Liefde hfstd. 10

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
dkz09
Berichten: 143
Lid geworden op: ma 29 mar 2010, 17:56

Liefde hfstd. 10

Bericht door dkz09 » vr 24 mei 2013, 21:36

‘Nog vier dagen!!!’
Dan schrikt Tim wakker. Wanneer houdt deze droom op?
‘Pas als ik vertel, dat ik homo ben?’, denkt Tim bij zichzelf.
‘Nou, dan word het tijd, dat hij die slapeloze nachten maar eens gaat accepteren. Want vertellen durft hij het toch niet. Maar goed, als hij het wel vertelt, wat dan? Dan is het nog niet zeker dat Jasper hem leuk vindt.’
‘O, wat haat ik mijn leven.’ denkt hij bij zichzelf.
“Waarom is het leven zo ingewikkeld?”, zegt Tim hardop tegen zichzelf in de spiegel.

Een half uurtje later zit hij op de fiets op weg naar school. Als hij heel eerlijk is, dan zou hij het liefste thuis blijven. Maar dan moet hij Jasper missen. Hij vindt het al vervelend als ze weekend of vakantie hebben. Van hem mogen ze die dingen afschaffen. Dan zou hij Jasper zeven dagen per week zien. Dat vindt hij helemaal hij niet erg. Maar de rest van de school en wereld wel.

“Goedemorgen!”, Tim remt af en komt precies tot stilstand naast Koen.
“Laat dat goede er maar vanaf.”, zegt Tim.
“Laat me raden. Je hebt zeker weer zo slecht geslapen?”
“U mag door voor de wasmachine.”, probeert Tim lollig te zijn.
“Wordt het dan niet eens tijd om het te vertellen aan je ouders? Misschien dat dan eens rustig slaapt.”
“Misschien heb je gelijk maar het is niet makkelijk. Soms sta ik op het punt om het te vertellen. Maar dan klap ik dicht.”
“Je moet het gelijk zeggen. Er niet bij na denken. Je weet wat ik gezegd heb, hè?”
“Ja, dat weet ik, maar ik moet het alleen doen.”
“Oké.”

Als ze op school aankomen zetten ze snel hun fiets in de stalling en lopen de school binnen. De dag kruipt voorbij voor Tims gevoel. Koen haalt telkens aan het einde van elke les zijn vriend, zoals gebruikelijk, terug op aarde. Tijdens de grote pauze hangen weer bijna alle meisjes van de school om hen heen. Ze balen en mopperen er op los omdat Koen al bezet is voor het schoolfeest. Een aantal vragen Tim voor de zoveelste keer. Maar hij blijft steeds nee zeggen. Sommige willen het maar niet begrijpen. Totdat één van de meisjes zegt: “Ach, Tim is homo, anders had hij allang wel ja gezegd tegen één van ons.”
Dit is over de top! Tim pakt kwaad zijn spullen bij elkaar en loopt weg. De meiden kijken met ze allen naar Koen. Na een poosje vraagt het zelfde meisje of het waar is, dat Tim homo is. Koen antwoordt hier heel kort maar krachtig op met een “Nee!”

Na dat de laatste bel is gegaan, staan de vrienden op en verlaten het lokaal. Als ze even later met hun fietsen aan de hand de stalling uitkomen, zegt Koen: “Sorry Tim, maar ik had beloofd om bij Sofie langs te gaan om kennis te maken met haar ouders.”
“Is goed, man. Spreek je wel weer.”
“Oké, ik zie je sowieso morgen.”
“Tot morgen.”

Ze gaan ieder hun eigen weg. Als Tim de hoek om is, besluit hij om eens via de buitenweg naar huis te fietsen. Het is wel zo een veertig minuten om fietsen, maar het maakt hem niks uit. Hij fietst wel vaker via die weg. Vooral als Koen niet meefietst. Langs die weg staan op diverse plekken bankjes. Verder is bijna tot geen verkeer. Hoogstens het treinverkeer, dat over het spoor langs die weg, voorbij rijdt. Maar verder is het altijd stil. Hij komt er graag omdat het er lekker stil is. Hij denkt dan na over van alles. Zijn gevoelens, school en ga zo maar door. Hij komt dan helemaal weer tot rust. Wat hij momenteel wel kan gebruiken.

Want na die opmerking in de kantine, maakt zijn hoofd overuren. ‘Hoe is ze het te weten gekomen?’, denkt hij bij zichzelf. ‘Vandaag of morgen weet de hele school het.’
Oké, Koen had tijdens Nederlands het aan hem verteld. Dat hij gezegd had, dat Tim geen homo is, maar liefdesverdriet heeft omdat zijn vriendin het heeft uitgemaakt. Tim begint weer wat te lachen, zoals ook toen Koen hem het vertelde. Hoe komt Koen er weer op? Echt, hij boft maar met zo’n vriend. Maar het zit hem toch niet lekker. Hij heeft het idee, dat hij wordt bekeken door iedereen van de klas. Beter gezegd, door de hele school. Nou ja, behalve Jasper, want die was er vandaag niet. Als hij het goed had begrepen, moest Jasper vanmiddag naar de dokter in het ziekenhuis. Maar voor wat, wist hij niet meer. Dat had Sofie niet verteld. Maar het zal vanwege dat ongeval bij gym laatst geweest zijn.

‘O, ik word er gek van al die drukte in mijn hoofd.’
‘Misschien moet ik mijn maar voor de trein springen. Dan krijg ik te minstens rust in mijn hoofd.’
‘Ben ik gelijk van alle problemen af.’
‘Dan hoef ik niet meer terug naar die school.’
‘Hoef ik het mijn ouders niet te vertellen dat ik homo ben.’
‘Alleen ik zie Jasper nooit meer.’
‘Misschien is het wel beter dan.’
‘Die hopeloze verliefdheid. Is ook niet alles.’

In de verte hoort hij een trein aankomen. Hij staat op en loopt richt het spoor. Maar hij blijft zo een meter of vijf van het spoor staan. Inmiddels is de trein al uit het zicht verdwenen.

‘Waarom zou ik andere mensen ophouden in dagelijks leven.’
‘Kan beter in het kanaal springen met een blok beton om mijn voeten.’
‘Zo weet ik zeker dat ik verdrink.’
‘Niemand die mijn zou missen.’
‘Nou ja?’
‘Buiten mijn ouders, Koen en zijn ouders om. Zou niemand mijn missen.’
‘Want waarom zou ik mijn leven verder laten vergooien aan een hopeloze verliefdheid?’
‘Doe mezelf dan alleen maar de rest van mijn leven pijn.’
‘Oké, nu doe ik andere onnodig pijn.’
‘Maar voor mijn hoeft het niet meer.’
‘Ja, ik weet het moet het gewoon zeggen en voor durven uit te komen.’
‘En dan kom ik er voor uit en wat dan?’
‘Dan wordt ik wel dood gemept of wat dan ook.’
‘Dus dan ik het net zo goed nu doen.’
‘Dan hoeft een andere het niet te doen.’

Tim staat nog altijd zo een vijf van het spoor vandaan. Inmiddels zijn er al een stuk of tien treinen voorbij gekomen. Dan ineens schrikt hij van zijn telefoon.

“Ik weet niet of je het weet, maar het eten staat al op tafel.”
“Hoe laat is het dan wel niet?”
“Al na zes uur.”
“Oei, al zo laat.”
“Ja, al zo laat. Kom maar snel naar huis voor het eten koud is.”
“Is goed mam. Ik kom er al aan.”

Hij hangt op en kijkt nog eens naar het spoor. Hij hoort in de verte een trein naderen. Dan zet hij een stap naar voren. Maar besluit dan om zich om te draaien en naar huis te gaan. Eenmaal thuis aangekomen, gaat hij gelijk aan tafel zitten en begint dan weer voor de zoveelste keer met tegenzin te eten. Zijn ouders merken, dat er iets is. Uit het niets vraagt zijn vader: “Jongen, is er iets? Want je bent al weken afwezig en eten doe je ook al niet echt.”
“Er is niks aan de hand. Heb het gewoon druk met school.”
“Nou, over school gesproken. Je mentor heeft gebeld.”
“Die vroeg of wij wisten wat er met je was. Want je bent dan wel op school, maar tijdens de lessen let je niet op.”, meldt zijn moeder bezorgd, “Je weet dat je met alles bij ons terecht kan.”
“Ja, dat weet ik.”
“Het is maar dat je het weet. Dus wat is er aan de hand met je?”
“Gewoon druk met van alles. Ik wil alles tegelijk. En dat gaat blijkbaar niet.”
“Oké, maar je weet het, hè? Je kan altijd bij ons terecht.”, zeggen ze ouders beide bezorgd.
“Dat weet ik pap en mam.”

Als Tim een paar uur later in bed ligt valt hij in een onrustige slaap.
‘Zo jij wou er dus bijna een eind aan maken.’
‘Ja, ik zag en zie nog altijd geen andere uit weg.’
‘Nou ik wel. Door het tegen je ouders te zeggen.’
‘Ja, Koen, nou weet ik het wel.’
‘Nou als je het weet, doe het dan ook.’
‘Hoe vaak moet ik nou zeggen, dat het niet zo makkelijk is als het lijkt.’
‘Er een einde aan maken, is ook niet alles.’
‘Dat weet ik ook wel. Maar misschien is het wel beter zo.’
‘Nee, zo moet je niet denken, Tim.’
‘Hoe dan wel? Ah fijn, een heerlijk ongelukkig leven heb ik, zeg.’
‘Tim, denk eens normaal.’
Dan ineens is Koen weg en staat die weer bij het spoor. Hij hoort een trein aan komen. Zodra de trein nadert springt hij snel op het spoor.

Met ruk zit Tim overeind in zijn bed. Het was maar een droom, allemaal. Hij gaat weer liggen, maar slapen lukt niet echt. Hij besluit om zijn bed uit te gaan en start zijn computer op. Als die even later rustig zoemt, gaat hij op zoek naar het document, wat hij laatst heeft gemaakt. Hij klikt het open en begint het te lezen. Dan begint hij wat dingen aan te passen en te veranderen. Na ruim een half uur slaat hij het document op en sluit hij de computer af. Hij stapt zijn bed in en kijkt nog even naar zijn wekker, het is pas half drie ’s nachts. Hij valt na een minuut of vijf weer in slaap.

‘Tim je kan ons alles vertellen.’
‘Dat weet ik.’
‘Tim je kan op mij rekenen.’
‘Dat weet ik.’
‘Tim, je hebt nog maar drie dagen!!!’, zeggen zijn ouders en Koen tegelijk.
©Geoff(dkz09), 2015

*Wees wie je bent en wees daar trost op*

Gesloten