Een mooie toekomst, deel 6.
Chris
De moeder van Sammie heeft het heel zwaar, zo te zien en te horen. Ze is al even geleden in haar verhaal gaan huilen, maar nu is ze echt in huilen uitgebarsten. Ze zegt: “Ik heb je…… ik heb je….. ik heb je…..” en ik kan het verder wel invullen: in de steek gelaten, aan je lot overgelaten. Ze huilt met grote halen.
Ik houd Sammie goed in de gaten. Het gaat bij mij door merg en been, hoe pakt Sammie dit op. Ik zie uiterlijk niets aan hem, dat heeft hij wel geleerd door de jaren, zo min mogelijk te laten blijken, maar ik voel zijn verwarring. Ik schuif met mijn stoel naast Sammie en sla mijn rechterarm om hem heen.
Sammie knijpt me in mijn hand. Ik denk dat hij wacht tot zijn moedert het verhaal verder kan vertellen. Ik ken Sammies moeder niet, maar als ik haar zo hoor vertellen krijg ik wel de indruk dat ze eerlijk is, dat zij er echt pijn en verdriet over heeft. Ze komt me echt, eerlijk en geëmotioneerd over.
Het duurt gelukkig niet zo heel lang tot de moeder van Sammie wat rustiger begint te worden. Ik heb een paar keer naar Jacques gekeken en me afgevraagd wat je als maatschappelijk werker op zo’n moment doet. Hij doet niets. Ik zie wel dat hij de moeder van Sammie heel goed in de gaten houdt. Hij heeft ook een paar keer naar ons gekeken. Hij doet en zegt verder niets.
Het duurt niet heel lang meer en dan kan Sammies moeder verder gaan.
Ze herhaalt haar niet afgemaakte zin nog een keer: “Ik heb je….niet kunnen beschermen, niet kunnen helpen. Ik schaamde me toen al dood. Je vader nam het hele gesprek over. En toen mij iets gevraagd werd keek hij mij zo dreigend aan dat ik wel moest antwoorden wat hij wilde dat ik antwoordde. Ik had gehoord wat hij met jou had gedaan en was bang dat als ik tegen hem inging hij mij na afloop ook in elkaar zou slaan. Toen heb ik dat kunnen voorkomen. Maar nu niet meer. Ik heb er nu enorme spijt van dat ik toen niet dwars tegen hem in ben gegaan. Uiteindelijk heeft hij me toch in elkaar geslagen, maar dat nadat jij jaren in de ellende heb gezeten. Eerst bij ons thuis, zonder dat ik iets deed, daarna in het internaat. En ik durfde je niet eens op te zoeken, bang dat ik was dat hij er achter zou komen en mij dan te pakken zou nemen. En als ik het toen had gedaan had hij zich eerst wel rustig moeten houden. En had ik alles kwijt gekund wat ik had willen vertellen, met die twee mensen van Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming er bij.”
Dit is voor het eerst dat ik het werk van mijn moeder in de werkelijkheid tegenkom. Ik weet dat zij bij die Raad werkt, ik hoor ook wel verhalen, maar nu zie ik hoe belangrijk hun werk is en hoe het fout kan gaan. Had die medewerker van de Raad iets vermoed en doorgevraagd, dan was het leven van Sammie misschien veel eerder veranderd. Maar mijn gedachten moeten niet op hol slaan, ik moet volgen wat er gebeurt en er zijn voor Sammie.
“Daarna ging het gewoon door. Jij was er niet meer. Ik wist dat je in een internaat zat, maar wist niet waar, ik wist niet hoe het met je ging. Uit angst voor je vader durfde ik niets te ondernemen. Ik heb je gemist. Je was een leuk joch. Ik zag je echt als jongen, want zo gedroeg je je altijd, al vanaf dat je kleuter was. Ik kon het vergelijken met je broer en zus. Je was echt meer jongen dan meisje. Daarom vond ik het eerst gewoon goed. Maar dat kon later niet meer.
De tweeling kwam regelmatig thuis met verhalen over hoe je op school gepest werd. Je vader ondersteunde dat. Als je je zulke rare dingen in je hoofd haalt verdien je dat, was zijn redenering. Ze wisten lang niet alles, maar wat ze wisten en vertelden deed mij pijn, terwijl ik niets durfde te doen.
Voor mij was de maat vol toen je vader verbood om aan jou te vragen of jij eventueel donor zou willen zijn voor stamceltransplantatie voor Ingrid. Los van de vraag of jij dat wel zou willen na alle ellende die ook je zus je heeft bezorgd, vond ik het idee vreselijk dat Ingrid dood zou moeten gaan terwijl het misschien niet nodig was. Ingrid is mijn kind. Eén kind had ik al weg moeten laten gaan, zonder er me tegen te kunnen verzetten, een tweede kind verliezen kon ik niet accepteren. En dus moest ik bedenken wat ik zou kunnen doen. Ik bedacht dat echtscheiding misschien de oplossing zou kunnen zijn. Dan kon ik bij je vader weg en daarna zonder druk van hem met Theo en Ingrid praten. Zij zijn meerderjarig, je vader heeft niets meer over hen te zeggen. Hij heeft wel heel veel invloed, maar ik hoopte die te kunnen doorbreken. Het is allemaal anders gegaan. Toen ik het vertelde zag ik het al: dit gaat niet goed. De blik in zijn ogen werd moordlustig. Ik kan het niet anders omschrijven. En nu lig ik hier. Ik moet gaan nadenken over mijn toekomst. Ik zal weer moeten gaan werken. Je vader zien we voorlopig niet meer terug. Ik heb begrepen dat zijn voorarrest zal duren tot de zitting. En dat er forse straffen staan op mishandeling in de huislijke sfeer.
Ik ben blij dat je gekomen bent om naar mijn verhaal te luisteren. Ik verwacht niets, ik hoop alleen maar. Ik kan je niet vragen mij te vergeven, want ik vind het zelf onvergeeflijk wat ik jou heb aangedaan. Ik heb je niet beschermd, ik heb je aan de agressie van je vader overgelaten. Een jongen van 14 jaar. Die nooit iets kwaad had gedaan. In elkaar geslagen, het huis uit gegooid, verbannen naar een internaat en op school gepest met de complete goedkeuring van je vader. En mijn gedwongen stilzwijgende goedkeuring, laat ik het zo maar noemen.
Ik ben blij te zien dat je een vriendje hebt die van je houdt. En jij van hem. Ik kan dat aan alles zien.
Ik hoop dat je Ingrid kunt helpen. Theo en Ingrid hebben nu eindelijk ook begrepen wat voor fouten ze gemaakt hebben. Ik ben blij dat je toegezegd hebt als stamceldonor te willen fungeren als dat mogelijk is. En ik hoop dat dat effect heeft. Ik wil Ingrid niet kwijt. Ik wilde jou ook niet kwijt, maar ik was te slap daar iets aan te doen.”
Sammies moeder begint weer te huilen. Ik kijk Sammie aan. Ik voel heel veel emoties bij Sammie, maar ook best veel rust. Ik had dat niet verwacht. Hoe zou ik in een situatie als deze reageren? Ik weet het niet. Zou ik naar mijn moeder toegaan na al die jaren? Ik weet het niet. Maar Sammie heeft alles meegemaakt, die staat er misschien anders in. Ik pak Sammies hand en knijp er zachtjes in.
Sammie:
Chris knijpt in mijn hand. Ik voel zijn signaal, hij wil mij peilen. Ik heb allerlei emoties gevoeld, gedurende het verhaal van mijn moeder. Teleurstelling, wanhoop, hoop, medelijden en ik heb geen idee wat ik nu moet. Ik kan moeilijk alles vergeten, maar ik zie ook wel dat zij een lastige of misschien wel onmogelijke positie had. Moet ik nu net doen of alles mij koud laat? Ik ben in een heel veel gelukkiger situatie terecht gekomen. Zoals ik wel heb gezegd: van de hel in de hemel. Naar mijn idee zit mijn moeder nu in de hel. Moet ik een bijdrage leveren aan het verbeteren van haar situatie? Wil ik dat? Kan ik dat? Dat laatste denk ik wel. Ik denk dat ik haar heel erg help als ik toenadering toesta. Maar wil ik dat?
Ik vind het voor mijzelf niet te verantwoorden om haar helemaal af te wijzen. Maar helemaal doen of er niets is gebeurd, dat kan ik ook niet. Ik knijp Chris terug in zijn hand. Ik heb een besluit genomen.
“Ik moet hier over nadenken. Ik heb altijd gedacht dat ik een moeder had die net als mijn vader, die mijn vader niet meer wilde zijn, mij niet accepteerde zoals ik was. Die stond achter alles wat er gebeurd was, alles wat er voor zorgde dat ik met 14 jaar geen ouders meer had en naar een internaat moest met een voogd in plaats van ouders. Als een soort wees. Het had één voordeel: ik was weg uit het huis dat ik als een hel heb ervaren.
Nu krijg ik een ander verhaal. Ik geloof het, maar ik kan nu niet reageren wat ik er mee ga doen. Ik moet nadenken, nadenken en praten met Chris en zijn ouders, die in de paar maanden dat ik bij hen woon al meer ouders voor mij zijn geworden dan mijn eigen ouders ooit zijn geweest. Ik snap dat dit weer heel veel pijn doet, wat ik nu zeg, maar op deze manier ervaar ik het.
Wat ik wel kan doen is je een hand geven, je gezonde hand schudden. En dat als dank voor het eerlijke verhaal. En ik zeg toe dat ik er op terug kom. Dat zal waarschijnlijk via Jacques zijn. En daar zal ik niet te lang mee wachten, dat lijkt me niet eerlijk. Binnen een paar dagen zal ik wat van me laten horen”.
Chris:
Sammie heeft zijn moeder net gezegd dat hij moet nadenken. Dan staat Sammie op, loopt naar zijn moeder en schudt haar haar gezonde hand.
Hij draait zich om. Ik kijk hem aan en zie dat hij met tranen in zijn ogen mijn hand pakt en de deur uit loopt.
“Moeilijk, moeilijk, Sammie?” vraag ik hem als de deur gesloten is.
Hij veegt zijn tranen weg en zegt: “Hoe kan ik nu over haar oordelen?”
“Ik weet het, Sammie, zij heeft ook het nodige meegemaakt, maar dat was niets vergeleken met wat zij jou heeft aangedaan.”
“Ik weet het, ik wacht even op Jacques, die zal zo wel komen, en dan wil ik naar huis. Hoor je: naar mijn huis. Met jou.”
De deur gaat open. Jacques geeft Sammie een hand en zegt: “Bedankt, Sammie, dat heb je heel goed gedaan. En ik hoor graag van je. Jij ook bedankt, Chris, je bent zichtbaar een hele steun voor Sammie.”
Ik geef Jacques een hand, Chris doet dat en we vertrekken.
Als Sammie naar buiten wil lopen houd ik hem tegen. “Ik wil even met je praten, ok?”
“Ja, ik begrijp wat je bedoelt, je hebt gelijk. We hebben tijd en even praten vind ik ook wel prettig”.
We lopen naar het zelfbedieningsrestaurant, halen een kop thee op en gaan zitten.
“Ik wil van jou weten hoe je het hebt ervaren, Sammie. Ik vond het heftig, dus kan ik me voorstellen hoe heftig het voor jou was. En dat wil ik nu weten, kan je het meteen kwijt.”
Sammie
Chris heeft me gestopt. Ik wilde naar huis, maar hij wil dat ik eerst praat. En hij heeft gelijk. Het is vast beter dat ik het nu bepraat dan dat we dat fietsend moeten doen. En we hebben tijd, daar heeft hij ook gelijk in.
“Zoals mijn moeder vandaag was heb ik haar nog nooit gezien, niet omdat ze in het ziekenhuis lag, volgens mij voor de eerste keer, maar ook omdat zij naar mij toe een eerlijkheid toonde die ik nog nooit heb gezien. Ik zou willen dat dat eerder gebeurd was. Misschien hadden we samen iets voor elkaar kunnen krijgen, ik weet het niet. Toen ik nog thuis woonde was zij altijd neutraal naar mij, niet positief noch negatief, maar neutraal. Geen warme lieve moeder die mij knuffelde, ik denk dat jouw moeder wel zo naar jou is geweest. Zij was nu heel anders.
In ieder geval merkte ik twee soorten gevoelens bij mijzelf: aan de ene kant medelijden, want ook zij is de dupe geweest van een gewelddadige man en vader, maar aan de andere kant ook verwijten, waarom heb je niet eerder hulp gezocht. En als ik dat bedenk, dan komt het medelijden weer om de hoek kijken: ze zat waarschijnlijk te veel klem. En dan komt er maar één vraag bij mij op: waarom doen volwassenen elkaar dat aan? Ik mag aannemen dat mijn ouders ooit van elkaar hebben gehouden. Waarom gedraag je je dan zo, waarom doe je degene waarvan je ooit heb gehouden dat aan? Want dat doen bij iemand waar je van houdt, dat is volgens mij onmogelijk. En dan denk ik: en wat wil ik? En dan ontdek ik bij mezelf dat ik eigenlijk maar één ding wil: harmonie, vrede, rust. Ben ik te lief?
Toen ik bij jou kwam wonen brak er een super rustige tijd voor me aan. En die is door de ziekte van mijn zus ruw doorbroken. Dat zal het leven wel zijn, maar ik wil weer rust, ik wil me op het eindexamen concentreren, ik wil aan een toekomst denken, een toekomst met jou. En dan is er ook nog de voltooiing van mijn overgang van meisje naar jongen, van vrouw naar man. Dat komt er ook aan, daar moeten ook besluiten over worden genomen. Belangrijke besluiten. Die wil ik open kunnen nemen.
En ik beloof je dat ik nooit zo tegen jou zal gaan doen. Misschien gaat verliefdheid over in liefde en slijt ook liefde. Maar ik zal altijd van je blijven houden, altijd om je blijven geven, altijd rekening met je houden, altijd me menselijk opstellen. Ik heb een voorbeeld gehad hoe het absoluut niet moet.
Ik vraag me af of ik rust kan krijgen als ik na dit alles tegen mijn moeder zou zeggen: alles mooi en wel, maar je hebt meegewerkt aan het vertrek van mij uit huis, in ieder geval door je mond niet open te doen, dus daar ga ik je nu voor straffen. Ik geloof dat mijn moeder eerlijk was zojuist. Ik geloof dat zij in de tang van mijn vader zat. En als dat zo was wil ik weer, heel langzaam aan, kijken of er weer contact op te bouwen is. Ik zeg heel langzaam, omdat ik denk dat daar best veel tijd voor nodig is. In ieder geval bij mij. Zoals ik toen ik mijn vader en mijn broer niet wilde aangeven zei: het blijft familie. En met familie zou ik het liefst een plezierige relatie willen hebben, zoals jullie met jouw oom, tante en de tweeling in Rome hebben. Dat is belangrijk voor mij. Ik heb een hekel aan ruzie. Ik vraag me af: cijfer ik nu mezelf weg voor de lieve vrede? Neen, dat geloof ik niet. Maar moet ik dan, terwijl ik nu meer weet, gaan doen wat ik van anderen vreselijk vind? Ik vind dat ik geen dingen hoef te doen die ik niet wil. Het is in ieder geval niet zo dat ik na dit verhaal van mijn moeder geen contact meer met mijn moeder wil. Ik weet ook niet of ik mijn moeder heb gemist. Mijn vader heb ik niet gemist. Ik heb er geen moeite mee tegen hem te getuigen als me dat gevraagd wordt. Het moet volstrekt helder zijn dat een zo gewelddadig iemand niet los mag lopen in de maatschappij. Hij is een gevaar. Dat heeft hij bewezen naar mij en naar mijn moeder. En verder heeft hij mij daarvoor geterroriseerd. Ik getuig tegen hem als mij dat wordt gevraagd. Het verhaal van mij moeder is daar de druppel voor geweest. En ik denk dat dat ook de druppel is geweest om mild te zijn naar mijn moeder. Ik ben benieuwd hoe jij hierop gaat reageren.”
Chris.
Sammie kijkt mij weer aan. Hij heeft de hele tijd tegen zijn handen gepraat, proberend alles wat zo moeilijk voor hem is zo goed mogelijk te formuleren. “Ik ben tevreden over wat ik heb gezegd. Ik sta er volledig achter” voegt hij nog toe. Ik buig me naar hem toe en kus hem op zijn mond. En opnieuw, en opnieuw.
“Ik houd van je, Sammie, ik houd van je zoals je bent. Je bent lief, je bent echt lief. Je bent lief voor mij, maar je bent ook lief voor anderen. Dat is jouw mooiste karaktertrek. En je bent het, lief, gewoon omdat je zo bent. Volgens mij is het niet mogelijk jou niet aardig te vinden. Dat zie ik op school: iedereen vindt je aardig, iedereen mag je, gewoon om wie je bent, om hoe je bent…..
Ik zie het ook weer in wat je net zei. Je houdt niet van ruzie, je houdt van goede verstandhoudingen. Je wil graag in goede harmonie met anderen om kunnen gaan. Dat kan niet altijd, maar als het kan en het ligt aan jou zal je dat proberen te bereiken. Toen je werd gepest had je daar geen enkele invloed op. Misschien wel integendeel: hoe aardiger je je opstelde, hoe meer ze je gingen pesten. Want je aardig opstellen naar pestkoppen maakt je heel erg kwetsbaar. Het stimuleert ze meer te pesten.
Ik begrijp helemaal wat je hebt gezegd. Het is zo helemaal zoals jij in elkaar zit. Je blijft niet met gevoelens zitten als blijkt dat het toch anders is geweest. Dat zie ik nu weer gebeuren.
Wat je gezegd hebt past bij jou. Dus kan ik het er alleen maar helemaal mee eens zijn. Je moeder wil het graag, heeft ze laten zien. En als jij het wilt, kan er misschien weer iets ontstaan tussen jou en je moeder.
Eén ding vraag ik me wel af: als je een nieuwe relatie opbouwt met je moeder, hoe komt het dan met Ingrid en Theo?”
Sammie buigt zich over de tafel. Nu is het zijn beurt. Hij kust me, kijkt me aan en zegt dan: “Ik weet nu wat het is om familie te hebben, familie die om je geeft. Ik heb nu jouw familie. Jullie geven echt om me. Als Ingrid en Theo dat willen, kunnen we ook weer contact op gaan bouwen. Maar ik heb me wel voorgenomen dat ik alles rustig aan wil doen. Ik ga nu eerst voor mijn examen, ons examen en wat we daarna gaan doen. En intussen wil ik best wel, stap voor stap, nieuw contact opbouwen. Ik wil daar over een paar dagen wel over praten met mijn moeder en Ingrid en Theo. Maar echt rustig aan. Ik heb van hen nooit echt genegenheid ondervonden, we zullen het moeten leren, te beginnen bij 0.”
Dat was wat ik wilde horen, Sammie heeft het helemaal weer op een rijtje, kan er weer mee verder en ik vind het een heel goede keuze. Dat zeg ik ook: “Ik vind je keuze goed. Bij een andere keuze zou je er later misschien spijt van krijgen. Van iets proberen hoef je nooit spijt te krijgen, ook als het niet lukt: je hebt het in ieder geval geprobeerd. Als je het niet probeert dan krijg je misschien de kans nooit meer, zeker bij Ingrid. Ik hoop heel erg dat jullie matchen, zodat je haar echt kan helpen en dat dat ook nog uitwerkt zoals iedereen hoopt.”
“Dank je wel, Chris. Wat mij betreft brengen we onze lege kopjes terug en fietsen we naar huis.”
Dat doen we. Eenmaal thuis gaan we koken, want het was vandaag onze beurt. Als eerst mijn moeder en later mijn vader thuiskomen, vragen ze alle twee hoe het gegaan is. Als Sammie meldt dat hij tevreden is, zeggen ze ook alle twee: vertel het maar onder het eten.
Dat gebeurt ook. Sammie vertelt nogmaals hoe het gesprek is verlopen. Ik merk nu wel meer emoties bij hem dan tijdens het gesprek. Het wordt me steeds duidelijker dat hij tijdens het gesprek heel erg zijn best heeft gedaan om zijn emoties binnen te houden. En bij ons staat hij toe ze te laten zien.
Als ik naar mijn ouders kijk zie ik dat ze tevreden zijn. Ik vraag het hen ook: “Wat vinden jullie van Sammies’ keuze, pap, mam?”
Mijn vader reageert.
“Ik vind het knap, maar bij jou, Sammie passen, zoals jij met deze ingewikkelde en heel emotionele dingen omgaat. Ik denk dat jij gelijk hebt. Mensen kansen geven is altijd veel beter dan je afsluiten voor mogelijkheden. Als je iemand een kans geeft en het lukt, heb je winst. Als je geen kansen geeft, heb je in feite twee verliezers. En als, Sammie, je moeder helemaal eerlijk was, wat ik ook geloof, dan gaat het lukken, gaat het goedkomen. Aan jou kan het niet liggen en als ze eerlijk was ook aan haar niet. Alleen zal het best ingewikkeld zijn, contact met je moeder opbouwen als je nooit veel genegenheid van haar hebt ondervonden, als je haar al vier jaar niet meer hebt meegemaakt. Maar jij kunt het. Misschien wordt het met je boer en zus wel gemakkelijker: dat kan op het niveau van broer en zus. En, Chris: wat vindt jij er van om en een broer en zus bij te krijgen en een schoonmoeder?”
Ik schiet in de lach, en reageer: “Dat was dan wel een heel korte zwangerschap en een heel heftige bevalling.”
“Ach, ja”, reageert Sammie, ”Welkom in mijn familie, waar voor mijn gevoel nog nooit iets normaal is gegaan.”
Als we ’s avonds na 'ons uurtje’ opnieuw tegen elkaar aankruipen verzucht Sammie: “Weet je Chris, ik heb een heel goed gevoel over vandaag. Je kon dat net merken hoe ontspannen ik met je kon vrijen. Ik geloof ook dat ik morgen Jacques laat weten dat ik verder wil praten met mijn moeder. Ik wil eerst met mijn moeder alleen verder praten, uiteraard met jou erbij. Dan wil ik met Ingrid en Theo praten en daarna zien we wel hoe verder. Eigenlijk zou ik ook snel een keer met mijn moeder, Ingrid en Theo en jou willen praten. Eigenlijk om de laatste keer over het verleden te praten, ik vind de toekomst veel belangrijker. Daarna wil ik gewoon contact, als dat zo uitkomt en alles gewoon normaal doen.”
“Sammie, ik houd zo veel van jou, ik kan niet zeggen hoeveel. Ook ik zal nooit, echt nooit, gemeen naar jou zijn. En als ik dat toch eens ben, waar ik me nu al voor zou schamen, wil je me dan aan dit moment herinneren, aan deze dag? Zodat ik me echt rot kan gaan schamen en tegen jou zeggen dat het me spijt?”
“Het is goed, Chris, maar als we gewoon zo doorgaan zullen we daar voorlopig niet bang voor hoeven te zijn. En nu wil ik heel dicht tegen je aankruipen en lekker gaan slapen.”
Sammie:
De volgende dag besluit ik om Jacques, de maatschappelijk werker van het ziekenhuis, in de middagpauze te bellen met de mededeling dat ik een vervolggesprek met mijn moeder wil hebben.
“Wanneer wil je dat, Sammie, want je moet ook nog langskomen voor een bloedonderzoek om te kijken of je geschikt bent om stamceldonor voor Ingrid te zijn.” reageert Jacques.
“Wanneer kan dat bloedonderzoek? Ik neem aan dat hoe eerder dat gedaan is, hoe eerder duidelijk is of ik geschikt ben en er gestart kan worden met wat er gedaan moet worden” vraag ik.
“Dat bloedonderzoek kan altijd. Ik kan zorgen dat er een brief voor de prikpoli bij de balie aan de ingang voor je ligt. Daarmee kan je naar de prikpoli, daar wordt je meteen geholpen en nemen ze gewoon een paar buisjes bloed af. Dat is in 5 minuten gebeurd. En ja, als we jouw bloed hebben kan het onderzocht worden met de vraag of jij stamceldonor kan worden…..”
“Als die brief dan straks bij de centrale balie ligt dan kom ik vanmiddag nog langs. Dan kan dat onderzoek zo snel mogelijk gebeuren. En wat mijn moeder betreft, ik wil morgen of overmorgen na school wel een gesprek hebben. Morgen ben ik om 15 uur uit, overmorgen om 14 uur. O, sorry, ik bedoel natuurlijk: is mijn laatste les afgelopen. Laat mij maar weten wanneer het gesprek het beste kan. Dan neem ik uiteraard Chris weer mee. En we zien wel hoe lang het duurt. O, ja, ik zit in de les, dus een telefoontje is niet zo handig, maar een sms is ook wel goed!”
Jacques schiet in de lach : “Dat ‘uit zijn’ had ik wel begrepen, ik heb zelf een zoon van 14 en een dochter van 12 die ook op de middelbare school zitten. Ik ken die termen. Ik ga achter de brief en je moeder aan en je hoort van mij!”
Dat bloedprikken was een fluitje van een cent. Het kostte ons nauwelijks extra tijd, dat was goed geregeld. Er zaten wel mensen in de wachtkamer voor het prikken, maar toen ik de brief afgegeven had kon ik na 3 minuten doorlopen!
De afspraak met mijn moeder werd uiteindelijk twee dagen later, wat ons goed uitkwam, want we hadden best wel veel huiswerk die dagen. Sommige dingen konden we al in de les doen, maar met name de vertalingen voor Grieks en Latijn moesten echt wel thuis.
En zo lopen Chris en ik twee dagen later weer het ziekenhuis in, rechtstreeks naar de kamer van mijn moeder. De deur is dicht. “klop je in een ziekenhuis eigenlijk wel op een deur?” vraag ik Chris.
“Geen idee, mijn ervaring met ziekenhuizen is gelukkig zero. Gewoon doen.”
Ik klop en hoor mijn moeder ja roepen. Ik doe de deur open en mijn moeder zit op een stoel aan het tafeltje bij het raam.