File X-007 (deel 8)

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
wissejanz
Berichten: 40
Lid geworden op: do 15 apr 2010, 01:31

File X-007 (deel 8)

Bericht door wissejanz » di 11 mei 2010, 13:02

…een oplaaiende strijd…

File X-007 (deel 8)


‘Ik kom vanavond even bij je buurten…’ glimlachte de Luit en wees naar zijn portofoon,
‘…om je op de hoogte te houden.’

Bijna schoot ik in de lach. Want dat kon nog leuk worden met waakhond Joachim,
die in Thoms bed zou komen slapen.

‘Zeg Luit… de kolonel had een dossiermap voor zich liggen…
File X-007…’, zei ik.

Alsof hij gestoken werd. Zo abrupt liet hij mijn knie los.


*
Het sporten had ik niet meer zo nodig, beseft ik en voelde ik, toen ik in de mess zat,
waar het in onze hoek deels leeg was, waar iedereen onwennig was en gespannen leek
omdat het andere deel van ons peloton in actie was, bij hoogste alarmfase.
En na het avondappèl, douchte ik me, deed een schone short aan en opende mijn laptop.
De deur was niet afgesloten en dat zou vannacht zo blijven, zonder Thom.
Het voelde vreemd, zonder hem, hier in ons eigen bedoeninkje.

En ik was blij toen mijn witblonde voertuigchauffeur Joachim binnenkwam, blakend en
stralend als meestal. Met z’n toilettas en nachtspullen, want hij kwam immers logeren.

‘Warm hier,’ was het eerste wat hij zei.
‘Ja,’ zei ik grijnzend, ‘we doen hier alles een tandje hoger.’
‘Kan ik me hier douchen?’
‘Ga je gang, als je h’m maar weer uitdroogt.’
‘Allemachtig. Wat een pietjes zijn jullie,’ mopperde hij, kleedde zich uit en stapte bloot
het douchje in, met plastic om zijn rechter arm geplakt. De deur bleef openstaan. En ik zag
hem bezig, fluitend. Een prachtige gebronsde jonge vent, een jongen, die op Thom leek,
en ook weer niet.

‘We krijgen zo nog bezoek,’ riep ik terwijl ik de verbinding van de laptop uitprobeerde.
De radiostilte was tijdelijk opgeheven, zag ik, al rommelde de donder alweer in de verte.
De verbinding met mijn thuisfront kwam tot stand.
‘O, wie dan?’, riep Joachim vanuit het douchje.
‘De Luit,’ riep ik terug.
Ik hoorde hem vloeken terwijl hij zich heel handig met één hand begon af te drogen en
ik grinnikte. Die lummel, dat prinsje dat zich door mij had laten afdrogen in het hotel…

‘Wat komt ‘ie doen?’, zei hij, openlijk bloot terugkomend, een volwassen vent.
Het plastic werd al even handig van de arm getrokken. Joachim was niet zielig. Nee, maar
wel mooi. Heel erg mooi.
‘Douche uitdrogen,’ zei ik.
‘Shit, mietje.’
Ik lachte, terwijl ik hem mopperend bezig zag, bloot en sterk en soepel bewegend.
Ik vertelde hem intussen van Nurd sergeant Minco verbindingen, die de nacht in ons voertuig
bij de radio zou gaan slapen, die met een portofoon de Luit op de hoogte hield. En ons dus
straks ook.
‘Goh,’ was zijn commentaar en wurmde zich nog halfnat in een shortje, plofte achterover op
Thoms bed. Want het bezoek van de Luit leek hem opeens een stuk interessanter toe, zag ik.
Ik bleek niet de enige te zijn die nieuwsgierig was.

“Xavian meldt zich”, piepte mijn laptop, las ik ineens.
Tuurlijk. Xavian was er als eerste. Het voelde goed. Het had iets vertrouwds.
Ik opende de verbinding, zag die tot stand komen, zag z’n stralende brede jongenskop onder
het sluike haar.
> He, he, eindelijk. Waar zat je, Rosa? <, schreef hij.
Ik schoot in de lach.
> Gaat je geen kleurtje aan. <
> Jullie lagen d’r uit. <, typte hij.
> Expres. Voor de broodnodige rust <, typte ik grijnzend en hoorde, zag uit mijn ooghoeken
de Luit binnen komen, keek even opzij en zag zijn verbazing, omdat Joachim daar zo brutaal
in z’n short op Thoms bed lag, zag hem belangstellend achter me komen staan in het kleine
beeldje op de screen.

> Wie is dat nou weer <, was onmiddellijk de reactie van Xavian.
> M’n grote baas. <
> Echt? Alweer een mooie vent. Weet Thom dat wel? Waar is Thom? <
Ik grinnikte. Ik hoorde de Luit achter me lachen.
> Tom is even pissen <, typte ik.
> Lang? <
Ik haalde mijn schouders voor Xavian op, kon en mocht er niks van zeggen.
> Alles goed? <, vroeg hij daarom.
Ik knikte en typte.
> En bij jou? <
Hij knikte en typte.
> Volgende week heb ik de keuring <

‘Xavian…’, zei ik intussen tegen de Luit achter me, ’…hij gaat commando worden,’ en ik
hoorde hem in de lach schieten.

> Lach maar. Met groene pet op lach ik vééééél harder. <
Alsof Xavian ons gehoord had, kon liplezen.
> Train maar lekker. Ga nu hangen. <, typte ik
> Aaaaach. <
> Niet zuigen <, typte ik, want daar zat hij op te wachten.
> Kreun, lekker, nou doei.<
> Doei, makker, en ook de groeten van Joachim <, schreef ik.
> Doei, schatjes <
Ik sloot af.

De Luit grinnikte, liep om het tafeltje heen en ging op Thoms plek zitten, met de rug naar
Joachim. Hij legde z’n portofoon op het tafeltje.
‘Warm hier,’ zei hij.
‘Ja… ‘zei ik en ik zag Joachim breed grijnzend ruk bewegingen maken boven zijn short,
‘…en dat blijft ook zo.’
Toen draaide de Luit zich een kwartslag om. Had hij ook ogen in zijn nek?
Joachim grinnikte, stoer en eigenwijs, brutaal en open met de handen achter het hoofd.
‘Knuppelaar,’ bromde de Luit naar onze voertuigchauffeur.

Het was goed, zo. Het voelde goed.
Ik stond op, zette de waterkoker aan, zette drie mokken klaar met instantkoffie.
In de verte rommelde de donder sterker. Het werd avond, immers. Al klonk het luider dan
ooit te voren, was het dichter bij.
Het water ruiste in de koker, het borrelde. Ik schonk op, de koffie knisperde. Ik deelde de
mokken uit. Eigenlijk ontbraken alleen Arendsoog en Manus nog. En sergeant Minco, natuurlijk.

‘Nog wat van Minco gehoord, Luit?’, vroeg Joachim nieuwsgierig.
De Luit knikte, nipte van de hete koffie en gaf de portofoon aan Joachim.
Even zag ik zijn blik, de Luit.
Hoe hij mij opnam en bezag. Hoe hij Joachim opnam en bezag.
En terwijl Joachim sprak met Nurd sergeant Minco verbindingen, en wij diens stem nu en dan
hoorden kraken uit de portofoon, haalde ik mijn schouders op. Geen bijbedoelingen, Luit,
en geen bijgedachten, wilde ik daarmee zeggen.

Ik ging weer achter mijn laptop zitten, nipte van de hete koffie. We luisterde naar het
gesprek dat Joachim met Minco via de portofoon voerde.
In De Stad en rond De Stad en ver daar buiten in de dorpjes, zo begreep ik, was een
offensief gaande, met een tegen offensief, dat weer een offensief opriep. Er werd geschaakt,
met donder en geweld.
Maar ons kleine peloton Bravo, met mijn Thom, zat intussen veilig op het Hoofdkamp bij
De Stad, dat begreep ik ook. En morgen zouden ze weer afreizen, met de vier extra
Amerikaanse escortvoertuigen en een Amerikaanse officier als commandant.
Vragend keek ik naar mijn Luit en zuchtte.
‘Alles staat op scherp, Endo,’ zei hij, ‘het kan niet optimaler als dat het nu gaat.’
Ja, dacht ik, maar jij bent er niet bij. Voor de rust als de onrust losbarst.

Later vertrok hij, met de portofoon. En ik sloot de schervenwerende buitenlamellen van
binnenuit dicht, knipte een licht aan. De deur sloot ik niet af. Want Thom was er niet.
Ik verzond nog een algemeen berichtje aan iedereen, dat alles “wel” was en sloot mijn laptop.

Dat Joachim en ik samen voor de spiegel stonden onder het felle douchelicht, met schuim
op de lippen ons gebit rosten, riep herinneringen op aan mijn eerste avond met Thom.
De avond, het moment, waarna het was begonnen.

En misschien daarom wel, om mijn zinnen te verzetten en ook omdat ik het Joachim
beloofd had, vertelde ik van die invlieg actie bij een vredesmissie die het niet was,
jaren geleden.
Hoe onze officier zich onvoldoende had laten inlichten, en onvoldoende onze veiligheid
had ingeschat, en hoe we plotseling oog in oog hadden gestaan;
hoe de officier bij deze confrontatie alle overzicht was kwijt geraakt, alle getrainde regels ten spijt;
hoe plotseling een maat naast mij werd afgeknald en ik in een reflex had terug geschoten.
Even, even zag ik in herinnering de lijkbleke bebloedheid, het lege van twee blikken, van doden…

Ik zag Joachims gezicht in de spiegel, nog half nat van het wilde schoonspoelen van z’n mond,
ernst en gevoelige verbijstering. Hij voelde perfect in, waarom ik nu het recht had om
bezorgd te zijn.

Toen opeens zijn brede grijns, een klap voor mij kont en een zoen op mijn slaap en ik zag
hem in het bed van Thom duiken en een laken over zich heen trekken.
‘Dan zit het deze keer wel goed,’ riep hij.

Ik glimlachte. Om Joachims stoerse gedrag, omdat hij mij begreep en omdat hij
mij wilde opbeuren.

Toen ik in het donker in bed lag, dacht ik ineens terug aan vanmiddag, aan de reactie van de
Luit toen ik tegen zijn bureau had gehangen. Hoe schielijk ‘ie zijn hand van mijn knie had
teruggetrokken, toen ik over het dossier van de kolonel begon.
“File X-007”

‘Joachim?’ vroeg ik witblonde Joachim, als een baken in de donkere schemer in Thoms bed.
‘Hmm?’
‘Heb jij een reden om aan te nemen dat de Luit iets van jou of mij wil?’
Ik hoorde hem in het donker grinniken.
‘Als ‘ie ons met z’n ogen uit kon kleden, dan liepen wij de hele dag in onze blote reet,’ lachte hij.

Even dacht ik eraan, hoe de Luit mij soms bekeek, hoe hij ons vanavond nog had opgenomen.
Was dat het? Was dat alles?
‘Heeft ‘ie bij jou wel e’s wat geprobeerd,’ vroeg ik.
‘Nee, hoor,’ grinnikte Joachim, ‘en dat moet ‘ie niet flikken ook.’
Was het gewone roddel en achterklap? Net als van Ruud.
‘Als er dan toch niks gebeurd is,’ zei ik, ‘waarom praat je er dan over.’
‘Oh, da’s alleen tegen jou hoor,’ zei hij luchtig, ‘omdat jij dat niet ziet. En hij moet met
z’n tengels van je afblijven.’
Het was alsof ik Thom hoorde. Thom, omdat ‘ie gewoon jaloers was. Maar Joachim zelf dan?
Ik hoorde hem verzuchten en grinniken, dat Thom een lekker bed had.
‘Trusten.’
‘Trusten.’

De donder rommelde.

Midden in de nacht schoot ik wakker. Transpirerend zat ik in het donker rechtovereind.
Met op het netvlies twee bebloede lijkbleke levenlozen. Alsof ik het wapen nog in de hand
had waaruit maar één kogel was verschoten…

Er ging een lichtje aan. Gelukkig. Het beeld viel weg, loste op in de witblonde realiteit
van Joachim.
Ik plofte achterover in mijn bed terwijl hij opstond en op me toeliep. Bloot. Die lummel
sliep naakt in Thoms bed…

Toen hij naast mijn bed knielde, met zijn onderarmen naast mijn kussen gevouwen,
de kin erop leunend, zei hij:
‘Droom je alweer?’
‘Huh?’
Ik begreep hem niet. Ik moest alleen even terugdenken aan de hotelkamer, hoe ikzelf
zo naast zijn bed had gezeten.

Hij glimlachte. Dromerig. Als genoot hij ergens van. Joachim, die bruisende blakende
witblonde voetballer, die jongleerde met ons pantservoertuig, brutaal als de beul kon
zijn en speels tegelijk.
‘Je bent een rare…,’ zei hij tegen me.
Ik glimlachte. De manier waarop hij dat zei…
Maar ik begreep er niks van. Alsof de ene droom de andere opvolgde…

‘Misschien ben ik wel bi …’, zei hij ineens, ‘…Xavian valt misschien op ouder zegt ‘ie…,
maar wij hebben wel samen videoseks gedaan…’
Hij zei het zomaar en plomp verloren, kort en krachtig.
‘Hè!?’, zei ik verbaasd.
‘’k Heb heel wat bijgeleerd…,’ grinnikte hij, om mijn reactie en vroeg, ‘…ben je nou jaloers?’
Ik grinnikte. Ik schudde mijn hoofd. Ik kon er niet bij, probeerde het me voor te stellen…
‘Houd je nou nog wel van me?’, vroeg hij met een ondeugende twinkeling in zijn ogen.
‘Rare,’ zei ik grinnikend, omdat hij me net zo genoemd had.

Maar hij, witblonde Joachim met het hoofd op de onderarmen, glimlachte niet langer,
niet meer, was met z’n snelle gedachten en expressie al weer ergens anders.
Gevoelige ernst…, ontroering…
‘Hé Endo…? Weet je…? Ik voel me voor het eerst niet alleen…’

Opeens boog hij zich naar me toe en gaf me een zoen op het voorhoofd.
Daarna glimlachte hij, keek en glimlachte, keek…

‘Als jij Thom niet had…,’ zei hij met een ondeugende blik, die blozende witblonde
snotneus die allang een man was.
‘Wat dan?’ vroeg ik.
‘Bij een lieve vent in bed…?’, zei hij en grinnikte opeens heel volwassen, ‘…om te oefenen?’
‘Tja,’ glimlachte ik, ‘dan zul je toch nog anderhalve maand moeten wachten. Op Xavian.’
Hij zuchtte quasi. Joachim.

‘Jammer,’ grinnikte hij ondeugend, gaf me nog een zoen en stond op.
Hij slingerde plagend en uitdagend met zijn ontspannen viriele blonde mannen lul voor me.
En lachend, als in een gevonden vrijheid, rende hij haar zijn bed, dat van Thom, mij
zijn blonde slanke spierbillen tonend.
Ik knipte het bedlampje uit.

‘’k Voel het aan m’n water,’ bromde hij nog, ‘’t Zit echt wel goed. Ze komen állémáál terug.’
Hij wist precies waar ik over inzat. Hij verwarmde me.

Maar toch had ik het koud, de rest van die nacht.


*
Om de volgende ochtend te ontdekken, toen ik als eerste naar ons pantservoertuig ging,
naar Nurd sergeant Minco verbindingen die de hele nacht de radio’s open had gehad, dat
ons konvooi goed uit het Hoofdkamp bij De Stad was vertrokken, dat de tegenacties hadden
geholpen, dat het in het groene gebied met de dorpen, waar wij in die raid terecht waren
gekomen, redelijk rustig was gebleven.
Iedereen zat er boven op, waarborgde de veiligheid.

Ik had me voor niks zorgen gemaakt.

En ik ging “mijn ding” doen, voorbereidingen voor de volgende escorte, procedures
inlezen vanwege de uitbreiding van ons dubbel peloton met vier Amerikaanse pantservoertuigen….
Routine, omdat niets routine was.

’s Middags in de mess kwam Ruud, Thoms ex slapie, tegen over me zitten, en Arnoud,
mijn ex slapie, naast me. Ze waren nu elkaars slapie.

‘Hoe was het bij de Brigadestaf aan De Haven?’, vroeg Ruud aan me.
‘Vooral luxe,’ grinnikte ik. Maar dat bedoelde hij niet, zag ik. En ik wist dat ik de interne
heibel, die ook en vooral onze Luit aanging, hier niet zou gaan noemen.
‘O ja?’, vroeg Arnoud me.
‘Bouillabaisse met broodjes paling. En koffie met cognac samen met de kolonel,’
zei ik glimlachend. Het klonk bezopen, nu hier in ons drooggelegde Zandkamp.
‘En een serveerstertje in een kort rokje,’grinnikte Arnoud.
‘Tja,’ zei ik en dacht even aan die leuke barjongen met dat lekkere kontje die
Maurice heette.

‘Maar…?’, vroeg Ruud. Nog e’s dus, ‘…wordt het weer doofpot?’
‘’k Denk het niet,’ zei ik, ‘onze Luit heeft zijn nek uitgestoken. En volgens mij hebben
we daar een hele slimme kolonel zitten. D’r gaan koppen rollen, vermoed ik.’

‘Nou… eindelijk. Als het maar niet de Luit zelf is. Die gekte tijdens de inspectie…,’
zei Ruud, ‘…hij zat er zo bovenop! De marechaussee kon h’m wel weg kijken.’
Ik knikte en ik zweeg.

Ruud gaf me een schop onder de tafel door, wees met zijn wijsvinger naar het holletje
onder zijn adamsappel, bedoelde mijn kettinkje met het vlammetje, stak toen twee
vingers op, knipoogde en glimlachte.
Dat het hem vanochtend was opgevallen, dacht ik, zo vroeg. Dat hij het gezien dat
Thom zo’n zelfde kettinkje droeg.
Hij gaf me nog e’s een knipoog. Hij stond er opeens heel anders tegenover, merkte ik,
mijn verhouding met Thom, waar niemand hier iets van wist, buiten hem dus, en
de Luit en Joachim.
Ik glimlachte en haalde even als een verontschuldiging mijn schouders op.
Een machteloosheid, omdat je geen keus hebt. Ik had geen keus.

Stiekem stak hij zijn duim op, en gaf me nog e’s een zo harde schop onder de tafel door,
dat ik het niet na kon laten.
‘Is Ruud wel een beetje lief voor je?’ vroeg ik aan Arnoud.
Die verslikte zich in z’n hap, om z’n proestende lachen, en begon aan het geijkte riedeltje,
van een kortrokje, een topje, een pruikje…
En ik grinnikte naar Ruud die me even woest aankeek. Tja, want Ruud wilde nog wel e’s
samen met een soldatenmaat stoom afblazen.

‘Wij gaan ruilen,’ zei Arnoud tegen mij, toen hij uit gelachen was.
‘Hè?!’
‘Ja. Ik kom op jou voertuig. En jij op het mijne. Volgens mij heb je promotie gemaakt,
als reserve plaatsvervangend pelotonscommandant. Jij mag straks achteraan
aansluiten in peloton Alpha.’
Wel godverdomme, dacht ik. Luit! Je ballen gaan er nog e’s af.
Nooit wat zeggen, voor niks die procedures…

*
De sfeer was weer goed, merkte ik. In het hele kamp was er opluchting, voelde ik.
En toen het konvooi naderde, liep toch de ene deel uit om de ander deel te gaan begroeten.
Want het was hier in deze gespannen zandwoestijn niet eerder voorgekomen dat we niet
als gehele eenheid waren uitgereden. Nieuwsgierig ook natuurlijk, vier Dutchies met
vier nieuwe Yanks.

Thoms voertuig voorop zag ik aan de becijfering. Thom, onherkenbaar, net als al de
anderen die uit de luiken staken en er als bestofte buitenaardse wezens uitzagen.
Onherkenbaar herkenbaar, zoals ik hem vaker had gezien, vanaf de rug.
Hij stak zijn hand op. Ik groette terug. Ik was opgelucht. Ik vlamde.

Onze vier eigen pantservoertuigen, vier van de Amerikanen als aanvulling met een nieuwe
commandant, een sliert vrachtwagens. En een hoop stof.

Toen het stof was neergedaald, en de voertuigen opgesteld, liep ik erheen.
Ik zag hoe lenig Thom uit het luik klom, van het voertuig sprong, helm en bril, stofkap en
headset afdeed. Hij straalde toen ik aan kwam lopen, voor de vier Amerikaanse voertuigen
langsliep. Ik vlamde.


Amerikanen.

Amerikaanse stemmen hoorde ik.

Een zuidelijk zangerige Amerikaanse stem die sarcastisch riep:

‘Hey, Winst’n, again a same long and heavy night with your Dutch blondy!’

Ik zag Thom bevriezen en verstard bij me langs kijken, dan weer verschrikt naar mij kijken…

Ik bevroor zelf… alsof er opeens ijs door mijn aderen stroomde...

#

Ik kon niet denken. Ik kon me alleen maar omdraaien.

En ik wist onmiddellijk wie er van de Amerikanen met Winst’n was aangesproken.

In een flits zag ik het. Alles, voelde en begreep en wist het.

Winst’n, een gewone jonge Amerikaanse soldaat.
Maar ook.
Een mengeling van rassen. Afro, Euro, een fleem Aziatisch.
Het korte haar kroesde net niet, was stug en zelfs bijna bruinig van kleur,
de huid die warmbruin was, de lippen vol en ontspannen in een glimlach,
de ogen groot en mooi en vreemd bijzonder afstekend lichtgrijs.

En het was raar, dat ik in dat verlammende omkijken, heel goed van mezelf besefte,
hoe ik met de leuke barjongen Maurice had aangepapt, en dat Joachim zoveel om me
heen dartelde, dat ik zelfs de Luit handtastelijk had uitgedaagd in mijn boosheid.

# # #

Nee, het was de verliefde glimlach van die warmbruine Winst’n die met die bijzonder
lichte blik bij me langs naar mijn Thom keek.
En het was vooral Thoms reactie geweest die zo verstard versteend en verschrikt
had gekeken.

Want dit!?

Dit was toch heel anders, als dat ik gereageerd zou hebben, om iets wat voor mij zo
onschuldig aan voelde.

Jaloezie? Erger. Dit was meer. Ik voelde het en wist het.

Het was in een flits.
In dat omkijken, draaide ik me verder om, zette me als een automaat in beweging,
verlamd en toch lopend, liep ik bij die warmbruine Winst’n langs.

# # # # #

Weg.

Weg van alles.

Weg van Thom.

Ineens kwam Thom naast me lopen, hijgend van de haast.
‘Giles. Het is niks. Ze zitten die jongen gewoon te stangen. Echt.’

Ik schudde mijn hoofd. Ik geloofde hem niet.

‘Een hele nacht met hem…?!’ vroeg ik mechanisch, naar hem kijkend, ‘…Thom?!’
Hij verstarde opnieuw.

Ik kon het hem niet eens kwalijk nemen. We waren beiden net ieder op onze eigen
manier wat uit een kast gekropen, en hij van nog veel dieper dan ik.
Ik had het toch ook zelf ervaren, wat verlokkingen doen.
En hoe zou ikzelf gehandeld hebben, als ik in Thoms schoenen had gestaan?
Want die Winst’n was een beauty in het kwadraat, met z’n prachtig grote lichte ogen
en ontspannen mooie glimlach, de warmbruine huid, dat korte ruige bruinige haar.

‘Giles! Echt. Ik zweer het je. Het was niets,’ zei Thom.

Er was dus wel iets gebeurd!!!

# # # # # # #

‘Ik hoop voor je, dat het lekker was,’ zei ik wrang.
‘Giles? Toe?’, zei hij nog, onmachtig.

Ik schudde mijn hoofd.

‘Voorlopig even niet, Thom. Laat me maar.’

Wat!!!???
Wat was er nu erger!?
Mijn ingebeelde angst om vannacht, omdat Thom misschien ergens bebloed…?
Of dit…?

# # # # # # # # # #

En ik vond het helemaal niet erg om onze container op te offeren voor vier Amerikaanse
voertuigcommandanten, voor hun twee stapelbedden, voor de tijd dat zij bij ons
ingekwartierd zouden zijn.

Zelf kreeg ik een plek bij Arnoud en Ruud, ook in een stapelbed, boven Arnoud.

En toen Ruud tegenover mij over Thom wilde beginnen, schudde ik mijn hoofd.

Toen Joachim me het zo bezorgd en betrokken vroeg, zei ik: ‘Nu even niet, Joachim.’

Toen de Luit me er naar informeerde, zei ik: ‘Over en uit, Luit.’

Het lag als een steen op mijn maag. Een hele koude, die me verkilde en gevoelloos maakt.
Omdat ik niet meer wilde voelen.

‘Kunnen we niet een keer praten, Giles?’
Dat vroeg Thom me, nadat we elkaar een paar dagen lang hadden ontweken en gemeden en uit de weg waren gegaan.
Ik schudde mijn hoofd.

‘Maar ik wil je niet kwijt,’ zei hij.
‘We waren er allebei niet aan toe, Thom. Ik heb je los gelaten. Jij moet mij loslaten,’ zei ik
terwijl ik de scheermesjes nog steeds bezig voelde, om hem uit me los te snijden.

Pijn. Pijn. Pijn.
Dat nooit weer.
Nooit geen pijn weer.

# # # # # # # # # # # …………………………….


*
Het was goed dat ons peloton in tweeën werd gedeeld voor de tijd dat het zo spande,
en de dreiging zo groot was en we nu twee routes hadden te escorteren.
Die naar De Stad én die naar De Haven.
Het was goed dat Thom in het ene deel zat, peloton Bravo, samen met die Winst’n en
de vier Amerikaanse voertuigen en sergeant Johan als eeuwige reservecommandant,
en ik in het andere, peloton Alpha, op een ander voertuig en met andere jongens ook
als reservecommandant, en de dagen sporadisch waren dat we gelijktijdig op het
Tussenkamp verbleven.

Het was goed dat we het druk hadden, dat er zoveel gevaar dreigde wat in de constante
spanning al mijn aandacht opslokte.

Want de werkdruk was masochistisch heerlijk:

Vliegtuigen soms, chinooks, apaches, grondtroepen zelden zichtbaar maar wel hoorbaar,
wel geruchten van gevechten.
Een geoliede machine onder hoogspanning. Zonder nadenken en voelen. Alleen maar
zien en reageren, moe worden, eten en slapen.

Het was goed om even geen tijd te hebben of te nemen om te chatten, en wel om weer
een beetje te sporten in de te kleine fitness eens per twee, drie dagen als we in ons eigen
Tussenkamp terug waren, en soms even te luieren in het zand tegen de warme muur in
het gele licht als buiten het “sein” op veilig stond.

Het luchtte me op. Het maakte me vrijer. Ik zat niet langer in mijn spagaat van een dubbele
verdringen, keek met genoegen naar de stoere maten, voetballend, kaartend, slenterend.


- EN NA RUIM TWEE WEKEN -

Ik?
Ik was veranderd in vier slopende cirkels van vier, vijf dagen. Zonder er over na te denken,
zonder het me zelf te beseffen. Of te willen beseffen. Zonder erover te praten, want ik wilde
niet praten, stond het anderen niet toe.

Dat was toen Ruud naast me tegen de muur kwam hangen, nadat we lui en moe waren, terug
gekomen van een zware spanningsrit uit De Stad.

Ruud, die nu ruim twee weken mijn containergenoot was, samen met Arnoud.
Ruud die er nu zwijgend naast me hing met zijn holle gebruinde buik die in de korte
camouflagebroek verdween, met zijn sterke gebruinde benen die er onderuit kwamen,
in twee stoere kistjes gestoken. Nonchalant, open, openlijk.

‘Mag jij van jezelf wel zo uitdagend naast een nicht zitten?’, vroeg ik.
Hij schoot in de lach.
‘’t Is jou keus toch?, om als vent die geen keus heeft in een El Dorado te willen werken?’
Ik grinnikte. De bonje die we gehad hadden, was wel echt voorbij, merkte ik.
Maar helemaal gelijk had hij niet. Want toen ik achttien was en Dienst nam, vielen mijn
keuzes nog niet bewust samen.

‘’k Zie ’t al helemaal voor me,’ ging Ruud dromend verder, ‘allemaal meiden in plaats van kerels…’
Nu schoot ik in de lach. Zo had ik het nog nooit bekeken, al had ik er een bijgedachte bij,
omdat Ruud uit nood en door maandenlang gebrek aan zijn “meiden”, het met Joachim
aan had willen leggen, wat had gerommeld met Thom…

In de verte begon de donder te rommelen. Het donderde nog steeds, al werd de afstand
geleidelijk groter, leek het rustiger te worden.

‘Zeg Ruud, mag ik je wat vragen?’
‘Tuurlijk, vragen staat vrij. Maar of je antwoord krijgt…?’ grinnikte hij.
‘Ik wil het niet meer over onze ruzie hebben, hoor…’ zei ik, ‘…maar je noemde me toen
het liefje van onze Luit. Hoe kwam je daarbij?’
‘Is dat dan niet zo?’, grinnikte hij plagend.
‘’k Ben het me niet bewust,’ zei ik glimlachend, ‘of zei je dat uit kwaaiigheid.’

‘Nee, dat niet. Maar ik weet niet…’, zei Ruud aarzelend, ‘…nou ja… ik kan het jou
wel zeggen…’ en hij begon te grinniken en vervolgde, ‘…want dat ging om een andere ruzie.
En volgens mij is die nog niet bijgelegd. Die tussen onze Luit en onze plaatsvervangend
pelotonscommandant sergeant Johan.
Toen dat gelazer tussen die twee begon, ben ik dat heethoofd Johan daar e’s over door
gaan zagen. Eerst wou ie er niks van zeggen… maar je kent hem… één speldenprikje…’

Ruud keek me aan en ik knikte, ik kende het heethoofd Johan, van op afstand.

‘Het ging er over,’ vervolgde Ruud, ‘dat onze Luit handtastelijk zou zijn geweest
bij sergeant Johan.’
‘Wat!?,’ zei ik, ‘de Luit handtastelijk bij Johan?’
‘Ja…,’ antwoordde Ruud, ‘…en Johan dacht er toen over, om het te gaan aangeven.’

En ineens dacht ik terug aan die Amerikaanse raid op het dorp waarbij wij onder
“eigen vuur” waren komen te liggen, hoe de Luit gereageerd had, hoe we samen
naar de evaluatie waren geweest bij de Brigadestaf aan De Haven, hoe hij me verteld had,
dat er meer speelde dan alleen het uitfoeteren van een Brigadeofficier Verbindingen,
dat zaakjes tegen hem persoonlijk liepen in de onenigheid tussen hem en zijn
reservecommandant Johan.

‘Geloof jij dat verhaal van Johan?’, vroeg ik Ruud zo neutraal mogelijk, omdat ik niet
wilde laten blijken dat het “spel” veel hoger gespeeld werd.
‘Nee,’ grinnikte Ruud, ‘eigenlijk niet zo. Bij Johan zou ík zelfs nog geen stoom mee
willen afblazen. Jij wel?’
Ik schoot in de lach. Ruud was er heel open in dat hij wel e’s wat rotzooide.
Maar het was mijn wat zure lach. Omdat ik het vermoedden had dat onze Luit wel e’s
veel lelijker in de nesten kon zitten, dan ik had vermoed.

In de verte rommelde het sterker, nu de schemer begon te vallen.

Ik stond op. Ik wachtte het alarm niet af dat dra zou gaan klinken. Ik ging me eerst
douchen in onze triocabine, want ik moest nog iets doen…

© Wisse

Gesloten