Wat een klas XXXXIII

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Pringles1
Berichten: 46
Lid geworden op: zo 17 jun 2018, 15:44
Vul het getal in: 123

Wat een klas XXXXIII

Bericht door Pringles1 » zo 08 nov 2020, 11:20

Ik slenterde, uiterlijk ontspannen, maar met mijn hart bonkend in mijn keel, in de richting van de geluidsinstallatie. Ik bestudeerde even het schuivenpaneel, op zoek naar de volumeknop. Toen schoof ik langzaam één van de grijze schuifjes op het zwarte paneel naar beneden. ‘Hé!’ hoorde ik iemand wat geïrriteerd roepen. De hoofden van alle vrienden draaiden mijn kant op, nieuwsgierig waarom de muziek uit ging. Ik liep om de tafel heen waar het mengpaneel op neergezet was, en ging voor de mensen staan. Alle gesprekken waren stil gevallen, iedereen keek naar mij.

“Beste, lieve, vrienden en vriendinnen.” Ik had deze zin flink geoefend; ik had intussen al veel presentaties gegeven in mijn leven. Maar ik wist heel goed dat deze een heel andere lading had: deze ging namelijk over Mike en mijzelf en niet over het bedrijf. Wij stonden nu centraal in mijn praatje en niet de zakelijke mogelijkheden die samenwerking met het bedrijf waar ik voor werkte, bood. “Tsja, daar sta je dan. Ik wil beginnen om iemand te bedanken, die hier niet aanwezig is. En die ook totaal geen benul heeft van de prachtige gevolgen van een beslissing, die deze man op een dinsdagmiddag nam.” Ik pauzeerde even voor de impact en keek in de richting van Mike. Ik zag hem zenuwachtig van zijn ene voet op zijn andere leunen: hij had dit niet van me verwacht en aangezien ik hem niet bij mijn idee had betrokken, moest ook hij afwachten wat ik te vertellen had.

“Ik zat die dinsdagmiddag in een klein kantoortje, te wachten. Te wachten op iemand die misschien een mooie, nieuwe kans voor me had. Toen ging de deur open en keek ik verwachtingsvol naar de deuropening. Er stapte alleen een heel ander iemand binnen. We kwamen aan de praat en in die ‘iemand’ heb ik mijn levensgezel gevonden.” Ik pauzeerde opnieuw en zag Mike’s gezicht, in het sfeervolle licht van de terrasverlichting, kleuren. Ook zag ik hem steeds nerveuzer bewegen. “Vandaar dat ik die betreffende man, mijnheer de Beer, bijzonder wil bedanken voor het ongetwijfeld volledig terecht uit de klas gooien van een buitengewoon irritant kereltje, luisterend naar de naam Mike van Weem!” De vriendengroep barstte in lachen uit; Mike keek met een mengeling van boosheid en gene om zich heen.

“We waren eerst met z’n tweeën; twee mensen die er voor elkaar wilden zijn, zonder direct alles van elkaar te claimen. Gelukkig, langzaam maar zeker, werd deze groep gevormd, tot die waarmee we nu samen zijn. We zijn samen op pad geweest, hebben zelfs letterlijk voor elkaar gevochten, hebben sneeuw genoeg gezien voor de rest van ons leven, hebben elkaar gesteund bij verlies en bij het opkrabbelen. Ik ben er heel erg trots op dat we dit voor elkaar hebben kunnen doen. En dan, vertrekken Mike en ik uit Nederland. Betekent dit het einde van deze fantastische groep mensen? Nee! Zeggen dat dit het einde van deze groep, deze unieke vriendschap is, betekend dat deze groep nooit heeft bestaan en dat alles wat we in de afgelopen tijd voor elkaar hebben betekend, betekenisloos zou zijn geweest. Wij gaan fysiek wel weg, maar in onze gedachten blijven we altijd bij jullie. En met gebruikmaking van alle moderne communicatiemiddelen die er zijn, uitleg graag bij Mike, zien we elkaar, weliswaar op afstand, nog steeds en bovendien komen we regelmatig terug naar Nederland.

Over twee weken is het zo ver; dan stappen we in het vliegtuig op weg naar de VS en moeten we, voorlopig, afscheid van elkaar nemen. En ik kan jullie vertellen, toen Mike op het Amerikaanse vliegveld door de douane ging om via Parijs terug naar huis te reizen terwijl ik richting Boston zou gaan voor zaken, ontstond er een enorme steen in mijn maag: het voelde niet goed om alleen daar achter te blijven. En ik, en ik ben er van overtuigd dat Mike het hartgrondig met me eens is, zou het fantastisch vinden als jullie ons zouden willen helpen om dat gevoel te voorkomen. Vandaar dat ik, voor jullie allemaal, een stoel heb geboekt op het vliegtuig dat ons naar de VS zal brengen. Vrijdag vertrekken, samen met ons, richting VS en zondagmorgen, als groep, maar dan zonder ons tweeën, retour. Alsjeblieft, ga met ons mee en dan zwaaien wij, met z'n tweeën, jullie uit.” Nadat ik uitgesproken was, bleef het secondelang doodstil op de veranda; het enige geluid wat te horen was, was het sissen en knisperen van de barbecue. Ik zag dat iedereen enorm verrast was door mijn verzoek en er, doodstil, over nadacht.

Mike was de eerste die in beweging kwam, letterlijk: hij liep op me af, met vochtige ogen, opende zijn armen en begroef me bijna in zijn liefdevolle omhelzing. Mike wreef met zijn handen krachtig over mijn rug. Dat was voor mij het bewijs dat ik er goed aan had gedaan de hele vriendengroep uit te nodigen om mee te gaan. Over Mike’s schouder keek ik stiekem naar de groep. Blijkbaar was mijn aanbod ingeslagen als een bom. Maar, aan de gezichten te zien, wel een leuke bom die er voor zorgde dat langzaam maar zeker tot iedereen doordrong dat we nog een keertje met elkaar op pad zouden gaan. Mike bracht zijn neus tot op millimeters van die van mij en keek me diep in mijn ogen met een gelukzalige blik. “Ik hou van je”, fluisterde hij me toe en zijn karakteristieke glimlach verscheen op zijn gezicht. Mike gaf me een diepe zoen, terwijl hij mijn bovenarmen bijna samenkneep. Toen liet hij me los. “Je bent echt helemaal, hartstikke gestoord, wist je dat?” zei Sandra me, met een lach op haar gezicht, toen ik weer langs haar plaatsnam. “Hoezo?” vroeg ik haar. “Nou”, zei ze, “hoeveel kost je dit grapje wel niet?” Ik schoot in de lach. “Ach, ik beschouw dat maar als verhuiskosten, denk ik”. Ik pakte mijn glas van tafel terwijl ik naar de groep keek. Bryan was erg opgewonden toen hij begreep dat hij met een vliegtuig mee mocht, met Mike langs hem en liet dat blijken door Mike in zijn armen te springen. Ik zag aan hem dat hij moeite had de jongen zodanig vast te houden dat hij niet zou vallen. De uitbundige lach op beide gezichten bevestigde me opnieuw dat ik de juiste beslissing had genomen.

Uiteindelijk bleven we met Sandra, Yannick en Yuri achter op de veranda. “Zullen we er nog eentje doen?” vroeg Yuri, terwijl hij naar de met een rood-wit kleedje bedekte tafel met daarop drankflessen wees. Op Mike na – die hield het traditiegetrouw bij appelsap – namen we gretig een glas whisky aan en proostten op de prachtige avond en het slagen van mijn verrassing. “Ik ben trouwens heel blij dat we vorig jaar met z’n allen naar de wintersport zijn geweest”, zei Yuri. “Hoezo?” vroeg ik hem. “Nou”, antwoordde hij, “vorig jaar hebben we nog snel paspoorten aan moeten vragen, weet je nog? Toen hadden we nog wel wat tijd genoeg, maar ik geloof er niks van dat je in twee weken een paspoort kunt organiseren waarmee je de USA in mag.” Er trok een siddering door mijn lichaam; ik had daar helemaal niet aan gedacht. Ik was er voetstoots vanuit gegaan dat iedereen wel over de juiste reispapieren beschikte.“hebben jullie wel de goede paspoorten?” vroeg Mike ineens. “Ik heb gelezen dat je tegenwoordig een paspoort met een chip nodig hebt om de VS in te komen”. Sandra stond op. “Ik zal eens gaan kijken”. Ze liep de keuken in en liet ons, met wat ongezonde spanning, achter. Het zal toch niet…

Triomfantelijk stak ze vanuit de deuropening vier paspoorten omhoog. “Met chip. Ook die van jullie.” Ik keek verbaasd in de richting van Yuri en Yannick. Beiden keken ons schaapachtig aan. “Ja, Sandra bewaart al die dingen voor ons. Daar zijn we veel te slordig voor denk ik.” Vanzelfsprekend was dat antwoord ook weer aanleiding genoeg voor een aantal spottende opmerkingen en vinnige reacties. Ik dronk mijn glas leeg en zette het terug op tafel. Mijn blik ging naar Mike. Hij knikte: tijd om op te stappen. We bedankten Sandra hartelijk voor de gastvrijheid en liepen via de poort aan de zijkant naar onze auto; normaal gesproken zouden we door de voordeur gaan, maar Bryan was nadat hij had gehoord dat hij met Mike op reis mocht, aanvankelijk met geen mogelijkheid naar bed te krijgen. Uiteindelijk heeft Mike hem ingestopt. Sandra had geen behoefte aan een mogelijkheid dat Bryan wakker zou worden doordat hij Mike zou horen. Mike knipperde terwijl hij langzaam achteruit reed twee keer met het groot licht en ik zag Sandra en Yuri en Yannick zwaaien. Zonder te claxonneren reed Mike terug naar ons huis. “Zullen we meteen naar boven gaan?” vroeg Mike, met een duidelijke hoopvolle ondertoon in zijn stem, toen hij de auto de oprit op draaide. “Lijkt me een prima plan. Ik ben doodmoe.” De afkeurende zucht langs me negeerde ik.

In bed kwam Mike dicht langs me liggen. “Slaap je al?” fluisterde hij in mijn oor. Ik draaide me in de richting van mijn vriend. “Niet meer…” antwoordde ik hem, gespeeld nors. “Oh, sorry…” verontschuldigde Mike zich oprecht. In een flits had ik Mike’s zij te pakken en kietelde hem waar ik maar kon, wat een woeste schreeuwpartij tot gevolg had. “Hoe kwam je eigenlijk op het idee?” vroeg Mike me, nadat hij zijn hoofd op mijn borstkas had gelegd. “Ik ben de afgelopen dagen regelmatig naar het kerkhof gereden, Mike.” Mike lichtte zijn hoofd op en keek me verbaasd aan. “Heb je dan nog zo veel vragen?” Ik had Mike verteld dat ik daar regelmatig ging zitten, in de verwachting een bepaalde denkrichting in geduwd te worden als ik met een vraagstuk zat wat ik niet direct kon oplossen. Ik glimlachte flauw. “Mike, het ging er me vooral om hoe we afscheid zouden gaan nemen. En dan in het bijzonder van Bryan. Ik bedoel, Sandra heeft me straks verteld hoe je Bryan hebt uitgelegd waarom we naar de VS zouden verhuizen.” Mike keek me scherp aan. “Heb ik het niet goed gedaan dan?”vroeg hij, duidelijk onzeker. Ik schudde krachtig mijn hoofd. “Nee Mike, je hebt het heel goed gedaan. Ik had dat nooit kunnen bedenken. En bovendien is het niet eens gelogen.”

Er verscheen een lach op Mike’s gezicht. “Maak je antwoord eens af…” Ik keek Mike verbaasd aan. “Ik heb je toch al antwoord gegeven Mike?” Hij legde zijn hoofd weer op mijn borstkas. “Ben je er van overtuigd dat het goed is dat we vertrekken?” Ik slaakte een diepe zucht. “Nee Mike, ik ben er niet 100% van overtuigd. Maar ik ben er intussen wel achter dat 100% garantie nergens voor geldt, ook niet voor deze beslissing. We hebben er goed over nagedacht en besloten te gaan. Toch?” Mike beantwoordde mijn vraag met een zoen. De zondag brachten we voor een groot deel achter de computer door; mijn baas had er voor gezorgd dat Abe het huis wat we bezichtigd hadden, voor ons kon huren. Omdat de vorige bewoners waren vertrokken en alle huisraad hadden meegenomen, gebruikten we de zondag om via een speciale website, meubels en dergelijke te kopen. Mike had aanvankelijk gedacht om al onze spullen met de boot over te zetten, maar de hoeveelheid werk die daarmee gepaard zou gaan had hem afgeschrikt. Ook zijn auto zou Mike achterlaten; we zouden er in de VS wel een huren of kopen voor hem.

Om zeven uur ’s avonds klikte Mike het laatste item aan: een dressboy voor in de slaapkamer. Ik haalde mijn creditcard te voorschijn en rekende af. Abe zou er voor zorgen dat alle spullen in de garage zouden worden gezet. Zo kwam het mooi uit dat de hele groep mee naar de VS zou gaan! “Zullen we nog een keer naar de Japanner gaan eten? Ik ben héél braaf geweest vandaag.” Ik keek Mike spottend aan. “Braaf? Je hebt me klauwen met geld gekost!” Even was Mike van zijn stuk gebracht. Even maar. Een tel later rolden we gierend van de pret over de vloer. Ik had het privé-nummer van de eigenaar gebeld. Tot mijn verbazing werd de telefoon niet opgenomen en leek het zelfs alsof het nummer niet meer in gebruik was. Ik belde daarom maar naar het nummer op de website en reserveerde voor twee. Mike keek verwonderd rond toen we binnen kwamen: het interieur was duidelijk anders dan bij ons laatste bezoek. Ook ik merkte op dat de bediening andere kleding droeg. We namen de trap naar boven en meldde ons bij de tafel bij de ingang van het teppanyaki-gedeelte.

Een vriendelijke man leidde ons naar de eerste van de drie grote tafels; er zaten 10 mensen al aan tafel en we knikten hen vriendelijk toe. Met een drankje keken we om ons heen: wat was hier gebeurd? De kok kwam aanlopen met een dienblad met daarop verschillende gerechten voor de groep voor ons. Ik beantwoordde de knik van de kok met ‘konbanwa’ en verwachtte een antwoord. De man zei echter niets. Wat vreemd! Tijdens het eten merkte zowel ik als Mike dat het eten op zich wel goed was, maar dat de sfeer heel anders, minder speciaal, was. Dat had ook tot gevolg dat we de laatste drie gangen in recordtijd opaten en, enigszins teleurgesteld, na twee uur weer buiten stonden. “Ik heb begrepen dat de ouwe baas terug is naar Japan om voor zijn familie te zorgen” vertelde Mike me op de auto. “Hoe weet je dat?” vroeg ik hem. “Ik heb het gewoon gevraagd aan een bediende die ik bij de toiletten tegenkwam. Hij heeft zijn zaak verkocht aan een paar Chinezen. Vandaar dat de kok je ook niet begreep denk ik.”

Ik was toch teleurgesteld: ik had uitstekende herinneringen aan het restaurant: hier zaten we immers de eerste dag dat het ‘aan’ was tussen ons en ik refereerde daar regelmatig aan. Mike kon het dan altijd niet laten om vooral even zijn pijpbeurt te vernoemen, inclusief de genante ontmoeting met een toevallige gast toen we de deur van het toilet opendeden. “Ook dit past niet meer…” hoorde ik Mike langs me mompelen. “Het wordt inderdaad tijd om weg te gaan...” Mike keek even opzij en schonk me een geruststellende knipoog. Ik was maandagochtend op tijd op kantoor. Ik wilde uiterlijk woensdag mijn overdrachtsdocument helemaal af hebben. ’s Morgens bij het ontbijt had ik aan Mike gemerkt dat hij ook steeds harder ging rennen om alles in de laatste 2 weken af te krijgen: normaal probeert Mike ’s morgens minstens één keer toenadering te zoeken, maar vanmorgen trof ik Mike met zijn blik op het oneindige aan, zwijgend, gebogen over een bak muesli. Ik maakte me ook zorgen of we allebei wel alles af zouden krijgen. Aan de nadere kant was ik intussen realist genoeg geworden om te beseffen dat ‘alles’ een wel héél groot containerbegrip was en dat het schier onmogelijk was dat ‘alles’ te realiseren. Toch waren Mike en ik ambitieus genoeg om het in ieder geval te proberen.

Ik klikte mijn communicator in de houder, zette mijn computer aan en schonk mezelf een glas water in. Met het glas in mijn hand wandelde ik naar het grote raam in mijn kantoor. Bijna melancholisch nam ik plaats en staarde naar buiten, terwijl onder mijn voeten de wereld langzaam wakker leek te worden: ik zag het parkeerterrein langzaam volstromen en mensen, die snel ex-collega’s van me zouden zijn, zich naar binnen haasten. Ik zag mezelf, bijna aan de hand van mijn baas, weer voor de eerste keer door het kantoorpand lopen tijdens een voorstelrondje. Bij verschillende mensen waar aan ik werd voorgesteld voelde ik de verwondering dat een zo jong iemand op een zo belangrijke positie in de organisatie werd geplaatst. Ik proefde zelfs enige afgunst en verbittering. En de eerste maanden waren ook niet bepaald van een leien dakje af gelopen: ik moest het vertrouwen van mijn direct ondergeschikten zien te verwerven, terwijl ik managen eigenlijk nog grotendeels moest leren. Dat ik in die tijd erg op mijn baas leunde, maakte het er voor mij ook niet makkelijker op, ook al doorzag ik dat op dat moment nog niet.

Op een vrijdagavond, laat, reed ik, na als allerlaatste het licht boven mijn bureau te hebben uitgeknipt en het verder uitgestorven parkeerterrein te hebben verlaten, bijna huilend naar huis. Waarom deden mijn mensen niet wat ik wilde? Waarom kreeg ik zoveel weerstand als ik hen uitlegde hoe ze moesten acteren? Waarom lukte het me niet? Waarom kreeg ik voortdurend de verkeerde cijfers en foute adviezen? Ik keek besluiteloos naar buiten – de regen viel gestaag naar beneden en had een versterkende werking op mijn toch al niet bijster opgeruimde gemoed. Ik keek naar het verkeerslicht: rood, en toen – via de spiegelruit van een modezaak naar het voetgangerslicht wat er haaks op bevestigd was: groen. Ik slaakte een zucht, vol van onmacht. Een tel later kwam de knal. Ik knipperde een paar keer met mijn ogen en besefte toen dat iemand bij mij achterop was gereden. Een diepe zucht en een stevige vloek ontsnapte uit mijn mond: het was al een verschrikkelijke week geweest, het was klote-weer en dan knalde er ook nog iemand achterop mijn auto terwijl ik verlangde naar slechts een ding: mijn bed.

Ik knipte mijn gordel los, zette de alarmlichten van mijn auto aan en opende het portier. Vanuit mijn ooghoek zag ik de deur van de auto die achterop was gereden, openvliegen en een blonde vrouw, met een rode, glimmende lange jas, stapte uit. Ik sloot het portier en liep in de richting van de vrouw. Bijna hysterisch schreeuwde ze in de telefoon die ze dicht bij haar mond hield. Ook dat nog… Terwijl de vrouw vol overgave haar nood klaagde tegen degene die ze aan de lijn had – ik vermoedde haar man, hurkte ik bij de achterkant van mijn auto. Ik prijsde mezelf dat ik het advies van mijn baas had opgevolgd en een trekhaak had laten plaatsen.
“Ik heb toch helemaal geen aanhanger? En ook geen rijbewijs daarvoor trouwens”, had ik mijn baas destijds geantwoord op zijn advies “Je moest eens weten hoeveel brokkenpiloten er op de weg zitten. En als je er een binnen krijgt, is de schade voor jou in ieder geval beperkt.”

“Ja maar, jij bent toch de baas! Je hoeft toch alleen tegen die mensen te zeggen wat je van ze verwacht, het verder aan hen overlaten en alleen de resultaten beoordelen? Wat ben jij voor een baas!” Ik besefte dat het niet helemaal koosjer was wat ik deed, maar ik luisterde aandachtig mee, terwijl ik veinsde de schade op te nemen. Toen ik hoorde dat het gesprek was geëindigd, stond ik op en keek de vrouw aan. Ze produceerde een grimas op haar gezicht, maar gaf me wel een stevige handdruk. “Sorry, ik zat helemaal niet op te letten. Heb je veel schade?” Ik schudde mijn hoofd. “Maar u wel, vrees ik.” Ik wees naar de kleine rookpluim die onder de motorkap vandaan kwam. “Ik vrees dat uw radiator kapot is.” De vrouw knikte. Ik merkte dat ze er zichtbaar van baalde, maar het viel me ook op dat ze vanuit deze situatie direct handelde. Mijn nieuwsgierigheid was gewekt: kreeg ik hier nu in de gestaag vallende regen, een zeer bruikbaar managementlesje? Snel handelden we de formaliteiten af en ze gaf me haar kaartje. “coach & counseling” zag ik op haar kaartje staan. Thuis aangekomen legde ik haar kaartje op mijn bureau en ging naar bed. Ik sliep slecht.

De dag daarop zat ik al vroeg achter mijn bureau en viel mijn oog weer op het kaartje. Ik had een groot deel van de nacht liggen woelen over wat ik haar in de telefoon had horen zeggen. En vergeleek dat met mijn manier van managen: gericht op totale controle. Telefoongesprek. Controle. Coach. Terwijl mijn gedachten steeds tussen deze onderwerpen gingen, pakte ik bijna mechanisch de telefoon en toetste haar nummer in. Voicemail. Ik keek naar de klok aan de muur: 7:03 in de ochtend. Er verscheen een glimlach op mijn gezicht en ik sprak een boodschap in. Ik vroeg haar hoe het met haar was, refereerde aan het kaartje wat ze me gegeven had en verzocht haar om een afspraak op korte termijn. Met een zichtbaar beter gevoel legde ik de hoorn terug op de haak.

De maandagochtend daarop dreef ik al mijn medewerkers in de conferentiezaal op de bovenste verdieping. Ik sloot de deur en ging in het midden van de in een U opgestelde tafels staan. In enkele zinnen vertelde ik mijn gevoel van de afgelopen weken, wat het met me deed en hoe ik er van baalde. Terwijl ik mijn verhaal deed, keek ik scherp rond of iedereen wel luisterde. Dat bleek gelukkig het geval. “Hoe kan ik er voor zorgen dat jullie beter in staat zijn om te bereiken wat ik wil?” Ik pakte een schrijfstift van de flipboard en schreef deze vraag op het bord. Wat ik opschreef aan reacties, was aan de ene kant niet leuk, maar wel heel erg leerzaam: het bleek dat vooral mijn enorme controledrang als erg verstikkend en wantrouwend ten aanzien van de deskundigheid van mijn medewerkers werd gezien. “Ik doe mijn werk al bijna 20 jaar. En nu kom jij me niet alleen vertellen wat ik moet doen, maar ook hóe. Dat voelt niet als vertrouwen, dat maakt me onzeker en opstandig en zorgt er voor dat ik niet zo goed presteer als voordat ik jou als manager kreeg.”

De meeting duurde meer dan 2,5 uur, maar mijn medewerkers waren bereid me een paar heel belangrijke levenslessen te geven – en lieten me voelen nog vertrouwen in mijn capaciteiten te hebben. Ik bedankte ze uitvoerend voor hun openheid en was vastbesloten er iets mee te doen. Na de meeting liep ik naar mijn computer, tikte zeven woorden op een word-pagina en printte dat vervolgens op A3 uit. Ik liep weg van de raam waar ik bijna een half uur voor had gestaan, en keek richting de deur van mijn kantoor. ‘Waarom en wat, niet hoe en hoezo’ hing – intussen wel keurig ingelijst - nog steeds recht tegenover mijn bureau. Om 11 uur stond Luc in de deuropening van mijn kantoor. Hij had een schrijfblok in zijn handen. “Heb je even?” Ik keek op van achter mijn computer en knikte. “Natuurlijk!” Luc sloot de deur achter zich en nam plaats aan mijn bureau. Om zes uur sloot ik mijn computer af; ik had bijna alle contractverlengingen met onze Japanse relaties uitgewerkt en zou deze volgende week met Luc bespreken. Vanzelfsprekend had ik mijn Japanse relaties al op de hoogte gebracht van mijn vertrek naar de VS; mijn ervaring was dat Japanse zakenrelaties niet van onnodige verrassingen hielden. Vandaar dat ik ze op de hoogte had gesteld dat Luc over twee weken mijn stokje zou overnemen.

Ik reed naar huis, terwijl ik Abe belde. Hij had alle nutsvoorzieningen voor ons geregeld, de papierwinkel voor de huur van ons huis en vertelde me dat de eerste bestelde spullen al waren gearriveerd. Ook had hij een betrouwbare autoverhuurder in het stadje gevonden. Gerustgesteld hing ik op.Toen ik de voordeur van ons huis opende, hoorde ik Mike in de kamer praten. Dat verbaasde me, want ik had geen andere auto op de oprit zien staan en zag ook geen fiets of brommer staan. Ik hoorde hem zelfs lachen! Het werd voor me nog vreemder toen ik Mike Engels hoorde praten. Nieuwsgierig liep ik door in de richting van de kamer. Mike zat achter de laptop en had een webcam op de laptop geklikt. Benieuwd met wie hij zat te praten liep ik om de tafel heen en keek op het scherm. Het bleek dat Mike met de zoon van Abe, Isfah, zat te praten en aan het gelach te horen konden ze het goed met elkaar vinden. Ik zwaaide, in het zicht van de camera, naar Isfah en zag hem enkele seconden later, weliswaar schokkerig, terug zwaaien. Met gebaren maakte ik Mike duidelijk dat ik voor het eten zou gaan zorgen en Mike knikte; blij dat hij zijn gesprek niet af hoefde te breken.

“Zullen we een stuk gaan lopen?” vroeg Mike me, nadat hij het laatste bord in de vaatwasser had geschoven. “Lijkt me prima” gaf ik Mike als antwoord, niet wetende waarom hij nu ineens wilde gaan wandelen. We trokken een zomerjas aan en verlieten in de schemering ons huis. Mike sloeg linksaf. Dat verbaasde me, want we liepen nu juist van de bebouwing weg. Na enkele minuten begreep ik waar Mike naartoe wilde lopen; ik sloeg mijn arm om zijn schouder en zag aan zijn glimlach dat ik het goed geraden had. Mike stopte bij de spoorwegovergang. Hij drukte zijn rug tegen mijn borstkas aan; automatisch sloot ik mijn armen om hem heen. Toen een trein aan kwam denderen, drukte ik mijn kaak op zijn schouder; Mike draaide zijn hoofd naar me toe en drukte een zoen op mijn mond terwijl de trein ons op luttele meters op volle snelheid passeerde.

Het laatste weekend in Nederland brak bijna aan. Samen met Mike legde ik voor een week kleren op ons bed. De rest stopten we in dozen; Werner zou er voor zorgen dat alles in de garage in Milton stond als wij daar onze intrek zouden nemen. “Weet je”, zei Mike, terwijl hij een paar trainingsbroeken opnieuw opvouwde en zorgvuldig in een doos legde, “we hebben nu nog tijd genoeg om dingen in te pakken, maar veel willen we nog gebruiken en van genieten. En vrijdag komen we tijd te kort.” Ik knikte, ik begreep zijn gevoel; ik probeerde altijd vooruit te werken, maar in dit geval was dat best lastig. Op vrijdagavond had mijn baas een afscheidsdiner georganiseerd. Deze move van mijn baas doorkruiste mijn voornemen om zo geruisloos mogelijk naar de VS te vertrekken. “Waarom laat je de complimenten niet gewoon over je heen komen? Je hebt toch best wat voor elkaar gekregen in die toko daar?” had Mike me gevraagd. Mike verweet me regelmatig dat ik me erg bescheiden opstelde. Ik had dat altijd al gedaan: ‘bescheidenheid siert de mens’. Die wijsheid hadden mijn ouders me altijd voorgehouden terwijl ik me realiseerde dat dit mijn carrière geen goed had gedaan. Om acht uur liepen we over het parkeerterrein richting het chique Michellin-sterren restaurant dat mijn baas voor deze gelegenheid had uitgekozen. Mike had mijn suggestie om een pak te dragen spottend van de hand gewezen: “we gaan toch niet naar een begrafenis?!” had hij me toegevoegd. Beiden gestoken in sportieve schoenen, een spijkerbroek en een polo - ik een onopvallende zwarte, Mike een kraakwitte waarin zijn gespierde, zongebruinde armen prachtig afstaken.

Mike zag dat ik wat opgelaten was. “Gewoon wat eten, dat had ik al goed genoeg gevonden…” mompelde ik, toen Mike me vroeg wat er scheelde. “Aha”, hoorde ik Mike zeggen, met opnieuw een spottende ondertoon, “iemand die voor mij alleen altijd het allerbeste van het allerbeste wil, vind, nu hij zélf eens een keer in het middelpunt van de belangstelling staat, alles ineens overdreven.” Ik stopte en keek Mike aan. Mike gooide zijn handen in de lucht. “Geniet er nou eens van! Je hebt het verdiend! Heus!” Ik produceerde een flauwe glimlach en liep toen het restaurant in. Aan de bar werden we hartelijk ontvangen door mijn baas en zijn echtgenote; mijn andere collega’s waren nog niet binnen. Mike liet zich opnieuw niet overhalen en sloeg de aangeboden champagne af: hij zou terug rijden en hield het dus bij zijn traditionele appelsap. Rond half negen was het gezelschap compleet en loodste mijn baas ons naar onze tafel. Bij dit soort gelegenheden was mijn baas op z’n best: hij kon als geen ander iedereen aandacht geven en de juiste sfeer in een gezelschap creëren. We namen plaats; Mike kreeg niet een plaats langs mij, maar langs de controller. Gelukkig vlogen de, soms op het randje ballanserende, grappen aan die kant over tafel: Mike had het naar zijn zin.

Halverwege het diner stond mijn baas op van zijn stoel, verexcuseerde zich en verdween in de richting van de bar. Ik sloeg er geen acht op: ik zat gezellig te praten met de vrouw van één van mijn bijna ex-collega’s. Opeens werd mijn blik, net als die van de andere gasten, in de richting van de bar getrokken. Mijn baas kwam aanlopen met een hele grote, ingepakte, lijst. Mike maande me met een hoofdknik om op te staan, wat ik, nogal stuntelig, deed. Mijn baas kwam bij me staan en vroeg om de aandacht. “Enkele jaren geleden kwam je bij ons bedrijf binnen, Tijdens de sollicitatiegesprekken kwam je heel slim, leergierig en zelfverzekerd over en mede daardoor heb ik je toen aangenomen. Aan dat slimme ging ik de eerste dag twijfelen: je liep de verkeerde meeting binnen en had ook na drie agendapunten niet door dat je in de verkeerde meeting zat. Dat besef kwam pas toen ik je kwam halen…” Mike keek me even aan en barstte toen in lachen uit; ik had hem deze blunder nooit verteld omdat ik deze diep weg had gestopt. Ik voelde dat mijn hoofd rood begon te worden en hoopte vurig dat mijn baas zijn speech kort zou houden.“Gelukkig bleek het met je leergierigheid wel goed te zitten en je maakte je jezelf langzaam maar zeker alle eigen. Wat zeker niet onvermeld mag blijven is dat je vooral met onze Japanse zakenpartners een, ik mag wel stellen unieke, vertrouwensrelatie hebt opgebouwd, die ons bedrijf heel, heel erg veel heeft opgeleverd.

Ik kan je beschrijven als iemand die jarenlang keurig heeft gedaan wat hij moest doen en vooral niet opviel. Tot het me, maanden terug, opviel dat je ineens een stukje opener werd, maar vooral dat door die openheid nog meer realiseerde dan je daarvoor deed. De manier waarop ik achter de oorzaak daarvan kwam, vond ik niet zo sjiek, maar die reden zit, gelukkig, ook nu nog aan tafel”. Alle gezichten draaiden Mike’s kant op: het was nu Mike’s beurt om een rood hoofd te krijgen. “Je laatste reis naar Japan en de VS lieten me zien dat jij de geschiktste kandidaat bent om onze nieuwe vestiging in de VS te leiden. In tegenstelling tot jijzelf heb ik daar geen moment aan getwijfeld en gelukkig jullie uiteindelijk ook niet. Maar nieuwe kansen daar benutten, betekend automatisch hier al het bekende en vertrouwde achter jullie laten. Ik heb een hele tijd nagedacht met welk aandenken we je het beste zouden kunnen bedanken voor je inzet in de afgelopen jaren. Ik weet dat je bescheiden bent en er een hekel hebt aan in het middelpunt van de belangstelling te staan – en juist daarom doe ik ook zo lekker lang over deze toespraak.”

De mensen aan tafel gniffelden van herkenning. Gelukkig hervatte mijn baas snel zijn verhaal. “Gelukkig heb ik sinds lange tijd het telefoonnummer van je steun en toeverlaat en die heeft me een prachtidee gegeven.” Mijn baas overhandigde me het pakket; ik voelde door het papier heen dat het een lijst was en dat er dus iets van een foto of een schilderij in zou moeten zitten. Voorzichtig scheurde ik het papier open. Er zat een foto in, duidelijk genomen vanuit mijn kantoor. Bijna het voltallige kantoorpersoneel van ons bedrijf stond op de parkeerplaats onder mijn raam, en vormden samen een pijl, die naar rechts wees: in de richting van de VS. Ze zwaaiden allemaal enthousiast in de richting van de fotograaf. Het was een prachtfoto! Ik draaide de foto naar de tafel toe, zodat iedereen die aanzat de oorzaak kon zien van het feit dat mijn hoofd in sneltreinvaart rood kleurde en ik een dankwoord bij elkaar hakkelde. Mijn opluchting was groot toen ik weer aan tafel kon plaatsnemen.

Het diner was fantastisch; mijn baas had de koks van het aan een grote waterpartij gelegen restaurant de vrije hand gegeven om er een prachtige avond van te maken en daarin waren ze helemaal geslaagd. Tijdens de naborrel aan de bar van het restaurant verbaasde ik me over de, gemeende, woorden van spijt van mijn collega’s dat er een einde ging komen aan onze, soms jarenlange, samenwerking. Mijn collega’s bleken toch meer om me te geven dan ik altijd had gedacht… Nog onder de indruk van wat me verteld was, verlieten we rond half twee ’s nachts de zaak; mijn foto onder mijn arm. Mike had mijn overgebleven lege hand in de zijne gepakt terwijl we richting de auto liepen. Ik keek Mike aan. Zijn prachtige glimlach, de lach waar ik smoorverliefd op was, tekende zich scherp af tegen het flauwe schijnsel van een lantarenpaal.

Ik zette de fotolijst thuis in de gang, even niet wetend wat ermee te doen. Mike was me vooruit gelopen en vroeg me vanuit de keuken of ik nog iets wilde drinken. Ik merkte aan de toon van Mike’s vraag dat hij nog behoefte had om te praten; vandaar dat ik hem vroeg een fles wijn mee te nemen. Met een glas appelsap in zijn handen, vlijde Mike zich tegen me aan en draaide zijn hoofd naar me toe. “Wat vond je er van vanavond? Vond je het leuk?” Ik knikte. “Ik vond het erg leuk. De aanleiding is misschien niet helemaal leuk, maar ik vond er veel waardering uit spreken dat mijn baas er zichtbaar zoveel moeite voor gedaan had en vooral dat al mijn collega’s er waren. Ik heb alleen Luc gemist.” Mike knikte. “Misschien mag ik het niet zeggen, maar toen ik naar het toilet liep, hoorde ik je baas op nogal boze toon zijn voicemail inspreken op de gang. Hij vond het stijlloos dat hij er niet was.” Ik nam een slok witte wijn, liet het door mijn mondholte rondgaan en slikte het toen door. “Ik merk aan Sandra ook dat ze veel moeite heeft met Luc.” Mike keek me spottend aan: “ja duh, zo’n makkelijke baas als jij krijgt ze nooit meer hoor.” Verbaasd keek ik Mike aan; normaal gesproken bemoeid hij zich nooit met dit soort onderwerpen dus het viel me op dat hij zo’n scherpe mening neerzette. Mike begreep aan mijn gezichtsuitdrukking dat hij me een nadere verklaring schuldig was.

“Je bent een baas die zijn mensen heel veel vertrouwen geeft en lekker ‘gewoon’ blijft en die vooral mensen zelf laat nadenken hoe ze hun resultaten gaan bereiken. En als ik tussen de regels doorluister is Luc dezelfde soort manager als jij in het begin was. Ik ben benieuwd hoe lang dat het goed blijft gaan…” Ik slikte; ik realiseerde me dat ik er niets aan kon veranderen, maar vond het vooral voor Sandra erg vervelend: ze had haar leven nu eindelijk weer op orde, liet dingen op het werk zien waarvan niemand ooit had gedacht dat ze dat in haar had… het zou jammer zijn als ze weer terug in haar schulp zou - moeten - kruipen. “Oh ja, we worden morgenavond om 8 uur opgehaald door Yannick en Yuri.” Ik keek niet begrijpend naar Mike en ik voelde mijn boosheid weer opborrelen: waarom krijg ik dit nu pas te horen en heb ik hier zelf ook nog wat over te melden?! Mike zag mijn gezicht betrekken en haalde geschrokken zijn schouders op: “ik kan er ook niks aan veranderen! Het is mij ook maar meegedeeld!” Ik slaakte een diepe zucht: ik had onze laatste zaterdag in Nederland graag lekker samen met Mike doorgebracht, maar daar werd nu door onze vriendengroep ruw een stokje voor gestoken. Mike probeerde me op te beuren door zijn arm om mijn schouder te leggen. “Het wordt vast heel leuk…” en sloot af met een zoen. Na nog een diepe zucht besloot ik me bij de nieuwe werkelijkheid neer te leggen.

Zaterdagochtend werd ik wakker gebeld door Abe; hij had een grote vrachtwagen voor ons huis gezien die spullen kwamen afleveren die niet op de door mij opgegeven bestellijst stonden. Ik pijnigde mijn hersens, maar ik kon me niet herinneren fitness apparatuur te hebben besteld. “Wat is er aan de hand?” vroeg Mike, nog slaapdronken, liggend naast me. “Er staat een grote truck op de oprit met fitness-spullen die we niet besteld hebben!” riep ik, nogal kortaf. Ik zag Mike’s gezicht kleuren. “Euh…. Die hebben ‘wij’ inderdaad niet besteld. Maar ik wel…” Snel instrueerde ik Abe dat hij de pakbon kon aftekenen en de bezorgers de spullen in de garage kon laten zetten. Toen ik de verbinding verbrak gooide ik nijdig mijn communicator op het bed en keek Mike boos aan. Mike ontweek mijn blik en dat werkte als een rode lap op een stier. “Waarom heb je dit besteld zonder het te overleggen?”, vroeg ik, me realiserend dat de toon een stuk vijandiger was dan zou moeten. Het effect van mijn uitval was precies het tegenovergestelde van wat ik wilde bereiken: ik zag tranen in Mike’s ogen ontstaan. Ik schrok van mezelf. “Sorry… zo had ik het niet bedoeld…” stamelde ik voor me uit, wanhopig zoekend naar de juiste bewoordingen, terwijl Mike zich tegen me aan nestelde. “Ik…”begon Mike hakkelend… “ik bedacht me dat in de kelder helemaal niks zou staan en de kelder was de fitness-ruimte van de vorige bewoners. En omdat jij vooral in het begin wel heel veel weg zult zijn voor je werk, dacht ik dat het wel een goed idee zou zijn die ruimte ook in te richten, zodat ik me bezig kan houden terwijl ik op jou wacht…” Er schoten allerlei gedachten door mijn hoofd, maar ik besloot ze onuitgesproken te laten: ik vond het moment niet geschikt en beperkte me tot het door Mike’s stekeltjes strelen met mijn vingertoppen.

Die middag reden we eerst langs onze vaste bloemist en kochten daar twee dozen met plantjes. Van daaruit reden we naar de begraafplaats waar Mike’s ouders lagen. Ik parkeerde de auto en keek even opzij. Mike draaide zijn hoofd naar me toe en er brak een kleine glimlach op zijn mooie gezicht door. Toen stapten we uit. De begraafplaats was compleet uitgestorven; alleen vogels lieten met hun uitbundige gezang van hun aanwezigheid blijken. Onze schoenen knerpten over het donkergrijze grind terwijl we zwijgend naar het graf liepen: Mike met een doos plantjes en ik met een gieter die ik bij de ingang gevuld had met water in mijn ene hand en een hark in mijn andere. Mike hurkte neer bij het grafmonument voor zijn ouders en zette de doos met plantjes langs het graf. Zwijgend, sereen en onbeweeglijk keek Mike naar de zerk; zijn handen rustten op de antraciet zwarte afdekplaat. Ik keek rustig toe: ik gunde Mike alle tijd en wachtte af tot hij tot actie over zou gaan. Langzaam begon Mike met zijn vingers te woelen in de grote plantenbak die we, maanden geleden, samen hadden ingegraven vóór het graf. Zorgvuldig haalde hij er de uitgebloeide plantjes uit en plantte de zojuist gekochte even zo zorgvuldig in de bak. Ik keek alleen maar toe en ondanks de trieste aanleiding gloeide ik van binnen van trots: ik was er grenzeloos trots op dat ik Mike’s vriend mocht zijn en genoot van de manier waarop hij bezig was om het graf van zijn ouders te verzorgen: een betere bevestiging van zijn prachtige karakter kon ik me niet voorstellen.

Mike draaide zijn hoofd naar me toe en er brak een glimlach door op zijn gezicht; ik zag ook smalle, kronkelige banen van half gedroogd traanvocht over zijn wangen lopen. Ik knikte Mike toe. Mike stond op, stapte op me af en ik nam hem liefdevol in mijn armen. Langs elkaar, met de armen om elkaars rug geklemd, bleven we minutenlang staan. Mike keek me aan en knikte. Toen verbrak hij onze omarming, pakte de doos met daarin de uitgebloeide plantjes en liep in de richting van de uitgang. Ik volgde Mike op de voet. Mike schudde de inhoud van de doos in de groene container, terwijl ik de hark terug hing op het haakje dat daarvoor in een wat verweerd tuinscherm was bevestigd. Mike keek nog één keer in de richting van het graf van zijn ouders, zuchtte enkele keren hoorbaar en draaide toen weg, in de richting van onze auto.

Mike liet de volumeknop van de auto ongemoeid toen we op weg waren naar onze volgende bestemming. Ik realiseerde me dat Mike zich er terdege van bewust was, dat hij zojuist een periode in zijn leven had afgesloten. Zijn ouders hadden hem liefdevol opgevoed, Mike kon – ondanks dat ze niet meer leefden - naar hun graf toe gaan... Die mogelijkheid zou zich voorlopig niet meer aandienen en Mike besefte zich dat maar al te goed. Terwijl ik behoedzaam door het drukke weekendverkeer reed, vroeg ik mezelf af of ik ooit met Mike naar het graf van mijn ouders was geweest. Ik kon het me niet herinneren, ook niet toen ik diep in mijn geheugen terug groef. Ik had er overigens geen plausibele verklaring voor; het was er blijkbaar gewoon niet van gekomen. Ik parkeerde onze auto en stapte uit. De taakverdeling was nu net andersom: ik droeg nu de plantjes, Mike de gieter en de hark. Ook deze begraafplaats was uitgestorven. Ik verbaasde me hier al langer over: bijna alle graven waren keurig verzorgd en duidelijk zichtbaar goed bij gehouden, inclusief de bloemen en planten en toch zag ik er bijna nooit iemand. Ik haalde een keukenschaar uit mijn binnenzak en begon uit het buxushaagje dat ik aan weerszijden van de zerk had geplant, de uitstekende takjes te knippen. De twee aardekleurige schalen pakte ik van de afdekplaat en woelde de grond erin met mijn vingers door elkaar, terwijl Mike wat water toevoegde. De gekochte plantjes pasten keurig in de schalen en met een dankbaar gevoel plaatste ik ze terug.

Ik stond op en staarde enkele minuten als versteend voor me uit; in die minuten trok mijn leven in mijn hoofd aan me voorbij. Ook al was ik al een hele poos wees, ik miste ze nog elke dag en er bekroop me een gevoel van ‘in de steek laten’ wat me meermalen deed slikken. Mike, die de hele tijd op een afstandje was gebleven, stapte dichterbij en sloeg liefdevol zijn arm om me heen. Tot dan toe was het vooral Mike die zijn emoties bij gelegenheden de vrije loop liet en zich er niet voor schaamde te huilen als hij vond dat daar aanleiding toe was. Ik had mijn emoties jarenlang weggestopt en me verschuild achter een masker en me behoedzaam gepantserd tegen alle invloeden van buiten die te dicht bij mijn innerlijk zouden kunnen komen. Mike was de eerste die, zij het mondjesmaat, het was gelukt om mijn pantser te doorbreken en me had geleerd dat ik ook een mens was, met soms verdriet dat dan een uitweg zocht. Mike voelde het moment perfect aan: ik keek Mike aan. Toen brak ik en zocht de bescherming van Mike’s armen – bescherming die hij me liefdevol en onvoorwaardelijk schonk.

Ik drukte een kus op mijn vingers en drukte deze stevig op de afdekplaat. “Tot ziens…” prevelde ik voor me uit, toen ik de plek verliet. Mijn gevoel dwong me plaats te nemen op het bankje waar ik bijna altijd ging zitten als ik mijn ouders gedag was komen zeggen. Ik zette de doos voor me en voelde dat Mike langs me kwam zitten. Ik keek opzij en keek direct in Mike’s prachtige ogen.
Mike sloeg opnieuw zijn arm om me heen. “Dank je wel”, fluisterde Mike in mijn richting. Ik keek Mike niet begrijpend aan. “Bedankt? Waarvoor?” Mike glimlachte. “Voor het feit dat je me toch een keer meegenomen hebt naar het graf van je ouders. Ik vindt het heel fijn om te weten dat je me zo belangrijk vindt dat je me hiermee naartoe genomen hebt.” Ik produceerde een flauwe glimlach. Het was inderdaad het enige stukje in mijn leven waar ik Mike, blijkbaar onbewust, bij vandaan had gehouden. “Je hoeft het me niet uit te leggen” sprak Mike, met een liefdevolle toon. “Het is goed zo.” Ik slaakte een zucht en was blij dat Mike mijn gedachten kon lezen.

Hand in hand liepen we de begraafplaats af. Op ongeveer 20 meter van de uitgang, zag ik een wat oudere vrouw van haar fiets af stappen. Ik twijfelde even of ik Mike’s hand wel vast zou houden: oudere mensen waren in mijn beleving niet zo vrijdenkend en ik had er te veel respect voor om hen bewust te provoceren. Toen trok er een siddering door mijn lichaam: ik kénde de vrouw! Ik keek de vrouw aan en haar blik kruiste die van mij. Ze bleef abrupt staan, midden op het pad – en ik ook. De begroeting van mijn oude, al heel lang niet meer geziene buurvrouw, was hartelijk. Ik was mijn oude buurtgenoten na het overlijden van mijn ouders al snel uit het oog verloren; aan de ene kant gedwongen doordat ik op school zat en steeds meer werkte maar aan de andere kant toen ook bewust, omdat zij me herinnerden aan een van de zwartste periodes uit mijn leven. “Je ziet er goed uit jongen. Wat ben ik blij je weer te zien.” Toen keek ze opzij. “Is dit je vriend?” Haar directe vraag bracht me een beetje van mijn stuk. Mike stak zijn hand uitnodigend uit – en deze werd gretig aanvaard. “Inderdaad mevrouw. Ik ben Mike van Weem. Aangenaam kennis te maken met degene die hem heeft leren kruipen!” Ik voelde mijn hoofd rood kleuren; ik had Mike dat verhaal ooit verteld: ik bleef wel eens bij haar wachtten als ik uit school kwam en mijn ouders het druk in de zaak hadden en mijn oma geen tijd had om op me te moeten passen. Mijn buurvrouw was een kordate dame en had me als klein kind in een paar dagen leren kruipen.

Ik vond haar tijdens mijn pubertijd een beetje raar, maar ik was daar enorm van terug gekomen: ze had me enorm gesteund en geholpen toen mijn ouders overleden. Ik schaamde me nu dat ik haar toen niet de aandacht en de dankbaarheid had gegeven die ze verdiende. Vanzelfsprekend had ik vaak met de gedachte gespeeld om haar op te zoeken, maar hoe langer het geleden was, hoe groter de berg werd waar ik tegenop keek – en hoe kleiner mijn lef werd. Ik vertelde haar hoe het met me ging en dat ik met Mike volgende week naar de VS zou verhuizen. Zij vertelde me dat ze intussen in een aanleunwoning woonde. Ze was nooit getrouwd geweest maar dat had haar er niet van weerhouden om een zo normaal mogelijk leven op te bouwen. “Ik ga je ouders gedag zeggen, jongen.” Ik keek haar aan. “En maak je maar geen zorgen: ik zorg er voor dat het graf er netjes bij blijft liggen als jij straks weg bent.” Toen keek ze opzij en zag dat Mike respectvol, maar wel opgelaten, naar ons keek. Ze legde haar hand op mijn wang en streelde deze met haar vingertoppen. “Het is tijd voor jullie om te gaan, jullie hebben vast nog een heleboel te doen. Dag jongen, het gaat jullie goed.” Ze knikte nog een keer vriendelijk naar Mike en liep toen met een opvallend vaste tred, verder de begraafplaats op.

Op weg naar huis pakten we sushi mee; we hadden nog anderhalf uur voordat Yuri en Yannick voor de deur zouden staan voor de ‘verrassing’. Ik had Mike meer dan eens doorgezaagd, maar had me er uiteindelijk bij neergelegd dat hij écht niet wist wat die twee voor ons in petto hadden vanavond. We aten de sushi voor de TV op. Ik was achteraf erg blij dat Yannick en Yuri erin hadden toegestemd om in ieder geval voorlopig in ons huis te gaan wonen: het scheelde een heleboel gesleep met spullen en daar had ik toch erg tegenop gezien en daarnaast wisten we zeker dat het keurig zou worden bijgehouden: Sandra had meer dan eens met een lach verteld dat ze zelf in het huishouden eigenlijk helemaal niets hoefde te doen omdat Yuri en Yannick afwasten, schoonmaakten en de was deden.

“Wat zouden die twee bedacht hebben?” vroeg ik Mike terwijl ik de doos waar de sushi in gezeten had in de afvalemmer gooide. Mike schudde zijn hoofd. “Ik heb écht geen idee. Ik heb ook van alles geprobeerd om ze loslippig te maken, maar dat is niet gelukt. Dus ach… Laten we het maar over ons heen komen. Toch?” Klokslag 8 uur hoorden we de garagedeur open en dicht gaan en wisten we dat Yuri en Yannick binnen kwamen. Ik voelde mijn maag wat samen krimpen; ik was gewoon heel erg benieuwd wat deze twee tijdens de laatste zaterdagavond in Nederland voor ons bedacht hadden. Ik had me er al bij neergelegd dat zij ons vertrek niet geruisloos aan ons voorbij zouden laten gaan. Waar ik de meeste moeite mee had, was dat ik me nu moest overgeven aan anderen, me begaf in een situatie waarover ik geen zeggenschap had. Er trok een vlaag van herkenning door mijn hoofd toen ik Yuri en Yannick binnen zag komen. Yannick had de kleine hanenkam, waarmee hij was getooid toen ik voor het eerst kennis met hem maakte, in ere hersteld. In zijn oren had hij precies dezelfde oorbellen als Yuri, die dezelfde schoenen aan had als bij onze eerste ontmoeting. Ik knipperde een paar keer met mijn ogen: deden ze het er om, of…? Mike keek Yuri en Yannick aan en daarna mij. Ik kon Mike’s gedachten lezen: hij wilde zich voor we gingen omkleden en zich nog een keer in zijn ‘oude’ kloffie hijsen. Ik gaf Mike een knipoog en meer aansporing had hij niet nodig: er brak een lach op zijn gezicht door en hij verdween de gang in.

“Willen jullie intussen wat drinken?” vroeg ik de twee. “We moeten toch even wachten tot mijnheer is omgekleed.” Ik reikte de jongens een blik cola uit de koelkast aan en trok zelf ook een blikje open. Vanzelfsprekend probeerde ik Yuri en Yannick wat te ontfutselen, maar al snel realiseerde ik me dat me dat ook nu niet ging lukken. Ik drukte mijn lege blikje in elkaar, opende met mijn voet de afvalemmer in de hoek van de keuken en gooide daar het blikje in. Terwijl het geluid van het dichtklappende deksel verstomde, hoorde ik Mike gehaast van de trap af komen. Net als zijn twee vrienden een zwarte hardcore trui, oorbellen - de gouden, die hij al lang niet meer ingestoken had - zijn favoriete witte trainingsbroek en een paar Nikes die nog niet in een van de verhuisdozen was beland. Ik slaakte een zucht: mijn kledingkeuze stak nogal af van dit drietal, maar ik was niet van plan me nu nog om te gaan kleden. Daar kreeg ik ook geen tijd voor: Mike stak de contactsleutel van mijn Audi met een grote lach op zijn gezicht omhoog: “gaan we?”

Ik nam op de achterbank plaats naast Yannick; Mike en Yuri hadden namelijk de stoelen voorin geclaimd voor ik er ook maar iets van had kunnen zeggen. We waren nog niet van de oprit af, of Yuri had een meegebrachte CD in de CD-speler gestopt en Mike duwde met zijn duim op het stuur de volumeknop naar rechts. Zware basdreunen trokken door mijn auto. Aan de gevolgde route merkte ik dat we in de richting van het centrum van de stad reden. Mijn laatste restje argwaan dat Mike wel degelijk in het ‘complot’ zat vervaagde met elke aanwijzing die Yuri gaf over de te volgen rijrichting; aan Mike’s manier van rijden merkte ik dat hij écht niet wist waar hij naartoe moest rijden. We reden de ondergrondse parkeergarage in en Mike parkeerde behendig achteruit tussen twee auto’s in, direct bij de trap die ons naar het centrum van de stad zou brengen. Ik was heimelijk jaloers op de vloeiende manier waarop Mike altijd achteruit in parkeerde: ik moest over het algemeen verschillende keren steken voordat ik mijn auto had staan; Mike deed dat in één vloeiende beweging. We stapten uit en liepen in de richting van het trappenhuis. Yannick en Yuri liepen voorop, in de richting van de plek waar we naartoe zouden gaan. Toen we linksaf een straat in sloegen, begon het me te dagen: we liepen in de richting van de Ierse Pub waar ik met Björn naar toe was gekomen en waar Mike, Yuri en Yannick kennis met hem maakten. Björn was weliswaar ouder dan de drie, maar maakte sinds die avond een vast onderdeel uit van de vriendengroep.

We liepen door de klapdeuren naar binnen; in de hele zaak zagen we mensen naar TV-schermen kijken waar sportwedstrijden op werden vertoond. Het was niet druk in de zaak. Was dit het dan? Ik kreeg echter een por van Yuri in mijn rug ten teken dat ik door moest lopen. Achterin de zaak, in een hoek, was een deur. Yannick gebaarde dat we daar doorheen moesten. Ik opende de deur. Mijn ogen knipperden van het licht dat ineens in mijn gezicht scheen; ik kwam vanuit een nogal donkere ruimte in het volle licht. Een gejoel en gejuich kwam me tegemoet en ik herkende verschillende stemmen. Yuri en Yannick hadden met de eigenaar van de Pub kunnen afspreken dat we een deel van de Pub voor enkele uren zouden afhuren, hoorde ik later. De twee hadden uitgelegd dat Mike en ik naar de omgeving van Boston zouden verhuizen en dat ze, vanwege de stevige Ierse invloed op Boston, daarom geen betere locatie konden bedenken om afscheid te nemen dan deze Ierse Pub. De eigenaar, een rasechte Ier, had direct ingestemd met het verzoek.

Ik keek, nadat mijn ogen gewend waren aan het licht, eens rond wie er allemaal de moeite hadden genomen om langs te komen. De complete vriendengroep was binnen: Björn met een meisje dat ik nog niet eerder gezien had, Koen met zijn vriendin, Phillipe en Milan, Bryan… Sandra stond bij een statafel waar onder andere mijn baas en al mijn ploegleiders aan stonden. Aan een andere tafel stond de baas van Mike en een tiental mannen waarmee Mike op de steiger had gestaan, voordat hij promotie had gemaakt. Hardhandig, maar liefdevol, werd Mike door zijn collega’s welkom geheten. Ik had wel iets verwacht, maar dit overtrof mijn verwachtingen ruimschoots! Ik kreeg een grote pint Guinness aangereikt en maakte van de gelegenheid gebruik om een toast uit te brengen op iedereen die voor ons gekomen was. Mike stak zijn glas appelsap de lucht in; aan zijn gezicht kon ik zien dat ook voor hem het een verrassing was en dat hij heel trots was dat we blijkbaar voor zoveel mensen belangrijk waren.

Ik was net in gesprek met Frenk, Milan’s vader, toen rond 10 uur de muziek werd afgezet. Verbaast en nieuwsgierig keek ik om me heen, of ik ergens kon zien wat daarvan de oorzaak was. Een zacht zoemend geluid bracht de oplossing: vanuit het plafond kwam langzaam een projectiescherm naar beneden. Toen het projectiescherm helemaal uitgerold was, ging het licht in de ruimte ook voor een groot deel uit. Milan stapte uit de mensen naar voren en wenkte mij en Mike; enkele seconden later stonden we, een beetje opgelaten, langs elkaar in het midden van de ruimte, wachten op wat komen ging.“Beste tortelduifjes...” Milan kon direct zijn speech voor even opschorten, omdat met name Mike’s oude-collega’s daar met veel gejoel en gefluit op reageerden. Na een minuut probeerde hij het opnieuw. “Komend weekend gaan jullie Nederland verlaten, om een nieuwe toekomst op te bouwen in dat verre Amerika. En wie had dat kunnen denken! Nog geen drie jaar geleden was Mike een jongen zoals zo veel anderen: geen enkele zin in school, een wel hele foute muziekvoorkeur, lekker werken in de bouw en in het weekend zijn tijd verdoend met feesten of naar vrienden. En jij, jij was een totaal onopvallende kluizenaar die alleen maar leefde voor zijn werk, in plaats van te werken voor zijn leven.

Weet je, ik geloof niet in toeval. De ontmoeting in het kantoortje op het ROC had zo MOETEN zijn. En zie wat er van gekomen is.
Mike, wij kunnen ons niet voorstellen hoe het is om in één keer, zonder welke aanwijzing vooraf dan ook, twee van je meer dierbare mensen, namelijk je ouders, te verliezen. En dan toch een paar dagen later als begeleider mee gaan naar de sportdag van Bryan. De wandeling met Bryan in Oostenrijk, die voor jou bijna verkeerd afloopt omdat je je zo voor Bryan verantwoordelijk voelt. En jij, die met raad en geld, vooral geld..." Er klonk opnieuw gelach in de ruimte en ik voelde mijn gezicht kleuren. ".. ons vooral wil helpen. Dat zijn zo maar een paar voorbeelden van onze overtuiging dat julle goede mensen zijn en dat wij allemaal heel trots zijn om jullie onze vrienden te mogen noemen. In die moeilijke tijden waren jullie er voor elkaar; altijd en onvoorwaardelijk. Als je puur kijkt naar feiten zoals leeftijd, achtergrond, werk of interesses, zouden jullie nooit bij elkaar passen. Maar jullie relatie is het ultieme bewijs dat liefde niet is gebaseerd op feiten, maar op gevoel, op genegenheid.

Jouw huis werd Mike’s huis, jullie huis werd ons huis. Iedereen kreeg een sleutel en iedereen was welkom. Opnieuw op basis van feiten: heel bijzonder. Op basis van gevoel: het klopt helemaal bij zoals jullie zijn: gastvrij. Mensen zich welkom laten voelen. Zoals Brabanders graag zijn en graag gezien willen worden. En dat is het kleine bruggetje naar het scherm.” Ik keek opzij, naar Mike. Ik zag dat zijn ogen vochtig waren. Ik sloeg mijn arm om hem heen en hij deed prompt hetzelfde, terwijl een heel bekend pianoriedeltje uit de speakers klonk.

Gesloten