Hoofdstuk 37
(Donderdagmorgen, Daniel)
Gepakt en gezakt fietste ik even na 8 uur naar school.
Weliswaar had ik het eerste uur vrij, maar begrijpelijkerwijs wilde ik er eerder zijn om te kunnen reageren op de talloze vragen, en op of aanmerkingen die nu ongetwijfeld op me af zouden komen…
En ja, natuurlijk was ik zenuwachtig, voorbereid op alle eventualiteiten of niet.
En ja, Sven bleef al die tijd door m’n hoofd spoken; hoe kan ik zijn vriendschap terugwinnen??? En vooral: WAT voel ik nu precies voor hem?
Mis ik nu zijn nooit aflatende warmte en vriendschap?
Of mis ik meer???
Ben ik zonder het zelf te weten de laatste maanden, de laatste jaren misschien, toegegroeid naar een punt dat ik kan zeggen: lieve Sven, jouw vriendschap is het kostbaarste geschenk dat ik ooit van iemand heb mogen ontvangen, ik koester dit dan ook als een kleinood, maar nu… nu wil ik verder met je gaan, ik wil je beminnen, je lichaam aanraken, en door intens van je te houden de diepste diepten van je ziel leren kennen….
Zou ik dit tegen Sven willen zeggen?
Zou ik dit met Sven willen delen?
Zou ik mijn vriend al mijn affectie en liefde willen schenken, omdat ik van hem hou, en omdat ik daardoor zo ontzettend graag wil dat hij op en top gelukkig is?
Met mij??
Hieraan denken voelt niet vreemd bij me, het is niet raar (meer).
Maar…. Dat hele speciale gevoel, die befaamde “vlinders in de buik”, die heb ik (nog) niet…
Niet.
Ooit?
Ik had nog heel veel om over na te denken……
Ik karde het schoolplein op en kwakte min of meer m’n fiets in het rek.
Er stonden een paar kinderen, waar ik alleen David van kende, het een jaar jongere broertje van onze drumster Aimée. David (vaker “Davy” genoemd) maakte zich los van het groepje en liep langzaam op me af.
‘Ha, die Daaf.’
‘Hoi Daniel……….’
Hij schuifelde wat met z’n voeten, keek me uiteindelijk aan en zei toen: ‘Bedankt voor uw artikel, Daniel, ik vond het heel tof.’ David kwam uit België, en was – in tegenstelling tot zijn zus Aimée zijn sappige Vlaamse accent nooit kwijtgeraakt.
‘Dank je, Davy…’
‘Ik heb het met belangstelling gelezen….’
‘Dat doet me plezier, jongen.’
Ik zweeg en keek hem aan.
‘Ik heb zo precies mogelijk willen opschrijven wat ik al langer voel……..’
(dis ik nu een van te voren bedachte zin op, of spreek ik dan nu eindelijk eens vanuit de grond van m’n hart??)
‘en ik hoop op deze manier ook anderen te bereiken, die net zo voelen als ik….. misschien biedt dit stukje voor bepaalde mensen een opening, en dan heb ik mijn doel bereikt.’
David knikte langzaam.
Hij deed z’n mond open…. en weer dicht….
Aarzeling.
‘Ik…eh.. ik loop al…… bedoel, ik loop maar eens verder, maar echt waar, ge hebt een schoon stukske geschreven, Daniel!’
Ik had David wel door, maar HIJ moest de eerste stap zetten, vind ik. Toen hij een paar meter verder was riep ik hem na.
‘Hey, David!’
Hij keek om en hield z’n pas in.
‘Ja??’
‘Als je eens wilt praten, dan kan dat altijd, be my guest!’
Een stuurse blik.
Hij haalde z’n schouders op.
‘Waarover dan?’
‘Zo maar, jongen; over het weer, over de Pabblo Piacasso expositie die nu in Avignon loopt, of over de leukste homo film aller tijden…..’
‘Huh??’
‘The Sound of Music, Belgische ignoramus!’
Ik begon zacht te zingen:
“You are sixteen, going on seventeen…’
Davy begon te lachen.
‘Die verdomde Nazi’, riep hij.
‘De Barones!’
‘Maria!’
‘Uncle Max!’
We lachten beiden.
‘Je bent meer dan welkom, Daaf, Aimée heeft m’n nummer natuurlijk; bel me eens op….’
‘Oké, dank u.’
Lachend liep de jongen richting schoolplein.
Mijn vriend Peter was inmiddels ook aangekomen met z’n fiets. Hij gooide z’n fiets min of meer in de standaard en vervolgens kreeg ik middels een ferme klap op m’n schouders een hartelijke begroeting.
‘Zo, ouwe rukker!
‘Hey zeg! Dat laatste is waar, dat eerste niet!’
‘Ja ja dat zal wel!’ En toen serieus: ‘Zenuwachtig?’
Hij keek me nieuwsgierig aan.
‘Mm, gaat wel.. ik zie wel, Peet, ik laat het maar gewoon over me heen komen….’
Al kletsend liepen we samen richting schoolplein.
‘Niet opzij kijken’, siste ik, ‘maar even verder op zie ik Wies Assendael lopen… Als we nu een flauw bochtje naar rechts nemen ontlopen we Miss Plissé…’
Wies was een typisch product uit een welgesteld hoog burgerlijk milieu. Het was een enigszins hooghartig trutje die zich graag nogal eens op haar afkomst liet voorstaan, alsof dát er nu toe doet! Meestal liep ze in kleren die net iets over the top zijn, nét te sjiek eigenlijk, en bij voorkeur droeg ze van die nuffige plissé gevalletjes die volgens mij bij iedere rechtschapen jongeling a priori iedere premature gedachte aan seks met haar resoluut de kop indrukte….
Wies had dan ook alleen vriendinnen.
Ook nu was ze in het gezelschap van 2 nuffige grieten.
Ze hadden ons helaas gespot en liepen op ons af.
Zucht….
‘Hallooo’ jodelde het schaap, daarbij een perfecte imitatie neerzettend van Olga Lowina in vergaande staat van overmatig alcoholmisbruik.
Ik groette haar, en knikte de twee geiten die haar flankeerden minzaam toe.
‘Zeg, Daniel, ik heb je stukje gelezen’ sprak ze lijzig.
Ik knikte maar.
‘Eh…. Hoe eh is het nu om homo te zijn?’
Het onnozele wicht bedoelde hier nog niets eens wat hatelijks mee, noch probeerde ze cynisch te zijn….. Ze was alleen maar dom, en geestelijk gezien al geruime tijd in vergaande staat van ontbinding……
‘Heerlijk, Wies!! Absoluut heeeeerlijk! Ik kan het absoluut iedereen aanbevelen, echt waar! Probeer het maar eens uit….’
Ze had niet echt in de gaten dat ik haar voor de gek hield, al zag ik wel een weifelende blik in haar ogen; de twee grieten naast haar giechelden alleen maar.
Ze vroeg verder.
‘Maar zeg, hoe ben je eigenlijk homo geworden, Daaan?’. Dit op een toon van iemand die aan iemand anders vraagt waarom hij rechten is gaan studeren.
‘Nou, dát is nog eens een interessant verhaal!’
De meiden bogen licht voorover om toch vooral niets van mijn verhaal te moeten missen. Peter bestierf het, maar na een trap van mij tegen zijn enkels hield hij zich stil.
‘Weet je Wies, ik heb er de afgelopen jaren best wel een potje van gemaakt, dat mag je best weten! Ik zal niet in details treden, want uiteindelijk bevinden we ons wel op een Grrrristelijke school, nietwaar! Maar goed, ik wist in die ruige periode ook wel dat ik vroeger of later het gelag zou moeten gaan betalen, en ja hoor! Op een nacht was het zover.’
Ik laste een dramatische stilte in.
‘Op een nacht – ik was net in slaap gevallen – werd ik plotseling wakker van een werkelijk ontzettend geraas, vlak naast me. Ik verschrok me wezenloos! En wie denk je dat er aan het voeteneind van m’n twijfelaar stond?? Juist ja! Het Opperwezen himself!’
‘Het Opperwezen??’
‘Ja, het Opperwezen! Weet je wel: De Here God, de Almachtige, de God der Wrake. En dat laatste klopt helemaal, want hij was láaiend!! Overigens (wel aardig om te vertellen) ziet God er TOTAAL anders uit dan de meeste mensen denken! Om te beginnen heeft hij geen baard – nou ja, zo goed als dan - , en hij ziet er ook beslist veel jeugdiger uit dan algemeen wordt aangenomen, Ja, hoe zal ik het zeggen… Hij ziet er min of meer uit als Marlon Brando tijdens een van die beruchte scènes uit “Last Tango in Paris”. Maar goed, dit terzijde..
God was dus kwaad, en dat zei Hij ook.
Ik was natuurlijk bang van al die herrie, en mijn ouders zijn lichte slapers, dus ik verwachtte problemen. Dat zei ik God dan ook.
‘ZWIJG!!!’ bulderde hij.
Ik zweeg en luisterde deemoedig.
De Almachtige fileerde de volgende minuten mijn handel en wandel van de afgelopen tijd, en dat was geen pretje… Hij eindigde zijn oratio met de mededeling dat ik de aller zwaarste straf verdiend had.
Ik was totaal verbijsterd en ontdaan. Ik begon te snikken, en smeekte de Goedheiligman mij niet te treffen in Zijn Toorn. Ik smeekte de vellen eraf! Ik beloofde op alle fronten beterschap: ik zou mijn zusje niet meer plagen, iedere avond als laatste de hond uitlaten, ouden van dagen te allen tijde helpen met oversteken, en (voor mij de moeilijkste belofte) de Candy’s, die ik onder mijn matras verstopt heb aan de bibliotheek van het Leger des Heils afstaan….
De Here streek peinzend over Zijn baard van drie dagen en sprak toen: ‘Ik ben goedertierend, derhalve zal ik je een lagere straf toebedelen! Voortaan zul je als homoseksueel door het leven moeten gaan.
Aan Mij is de Wrake!!’
En voordat Hij op Zijn bezemsteel door het open raam naar buiten wilde vliegen waagde ik het nog te vragen wat de hoogste straf geweest zou zijn.
Terwijl God zwierig door het open venster naar buiten gleed sprak hij: ‘Ik zou je verder door het leven hebben laten gaan als Wies Assendael’. En na deze woorden nam hij de eerste afslag, richting de kleine Magelhaense Wolk.’
Zelfs Wies had nu wel in de gaten dat ze voor de gek gehouden werd. Peter kon z’n lachen natuurlijk allang niet meer inhouden, en voordat Wies’ kwaadheid pas echt losbarste trok ik Peter mee, en liepen we gierend van het lachen snel naar het midden van het schoolplein.
Hoofdstuk 38
(Daniel)
Het begon druk te worden, maar ondanks dat vonden we onze vrienden meteen.
Aimée stond er, Djingo, Annika, Richard, Jacob (een andere klasgenoot van ons) en Sven……
Sven!!!
Ik voelde een steek door mijn hart gaan toen ik naar hem keek, en hoopte eens te meer dat we ooit datgene wat tussen ons stond zouden kunnen uitpraten….
Ik begroette iedereen.
Sven keek me uitdrukkingsloos aan en knikte flauwtjes.
‘Nou Daantje, ben je er klaar voor?’ Aimée aan het woord.
‘Och, hoe klaar kun je zijn, schat?’ zuchtte ik.
‘Ja, dat zal jij niet weten!’ grapte Richard, maar als je wat bijlessen nodig heb….’
‘Jij vunzige mastur beer! Je zou eens wat beter naar de Dominee moeten luisteren, je weet wel: ’s nachts de ramen open houden en handjes boven de dekens!’
Iedereen lachte.
‘Maar ja, ik laat het maar gewoon op me afkomen, ik zie wel. Ik ga me in ieder geval NIET verdedigen, hoor, want er valt uiteraard niets te verdedigen. Ik ben die ik ben, en dat zullen de mensen om me heen maar te accepteren hebben….’
‘Prima gezegd, Daniel!’ zei Aimée goedkeurend, ‘maar over dominee gesproken: heb je nooit last van je geaardheid, als je denkt aan je Christelijke achtergrond en zo?’
‘Nee! En dat heb ik ook wel proberen te verwoorden in mijn artikel. Ik gelóof, maar laat mijn dagelijkse doen en laten bepaald niet door de Bijbel regeren!’
‘By een manspersoon en sult ghy niet liggen met vrouwelicke byligginge: dat is ene grouwel!’ galmde Annika op plechtige toon.
‘Aha, je kent hem ook, inmiddels?’
‘Natuurlijk, maar ik vind het een lachertje!’
‘Inderdaad, dat is het vanzelfsprekend ook, maar goed, laten we de theologie voor wat het is. Ik vind het belangrijker dat jullie, mijn liefste en dierbaarste vrienden achter me staan. En daarom spijt het me, dat ik jullie niet in vertrouwen genomen heb’ - ik keek met één oog naar Sven – ‘want jullie verdienen het zonder meer! Maar ik durfde niet goed, enne……’
Mijn stem brak, en ik kreeg het weer te kwaad.
Annika legde troostend haar arm om me heen en gaf me een lieve zoen op m’n wang.
‘Dank je wel’, zei ik zacht.
Jacob roerde zich.
‘Ik heb ontzettend veel bewondering voor je Daniel, dat mag je best weten, je… ja, hoe zal ik het zeggen… je bent waarlijk een idool voor me, echt waar!’
Die Jacob!
Jacob is een stille, ietwat teruggetrokken jongen die al vanaf het begin van onze middelbare school loopbaan “het Studje” werd genoemd. Jacob scheen zich alleen maar te interesseren voor zijn studie. Een steevast ritueel – na ieder proefwerk – was een gesteun en gekreun van zijn kant, dat dan eindigde met de mededeling dat hij het waarschijnlijk volledig verknald had, om dan enkele dagen later zich oprecht te verbazen dat hij voor diezelfde overhoring toch maar weer een 9 of een 10 gescoord had…. Met zijn schoenmaat 49 best een leuke jongen om te zien (vond ik tenminste), maar hij stond eigenlijk zo’n beetje buiten alles.
Tot nu dan.
‘Jij durft hier en nu jezelf te zijn, en daar heb ik het grootste respect voor… enne, voor wat het waard is: ik zal je – waar nodig – van harte ondersteunen!’
‘Dank je, Jacob, heel aardig van je.’
Ik keek hem waarderend aan, zo ook de rest van de groep.
‘Wij zullen er altijd voor jou zijn, lieve schat’, sprak Djingo op zijn eigen zo vertrouwde temerige manier, ‘maar één ding houdt me toch wel bezig, de laatste tijd….’
‘En dat is?’
‘Ik vraag me dus meer dan eens af, hoe het is om van achteren genomen te worden..’
Doodse stilte…..
‘Zoiets vráág je toch niet, hufter’, maande Richard, ‘kun jij dan nóoit eens serieus zijn??.’
Quasi verontwaardigde blik van Djingo.
‘Maar ik BEN serieus, altijd al geweest trouwens. Het punt is dat jullie mijn karakter verkeerd beoordelen, en de werkelijke Djingo niet onder ogen kunnen of willen zien!’
Hij maakte een potsierlijke pirouette en kwam vlak voor me tot stilstand.
‘En meester?’
Ik lachte.
‘Ik ben bang dat ik je niet wijzer kan maken, honnepon, dus als jij bereid bent om mij deze begerenswaardige additionele technieken te onderwijzen hou ik me zeer aanbevolen!’
Vrolijkheid alom.
Sven was korzelig de groep uitgelopen en richting hoofdingang verdwenen.
Jammer!!
Misschien stoorde hij zich wel aan onze grappen en grollen, maar ik was maar wát blij dat er tussendoor eens relativerend gelachen kon worden; het verlichtte de spanning.
Ik vertelde nog wat over mijn gevoelsleven,
(het gevoelsleven van Daniel Artikel, of van Daniel Mij?)
en beantwoordde nog wat vragen, toen plotseling ons gesprek onderbroken werd door Sven.
Sven kwam aangerend, hijgend als een postpaard, en riep ademloos: ‘Meekomen, gauw! Karel is weer bezig daarachter, en volgens mij is het hommeles!!!’
We renden allemaal achter Sven aan, richting ingang jongens WC.
Hoofdstuk 39
(op het schoolplein)
Karel is zo’n jongen, zoals je er op iedere school altijd wel een paar hebt.
Karel is een vrij lange jongen, breed van postuur en overal redelijk bedekt met haar (zoals ik meer dan eens had kunnen zien tijdens het douchen na het sporten). Hij was uiterst dominant en zocht vaker conflicten op of was er de oorzaak van. Haast onnodig te zeggen dat hij bij voorkeur de zwakkeren uitzocht om te treiteren of anderszins hun leven te verzuren.
Meestal was Karel vergezeld van twee vervelende meelopertjes, Joop en Roy, die zelf niets betekenden, maar hun bestaansrecht louter en alleen ontleenden aan het feit dat ze in Karels gezelschap verkeerden.
Karel was eigenlijk een lafbek, maar wel een uiterst vervelende en dominante lafbek.
Het erge was dat Karel nog nooit door de directie voor zijn wandaden ter verantwoording was geroepen, tenminste niet dat wij wisten.
Ik had het donkerbruin vermoeden dat Karel de hand boven het hoofd gehouden werd, simpel omdat de vader van Karel voortdurend tal van activiteiten binnen en buiten school met veel geld sponsorde…. Bewijzen konden we natuurlijk niets, maar dat Kareltje hier op school blijkbaar een bijzondere status genoot was voor ons zonneklaar.
En nu was die etter alweer het middelpunt van een uit de hand gelopen ruzie.
Hun slachtoffer van vanmorgen was Pieter.
Pieter werd gejudast door Karel en zijn trawanten, vlak bij de ingang van de jongens wc, en - merkwaardig genoeg – stond vlak bij de deur David (waar ik even daarvoor nog mee gesproken had) angstig toe te kijken. Hij zag er naar uit dat hij het liefste hard weg had willen rennen, maar hij durfde natuurlijk niet.
Rondom stonden al de nodige leerlingen toe te kijken; uiteraard was er niemand die een poot uitstak om aan deze vervelende situatie een einde te maken….
Pieter werd hardhandig door Karel bij zijn schouders vastgepakt en op het moment dat ons groepje er bij kwam staan middels een hardhandige zwaai naar Joop toe geslingerd. Pieter verloor bijna zijn evenwicht en dreigde op de grond te vallen.
‘Moeite om je evenwicht te bewaren?’, vroeg Joop pesterig, ‘hee, sukkel, geef eens antwoord, flikkervriendje!’
De drie jongens lachten smakelijk.
‘Toe jongens’, zei Pieter met bevende stem, ‘alsjeblieft, laat me met rust.’
Hij keek angstig uit z’n ogen.
‘Daar zul je om moeten smeken’, mengde Roy zich in het gesprek, ‘vooruit, smerige poot, op je knieën!’
Pieter verroerde zich nauwelijks, de tranen liepen over zijn wangen.
En toen, heel onverhoeds pakte Jopie Pieter bij z’n middel en gaf hem heel gemeen een knietje. Krimpend van de pijn zeeg Pieter op de grond.
De eerste reactie kwam van Davy die vanaf de deur ‘Pieter’ schreeuwde en aarzelend dichterbij kwam.
Godverdomme!! Dit had toch werkelijk al te lang geduurd!!!
Wat bezielt iedereen?? Wat bezielt mij???
Ik wilde naar voren snellen om aan deze belachelijke situatie snel een einde te maken, maar iemand was mij voor.
Sven rende vloekend naar voren, doorbrak de kring van omstanders en pakte Joop niet bepaald zachtzinnig bij z’n middel. Vervolgens smeet hij de jongen hardhandig tegen de muur van de school.
Joop z’n hoofd sloeg ten gevolge van de klap tegen de muur, god zij dank niet al te hard, maar voorlopig was dat voldoende: Joop zakte ineen op de grond en zat verdwaasd om zich heen te kijken.
Joop was even uitgeteld.
‘Waar zijn jullie mee bezig?’ brulde Sven, ‘waar ben JIJ mee bezig?’, dit tegen Karel, ‘contactgestoorde randdebiel!! Kun je wel: met drieën tegen één! Jezus, wat ben jij toch een enorme lafbek. Bah, ik kots van jou, en van jouw soort.’
Sven spuugde minachtend op de grond.
Karel was beduusd door het plotselinge optreden van Sven, maar niet voor lang….Terwijl Sven zijn hoofd draaide en op de grond spuugde haalde Karel uit om z’n tegenstander een flinke mep te verkopen, maar Sven die op z’n qui vive was maakte een snelle beweging zijwaarts en haalde op zijn beurt uit.
De klap van Sven kwam keihard aan.
Sven liet zijn stem een octaaf dalen.
‘Als je dat nog één keer probeert, stuk stront, dan trap ik je het ziekenhuis in, en dat méén ik! Daar heb ik graag enkele weken schorsing voor over, als je dat maar weet!’
Hijgend stonden de twee kemphanen tegenover elkaar, elkaar beloerend en inschattend wat de kansen waren.
Geen van beiden had meer oog voor de omgeving en wat er om hen heen gebeurde.
Roy had deze situatie goed ingeschat en maakte daar misbruik van, althans dat wilde hij, maar gelukkig was er iemand onder ons die de situatie ook heel goed had ingeschat….
Tot ieders verbazing stormde Jacob naar voren, haalde uit en gaf Roy een keiharde trap tegen zijn maag.
Een zucht ging door het “publiek”.
Jacob keek met de grootste minachting naar Roy die kokhalzend op de grond lag.
‘Jij bent al net zo’n achterbaks secreet als dat vriendje van je. Gemene kutvent, als ik jou was zou ik dit soort geintjes verder achterwege laten.’
Kareltje liet weer van zich horen.
‘Wie is jouw flikkervriendje’ vroeg hij smalend aan Jacob, is dat dat zielig insect daarachter, of kom je nou op voor hem hier?’, hij wees naar Sven.
‘Niemand is mijn flikkervriendje, jij zwakbegaafde rinoceros, het zijn allemaal mijn vríenden, maar dat is iets wat jij en je soort wel nooit zult begrijpen, klootzak. En als het nog zo was, wat dan nog?? Laat ons toch met rust, botte boer, en bekommer jij je om je eigen zaken!’
Het werd tijd dat dit eindigde!!
Ik liep naar voren, met in m’n kielzog de rest van de groep.
‘Ha ha, de cavalerie arriveert altijd op tijd’ hoonde Karel, maar was wel zo pragmatisch om in te zien dat het uit was.
Hij raapte Roy van de grond op, trok Joop aan z’n arm, en gedrieën liepen ze richting hoofdingang.
Karel probeerde nog z’n gezichtsverlies – en dat van z’n vriendjes – tot een minimum te beperken.
Hij keek ons groepje aan en dreigde: ‘Ik kom hier op terug, reken maar! Een van jullie watjes gaat het nog bezuren, jullie allemaal zullen hier nog spijt van krijgen, en dat is geen dreigement maar een belofte!!!’
Ze bliezen zonder verder commentaar de aftocht.
Ik had bepaald geen euforisch gevoel.
Dit muisje zou nog een startje krijgen, dacht ik grimmig.
Hen kennende zouden ze iemand
(wie??)
de rekening laten betalen.
Maar goed, dat zien we dan wel weer……
De leerlingen verspreidden zich, nu er niets meer te zien en te beleven was, en dat was maar goed ook, want voor het zelfde geld was de schoolleiding in actie gekomen, waarschijnlijk met de meest vervelende gevolgen voor iedereen die erbij betrokken was.
Aimée stond inmiddels naast haar broertje en vroeg bezorgd of hij wel oké was.
David keek afwisselend naar z’n zus en naar Pieter en glimlachte toen.
‘Ik ben in goede handen, zusterke, amai, ge hoeft voor mij genen bang te hebben!
‘Maar wat is er dan gebeurd??’
‘Als ik dat eens wist! Pieter en ik liepen gewoon pratend over het schoolplein, toen we onverhoeds door dieën zakkenwasser in de tang genomen werden. En voor we beiden wisten wat er gaande was werd Pieter gepest door die drie. Niet de eerste keer trouwens.’
‘Nee, helaas’ zuchtte Aimée. Ze keek Pieter aan.
‘Gaat het wel, Pieter?’
Pieter knikte langzaam.
‘Ja hoor, weer alles onder controle, vooral dankzij die twee daar’, hij wees in de richting van Jacob en Sven.
Aimée glimlachte.
‘Het zijn echte kanjers, nietwaar? Ik loop even naar ze toe, als jullie het niet erg vinden.’ Ze wierp nog een blik op haar broer.
‘Weet je zeker dat alles goed met je is?’
‘Ja ja, ga nou maar, ik zie u seffens dan wel, Aiméeke!’
Aimée keek de jongens even peinzend aan en liep naar ons groepje.
‘Mijn helden’ lachte ze, ‘als jullie niet zo snel gereageerd hadden zou het allemaal veel erger geweest zijn.’
‘Helemaal mee eens!!’ betuigde ook Annika haar instemming, jullie zijn kanjers, ik kan jullie wel zóenen!’
‘Nou, ik hou je niet tegen!’, lachte Sven.
Jacob keek wat verlegen en glimlachte flauwtjes.
Annika keek naar Jacob, en zei met haar liefste stem tegen hem: ‘Dank je wel dat ook jij tussenbeide gekomen bent, ik vind dat heel tof van je, Jacob.’
Jacob kleurde een beetje.
‘Dat spreekt toch vanzelf! Iedereen zou hetzelfde gedaan hebben’.
‘Misschien, maar jij deed het! Kom hier!’
Ze gaf Jacob een klinkende zoen op z’n wang.
Hij kleurde zo mogelijk nog meer, vooral toen er goedkeurend gefluit weerklonk onder de kinderen die er nog omheen stonden.
Annika raapte vervolgens haar boekentas van de grond en maakte aanstalten om door te lopen. Ze mompelde iets van ‘nog even Frans voor straks nakijken’ en liep richting ingang.
Jacob was niet langer mee in hogere sferen en kwam snel in actie.
‘Als je het goedvindt loop ik met je mee, Annika.’
Ze keek hem stralend aan.
‘gezellie! En hoe staat het trouwens met jouw Frans?’
Gemoedelijk babbelend liepen ze van ons vandaan.
Djingo floot zachtjes de Marseillaise en zei toen: ‘volgens mij zijn die twee onder de pannen!’
‘Ik denk dat je gelijk heb’, sprak Peter.
Hoofdstuk 40
(Daniel en Sven)
Sven en ik waren alleen.
Ik was gespannen.
Aarzelend keek ik op en ontmoette z’n ogen.
Die ogen van hem!
Ik las veel in z’n mooie blauwe ogen: gekwetstheid, droefenis, verlangen…… maar gelukkig geen spoor van afstandelijkheid meer, laat staan boosheid.
Ik schraapte mijn keel.
‘Sven….’
‘Daniel…..’
We zeiden elkaars naam op exact hetzelfde moment….
We schoten in de lach.
‘Jij eerst’, commandeerde ik.
‘Oké, Daan…. Er is veel gebeurd, afgelopen dagen, ik heb veel verdriet gehad, en nog steeds trouwens. Ik voel me eerlijk gezegd in de steek gelaten, door jou…. Ikzelf heb bepaalde uitspraken gedaan, waar ik erg veel spijt van heb…. Hoe dan ook: dat daardoor onze vriendschap na 10 jaar voorbij zou zijn is echt te belachelijk voor woorden!’
Van opluchting sloeg mijn hart een paar slagen over. Ik was zo blij dat de tranen in m’n ogen kwamen.
‘Ik heb dingen gedaan, Sven, waar ik de consequenties niet goed doordacht heb, en dat spijt me, dat spijt me vreselijk…’
‘Ik geloof je, Daantje. Natuurlijk wil ik graag met je praten hierover, maar niet hier natuurlijk, niet nu. Wij moeten zo spoedig mogelijk bij elkaar gaan zitten om datgene wat er tussen ons gebeurd is uit te praten, proberen te achterhalen waarom het zo ver is kunnen komen, maar nogmaals dat moet nog even wachten. Geloof me: ik ben en blijf je vriend, en daarom zullen we er uiteindelijk sámen wel uitkomen…’
Van opluchting kon ik wel janken, en ik deed dat dan ook.
Sven legde z’n arm om me heen en zei vriendelijk: ‘Kop op, vriend! Het komt allemaal wel goed, wees daarvan overtuigd…’
Dat geloofde ik graag, en mijn emoties waren dan ook meer een uiting van blijdschap dan een uiting van onzekerheid.
Ik voelde me gesterkt.
Alles zou goed komen.
Maar op welke manier goed??
Ik ben er nog niet uit, maar ik voelde deze ochtend wel een sterk verlangen om voortdurend bij mijn vriend te zijn.
Was dat een teken?
Er was nog veel om over na te denken….
We liepen samen de school in.
Hoofdstuk 41
(Pieter en David)
Pieter en David liepen samen richting fietsenhok.
Ze praatten.
‘Wat enen ambras daar op het schoolplein’ zuchtte David.
‘Dat kun je wel zeggen! Ik vind het alleen vreselijk rot, dat jij door mij ook in het kielzog kwam van die drie kloothommels.’
David haalde z’n schouders op.
‘Geen probleem hoor, en ik vond het voor jou veel erger, toen gij die trap onder uw ballen kreeg was het haast…. of ikzelf die trap kreeg….. Bij mij deed het net zo’n pijn als bij jou, geloof me!’
Pieter keek de jongen vertederd aan.
‘Nou ja, het is achter de rug, laten we maar over iets anders praten.’
Ze waren in het bosje aangekomen achter het fietsenhok en liepen naar de grote boom, daar in het midden.
‘Mijn denkboom’ zei David zacht.
‘Huh?’
‘Ja, zo noem ik deze eik: “mijn Denkboom”! Weet ge Pieter, als het hier rustig is kom ik hier graag naar toe, om even alleen te zijn, om na te denken, om…. tot rust te komen….bij mijn denkboom dus.’
Pieter lachte zachtjes voor zich uit.
‘Ik heb ook zo’n plek, weet je, ergens buiten dit kutstadje. Een rustige en stille plek, waar ik vaak vertoef, ook om na te denken. Ik ben er alleen, en geniet van de stilte, van de rust, en daar heb ik altijd het gevoel dat ik mezelf kan zijn. Ik noem mijn plek de “Denkplek”…..’
‘De “Denkplek” zei David zacht voor zich uit, ‘wat leuk! Dan hebben we dat in ieder geval gemeenschappelijk; ik mijn Denkboom, jij je Denkplek…… Ik zou die van u best wel willen zien…’
Pieter glimlachte om de onbedoelde dubbelzinnigheid en vroeg toen: ‘En heb je dan veel om over na te denken?’
‘Ja, best wel, maar wie niet eigenlijk?’
‘Da’s waar…’
Stilte.
David nam het woord: ‘Gij hebt natuurlijk óók dat stukske gelezen van Daniel?’
‘Natuurlijk, wie niet onderhand…’
‘Denk ik ook…….en wat vond je ervan?’
Bij deze woorden keek David Pieter recht in de ogen.
‘Dat zal ik je vertellen! Ik vind dat stukje van Daan de meest mooie, openhartige en tot de verbeelding sprekende publicatie na “Das Kapital” van Karl Marx!’
David grinnikte.
‘Dat kunt ge wel zeggen ja, helemaal mee eens.’
Stilte
‘En waarom spreekt u dit artikel zo aan, Pieter?’
Aarzeling
Pieter dacht na even na.
‘Om te beginnen vind ik het knap moedig van Daniel dat hij zó zijn diepste en geheimste gevoelens op papier durft te zetten, iets dat zo helemaal privé van hem zelf is…. Hij wist toch dat ongeveer 800 mensen dit stukje zouden gaan lezen….Verder vind ik dat Daan zijn gedachten ontzettend integer verwoordt, onopgesmukt, eerlijk, recht uit zijn hart. Ook in emotioneel opzicht geeft hij precies weer zoals de zaken zijn, zoals hij denkt en voelt…… Ik voel me er erg door aangesproken, en je mag best weten, Davy, dat ik behoorlijk geraakt werd door het lezen ervan, behóorlijk…..’
Pieter zweeg.
Hij keek naar de jongen naast hem die peinzend vooruit zat te kijken.
‘Ja…. Ik vond het ook een schoon artikel…. Het heeft me sterk aan het denken gezet….. het heeft eerlijk gezegd mijnen wereld wel enigszins op z’n kop gezet…och, ik weet niet….hoe moet ik het zeggen….’
David keek naar Pieter, met een ontredderde blik in z’n ogen.
Hij sloeg z’n ogen neer.
‘Nog eentje die worstelt’, verzuchtte Pieter inwendig. ‘Hij wil me duidelijk wat zeggen, maar durft niet…. Niet vreemd natuurlijk….’
Het liefste had hij David in z’n armen willen nemen, maar zover durfde hij (voorlopig) nog niet te gaan… Hoe dan ook: de jongen zou zelf moeten aangeven wat hij dacht, hij zou zelf moeten beginnen te praten over zijn angsten, zijn verdriet, zijn peilloze eenzaamheid….net als ik….’, dacht Pieter, ‘net als ik ook….’
David was zonneklaar iemand waartoe Pieter zich voelde aangetrokken, daar was hij al snel achtergekomen….O, het was niet zozeer een kwestie van uiterlijk of zo, er liepen wel meer aardig uitziende jongens rond hier op school….David zag er kwetsbaar uit, op een ontroerende manier, waar je je wel toe aangetrokken móest voelen! En hij stelde zich – zeker nu – ook kwetsbaar op….en juist dat trok Pieter enorm aan…..
‘Een dubbeltje voor uw gedachten!’ zei Davy zacht, met een trieste glimlach op z’n lippen.
Pieter besloot een grote duik in het diepe te wagen, hij zou snel genoeg ondervinden of hij naar de bodem zonk en zou verzuipen, of snel genoeg weer aan de oppervlakte zou zijn.
‘Ik zal helemaal open en eerlijk tegen je zijn, David. Natúurlijk voel ik me erg aangetrokken tot dit stukje omdat ik zelf ook zo ben, omdat ik zelf ook voel en denk als Daniel. Ik ben vaak eenzaam en alleen, omdat ik mezelf niet kan zijn, niet dúrf te zijn, en soms…..ja soms vreet dat aan je….’
Een loodzware stilte…..
‘Dat zijn er dan twee, Pieter’ sprak David uiteindelijk, de stilte aan flarden scheurend.
Hij legde voorzichtig z’n hand op Pieters arm.
Pieter draaide z’n hoofd, de tranen blonken in z’n ogen.
‘Ik weet niet meer wat ik moet denken’, zei Pieter met schorre stem, ‘al die jaren van worstelen….’ Hij wreef de tranen weg.
‘Ik wil graag jouw eenzaamheid ongedaan maken, Pieter, als gij dat ook wilt. Ik wil denk ik hetzelfde als jij, ook ík wil niet meer alleen zijn….., ik wil delen, met jou…..ik geloof…..ik…eh….ik zie u graag!’
Dat laatste kwam er in een sneltreinvaart uit.
Pieter omarmde de jongen en ervoer een ongekend geluksgevoel in z’n binnenste; z’n hart leek wel te barsten.
‘Ook ik hou van je, David, en samen gaan we op ontdekkingstocht….. ik ben gelukkig, uiterst gelukkig, dat wij tweeën elkaar deze morgen gevonden hebben….. Ik kan de wereld aan!’
Een bevrijdende lach.
Ze stonden op en gave elkaar hun eerste voorzichtige zoen……
‘Ik wil nog veel meer’, fluisterde Pieter, ‘maar niet nu en zeker niet hier! Dat moet nog maar even wachten…..’
De jongens keken elkaar gelukzalig lachend aan en liepen naast elkaar richting schoolgebouw.