WIE DE SCHOEN PAST ... - hoofdstuk 6

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

WIE DE SCHOEN PAST ... - hoofdstuk 6

Bericht door Lucky Eye » za 16 feb 2019, 08:05

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



WIE DE SCHOEN PAST …



Hoofdstuk 6

Op vrijdag meld ik me opnieuw ziek en ben ik al tegen twaalf uur bij de school. Ik wacht buiten de hekken en een dik uur later zie ik ineens Farid tussen een menigte scholieren aankomen. Mijn hart springt op. Gelukkig er is niets met hem aan de hand! Maar meteen is er ook dat andere stemmetje dat me influistert: 'Maar waarom heeft hij dan geen contact gezocht!' Als hij met de fiets aan de hand het hek uitkomt, spreek ik hem aan. Zijn ogen die hij naar beneden gericht had, schieten omhoog, ontmoeten heel even de mijne en zakken dan weer, terwijl hij blijft doorlopen naar de weg. Ik achter hem aan. "Hé! Ik had gedacht dat je wel even langs zou komen." Bij de weg stopt hij en wacht daar zonder een reactie te geven. "Ben je je tong verloren?"

"Hou je kop, man! Ik wil niet dat anderen je met me zien!"

Shit, vloekt het binnenin me. "Maar …"

"Luister goed," zegt hij dan, terwijl hij me met een ongelofelijke felheid aankijkt, "ik ben geen flikker, ik ben nooit een flikker geweest en zal ook nooit een flikker worden! Dus laat me alsjeblieft met rust!"

Driemaal gebruikt hij het woord waaraan ik zo'n verschrikkelijke hekel heb. En driemaal doet hij dat, zo komt het op mij over, heel bewust. De woeste blik in zijn ogen en de kracht waarmee hij het woord drie keer uitspreekt, wijzen erop dat het een gerichte keuze is om het woord te gebruiken. Ik ben stomverbaasd en sta hem met open mond aan te gapen. Meer weet ik niet te doen. Het is alsof iemand een gesel over mijn lijf maar vooral over mijn ziel heeft gehaald. Hij stapt op zijn fiets en rijdt bij mij vandaan. De tranen branden achter mijn ogen en heel langzaam voel ik hoe ze over mijn wangen beginnen te lopen. In een gordijn van mist - vanwege de tranen en de gedachten die zich aan me opdringen - fiets ik naar huis waar ik me jankend op mijn bed werp en de tranen de vrije loop laat. Laat in de avond meld ik Rik dat ik ook de dag erna niet zal kunnen werken. Hij is heel begrijpend, maar wil nu eindelijk wel weten wat er aan de hand is.

"Als je sores hebt, moet je het me zeggen, jongen! Ook al kan ik je misschien geen stap verder helpen, je kunt het wel van je afpraten!"

En al jankend doe ik hem het hele verhaal. Natuurlijk kan hij me niet verder helpen, maar het doet enorm goed om al mijn gevoelens onder woorden te brengen. Het gevoel van verraad, het gevoel van machteloosheid en vooral het gevoel van afwijzing! Dat doet me waarschijnlijk nog het allermeeste pijn. Maar die andere niet minder. Ik heb hem vertrouwd! Ik heb hem dingen met me laten doen, die ik normaal niemand zo snel gegeven zou hebben! Natuurlijk wilde ik het ook zelf! Ik was gewoon hartstikke geil! Maar bovenal verliefd op hem! Ja, dat is het dat de allermeeste pijn veroorzaakt: ik hield van hem en had het idee dat hij ook van mij hield! Hij had het verdomme toch zelf gezegd voordat hij op vakantie ging? En nu … nu ineens … is alles voorbij? En op wat voor een manier! Als hij het normaal uitgemaakt zou hebben, had ik het misschien beter kunnen verwerken - als hij tenminste fatsoenlijke redenen aangevoerd zou hebben - maar deze manier raakt me heel diep. Kwetst me! Van slapen komt die nacht natuurlijk niets. Heel af en toe val ik weg, maar steeds schrik ik dan weer op door de woorden die hij tot me sprak. Het 'flikker' blijft me steeds weer in de oren klinken en door m'n achterhoofd spoken. Ik voel me op de een of andere manier smerig en sta tijden onder de douche, maar het lost niets op. Waarom heeft hij het op deze manier uitgemaakt? Waarom heeft hij mij zo bewust van zich afgewezen? Waarom? Alle vragen leiden nergens toe.
Als mijn moeder de volgende ochtend belt of ik zondag op de koffie kom, zeg ik dat ik me ziek voel en haar logische reactie is: "Alweer?" Ik zeg dat het dit keer niet zo ernstig is en dat het gewoon een verkoudheid is. Ze zegt dat ik inderdaad wat nasaal klink en dat ik dan inderdaad maar beter wat binnen kan blijven. Annelies belt diezelfde dag ook nog met de vraag of we een afspraak kunnen maken voor een uitje en dan … dan breek ik opnieuw in tranen uit. Ze onderbreekt me en zegt dat ze er meteen aankomt en binnen een uur is ze bij me en krijgt ze de volle lading aan tranen en ander gesnotter over zich heen.

Het luisterende oor van Rik had me al goed gedaan, maar de troostende armen van mijn zus doen dat nog veel meer. Bij haar voel ik me ineens geborgen en ik weet dat dat alles te maken heeft met herinneringen aan voorbijgegane tijden. Vroeger was het ook altijd Annelies geweest die mij had getroost als er mij iets was overkomen. Niet mijn moeder, niet mijn vader, maar altijd mijn zus. Het lucht enorm op om opnieuw alles wat er aan gevoel is om te zetten in woorden. Maar de grote ommekeer komt als Jolande heel vroeg in de ochtend eraan komt zetten. Annelies had een briefje voor haar neergelegd en na haar nachtdienst was ze meteen naar mijn huis gereden. Ook zij krijgt het hele verhaal te horen en hoewel het gesnotter minder is, is het er nog steeds. Heel rationeel drukt ze de vinger op de zere plek.

"Maar wat doet nou het meeste pijn?"

Tja, goede vraag. Opnieuw som ik de dingen op die ik eerder voor mezelf al verwoord had: verraad, machteloosheid, afwijzing.

"Weet je het zeker?" vraagt ze aan me, terwijl ze me recht in de ogen kijkt?"

Ik ben verbaasd. Is er dan nog meer? Is er iets dat ik over het hoofd gezien heb in de afgelopen tijd? Ik val stil en ga op zoek en dan, dan ineens stuit ik op iets dat ik tot nu toe inderdaad niet gezien heb. "Dat ik van hem hou en het hem nu nooit meer kan tonen," zeg ik, terwijl de waterlanders opnieuw komen. Met dat heeft Jolande de vinger heel duidelijk op de meest zere plek gelegd. In mijn hele relatie met Farid heb ik iets kwijt gewild, heel logisch, en dat zal nu niet meer kunnen. En aan dat hele gedoe van liefhebben, heb ik mijn geluk gekoppeld en terecht haakt ze daarop in als ik haar dat uitleg.

"Ik snap het, man. Maar het is een valse conclusie. Kijk terug naar voordat Farid in je leven was. Was je toen niet gelukkig?"

Natuurlijk was ik toen wel gelukkig, maar … "Natuurlijk wel maar het was zo anders met hem."

"Maar hou je vast aan dat eerste, Theo. Je hebt ook gelukkige momenten gekend zonder hem en die ogenblikken zullen er opnieuw zijn. Ik zeg niet dat het gemakkelijk zal zijn. Zeker niet! Zelf moet ik er niet aan moeten denken dat Annelies me dumpt! Maar na een rivier van tranen die ik zal plengen, zal ik dan ook weer verder gaan. Ik ben niet iemand omdat ik iets heb met Annelies. Ik ben ik omdat ik ik ben!"

Deze woorden laat ik lang na-echoën in mijn oren en hoofd. Als de dames dan zo tegen zes uur in de ochtend me eindelijk alleen laten, nadat ik hen wel honderd keer de verzekering heb gegeven dat ik het wel zal redden en dat ik absoluut geen stomme dingen zal gaan doen, blijf ik met die uitspraak zitten op de bank. Ik heb nog helemaal geen slaap en laat mijn hele leven de revue passeren. Altijd heb ik gedacht … Nee, beter gezegd, altijd heb ik het gevoel gehad, dat ik iemand was omdat er anderen om me heen waren. Dat er anderen waren die me leuk, lief vonden. Eerst waren het mijn ouders en mijn zus geweest. Toen die vanwege mijn coming out wegvielen waren het mijn vrienden geweest. Op de een of andere manier teerde ik op het gevoel dat mensen om me heen me mochten. Natuurlijk was ik ook vrij vaak alleen geweest toen ik in het begin op mezelf woonde, maar mijn vrienden waren een soort van noodluik. Ik wist dat ze er waren! En toen was Farid gekomen. En hij had zo perfect bij me gepast dat hij heel gemakkelijk in de rol glipte die ik voor hem had uitgekozen. Misschien niet bewust voor hem, maar voor iemand in elk geval. En nu … nu word ik compleet teruggeworpen op mezelf. Er is niemand meer die me houvast biedt in het leven en dat maakt het allemaal verdomde moeilijk! Ik rol me op in een hoekje van de bank en lig daar heel lang wakker. Het pijnlijke gevoel trekt weg, zij het heel langzaam. Het lijkt alsof er een wond is die door een pleister is afgedekt. Ik durf de pleister ook niet te verwijderen, omdat ik weet dat het dan weer zeer zal gaan doen. En zo blijf ik zo'n tien dagen helemaal op mezelf zitten miezeren. Annelies belt elke dag en als zij niet kan belt Jolande. Op de een of andere manier bevalt de rationele denkwijze van de Surinaamse me uitstekend. Langzaam begint het in te slijten en na die overgangsfase, waarvoor ik voor mezelf de tijd heb genomen, ga ik weer aan het werk.

Mijn collega's vangen me buitengewoon goed op. Natuurlijk heeft Rik hen het een en ander verteld, en dat vind ik ook helemaal niet erg. Ik luister naar hun verhalen over verloren liefdes en dat geeft me het gevoel dat ik weer gewoon tot de mensheid behoor. Heeft niet iedereen ooit zoiets mee moeten maken? Als ik tussen de middag Ali zie, vind ik het toch wel erg moeilijk en hij niet minder. We zitten zwijgend tegenover elkaar en kijken elkaar niet aan.

"Vind het vreselijk rot voor je, man," zo begint hij dan toch te praten.

"Dank je."

Meer weet ik eventjes niet te zeggen. Meer wil ik ook niet zeggen. Ik wil hem bewust niet vragen hoe het met Farid is. En wil hem zeker niet vragen of hij misschien weet waarom … Want dan, dan zal het korstje op mijn wond weer openbreken en …

"Als je wilt dat ik iets voor je doe, moet je het zeggen," biedt hij aan.

Zijn aanbod vind ik sympathiek. Ik snap nog steeds niet waarom Farid het op deze manier heeft uitgemaakt. Het is niets voor hem. Hij zou het anders gedaan hebben, net zoals hij het eerder deed na mijn voorstel toen ik hem nog maar kort kende. Toen had hij gezegd dat hij ook als hij slecht bericht voor me gehad had, langsgekomen zou zijn. En nu … nu doet hij het ineens op een dergelijke manier af: neemt geen contact op en breekt met me op een heel vervelende manier. Even overweeg ik dan of ik Ali een briefje voor hem mee zal geven, maar ik doe het uiteindelijk niet.

De dagen worden weken en de weken maanden en dan schrikt heel Nederland begin november op van de moord op Theo van Gogh. Lang sta ik in dubio of ik ook naar Amsterdam zal gaan om met zoveel anderen luid van me te laten horen. Als Ali me belt en vraagt of ik mee wil gaan, ben ik snel over de streep en ga met hem mee. Meer voor hem misschien dan voor mezelf. In de trein legt hij me uit waarom. Hij wil vooral laten zien dat niet alle Marokkanen zo zijn. Dat heel veel wel gewoon Nederlander willen zijn en dat ook willen bewijzen door deel van de samenleving uit te maken. Maar aan de aan de andere kant is hij ook bang dat veel autochtone Nederlanders zich zullen willen wreken op buitenlanders en buitenlandse instellingen. Gebroederlijk staan we naast elkaar op de Dam en maken met onze meegenomen keukengerei de nodige herrie en ik voel dat Ali's vrees niet ongegrond is. Hoewel er zat buitenlanders tussen de menigte staan, zie ik ook de woedende blikken die naar hen geworpen worden. Blank Nederland richt zijn woede en verontwaardiging op een groep die niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de daad van één persoon! De dagen daarna breekt de hel los. Een Islamitische school wordt door een zelfgemaakte bom verwoest en in moskeeën en kerken wordt brand gesticht. Nederland staat op zijn kop. De tolerante multiculturele samenleving die Nederland zou zijn, is niets anders dan een schijnvertoning geweest, zo lijkt. Gelukkig herstelt de wond die geslagen is net zoals mijn wond die, ondanks de nog steeds aanwezige vragen, langzaam aan het genezen is. Op 21 december kom ik 's avonds na een late dienst thuis en tref daar Ali aan op mijn galerij.

"Hé? Wat doe jij hier?"

"Ik wil graag met je praten."

"Oké, kom maar binnen," zeg ik terwijl ik de deur ontsluit. "Wil je wat drinken?"

Hij vraagt wat ik drink en als ik zeg dat ik wat thee ga maken voor mezelf, zegt hij dan graag een kopje mee te willen drinken. Als we zo'n tien minuten later dan bij elkaar zitten, voel ik dat de sfeer vrij gespannen is.

"Wat is er?" vraag ik hem. Een aarzeling is heel duidelijk merkbaar, maar als ik hem uitnodig te vertellen waarvoor hij gekomen is, steekt hij toch van wal.

"Ik weet dat ik me er misschien niet mee moet bemoeien, dat het me eigenlijk helemaal niets aangaat, maar het gaat verrekte slecht met Farid. Zo slecht dat we thuis niet meer weten wat we moeten doen."

Zoiets had ik verwacht en ik had me er al op voorbereid. Ali en ik staan dan wel op vriendschappelijke voet met elkaar, maar die avond van de 2e november naar Amsterdam was de eerste en tot nu toe enige keer, dat we elkaar troffen buiten het werk om. "Het is heel pijnlijk voor mij om over Farid te praten, Ali," geef ik hem aan.

"Ik begrijp het, Theo, maar misschien zou je toch nog een keer met hem kunnen praten. Ik weet niet hoe hij het uitgemaakt heeft of hij ook iets van uitleg heeft gegeven …"

"Helemaal niet dus!" Ik herhaal dat wat hij tegen me gezegd heeft en ik zie dat Ali zich er ongemakkelijk bij voelt. "Ik vind het niet erg om een flikker te zijn, Ali. Dat maakt me niet meer uit."

"Nee, zo bedoelde ik het niet. Ik vind het verdomde stom van hem dat hij je niets verteld heeft. Dat hij het op zo'n manier heeft gedaan en echt … ik weet ook niet waarom. Als hij het je verteld had, dan zou je er vast begrip voor gehad hebben."

"Maar wat is er gebeurd dan? Wat had hij me kunnen uitleggen?"

Dan wordt het stil. Een stilte die bij mij gevuld wordt door allerlei gedachten. En het gekke is dat de meest plezierige gedachte - het idee dat het misschien tussen mij en Farid goed zal kunnen komen - ook de meest pijnlijke is. De korst is compleet van de wond en het steekt enorm.

"Ik kan het je niet zeggen, Theo. Dat is iets dat hij zelf zal moeten doen. Het spijt me. Het is stom van me geweest om je hiermee lastig te vallen." Hij staat op en wil weglopen.

Ik houd hem tegen. "Dit kun je niet maken, Ali. Het is geen lastig vallen. Zo bedoel ik het niet. Maar het is allemaal zo ontzettend onduidelijk. Ik weet gewoon niet wat ik ermee aan moet. Ik heb geprobeerd om Farid te vergeten en hoewel dat me nog steeds niet gelukt is, ging het aardig goed. Tot nu toe. Ik hou nog steeds van hem en jouw mededeling dat het niet goed met hem gaat, doet me pijn. Ik wou dat ik iets kon doen om dat te verhelpen maar als jij me niet kunt zeggen wat er gebeurd is waardoor Farid het uitgemaakt heeft kom ik geen steek verder."

"Het spijt me, Theo, maar dat is zoiets persoonlijks dat alleen hij er de juiste woorden voor zou kunnen vinden."

Opnieuw is het lang stil, maar dan verbreek ik de stilte.

"Het spijt me echt, Ali maar ik kan het niet. Niet nu. Drink alsjeblieft je thee rustig op."

Zonder verder te praten drinken we beiden onze thee en dan zegt Ali dat hij maar beter kan gaan. Zwijgend lopen we naar de deur. Dan ineens slaat hij zijn armen om me heen en trekt me tegen zich aan. "Je bent een bovenste beste, Theo. Het spijt me enorm dat ik me zo stom heb gedragen bij onze allereerste ontmoeting. Toen ik zag dat het Farid menens was met jou, heb ik dat kunnen begrijpen."

"Farid heeft me altijd gezegd dat jij een prima gozer was, Ali. En hij heeft groot gelijk gehad."

"Farid is zelf ook prima, Theo. Geloof me. Hij heeft het alleen vreselijk moeilijk op dit moment."

"Ik geloof je, Ali. Mijn deur staat nog steeds voor hem open. Hij heeft nog altijd een sleutel en ik zal hem de toegang tot mijn huis niet ontzeggen als hij wil komen praten."

Als Ali me los laat, zie ik dat de tranen hem in de ogen staan. We nemen afscheid en ik kijk hem na als hij de galerij afloopt. Die nacht slaap ik enorm slecht of beter gezegd helemaal niet. Mijn gedachten zijn bij Farid. Wat kan er met hem gebeurd zijn dat hem zo heeft veranderd. We hadden afgesproken altijd eerlijk tegenover elkaar te zijn en nu … nu verzwijgt hij iets voor me en maakt het liever uit dan er met mij over te praten? Ik begrijp er helemaal niets van.

's Middags ga ik gewoon naar mijn werk toe, maar echt met mijn gedachten erbij zijn lukt niet omdat ik bekaf ben. Ik maak mijn uren vol, douche me zoals gebruikelijk en ga dan op de fiets naar huis. De avondlucht is behoorlijk koud en hoewel ik zowat omval van de slaap zal van slapen nog niet veel komen, want opnieuw staat er visite op me te wachten voor m'n deur.



Reacties zijn van harte welkom op de site waar dit verhaal legaal geplaatst is maar ook via mijn e-mailadres: lucky_eye2@yahoo.co.uk



©Lucky Eye, februari 2019 (herzien)
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten