Een mooie toekomst, deel 2

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Wimmie
Berichten: 142
Lid geworden op: wo 01 jan 2020, 23:09
Vul het getal in: 123

Een mooie toekomst, deel 2

Bericht door Wimmie » za 25 mar 2023, 06:32

Een mooie toekomst, deel 2.

Chris
“Ja”, antwoordt de broer van Sammie, “Ik wil graag met je praten. En alsjeblieft, zeg geen neen, het is heel belangrijk. Het is een zaak van leven en dood.”
Ik zie Sammie schrikken van wat zijn broer zegt. Ik leg mijn hand op zijn schouder. Ik wacht af wat Sammie gaat zeggen.
“Meen je dat echt, of is het een smoes om mij weg te lokken of zo?”
“Het spijt me heel erg, Sammie, wat ik heb gedaan in december en de jaren daarvoor. Ik heb er echt spijt van. En dat komt niet omdat ik zelf na ben gaan denken, maar dat komt door de vreselijke situatie waar we in terecht zijn gekomen. Daardoor ben ik gaan nadenken. Alsjeblieft, wil je naar me luisteren? Het is echt heel belangrijk.”
Sammie kijkt me aan. Ik knik naar hem.
“Ok, ik wil luisteren en praten, maar alleen als Chris en Carla er bij blijven. En praten doen we niet hier, tenminste niet als het zo belangrijk is als jij zegt.”
“Ik vind het prima dat zij er bij blijven en het is echt heel belangrijk. Het is inderdaad een zaak van leven en dood. Weten jullie een plek waar we kunnen praten?”
Ik kijk van Sammie naar Carla. Die reageert meteen: “Twee straten verder is een lunchroom. Daar hebben ze wel rustige hoekjes. Ik stel voor dat we daar heen gaan.”
Sammie vraagt zijn broer, ik herinner me nu dat hij Theo heet, “Is dat voor jou ok?”
Zijn broer knikt van ja en zegt: “Ik rijd wel achter jullie aan.”

Wij stappen op. Carla rijdt voor ons uit, dan volgen Sammie en ik en de broer van Sammie rijdt inderdaad achter ons aan. Het is maar een klein stukje rijden. Daar zetten we onze fiets op slot. Ik blijf pal bij Sammie. We gaan naar binnen en Carla wijst op een inderdaad rustig hoekje dat toch in het zicht ligt. “Laten we daar gaan zitten” zegt zij en loopt voor ons uit naar het tafeltje. Als we alle vier zitten zegt Sammie: “Misschien is het goed dat ik jullie aan elkaar voorstel. Dat is Chris, hij is mijn vriendje. Ik woon nu bij hem. Carla is onze beste vriendin. En dat is mijn broer, Theo” zegt hij tegen Carla en mij. Carla en ik knikken alle twee.
“Het gaat om Ingrid”, zegt Theo dan en hij krijgt meteen de tranen in zijn ogen. “Zij is heel erg ziek en gaat misschien wel dood”.
Ik zie en voel Sammie naast mij schrikken, verstijven. Hij kijkt met grote ogen zijn broer aan. “Wat is er gebeurd? Wat is er dan?”
Op dat moment komt het meisje dat voor de drankjes zorgt ons vragen wat wij willen drinken. We bestellen alle 4 wat en zij vertrekt weer.

“Ingrid was al een tijdje heel erg moe. De huisarts kon er niet veel van maken. Hij zei dat het bloedarmoede kon zijn en dat ze misschien wel aan vakantie toe was. Maar juist in de vakantie werd ze ineens heel vaak duizelig, kreeg ze hartkloppingen en kreeg ze alsmaar een bloedneus. En voelde ze zich de hele dag door ontzettend moe. Nog erger als daarvoor. Ook als ze uit bed kwam. De dokter dacht nu niet meer aan bloedarmoede, maar liet in het ziekenhuis bloed prikken en haar bloed onderzoeken. Dezelfde dag kwam er een telefoontje dat ze direct naar het ziekenhuis moest. Uit het bloedonderzoek en nog een ander onderzoek bleek toen dat ze een heel agressieve vorm van Leukemie heeft. Er moet snel ingegrepen worden, anders gaat ze bijna zeker dood. En ik wil niet dat Ingrid dood gaat!”

Sammie zit er verslagen bij. Ik schuif mijn stoel tegen zijn stoel aan en sla mijn arm om hem heen. Carla, die aan de andere kant van Sammie zit doet hetzelfde.
Tegenover ons zit de broer van Sammie met tranen in zijn ogen. Sammie staart hem ontzet aan.
“Ligt ze nu in het ziekenhuis?” vraag Sammie zijn broer.
“Ja, ze moest meteen blijven en heeft allerlei medicijnen, ze ligt aan het infuus. Het blijkt een heel agressieve vorm van Leukemie te zijn, die lastig te behandelen is. De meeste kans van slagen heeft een stamceltransplantatie. Iedereen dacht dat ik daar natuurlijk voor in aanmerking kwam als donor, omdat we een twee-eiige tweeling zijn. Maar om een reden die ik nog steeds niet helemaal heb begrepen is dat niet mogelijk.”
Carla heeft het meteen door. “En nu willen jullie een beroep doen op Sammie om stamcellen te doneren omdat hij een broer is en misschien wel geschikt?”
“Dat vertelden ze in het ziekenhuis. Ze hebben het liefst een andere broer of zus om stamcellen te doneren. Dat werkt in deze situatie beter dan stamcellen van de ouders. En toen ontstond er een discussie met mijn vader. Vader zei in eerste instantie in het ziekenhuis dat er geen andere broer of zus was. Ingrid zei toen wanhopig: “Maar Sammie is er toch?” Mijn vader reageerde: “Ik ken geen Sammie.”

Ik heb de dokter toen, tot de grote woede van vader, verteld dat er nog een gezinslid was die niet meer thuis woont en waar mijn ouders niets meer mee te maken willen hebben omdat zij geen kind accepteren dat als meisje geboren is maar zich jongen voelt. En de dokter zei toen dat hij dan graag met Sammie wilde praten. En Ingrid heeft me toen gesmeekt je op te zoeken en te vragen of je dat zou willen. Vader werd ontzettend boos en verbood mij dat. Maar ik wil niet dat Ingrid dood gaat. En Ingrid en ik zijn alle twee al 18 jaar. Dus ik heb gezegd dat ik er eerst met Ingrid over wilde praten. Want ik kon me eigenlijk niet voorstellen dat Sammie ja zou zeggen na wat we hem al die jaren hebben aangedaan. We hebben gesprekken gehad met een maatschappelijk werker van het ziekenhuis. Dat waren heel goede gesprekken waar we alles hebben verteld. En er was haast bij, dus we hebben twee dagen twee keer per dag gesproken. Wat bijna te vermoeiend was voor Ingrid.
We hebben daar alles verteld. Toen we dat gedaan hadden vroeg de maatschappelijk werker: ‘Kunnen jullie mij uitleggen waarom jullie hebben gedaan wat jullie hebben gedaan? Waarom jullie een zusje dat zich een jongen voelt het leven zo zuur hebben gemaakt?’
Daar hadden Ingrid en ik eigenlijk geen goed antwoord op.
“Ga dan daar maar snel over nadenken” had de maatschappelijk werker toen gezegd, “Want als ik dat alles gehoord heb kan ik me moeilijk voorstellen dat iemand die zo onmenselijk is behandeld nog bereid kan zijn om Ingrid te helpen.”
En hij vertrok met de mededeling dat als we een verklaring hadden we hem konden bellen om verder te praten.
Ingrid en ik waren echt wanhopig. Want we wisten helemaal niet waarom we gedaan hebben wat we hebben gedaan. We zijn toen gaan praten over wat wij vinden dat belangrijk is. En we kwamen tot de conclusie dat we eigenlijk nooit zelf hebben nagedacht. Dat we eigenlijk nooit iets gedaan hebben omdat we dat zelf willen, zelf belangrijk vinden. We hebben eigenlijk altijd gedaan wat vader zei dat we moesten doen. We hebben zelfs gedacht zoals vader zei dat we moesten denken. En eigenlijk zijn we daar altijd in mee gegaan, zonder ertegen te protesteren, omdat dat niet in ons opkwam. Eigenlijk was de eerste keer dat ik tegen de wil van vader inging toen ik die dokter vertelde dat wat vader zei niet waar was, dat er wel degelijk een ander kind in ons gezin is geweest.
Vader was razend toen hij hoorde van de gesprekken. Hij dreigde mij ook het huis uit te zetten. Ik heb hem gezegd dat Ingrid en ik alle twee meerderjarig zijn. En dat als Ingrid zou overlijden omdat hij te stom was om te zien dat hij wel degelijk grote fouten in het verleden gemaakt had, net als ik, wij, Ingrid en ik, dat hij dan geen enkel kind meer zou hebben. Dat ik dan de moordenaar van mijn tweelingzus niet meer zou willen zien.

Het feit dat ik hem moordenaar had genoemd kwam hard aan. Hij liep dreigend op mij af. “Ja, sla mij ook maar in elkaar, net zoals je met Sammie hebt gedaan, alleen zeg ik je van tevoren: ik ga me verdedigen, ik ben veel sterker van Sammie was toen hij 14 jaar was. Ik ga bovendien wél aangifte doen. Ik zal zorgen dat je voor jaren de gevangenis in gaat. Sammie is veel te lief voor ons geweest. Hij heeft jou en mij weg laten komen met dingen die we nooit hadden mogen doen.”
Hij is kwaad weggelopen. Dat was maar goed ook, anders weet ik niet wat er gebeurd was. En wat daar de consequenties van zouden zijn geweest.
Moeder heeft toen de dominee gebeld. En gevraagd langs te komen.
Die kwam een uur later met vader. Vader was direct naar de dominee gegaan.
We hebben toen lang gesproken. De dominee stond helemaal achter vader: het is niet volgens het plan van God om als je als meisje bent geboren te gaan vinden dat je een jongen wil zijn. Voor het eerst in deze discussie mengde moeder zich erin en zei: “Is het dan wel normaal en volgens Gods plan dat een jongen van 14, omdat anderen vinden dat hij een meisje moet zijn terwijl hij zich een jongen voelt, in elkaar geslagen wordt en het huis uit gezet? Ik kan wel zeggen dat ik Sammie elke dag mis. En ik kan me niet voorstellen dat God, die liefde heet te zijn, dat zou willen. Bovendien: hebt u zich wel eens verdiept in het fenomeen transgender? Want als u dat gedaan had – ik heb het wel gedaan – had u geweten dat er wetenschappelijk bewijs is dat het geen bevliegingen zijn. Dat komt voor, maar als je zoals Sammie accepteert wat hij allemaal heeft moeten slikken en dat zonder enige wraak, vind ik dat nu juist wel heel erg in de lijn van God”.
Ik keek moeder stomverbaasd aan. Dat kwam uit haar mond. De dominee was er niet van gediend. “Vrouwen horen over dit soort zaken te zwijgen.” Vader knikte instemmend. En toen kon ik niet meer stil blijven. Ik heb gezegd dat de gesprekken in het ziekenhuis bij mij duidelijk hebben gemaakt dat ik, en ik heb er bij gezegd dat ook Ingrid er zo over denkt, Sammie heel onrechtvaardig hebben behandeld, meer nog, hem het leven zuur hebben gemaakt. Ik heb gezegd dat ik hoop dat hij ons wil vergeven, maar dat ik dat eigenlijk niet kan verwachten. En daar heb ik nog aan toegevoegd: maar ik verwacht nog eerder dat Sammie Ingrid en mij vergeeft dan dat jullie tot inkeer komen. En dan zien we wel wat de consequentie is. Eén zoon hebben jullie al de deur uit gegooid. Jullie dochter, mijn tweelingzus, loopt de kans te overlijden. En als dat gebeurt doordat jullie hebben geprobeerd hulp van Sammie te voorkomen, dan hebben jullie geen enkel kind meer. Als Ingrid dood gaat en dat is jullie schuld dan wil ik absoluut niet meer jullie zoon zijn. Dan vertrek ik direct en zie wel hoe het verder gaat”
Ik zie een heel geëmotioneerde Theo, maar ik zie ook een Sammie die totaal van de kaart is. Hij zit met tranen in zijn ogen met open mond zijn broer onthutst aan te kijken. Hij trilt helemaal. Daarom onderbreek ik Theo en vraag Sammie: “Sammie, gaat het wel? Moeten we even stoppen? Kan je het op dit moment wel aan?”
Sammie draait zich naar mij toe en ik haal mijn hand van zijn schouder en neem zijn handen in mijn handen. Ik kijk hem vragend aan. Sammie is even stil. Er lopen nog wat tranen over zijn gezicht en met een gesmoorde stem zegt hij: “Theo, vertel maar verder. Ik ben hieraan begonnen en moet het nu afmaken.”
Ik schuif nog dichter naar Sammie en houd zijn handen stevig vast.

“Toen stond moeder op”, vervolgt Theo, “en zei, met haar vinger gericht op vader: ‘Ik ben het zat. Ik heb jarenlang gedaan wat jij zei dat goed was. ik heb gezwegen op momenten dat ik het niet had mogen doen. Nu zwijg ik niet meer. Ik geloof niet in een God die gezinnen uit elkaar drijft. In zo’n God kan en wil ik niet geloven. Ik begrijp niet dat u als dominee, toch een dienaar van God, het prima vindt dat een vader zijn kind in elkaar slaat en daarna de deur uit zet. Een kind, van 14, nota bene, dat alleen maar voor zichzelf opkomt. Als hier niet iets gaat veranderen, weet ik niet of ik hier nog langer kan blijven wonen. En dat is in ieder geval zo als jij hulp voor je enige dochter zou willen proberen te blokkeren. Je kunt het niet eens. Over Sammie heb je niets meer te zeggen en de tweeling is meerderjarig. Ik voel me schuldig naar Sammie, ik zou hem niet eens meer onder ogen durven komen. Een moeder die zich doodschaamt over zichzelf en haar gedrag in naam van God! Dat is voor mij onverdraagbaar.’
Hierna viel er een onheilspellende stilte. Moeder liep naar de keuken. De dominee stapte op. Mijn vader bracht hem naar de deur. Hij zei bij het weggaan niets meer. Vader kwam terug en zei: ‘Ik wil hier nu niet meer verder over praten. We komen er morgen op terug’.
Ik heb toen gezegd naar Ingrid te gaan om een gesprek te vragen met de maatschappelijk werker. Die was er heel snel en heeft het hele verhaal aangehoord. Hij zei alleen maar: ‘Theo, zoek Sammie op en vertel wat je mij net hebt verteld. Ik hoop dat Sammie jullie kan en wil vergeven. Maar jij hebt nu in ieder geval gedaan wat je kon.’ Daarna vertrok hij en ben ik tegen Ingrid in haar bed aangekropen. Morgen na school ga ik hem opzoeken, heb ik beloofd. En nu zitten we hier.”

Sammie
Ik ben geschokt, ik ben onthutst, ik zit te trillen op mijn stoel. Ik kan mijn oren en ogen niet geloven. Ik weet niet wat ik moet denken, ik voel me helemaal leeg en verdrietig. En vooral verward. Allereerst vanwege de ernstige ziekte van Ingrid. Ik heb haar een paar weken geleden nog gezien toen we haar samen met mijn broer tegen kwamen op de fiets. Daar moet ik Theo nog naar vragen. En verder omdat alles uit het verleden is opgerakeld met een toch rare wending: het lijkt erop dat mijn moeder en mijn broer en zus spijt hebben over wat er gebeurd is. Vooral dat mijn moeder gezegd heeft dat zij mij elke dag mist heeft indruk gemaakt. Omdat ik het me niet kan voorstellen. Omdat ik nooit iets gemerkt heb, omdat zij nooit pogingen heeft ondernomen om contact met mij op te nemen. Ik weet niet wat ik er van moet denken.

Volgens mij is het al uren stil en zitten we elkaar in stilte aan te kijken, Theo en ik met tranen in de ogen en Chris en Carla dicht tegen mij aangedrukt en hun armen om mij heen. Ik voel me daar heel erg gesteund door, maar ben sprakeloos.
Dan komt het meisje met de drankjes. “Ik zag jullie gesprek en ik heb er maar even mee gewacht. Mag ik de drankjes nu op tafel zetten?”
Carla reageert: “Ja, heel fijn dat je even gewacht hebt. Geef maar, dan pak ik ze wel even aan.”
Ik kan niets zeggen, ik weet niet wat ik kan zeggen. Ik wil hier eigenlijk weg. Dat zeg ik ook: “Ik wil graag mijn drinken opdrinken en dan weg, naar huis. Ik moet tot rust komen en ik moet nadenken. Ik zal wat van me laten horen, ik weet niet wat, maar wel snel want ik heb begrepen dat er haast is. En ik wil graag de naam en het telefoonnummer hebben van die maatschappelijk werker, zodat hij voorlopig een soort middellaar kan zijn. Ik moet nadenken, ik ben verward.”
Theo knikt en reageert: “Ik ben al blij dat je naar me hebt willen luisteren. Ik weet niet wat ik verder moet zeggen. Het klinkt nu gewoon goedkoop om te zeggen dat het mij enorm spijt wat Ingrid en ik jou thuis en op school hebben aangedaan. Wij waren dom en onnadenkend bezig en luisterden te veel naar vader in de veronderstelling dat hij het wel zou weten, maar het blijkt nu achteraf dat hij daarin eigenlijk alleen staat, dat moeder daar nooit achter heeft gestaan maar niets heeft durven zeggen. Ik schaam me kapot. Dat is het enige dat ik kan zeggen. En dat kan ik ook namens Ingrid zeggen. Ik wil wel graag een telefoonnummer van één van jullie, zodat ik je als het onverwacht nodig is kan bereiken. Ik zal het alleen maar gebruiken als er echt iets aan de hand is, dat beloof ik.”
“Mijn telefoonnummer mag je hebben,” reageert Chris. En hij geeft hem het nummer van zijn mobiel.
We drinken verder in stilte onze drankjes op. Carla staat op en rekent af. Wij zoeken onze fietsen op en vertrekken, zeggen Theo gedag en ik herhaal dat ik van me laat horen via de maatschappelijk werker.

Als we bij de straat zijn waar Carla woont vraag ik ineens: “Wil jij nog even met ons mee gaan, Carla, dat zou ik heel fijn vinden.” “Natuurlijk”, zegt Carla, “Ik zou toch al met jullie meegaan.”. Dat was ik door alle consternatie even vergeten. Thuis zetten we de fietsen weg en gaan in de kamer zitten. Chris kruipt tegen mij aan en streelt mij over mijn rug en mijn haren. Carla zit tegenover ons. We zwijgen tot ik begin. “Ik weet niet of ik dit nu echt gehoord heb of dat ik het gedroomd heb. Ik kan het niet geloven, niet van Ingrid, maar al helemaal niet van Theo en mijn moeder. En wat moet ik hier nu mee?”
Chris schuift nog dichter tegen me aan en zegt: “Voorlopig even niets. Laat het bezinken. Als je wilt kunnen we het er straks met mijn ouders over hebben. En je moet nadenken: wat wil jij? Of misschien nog beter: wat kan je aan? Waar ben je toe in staat? En waarom?”
We zitten volgens mij heel lang zwijgend bij elkaar. Zo lang dat op een gegeven moment Heleen uit haar werk thuiskomt. Ze kijkt verbaasd en bezorgd en vraagt dan: “Wat is er aan de hand?”
“Ik moet straks een heel verhaal vertellen over mijn zus, mijn broer en mijn ouders. Maar daarmee wil ik wachten tot Peter ook thuis is.”
“Prima”, zegt Heleen en in de richting van Carla: “Blijf jij mee eten?”
Carla vraagt mij: “Wil jij dat, Sammie?”
“Ja graag”, reageer ik, “Jij was er net ook bij, dat kan helpen als ik het moet gaan vertellen”.
“Prima”, zegt Heleen. “Hoe willen jullie het: eerst praten en daarna eten, of praten onder het eten?”
Chris reageert direct. “Dat laatste lijkt me niet zo’n goed idee. Papa zal zo wel thuis komen, dan praten we eerst en daarna maar eten. Dit is niet een verhaal om onder het eten te vertellen.”
Gelukkig komt Peter na 10 minuten al thuis. Ook hij kijkt verbaasd, maar Heleen legt hem uit wat we afgesproken hebben. Heleen heeft inmiddels wat te drinken op tafel gezet, thee, koffie en frisdrank en als Peter aangeschoven is vraag ik Chris of hij wil beginnen. Alleen beginnen. De rest wil ik zelf vertellen, maar beginnen vind ik moeilijk. Chris maakt een start en als hij is op het punt dat we in de lunchroom zitten zeg ik dat ik het hier graag over wil nemen.
Ik vertel zo goed en zo kwaad als ik kan het verhaal en merk dat ik steeds meer tranen in mijn ogen krijg. Chris merkt dat en kruipt steeds dichter tegen me aan. Ook Carla, die weer naast me is komen zitten, slaat haar arm om me heen.

Als ik het hele verhaal van Theo verteld heb kijk ik Chris en Carla aan en vraag: “Ben ik een beetje volledig geweest?” Chris en Carla beamen dat. Heleen staat op en geeft me een kus op mijn voorhoofd. “Sammie toch, wat een verhaal, wat een verwarring voor jou.”
Ik kijk haar dankbaar aan: “Ja, dat is het goede woord”, reageer ik, “Ik ben in verwarring. Ik kan het verhaal wel navertellen, maar ik weet niet wat er daarna moet komen.”
Peter kijkt me aan en zegt: “Het gaat om vergeven. In feite vraagt Ingrid jou of je haar wilt vergeven. Want dat is nodig om van je te kunnen vragen om haar te helpen. En dat heeft ze je niet zelf kunnen vragen omdat ze in het ziekenhuis ligt. Daarom is je broer het komen doen.”
“Ik vind het ingewikkeld” reageert Carla, “Want je wordt gevraagd hen te vergeven omdat ze iets van je nodig hebben. Zouden ze je dat ook gevraagd hebben als Ingrid niet ziek zou zijn geworden?”
“Dat denk ik niet” reageert Heleen. “Soms moet er iets vreselijks gebeuren om mensen met hun neus op de feiten te drukken. Had jij het idee dat Theo toneel zat te spelen, Sammie? Jij kent hem, verder kende niemand hem!”
“Ik ken Theo niet als iemand die gevoelig is. En op mij kwam hij heel kwetsbaar en gevoelig over. Hoe zien jullie dat, Chris en Carla?”
Chris zegt dat hij zich toneelspel niet kan voorstellen. Carla beaamt dat, in haar ogen was hij helemaal eerlijk.
“Het is niets niks, Sammie, wat je gehoord hebt en wat er van je gevraagd wordt. Daar moet je wel even rustig bij stilstaan. Want ook jouw reactie kan grote gevolgen hebben. Dat vind ik eigenlijk best een probleem. Dat kan veroorzaken dat je een enorme druk voelt en daardoor misschien dingen gaat doen die je eigenlijk liever niet wil.”
“Mag ik spontaan reageren?” vraag ik. Iedereen kijkt me verwachtingsvol aan. “Ik heb altijd gezegd dat ik mijn vader niet aan wilde geven bij de politie omdat hij mijn vader bleef. Ik weet dat het raar klinkt, als hij je de deur uit heeft geslagen en niet meer met mij te maken wil hebben, maar zo heb ik het altijd al gevoeld. Datzelfde geldt voor Theo. Ik heb nog geen aangifte gedaan omdat ik vind dat hij mijn broer blijft. Ondanks dat hij me jarenlang het leven zuur heeft gemaakt. En datzelfde geldt voor Ingrid. Ook zij heeft mij jaren lang gepest en getreiterd als ze het maar kon. Maar het blijft mijn zus. Ik wil niet dat ze dood gaat. Zeker niet als ik weet dat ik haar misschien kan helpen in leven te blijven.”
Chris reageert direct: “Dat verbaast mij niets. In alle gesprekken over je vader en je broer en zus was je duidelijk over wat ze je hebben aangedaan, maar steeds heb je er bij gezegd: het blijft familie, het blijft mijn vader, het blijven mijn broer en zus.”
“En hoe kijk je tegen de rol van je moeder aan, Sammie” vraagt Peter.
“Dat begrijp ik nog het minst” reageer ik. “Zij heeft mij nooit gepest of getreiterd. Maar ze heeft me ook nooit verdedigd. Nooit geholpen. Als ik er goed over nadenk dan heeft zij ook nooit bijgedragen aan het slaan van mij, ook niet toen mijn vader mij het ziekenhuis in heeft geschopt. Zij heeft zich eigenlijk altijd afzijdig gehouden. Zij heeft nooit iets negatiefs, maar ook nooit iets positiefs gedaan.”

“Mijn complimenten, Sammie”, reageert Heleen, “Je hebt het allemaal weer aardig op een rijtje staan. Wat wil je nu. Wil je er nog verder over doorpraten, of zullen we eerst gaan eten? Of zeg je: ik heb helemaal geen honger?”
“Het lijkt me goed eerst te eten. Dan kan het nog meer bezinken. Misschien dat het zin heeft na het eten verder te praten. Misschien ook niet. Misschien moeten Chris en ik er eerst eens over doorkauwen. En kunnen we dan morgen verder praten. Ik weet in ieder geval wel ik nu best wel zin heb in eten.”
“Ok, dan stel ik voor dat we wat bestellen en laten brengen. Want eigenlijk heb ik na dit verhaal en in deze stemming helemaal geen zin om te koken. En Chris wil vast geen seconde en geen millimeter bij je weg, dus die gaat ook niet koken.”
“Dat heb je goed gezien mam,” reageert Chris.
“Ok”, reageert Peter, ”We zijn met zijn vijven. Zal ik dan voor vijf personen bij de chinees van alles en nog wat bestellen en thuis laten brengen?”
Iedereen knikt instemmend. Peter pakt zijn telefoon en bestelt.
Heleen, Carla en Peter gaan de tafel in de keuken dekken. Chris en ik blijven in de kamer zitten. Ik kruip tegen Chris aan. “Vind je mij slap?” vraag ik hem. “Vind je mij slap als ik mijn broer en zus wil vergeven en mijn zus zou willen helpen?”
“Sammie, als je dat doet vind ik je niet slap. Integendeel, dan vind ik je heel sterk. Het is veel gemakkelijker iemand te haten dan iemand te vergeven. Als jij daartoe in deze situatie in staat zou zijn zou ik dat supersterk van je vinden,” reageert Chris.

Chris
Sammie is te goed voor deze wereld. Na alles wat hem is aangedaan door zijn familie is hij volgens mij bereid tot vergeven en tot het helpen van zijn zus. Ik vind dat sterk, dat heb ik Sammie net al gezegd.
De deurbel gaat en pap loopt naar de deur om de bestelling aan te nemen.
Ik loop met Sammie naar de keuken waar we aan tafel gaan zitten. Ik schuif mijn stoel en bord tot vlak naast Sammie. Tot mijn geruststelling eet Sammie lekker van het bestelde.
Als we klaar zijn en aan het afruimen gaat mijn telefoon. Een onbekend nummer. Ik neem aan en luister. “Wat zeg je, Theo? Ligt je moeder in het ziekenhuis? En is je vader door de politie gearresteerd?” Ik zie Sammie verschrikt kijken.

Gesloten