik me af: gaan jullie nog naar de kerk nadat je van mening veranderd ben rond het transjongen zijn van Sammie terwijl de kerk dat in feite verbiedt.”
“O, bedoel je het zo. Daar kunnen we een helder antwoord op geven. Nadat vader was gearresteerd en moeder in het ziekenhuis opgenomen was heeft Theo de dominee gebeld en verteld wat er gebeurd was. Hij heeft ook gevraagd wat de mening van de dominee was en verteld dat jij inmiddels had aangegeven dat je donor wilde worden. De reactie van de dominee was dat als Ingrid jou als donor accepteerde, zij daarmee een grote zonde beging. Dat Sammie in zonde leeft en dat Ingrid daar geen stamcellen van mag aannemen, wat op zich, stamceldonatie, ook al een zaak is waar God tegen is. Je moet je lot aanvaarden. Ingaan tegen het plan van God is zondig. Theo heeft hem toen gevraagd wat hij van het gedrag van vader vond. Daar ging hij niet op in. Hij zei alleen dat hij vader kende als een trouw bezoeker van de kerk. Theo heeft hem toen gevraagd of het niet zondig is als een trouw bezoeker van de kerk eerst zijn zoon van 14 en dan zijn vrouw het ziekenhuis in slaat. De dominee brak toen het telefoongesprek af. Theo heeft dat met mij besproken en we hebben dat ook met moeder besproken en toen afgesproken dat wij alle drie dan niet anders konden dan breken met de kerk. Dat heeft Theo later nog doorgegeven. De enige reactie was dat dat ongetwijfeld de slechte invloed van Sammie moest zijn.”

Het is mij duidelijk. De moeder van Sammie, Ingrid en Theo hebben hun consequenties getrokken. “Dank je wel, Ingrid, dat is precies wat ik wilde weten. Ik vroeg me namelijk af of je kon blijven geloven als je ziet dat een kerk zo selectief omgaat met dingen. Ik kan namelijk niet begrijpen waarom homo zijn of transgender zijn, iets waar je niet voor kiest, omdat het je een heleboel ellende kan veroorzaken en vaak ook bezorgt, zondig zou zijn, maar het pesten en in elkaar slaan van mensen dat niet zou zijn. Dat laatste is volgens mij iets dat in Nederland bij de wet verboden is terwijl je volgens de wet gewoon homo of transgender mag zijn. En ik begrijp ook niet dat een geloof, of misschien beter: een kerk en de dominee van die kerk, dat soort dingen in naam van God kan verkondigen.”

Theo neemt het van Ingrid over. “Wij hebben altijd braaf en slaafs geloofd wat vader ons heeft verkondigd. Dat was voor ons de waarheid. Zo zijn we van jongs af aan opgevoed. Jij lag daarin dwars, Sammie, omdat jij last had van die waarheid tussen aanhalingstekens. Maar wij hebben het klakkeloos geloofd. Nu denken we er anders over en hebben er samen met moeder een conclusie aan verbonden.”
“Ingrid en Theo, mag ik jullie danken voor jullie openhartigheid over dit voor jullie in ieder geval in het verleden belangrijk uitgangspunt in jullie leven. Ik ben heel blij dit te horen.”

We praten nog een tijdje door over allerlei andere onderwerpen. Op een gegeven moment wordt de deur open gedaan en wordt Sammies moeder in een rolstoel door een verpleegkundige naar binnen geduwd. “Ik wist dat jullie bij Ingrid en Theo zouden zijn en wilde jullie graag voordat jullie weg zouden gaan nog even gedag komen zeggen. Ik hoop dat jullie prettig hebben kunnen praten met elkaar.”
Sammie reageert “Ik heb het een heel prettig gesprek gevonden. We hebben heel open en eerlijk met elkaar kunnen praten. Ook op moeilijke vragen hebben we gewoon een eerlijk en duidelijk antwoord gegeven en gekregen. Wat mij betreft komen we binnenkort weer praten. Ik zal denk ik de komende tijd wel vaker naar het ziekenhuis moeten komen nu duidelijk is dat ik een geschikte donor ben. Waar ik trouwens heel blij om ben! Dus we zien elkaar de komende tijd wel vaker, als ik er ben is het logisch dat ik als het kan even langskom. Is dat goed?”
Ingrid begint te glimlachen. “Dat zou ik heel fijn vinden. Ik vond het ook heel fijn met jullie te kunnen praten. Jullie praten over heel andere dingen dan bijvoorbeeld onze klasgenoten op school. Jullie zijn, hoe moet ik dat zeggen, veel serieuzer, het lijkt of jullie meer over dingen nadenken of nagedacht hebben.”
“Zou dat kunnen komen”, vraagt Sammie zich hardop af, “omdat wij geen God hebben die ons zegt wat wij moeten doen? Daarom moeten we zelf nadenken. En bovendien behoren wij alle twee tot een minderheid, die best wel regelmatig wordt gediscrimineerd of gepest. Ook dat zorgt dat je meer en misschien op een andere manier gaat nadenken over een heleboel dingen. Persoonlijk ben ik daar wel blij mee. Ik heb de laatste jaren niet alleen geleerd te overleven, maar ook om de dingen voor mezelf eerst helder te krijgen voordat ik dingen ga doen of tegen dingen in het leven ja zeg. Dat heb ik naar jullie ook. Ik krijg een steeds beter gevoel over waar wij mee bezig zijn. En dat kan omdat ik er bewust mee omga….”

We stoppen na deze mooie afronding het gesprek. Sammie en ik geven iedereen een hand en vertrekken.
“Vond je het een verrassing dat je moeder ineens binnen kwam?” vraag ik Sammie.
“Ik had er geen moeite mee omdat het aan het eind van het gesprek was. We hadden al alle kans gehad om met elkaar te praten. Daarom vond ik het wel prima. En ik ben tevreden over het gesprek. Jij ook?”
Ik knik. “Ja, ze zijn nu ze los zijn gekomen van hun geloof waarschijnlijk heel andere mensen aan het worden. Ze moeten nu leren zelf na te denken en zelf besluiten te nemen over ingewikkelde zaken. Wij zijn dat al gewend te doen. Maar daardoor kunnen we elkaar beter begrijpen, denk ik. Ik zie het net zo positief in als jij.”
We fietsen naar huis. Thuis ligt er een brief van het ziekenhuis. Met de vraag om een afspraak te maken voor een gesprek met een arts. Sammie belt het nummer en maakt een afspraak.

Gesloten