Een nieuwe start: deel 3

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Michiel
Berichten: 7
Lid geworden op: ma 08 dec 2008, 01:17

Een nieuwe start: deel 3

Bericht door Michiel » zo 14 dec 2008, 17:22

Een nieuwe start (deel 3)

Ik keek naar Marije, schuin tegenover me. Ik kende haar pas een paar weken. En nu kwam ik al met datgene, wat mij het meest had aangegrepen, de afgelopen maanden. Waarom eigenlijk? Was het echt zo noodzakelijk dat zij dat wist? Voor mijn gevoel in elk geval wel. Maar misschien vertelde ik het nog het meest voor mezelf. Het gaf me rust.
Niet dat ik alles vertelde. Ik hield het zakelijk. Gewoon, dat Jeroen en ik een mooie tijd hadden gehad. Dat we er na een maand achter waren gekomen dat we niet ‘compatible’ waren, zoals hij dat noemde. Zonder al te veel gedoe hadden we de relatie beëindigd. De twee weken daarna was onze verstandhouding licht ongemakkelijk, maar uiteindelijk waren we vrienden gebleven. No hard feelings. Het was goed zo.
Totdat hij niet oplette op zijn fiets en aangereden werd door een vrachtwagen. Die iPod van hem moet heel hard hebben gestaan, want toen de chauffeur toeterde had Jeroen nauwelijks gereageerd.
Die middag waren zijn ouders naar het ziekenhuis gegaan. Maar daar was Jeroen nooit levend aangekomen.

Dat was ongeveer de manier waarop ik het aan Marije vertelde. Ik zag haar moeilijk kijken. Het was stil. Geen prettige stilte. Verdomme, waarom had ik er nou zo’n punt van gemaakt? Heel bewust het moment kiezen, een afgezonderde plek zoeken... achteraf vond ik het een stomme actie van mezelf. Op deze manier had ik er onnatuurlijk veel druk op gelegd.
Ik verontschuldigde me: “Sorry. Ik weet even niet meer waarom ik het nou zo enorm belangrijk vond dat ik je dit vertel.”
Nog meer stilte. Toen zei ze:
“Zal ik het maar als een compliment opvatten? Ik bedoel: dat je dat zo belangrijk vond, betekent misschien dat je me heel serieus neemt. En dat vind ik heel fijn.”
“Wat een mooie manier om er naar te kijken.”
“Eh, ja, misschien. Maar ik weet verder niet zo goed wat ik er van moet zeggen, om eerlijk te zijn.”
“Dan zeg je toch niks? Ik zou het ook niet weten.”

Weer een stilte. Maar deze was een stuk plezieriger. We gingen op onze rug liggen. Gewoon rustig genieten van de zon.
“Tijn, mag ik je nog iets vragen?”
“Natuurlijk.”
“Toen na dat feest zei je dat je nog steeds van hem hield. Hoe zit dat dan?”
“Nou, we waren geen geliefden meer toen hij dat ongeluk kreeg dus. Ik was ook écht niet verliefd of zo. Maar hij is de eerste bij wie ik dat wel had gehad. En tot nu toe de enige. Ik weet niet precies hoe ik het moet uitleggen, maar ‘gewoon een vriend’ is een te zwakke uitdrukking voor wat het was. Dus dat ‘houden van’ kwam dichter in de buurt. Maar dat moet je dus niet opvatten als Liefde met een hoofdletter.”
Ik verbaasde mezelf. Goh, dat was een goed antwoord. Dit was inderdaad precies hoe het zat. Blijkbaar was al dat gepieker toch nog ergens goed voor geweest.
“Ik denk dat ik het snap”, zei Marije.

“Nu we toch bezig zijn,” begon ik voorzichtig, “mag ik jou ook iets vragen?”
“Natuurlijk. Maar zullen we vanaf nu maar niet meer vragen of we iets mogen vragen? Vind ik makkelijker.”
Ik grinnikte.
“Oké, doen we. Vragen mag altijd. Dus bij deze: hoe zit dat met die jongen, die jou zo lomp liet zitten? Toen, tijdens de intro?”
“Niks meer van gehoord. Ik ben er ook niet echt mee bezig. Best vreemd: we waren al vijf maanden samen, en nu het over is, kan hij me weinig meer schelen. Maar ik heb af en toe wel de neiging om hem te bellen, of op te zoeken of zo.”
“Om hem te spreken, of om hem op zijn bek te slaan?”
“Haha, allebei misschien. Ik wil nog wel weten waarom hij het zo deed. Maar zo niet: dan niet. Ik ben er wel klaar mee.”
“Dat doe je dan snel, vind ik.”
“Ja, dat vind ik zelf ook. Eigenlijk vraag ik me af of ik wel zo verliefd was, als ik dacht.”
“Dan is het goed dat het afgelopen is. Maar die manier waarop...”
“Jaja, hou daar maar over op hoor. Zoals ik zei: ik ben er klaar mee.”
“Mooi zo. Nou, dan kun je nu lekker in het rond gaan sletten he?”
Ze lachte: “Maar ja, nu zit ik in the middle of nowhere naast een jongen van wie ik niks moet verwachten in die richting. Niet echt goed bezig he?”
“Nee. Niet erg effectief, dit.”
“Toch wél, hoor. Ik vind het hartstikke leuk om hier met je te zitten. En misschien is vriendschap wel een ander soort liefde.” Meteen daar achteraan: “Sorry, dat klonk nogal zweverig.”
“Doe maar zweverig hoor. Ik vond het een mooie gedachte. Maar, ehh... kijk eens díe kant op...”

Vanuit het westen dreven donkere wolken steeds dichterbij. Spoedig zou de zon erachter verdwijnen. We pakten onze fietsen en gingen weer op pad. Zonder al te veel moeite vonden we de weg terug. Maar dat kwam niet door mij. Dat afgelegen grasveldje had ik op goed geluk gevonden, en nu wist ik écht niet meer hoe we moesten rijden. Slecht richtingsgevoel. Altijd gehad, en het zal nooit goed worden.
“Tjonge Tijn, dat ík je nou de weg moet wijzen. Ik dacht dat mannen een beter richtingsgevoel hadden dan vrouwen. Maar ja, jij telt ook niet helemaal als echte man.” Ze lachte hardop.
“Hee, ik hou van voetbal, en van mooie auto’s. Dus het valt best mee.”
“Ja, en je bent een echte klusser he. Extreem goed met elektriciteitssnoeren.”
Terwijl ik grinnikte, keek ik naar mijn vinger. Het was niet de bedoeling dat dat verband nat werd. Dan ging het héél erg stinken, zo had Emily gewaarschuwd. Beter doorfietsen dan, want de wolkenlucht werd met de minuut donkerder.
“Shit, ik ga het niet droog houden tot mijn kamertje”, zei Marije.
Dat was waar. Zij moest nog verder fietsen. Dus nodigde ik haar uit om even bij mij te crashen.

Zodra ik mijn kamerdeur opende, zag ik weer het matje en de slaapzak liggen, die Jesse de afgelopen nacht had gebruikt. O ja, dat was waar ook! De hele dag niet meer aan gedacht. Wat idioot. Natuurlijk vroeg Marije:
“Hee, je had een logé vannacht?”
“Ja, klopt. Jesse. Het was laat, en hij woont ver weg, zoals je weet.”
“Maar dan had hij toch gewoon met je mee kunnen gaan naar college vandaag?”
Touché. Snel iets bedenken.
“Tja, hij was nogal brak vanmorgen, dus hij ging nog wat bijslapen thuis. Het was niet zo’n belangrijk college.”
Dat was niet ver buiten de waarheid.
“Nou, ik kan me slechtere en vooral lelijkere mensen bedenken, om bij je te hebben ’s nachts”, lachte ze.
“Joh, kap eens. Ja, Jesse is ‘lekker’. Blijkbaar vind iedereen dat. Nou, best hoor, maar voor mij is hij gewoon een goede vriend.” Het kwam er geïrriteerd uit.
“Rustig maar hoor. Kom op, jij hebt toch ook ogen in je hoofd? Volgens mij is er geen vrouw of homo die hem níet in bed wil. Ik zou het wel weten hoor, als hij eens komt logeren.”
Ik keek haar aan. Ze werd een beetje rood. Dit was mijn kans. Omdraaien nu.
“Nou, nodig hem maar eens uit dan he. Ik heb het vermoeden dat hij niks tegen one-nights heeft, dus doe je ding.”
“Dit begint een heel raar gesprek te worden, Martijn. Ten eerste: ik hou helemáál niet van one nights. Ten tweede: hoe weet jij dat hij niks tegen one nights heeft?”
Aj, omdraaiing mislukt.
“Nou, ten eerste heeft hij dat verteld. ‘Wat is er tegen een betekenisloos nachtje lol’, waren zijn woorden volgens mij. Ten tweede: na dat eindfeest van de intro sliep hij niet bij mij, maar bij een meisje. Of eigenlijk: mét haar. Daarna heeft hij haar nooit meer gezien, voor zover ik weet.”
“Ja, dat is duidelijk, dan. Pure player.”

Toen het was opgehouden met regenen ging Marije naar eigen kamer. Ik rolde het matje en de slaapzak op. Ondertussen kwamen de vragen over de afgelopen nacht terug in mijn hoofd. Opnieuw al die scenario’s, die ik al eerder overwogen had. Ik wist tot in detail wat er gebeurd was, maar een goede conclusie kon ik niet bedenken.
De computer aan. Msn. Jesse was online. Ik logde in, maar sprak hem niet aan. Eerst eens kijken of hij dat deed. Niet dus. En toen ik ‘Hoi’ schreef, reageerde hij niet. Verdomme. Hoe het ook zat: dit begon een vervelende situatie te worden. Ik werd er chagrijnig van. Precies het tegenovergestelde van wat seks zou moeten doen. Het moet je blij maken. Ik werd een beetje boos op Jesse. Dat ontwijken was geen oplossing. Ik besloot om hem één dag te geven. En dan maar kijken of hij de volgende dag weer naar college zou komen.
Die avond kon ik niet slapen. De deken rook een beetje naar Jesse, en zo kon ik mijn gedachten er helemáál niet meer niet vanaf houden. Pas na twee uur piekeren dommelde ik weg.

~ ~ ~

Jeroen’s zus Cécile had het me verteld over de telefoon. Het was een mooie voorjaarsdag. Althans, wat het weer betreft. Toen ik had neergelegd keek ik om me heen. Alsof ik verwachtte dat er iemand thuis was. Natuurlijk niet. Ik was alleen thuis, dat wist ik allang. Verdomme. Ik wilde nu niet alleen zijn. Of juist wel? Wat wilde of moest ik doen nu? Ik wist het niet. Even zat ik min of meer gedachteloos voor me uit te kijken. Toen realiseerde ik me wat de zus van Jeroen nu aan het doen was. Keer op keer moest ze nu aan mensen vertellen dat haar broer er niet meer was. Een onmenselijke opgave, leek me. En ik had gewoon neergelegd na het gesprekje, terwijl ik alle vrienden van Jeroen kende. Ik vond mezelf een enorme egoïst. Dus belde ik Cécile opnieuw. En sprak met haar af, dat ik het zou vertellen aan mensen van school, en een paar mensen, die ik wél en zij niet kende.
De rest van die zaterdagmorgen was ik puur en alleen daarmee bezig. Bellen, zo neutraal mogelijk vertellen wat er was gebeurd, en vertellen dat ik nog véél meer mensen moest bellen, dus dat ik nu toch echt weer moest neerleggen. Als een machine deed ik het. Natuurlijk vroegen sommigen hoe ik er mee om ging. Of ze iets konden doen. Enzovoorts. Maar ik dacht over al die dingen niet na. “Dat komt later wel, misschien,” zei ik vaak. Enkele keren legde ik neer, terwijl ik wist dat die ander nog wel het één en ander te vertellen of te vragen had. Daar was het de tijd niet voor. Ik maakte me nuttig, en dacht verder niet na. Bijna twee uur later, toen ik net had geconcludeerd dat ik door mijn lijstje heen was, kwam mijn moeder thuis. Meteen bij het binnenkomen zei ze: “Het is prachtig weer. Waarom ga je niet lekker naar buiten?”
Voor de laatste keer die dag vertelde ik wat er was gebeurd. Toen huilde ik. Eindelijk.

~ ~ ~

Een sms van Elise: “Ik verveel me. Jij ook? Hier staat koffie klaar.” Tien minuten later zaten we op de twee banken in de woonkamer van de Zolder. Koffie drinken, een beetje kletsen over van alles en nog wat.
“Heb jij nog college vandaag?” vroeg Elise.
“Ja, om half twee.”
“Leuk college?”
“Mwa, niet echt. Het is een werkgroep. Je weet wel: in een klein groepje dicussiëren over de opdrachten. Niet boeiend. Maar het duurt maar een uur.”
“Dan is het leed te overzien.”

“Tijn, je bent stil. Is er iets?”
“Ik heb te kort geslapen. Misschien is dat het.”
Nee, dat was het niet. Misschien wel een goed idee om er eens over te praten.
“Ehm, eigenlijk... er is nog iets. Je weet wie Jesse is, toch?”
“Ja, die jongen met die donkere krulletjes toch?” Die had ze een paar keer gezien.
“Precies.”
“Ik waag een gokje: verliefd?”
“Nee, dat niet.”
“Wat is er dan?”
“Eergisteren zijn we samen uit geweest. Hij woont nogal ver weg, en het was laat, dus hij is bij mij blijven slapen. Maar toen ik in bed lag, lag hij opeens op me.
“Aha! Seks gehad dus!”
“Eh, ja. Maar met boxers aan.”
“Maar toch: seks. En waarom kijk je dan nu zo moeilijk? Meestal worden mensen daar juist blij van.”
“Ik snap het niet. Ik zag hem als de hetero-ste hetero die er is. Echt zo’n vrouwenverslinder. En dan doet hij opeens dít. En de volgende morgen durfde hij me nauwelijks aan te kijken, en was razendsnel verdwenen.”
“Sindsdien niks meer van hem gehoord?”
“Nee, hij was niet bij college gisteren, en hij reageert niet op msn. Ik weet gewoon niet waarom hij dat nou deed. Of wat hij nu wil.”
“Misschien weet hij dat zelf niet eens.”
“Zou kunnen. Maar daarom sliep ik dus nogal slecht vannacht. Ik wil weten hoe het zit.”

Elise dacht even na.
“Je kunt misschien het één en ander afleiden uit de manier waarop hij dat deed, gisteren nacht. Bijvoorbeeld: Hebben jullie gezoend?”
“Even ja, aan het begin.”
“Daarna niet meer?”
“Nee, niet echt.”
“Oké. Nog iets: raakten jullie elkaar steeds aan? Veel strelen enzo?”
“Je wil veel details weten he?”
“Vertel nou maar. Dan kan ik een analyse maken.”
“Oké... ik raakte hem wel aan ja. De hele tijd. Hij vroeg me dat ook expliciet. Maar hij mij niet echt eigenlijk.”
“Dan denk ik dat hij vooral van zijn geilheid af wilde.”
“En dat baseer je op twee gegevens?”
“Ja, ik weet het ook niet zeker natuurlijk. Maar als hij verliefd op je is ofzo, dan gaat zoiets heel anders volgens mij. Had je dat zelf nog niet bedacht?”
“Eerlijk gezegd niet, nee. Maar misschien heb je gelijk. En dat ontwijkgedrag van hem wijst ook wel in die richting he?”
“Ja, dat ook. Maar heb je al bedacht wat jíj eigenlijk wil? Los van zijn gevoel? En wat dit voor jullie vriendschap betekent?”
Nee, daar had ik nauwelijks over nagedacht. De hele tijd was ik bezig geweest met het waarom van Jesse’s actie. Maar nu realiseerde ik me voor het eerst dat dit wel eens heel schadelijk zou kunnen zijn.
“Maar het belangrijkste is toch echt dat hij je zelf vertelt hoe het zit,” zei Elise.
“Ja, dûh, dat weet ik ook wel. Maar ik wil hem even tijd geven.”
“Kan. Maar jij hebt er recht op om te weten hoe het zit. Bel hem gewoon op, man.”
“Nu niet hoor. Ik heb even geen zin meer om me er mee bezig te houden.”
“Heb je dan misschien zin om vanavond mee de stad in te gaan? De jongens en ik gaan uit. Sluit je gezellig aan, zou ik zeggen.”
“Nou, ik ben best moe eigenlijk.”
“Ja, dat zal wel. En dan ga je op tijd in bed liggen, en lig je alleen maar te piekeren. Dat schiet niet op.”
Ze kende me door en door. Ik ben een piekeraar. Vooral in bed. En hoe moe ik dan ook ben maakt niet veel uit. Ik slaap pas goed met rust in mijn hoofd. En die rust ging er nu echt niet komen.

Dus besloot ik me die avond aan te sluiten bij de drie Zolderbewoners. Ook Marije ging mee. Dat was bijzonder, want zij was niet bepaald een uitgaanstype. Bovendien: van alle mensen die er waren, kende ze alleen mij. Pas nadat ik haar had beloofd dat ik ook voor haar leuk gezelschap zou zijn, en niet de hele tijd met al die anderen bezig zou zijn, ging ze akkoord. Gelukkig wel. Want stiekem voelde ik me ook niet helemaal op mijn gemak. Op de één of andere manier voelde ik me een indringer. Dat was onzin, want de Zolderbewoners kende ik redelijk, en van mijn zus wist ik zeker dat ze het geweldig vond dat ik mee ging. Maar toch: Elise, Paul en Robert waren allemaal twee jaar ouder dan ik, en totaal ingeburgerd in het Nijmeegse uitgaansleven. Dus vond ik het fijn dat Marije, mijn leeftijd- en jaargenoot, me vergezelde.

Achteraf waren die zorgen niet nodig geweest. We kwamen terecht in een vrij klein café, waar sommige mensen tóch probeerden te dansen. Wij ook. Een hele opgave, want het was stampvol. Zo is dat altijd. In een goede kroeg wil men zijn. De grotere, maar minder gezellige kroeg ernaast blijft leeg.
Hier moesten we dus naar binnen geperst worden, en het was hartstikke gezellig. Paul bleek een eersteklas gangmaker, met steeds weer een nieuw grapje, of een nieuw drankje.
Later op de avond liep ik, op weg naar het toilet, bijna iemand omver. Het was Edward, de jongen met wie ik twee dagen geleden triviant had gespeeld. Hij zei meteen: “Goh, het is een kleine wereld he? We komen elkaar steeds weer tegen.”
“Ja, alsof het zo moet zijn.”
“Haha, ja, wie weet...”

Om half twee ’s nachts zaten Elise en ik naast elkaar aan de bar. Af en toe wierp ik een blik op Marije, Paul, en Robert, die een idioot dansje hadden bedacht, en daarmee met z’n drieën de grootste lol hadden.
“Moet je kijken,” zei ik tegen Elise, “en dan te bedenken dat zij bang was dat ze er buiten zou vallen, vanavond. Ik heb moeten beloven dat ik haar aandacht zou geven.”
“...En nu zit je toch weer gewoon naast je grote zus.”
“Ja, ik zit goed, en ze vermaken zich prima.”
“Verbaast mij niks. Het zijn toppers, die jongens van mij.”
“Van jou? Heb je eigendomsrechten ofzo?”
“Jazeker. Ze doen niks zonder mijn toestemming.”
“Dat meen je niet.”
“Nee, natuurlijk niet. Ik speel alleen af en toe de moederrol.”
“Dat dacht ik al. Dat doe je ten slotte bij mij ook.”
“Moet wel he. Iemand moet het doen. Anders ga je mama lastig vallen.”
“Nou, ik was juist zo blij dat ik nu niet meer verantwoording hoef af te leggen over alles wat ik doe.”
“Ik snap precies wat je bedoelt. Dat vond ik twee jaar geleden ook het fijnste.”
Dat was inderdaad het grootste pluspunt van het op mezelf wonen. Mijn moeder was lief en zorgzaam, maar soms iets té. Ze wilde steeds precies weten waar ik was, en liefst ook nog wat ik deed. Nu wilde ze dat waarschijnlijk nóg wel, maar die tijd was toch echt over.

Plotseling sloeg Elise me tegen mijn schouder.
“Waar was dát goed voor?” vroeg ik verbaasd.
“Je moet beter opletten.”
“Hoezo?”
“Je hebt het dus écht niet door.”
“Wat dan?”
“Er gebeuren hier twee belangrijke dingen, en je ziet het allebei niet. Nogmaals: je moet beter opletten. Wees maar blij dat je grote zus dat wél doet.”
“Lies, plaag me niet, en vertel wat er aan de hand is.”
Oké, eerst het belangrijkste. Niet meteen kijken nu, maar die jongen in dat blauwe shirt rechts van ons zit de hele tijd naar je te kijken. Volgens mij heb je sjans.”
Ik keek tóch, en zag dat ze Edward bedoelde.
“Nee joh, dat is Edward. Ik ken hem een beetje.”
“O, en dat betekent dat het onmogelijk is dat hij je leuk vind? Hij zit echt voortdurend te kijken, man! En ja, dat weet ik zeker. En nee, hij kijkt níet naar mij. Voordat je dat vraagt.”
“Nou, hij doet maar.”
“Doe niet alsof je niet geïnteresseerd bent. Kijk dan nog eens. Leuke jongen toch? Kom op, van een gesprekje met een drankje erbij is nog nooit iemand dood gegaan. Blijkbaar durft hij niet. Nou, dan moet jij het maar doen.”
Ik werd pissig.
“Kap eens, Lies! Ik ben echt niet geïnteresseerd. Dus hou maar op met pushen.”
“Oké, oké sorry hoor. Ik probeer gewoon te helpen.”
“Ja, lief bedoeld, maar doe het maar niet. Dank je voor de informatie, en that’s it.”
“Wil je die andere info ook nog? Er is nóg wat.”
“Vertel.”
“Paul en Marije zijn samen naar buiten gegaan. Alleen die twee dus. En ik denk niet dat ze dat deden om te testen hoe koud het buiten is, of zoiets.”
Dat was inderdaad heel boeiende informatie. Paul en Marije... onverwachte combinatie. De stoere, relaxete Paul met de onzekere, overbezorgde Marije. Aan de andere kant betekende dit nog niks. Ze kenden elkaar één avond. En hadden gewoon zin om te zoenen blijkbaar. Moet kunnen. Was ze dus tóch een beetje begonnen met sletten. Ik grinnikte in mezelf.

“Ik sluit me nog heel even aan bij de familie, goed?” klonk het achter ons. Robert. “Ja, ik weet niet of het jullie was opgevallen, maar Paul is je vriendinnetje aan het afpakken, Martijn.”
“En, gaat hem dat lukken denk je?” vroeg ik.
“Ik geef het wel een kansje. Ze leek erg geïnteresseerd. Laat ze elkaar maar even proeven. Gaan we ze daarna wel ondervragen. Klinkt goed?”
Elise en ik moesten lachen. In koor.
“Tjongejonge, wat lijken jullie soms op elkaar,” grinnikte Robert, terwijl hij er een kruk bij pakte. “Maar jullie hadden die twee dus niet weg zien gaan?”
“Ik wel,” zei Elise, maar deze jongen hier heeft vanavond zijn ogen in zijn zak of zo.”
“In dat geval, Martijn, was het je zeker ook nog niet opgevallen dat die jongen daar het liefst over je heen zou willen kwijlen,” zei hij, breed lachend, met een klein hoofdknikje richting Edward.
“Alweer: ik had het niet gezien. Lies wel. Is het echt zó duidelijk dan?”
“Nogal ja. Pas maar op: als je je mond iets te ver open doet, duikt hij naar binnen.”
Elise grinnikte: “Ik zei het toch? Tijn let niet op vandaag.”
“Hoe is het trouwens met die vinger van je?” vroeg Robert.
“Ja, goed, dank je. Ik heb er weinig last meer van. Het is alleen irritant dat hij droog moet blijven.”
“Ik ken het. Ik heb ook eens zoiets gehad. Ook zo’n stom ongelukje. Dan moet je met je hand omhoog onder de douche en zo, zeker? Ontzettend vervelend.”
“Nou,” onderbrak Elise hem, “jou ongelukje was wel wat spectaculairder.”
“Da’s waar. Mijn vinger was tussen een roeispaan en de boot terecht gekomen.”
“Hoe kreeg je dat voor elkaar?” vroeg ik.
“Gewoon, een stomme actie. Dat ding scharnierde niet goed, en ik dacht: ik repareer het even. Dat ging dus fout. Achteraf stom, want als je gewoon door roeit lost het zichzelf bijna altijd op.”
“Mag ik hier uit opmaken dat je een ervaren roeien bent?”
“Nou, ervaren... ik doe het nu twee jaar. Maar ik vaar wel wedstrijden.”
“Cool. Zit je dan in je eentje in zo’n boot?”
“Nee, ik roei vooral in een boot voor twee. Ik heb een vast maatje, met wie ik wedstrijden vaar.”
“En? Zijn jullie goed?”
“Gaat wel. Het kost veel tijd om echt goed te worden, en we zijn allebei pas twee jaar bezig. Goed leren roeien betekent vooral veel uren maken in die boot. En ik ben er niet bepaald full-time mee bezig. Maar het is een heel mooie sport, echt waar. Het lijkt simpel: alleen maar heen-en-weer, maar er komt verrassend veel techniek bij kijken.”
“Oké, ik geloof je.”
“O, sorry, ik ratel een beetje he?”
“Nee joh, ik vind het wel leuk. Je vertelt er enthousiast over.”
“Wil je het ook een keer proberen? Ik kan je wel een keer meenemen naar het water.”
“Ik in zo’n smal bootje? Ben je vergeten hoe onhandig ik ben? Als ik dat probeer sla ik binnen twee seconden om.”
“Ah, dat zal best meevallen, hoor. Ik hou je wel recht. Trouwens, als je bij mij achterop de fiets kan blijven zitten, kun je ook een roeiboot overeind houden.”
We spraken af dat ik ‘eens’, ‘een keer’ mee zou gaan naar de roeiclub. Een vage afspraak, en dat vond ik prima. Ik had er niet zo’n trek in, namelijk. Wat betreft sport: alles wat met fietsen en lopen te maken had kon ik wel, maar alles wat ik ooit op of in het water had gedaan, was mislukt. Surfen gaf ik op, toen ik binnen twintig meter tien keer was gevallen. In een zeilboot werd ik kotsmisselijk. En zwemmen vond ik gewoon niet leuk. Eindeloos heen-en-weer in een chloorbad. Nee, bedankt.

Iets later kwam Marije naar me toe.
“Hee,” lachte ik, “heb je hem opgegeten?”
Ze werd knalrood, en stamelde: “Hij is gewoon naar huis. En ik ga ook. Dat wilde ik even zeggen.”
“Naar welk huis ga je dan?”
“Heel grappig, Tijn. Gewoon mijn eigen huis.”
“Ik wilde ook net gaan. Kom, we fietsen samen.”
“Moet je wéér dat pokkeneind heen en weer fietsen.”
“Doe ik graag hoor. Ik zeg even Robert en Lies gedag.”
“Moet je die gozer daar niet even gedag zeggen ook? Hij geilt op je.”
“Jezus, echt iedereen heeft dat in de gaten he?”
“Ik niet hoor. Paul wees me er op.”

Zodra we op de fiets zaten, vroeg ik haar:
“En? Zoende dat goed?”
“Ja, dat zoende heel erg goed.”
“En nu?”
“Weet ik veel. Leuke jongen, maar ik weet niet hoe nu verder. Ik heb dit nog nooit gedaan.”
“Wat niet?”
“Kussen met een jongen die ik één avond ken. Heel apart voor mij. Laat het alsjeblieft even rusten, oké? Ik moet er even over nadenken.”
“Prima hoor. Kijk maar hoe het loopt. Maar ik vind het nú al leuk voor je.”

Toen kwam natuurlijk de wedervraag. “Geen interesse in die ene gast?”
“Nee.”
“Hij zou het niet vervelend vinden om een biertje met je te drinken. En dan druk ik het heel netjes uit.”
“Het zal wel. Ik heb er geen zin in.”
“Oké, dus híj is het niet...”
Waarom legde ze nou zoveel nadruk op ‘hij’? Ik keek haar even aan.
“Wat bedoel je?”
“Ja, het is een wilde gok, maar volgens mij ben je verliefd. De laatste dagen kijk je anders, en je bent soms nogal afwezig. Vandaar. Maar dus in elk geval niet op die gozer.”
Was ik verliefd? Dat label wilde ik er zelf niet op plakken. Maar ik moest toegeven: ik was bovengemiddeld geïnteresseerd. Moest ik er misschien iets mee doen? Zou het überhaupt kunnen dat...
Marije haalde me uit mijn overpeinzingen:
“Deze lange stilte vat ik op als: ‘ja, je hebt gelijk, ik ben heel erg verliefd’. Wie is het? Tóch Jesse?”
“Nee,” verzuchtte ik. “Robert.”

Gesloten