BLANCO deel 3 hoofdstuk 12

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 683
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 3 hoofdstuk 12

Bericht door Lucky Eye » do 11 apr 2013, 08:24

BLANCO deel 3

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Hoofdstuk 12

Iets na halfzeven worden de gordijnen op zijn kamer opengetrokken. Jasper schrikt ervan en is gelijk wakker. Meteen weet hij echter ook dat hij de hele nacht heeft geslapen. Geen nachtmerrie gehad, dit keer. Maar… Shit! Door dat slapen heeft hij Linda wel gemist.

“Goedemorgen, Jasper, ik ben Marloes,” meldt de verpleegkundige zich. “Linda heeft iets voor je achtergelaten en wilde dat ik je dat zou laten zien. Wil je het nu zien of later?”

“Nu graag. Maar alleen als het niet te veel moeite is.” Met een glimlach krijgt hij een schrijfblok aangereikt. Jasper houdt dit dicht bij zijn gezicht en een brede grijns verschijnt op zijn gezicht. Hij vraagt om het digitale fotolijstje en als Marloes hem die aangereikt heeft, zoekt hij de bewuste foto op. “Kijk,” zegt hij tegen haar, “dit zijn mijn vrienden van voetbal: Job, Anton, Nick, Gustav en Leo.”

“Dus Linda heeft een stukje van je geheugen weten in te kleuren? Mooi hoor!”

Inderdaad, Jasper is er reuze blij mee.

Daarna gaat alles heel snel omdat hij voor het begin van het spreekuur bij de oogarts moet zijn. Eerst wassen, dan verband verwisselen en vervolgens ontbijten. Dan nog een tijdje wachten. Vervelen doet Jasper zich echter niet. Hij blijft maar kijken naar de foto’s. Heel veel mensen kent hij niet maar soms probeert hij dingen te gokken. Een foto van lang geleden van hun gezin bijvoorbeeld. Zijn vader, moeder, Sam, Maarten en hijzelf. Dan nog een vrouw. Zou dat de zus van mam zijn? Zijn tante? Zo probeert hij het met meer foto’s. Als het niet lukt, drukt hij op het knopje voor een andere foto. Hij laat zich niet frustreren. Laat het los als het kan. Weten doet hij het toch niet. De foto’s van Sinterklaas naast zijn bed toveren een brede glimlach op zijn gezicht. Wow, heel bijzonder. Daar moet hij naar vragen.

Dan komt dokter Van Haastrecht ook nog even langs. Rustig gaat de arts naast zijn bed zitten en wil weten hoe zijn patiënt zich voelt.

Jasper geeft aan dat het aardig gaat. Dat er nog wel steeds wat pijn is maar dat het niet nodig is de pijnmedicatie te verhogen. Dat hij blij is de hele nacht geslapen te hebben. Ook aan zijn arts laat Jasper de elftalfoto zien om daarbij de namen van zijn vrienden te reproduceren. “Ik leer,” zegt hij met een glunderende glimlach op zijn gezicht.

“Prima, jongen. Heel erg goed van je. Straks ga je naar de oogarts om te kijken of die kan achterhalen hoe het komt dat je zo slecht ziet. Het lukt je wel, merk ik, maar het kost je heel veel moeite, nietwaar?”

“Ja, het lukt. Maar ik krijg wel heel erg snel hoofdpijn. Ik moet er niet aan denken om iets te gaan lezen of zo.”

“Geef goed aan haar aan wat je voelt en wat je zelf merkt. Natuurlijk heb ik zelf wel een idee wat het zou kunnen zijn.” Even kijkt hij naar Jasper maar die reageert nauwelijks op zijn opmerking. “Ik denk aan staar.”

“Staar!!!”

De reactie komt dan toch, denkt Gerald.

“Maar dat is iets voor oude mensen toch?”

“Meestal. Het is inderdaad een ouderdomskwaal maar soms kunnen andere mensen er ook last van krijgen ten gevolge van een ziekte of een ongeluk. Ook wat jou is overkomen, kan de oorzaak van staar zijn. Natuurlijk, ik zeg het nog maar eens een keer, ben ik niet de specialist maar… het zou kunnen.”

“Wel goed te behandelen toch? Tenminste…”

Gerald legt hem uit dat het heel goed te behandelen is maar laat de uitleg over de precieze uitvoering daarvan over aan zijn collega.

Als de arts opstaat om weg te gaan, komt tot Jaspers grote verrassing zijn moeder binnen.

“Jij hier? Ik dacht dat je pas vanmiddag zou komen?”

“Ben ik alleen vanmiddag welkom?” zegt ze met gespeelde verontwaardiging die ze laat volgen door een glimlach.

Natuurlijk is ze welkom. Jasper is zelfs heel erg blij dat ze er is, en uit dat ook heel duidelijk. Gisteren naar de gipsmeester gaan met alleen verpleegkundigen was tot daaraan toe maar nu, nu heeft hij toch liever zijn moeder bij zich. Iemand die hem vertrouwd is. Ondanks dat hij haar nog maar zo kort kent, voelt het wel zo voor hem. Vertrouwd. Zeker na wat ze gisteren voor hem heeft gedaan. En… indirect heeft hij het idee, zonder dat hij dat tegen haar zegt, dat dat er de oorzaak van is dat de nachtmerrie niet teruggekomen is.

Als Marloes aangeeft dat het tijd is om te vertrekken, maakt Jasper handig gebruik van de aanwezigheid van dokter Van Haastrecht om te proberen een rolstoel als vervoermiddel te mogen gebruiken. De blik van de arts is echter meer dan duidelijk: ‘No deal!’ En dus gaat Jasper met bed en al naar de spreekkamer van de oogarts. Ondanks de aanwezigheid van Marion gaan er toch twee mannelijke verpleegkundigen mee. Een heel goede inschatting want Jasper vanuit bed in de stoel bij de oogarts krijgen, valt nog niet mee. Als hij zit, merkt hij opnieuw hoe moe en hoe zwak hij is. Terwijl hij zelf bijna niets heeft hoeven doen. Hij ziet de bezorgde blik van zijn moeder en glimlacht naar haar. “Het gaat wel hoor, mam.”

Het onderzoek van de oogarts is zorgvuldig en grondig, en duurt dan ook eventjes. Haar conclusie is duidelijk en bevestigt het vermoeden van Van Haastrecht volledig. Vanaf haar bevinding gaat ze meteen over tot de oplossing van het probleem. “De vaste dagen waarop ik dit soort operaties uitvoer zijn dinsdag en donderdag. Het grote voordeel voor jou is, dat je hier onze gast bent. Mocht er iemand uitvallen, om wat voor reden dan ook, of als er op de een of andere manier een gaatje ontstaat in ons schema dan kunnen we jou heel snel inplannen. Ga ervan uit dat we het zo snel mogelijk doen.”

“Moet hij onder narcose gebracht worden?” vraagt Marion.

“Nee. Alleen het oog zelf wordt plaatselijk verdoofd door middel van druppels,” legt de arts uit.

Marion ziet de opluchting op Jaspers gezicht. Ze voelde heel goed aan dat hij een volledige narcose vreselijk zou vinden.

“Ik geef jullie zo een boekje mee waarin alles beschreven staat.”

“Is het poliklinisch of moet ik naar een operatiekamer?” vraagt Jasper.

Het blijkt het laatste te zijn.

“Moet ik daar alleen heen?” vraagt Jasper en ziet hoe er blikken heen en weer gaan tussen de arts, zijn moeder en de verpleegkundigen.

“Heb je liever dat er iemand bij je is?” vraagt de oogarts dan.

“Ja. Ik ga echt niet alleen hoor! Dat durf ik niet.”

“Oké. Je bent niet meer minderjarig maar… laat ik het zo zeggen, ik neem het op met je behandelend arts.”

Jasper is er niet gerust op en laat dat heel duidelijk merken.

“Ga er maar vanuit dat het goed komt, Jasper,” zegt Marion in een poging hem gerust te stellen.

Jasper kijkt haar aan. Ziet de vastberaden blik die ze op de arts richt en voelt haar hand op die van hem. Hij weet dat hij haar kan vertrouwen. Ze zal hem nooit alleen laten gaan. Al moet ze de heleboel hier in het ziekenhuis hoogstpersoonlijk afbreken, hem alleen laten gaan zal ze nooit doen.

*

Terug op zijn kamer blijft Marion bij Jasper wachten op het bezoek van Martin en zijn ouders. Het wordt zo geregeld dat er steeds één bezoeker naast Jaspers bed zit. De anderen houden zich wat op de achtergrond om het niet al te druk te maken voor hem.

Martin zit als eerste naast het bed van zijn zoon en Jasper vraagt hem of het beter is met zijn hoofdpijn.

“Stukken beter. Een dagje rust heeft me echt heel goed gedaan. Ik heb een cadeautje voor je meegenomen.” Hij geeft zijn zoon het pakje.

“Ga je toch niet elke keer doen als je hier komt, hè?”

“Nee, echt niet. Maar dit is ook een nuttig cadeau. Pak het nou maar uit, wijsneus!”

Jasper pakt het uit. Er komen vijf ronde dingetjes uit het papier. Ze zijn niet helemaal rond. Ze hebben een platte onderkant. Jasper brengt een van de dingetjes dicht bij zijn gezicht om het goed te kunnen bekijken. Hij merkt op dat er een gleuf in zit. Nog steeds heeft hij echter geen idee wat het is. “Sorry hoor, maar wat is het?”

“Dat had ik wel verwacht,” zegt Martin. “Geeft niks hoor. Het zijn kaarthouders. Ik heb ze zelf gemaakt.”

Jasper laat de kaarthouder door zijn hand gaan en voelt hoe glad het hout gepolijst, of schuur je het zo glad, is. Inderdaad, hij heeft er absoluut geen verstand van. Dat weet hij dan weer wel. Techniek zegt hem helemaal niets. Hij weet best wel het een en ander maar iets met zijn handen maken, dat kan hij niet. Zijn vader dus wel. “Prachtig, pap. Het voelt zo glad.”

“Ja. Je hebt zoveel mooie kaarten gekregen dat het doodzonde is dat ze maar in die postzakken blijven liggen. Nu kun je er een aantal op je nachtkastje, of op de tafel, zetten en ernaar kijken.”

“Wil je er vijf voor mij uitzoeken?”

“Ja! Dat is een goed idee. Maken we er meteen gebruik van,” zegt Martin met een blij gezicht. “Weet je wat, opa komt nu naast je zitten en dan ga ik ondertussen kijken waar ze al die post gelaten hebben.”

Jasper vindt opa Verhulst een prachtige man. Echt een opa-figuur. Een heel oud en rimpelig gezicht met daarin een paar verrassend heldere en sprankelende ogen. Blauw van kleur maar wel heel erg helderblauw. Ogen die getuigen van een… tja… welk woord zoekt hij nou… Vrolijkheid? Nee, dat niet. Aan ogen en gezicht is duidelijk te zien dat hij zich de laatste tijd heel veel zorgen heeft gemaakt. Ogen die stralen van levensvreugde, misschien is dat nog wel de beste omschrijving, zo denkt Jasper. De manier van praten van zijn opa is rustig. Zijn hele manier van doen straalt een stuk rust uit. Zijn hand heeft hij meteen nadat hij was gaan zitten op die van hem gelegd en hij is duidelijk van plan die niet meer weg te halen daar. Af en toe kijkt de oude man eventjes om teneinde contact te leggen met zijn vrouw. Jasper vindt dat heel erg aandoenlijk. Daarmee maakt hij duidelijk dat ze bij elkaar horen. Zijn opa vertelt hem dat ze heel erg geschrokken zijn toen Martin hun dat eerste vreselijke bericht bracht. Maar dat ze ook altijd vastgehouden hebben aan het idee dat het goed zou komen. Geen twijfel mogelijk. En kijk nu, nu zit hij hier aan het bed van zijn kleinzoon. Jasper voelt het geluk van zijn opa. De oprechte blijdschap. Veel zeggen hoeft hij zelf niet. Zijn opa praat de korte tijd wel vol en als er dan een stilte valt, zegt hij dat hij plaats gaat maken voor zijn vrouw. Met moeite komt hij in de benen en kust Jasper op zijn wangen.

Zijn oma is in het begin alleen maar verdrietig. Zijn vader, die de post waarschijnlijk snel vond en ook snel een keuze heeft kunnen maken, staat achter haar en heeft zijn handen op haar schouders gelegd om haar wat te steunen. Best lastig, vindt Jasper. Zo krijgt hij opnieuw het idee dat alles wat er gebeurd is, zijn schuld is. Maar… de woorden van zijn moeder klonken zo oprecht, zo waar. Hij wil gewoon dat zij gelijk heeft. “Rustig maar, oma. Het gaat al een heel stuk beter met me, toch?” probeert hij haar wat moed in te praten. Hij ziet hoe ze knikt. “En dat gaat de komende tijd alleen maar beter worden. Ik weet niet of… of… nou ja… of alles weer zo wordt als het geweest is maar ik ben er nog. Jij en ik kunnen samen weer praten. Vertel me alsjeblieft wat we altijd samen deden als ik bij jullie was. Vul mijn geheugen een beetje in, als het kan.” Hij ziet hoe zijn vader naar hem knipoogt.

“Toe, ma, vertel Jasper bijvoorbeeld eens over het ganzenborden,” dringt Martin aan.

“Spelletjes vond je altijd heel erg leuk,” begint ze dan met een wat beverige stem. “Vind je nog steeds leuk. Maar bij ganzenborden had je een probleem met de put op nummer 31, de gevangenis op 52 en de dood op 58. Die plaatsen vond je helemaal niets. Bij de eerste twee moest je wachten tot iemand anders er kwam en pas dan mocht jij verder en soms gebeurde dat niet. Bij de dood moest je helemaal opnieuw beginnen. Op een gegeven moment wilde je het spel niet meer doen maar speelde je nog wel met de ganzen. Die vond je leuk. We begrepen al snel dat het kwam door die drie voor jou akelige plaatsen op het spelbord. Samen met jou hebben we ze afgeplakt en daarna samen nog heel veel ganzenbord gespeeld met jou.”

Jasper kan het zich heel erg goed voorstellen. In de put zitten, je zorgen maken, is niet leuk. Zelf zit hij, ondanks dat wat zijn moeder hem gezegd heeft, nog steeds met die schuldvraag in zijn maag. Heeft hij aan alles wat er gebeurd is schuld? Hij weet het niet. Nog steeds niet. Hij wil graag geloven dat het niet zo is maar… het knaagt aan hem. Dan schudt hij die nare gedachte van zich af en richt zich weer op zijn oma.

“Je bent gewoon een heel erg lieve jongen, Jasper. Ons oudste kleinkind en heel lang onze enige. Toen je broertje en zusje kwamen, was je heel erg blij. Je hoort wel eens dat kinderen dan jaloers kunnen worden, maar jij niet. Je hielp je moeder waar je maar kon. Ook bleef je met ons ganzenborden. Toen de tweeling mee kon spelen ook. Je hebt je nooit te groot gevoeld om spelletjes te spelen. In de zomervakantie kwam je altijd wel een paar keer op de fiets bij ons langs. Soms nam je vrienden mee en toen de tweeling groot genoeg was om dat eind te fietsen, kwam je met hen. Gezellig was dat.” Ze kijkt haar kleinzoon aan en ziet dat hij moe begint te worden. “Maar je wordt moe en nu stop ik. De volgende keer vertel ik je nog veel meer. Er is zoveel te vertellen.”

“Dank je, oma.” Ja, Jasper is inderdaad moe. Hij merkt dat zijn vader iets op zijn nachtkastje zet en dan weer naast hem komt zitten.

“Ik kon snel vijf mooie kaarten vinden. Vier staan er op de tafel maar deze vind ik het mooist,” zeg hij. “De afbeelding is mooi maar de tekst is precies zoals jij bent. Mij ook vaak hebt voorgehouden als ik weer eens zat te mopperen op alles wat er om me heen gebeurde.”

“Wat staat er, pap?”

“Er staat ‘Alleen de voortdurende dans van verandering is eeuwig.‘, leest Martin voor.

“Een heel wijze tekst, lijkt me. Kun jij er ook iets mee?”

“Ik leer, jongen. Geloof me, het gaat steeds beter. Maar nu is het tijd voor jou om te gaan slapen. Je bent moe.”

“Nog eventjes. Wie heeft die kaart geschreven.”

Martin pakt de kaart uit de kaarthouder en opent hem. “Ene mevrouw Froukje Homan. Ze hoopt dat je met die tekst iets kunt en dat hij voor jou tot troost kan zijn als je dat nodig hebt.”

“Lief zeg! Ken ik die mevrouw?”

“Nee, jongen. Wij ook niet. Maar zo zijn er heel veel kaarten en brieven. Mensen die wij absoluut niet kennen maar die via de krant of de tv weten wat er met jou is gebeurd en iets wilden laten horen.

“Heel bijzonder.”

“Dat is het zeker, Jasper.”

“Pap? Nog één vraag. Oké?”

Martin geeft aan dat het goed is maar dat ze na die vraag echt weg gaan. De vraag die volgt, verbaast hem enorm. Jasper wil zijn handen zien. Ondanks zijn verbazing brengt Martin zijn beide handen dicht bij het gezicht van zijn zoon zodat hij ze kan bekijken.

Jasper kijkt eerst en pakt dan een voor een de handen van zijn vader beet. “Dacht ik wel,” zegt hij. “Heel grote handen. Ruw. Maar toch in staat om zoiets kleins en moois te maken. Dank je, pap, voor je mooie cadeau.”

Martin is ontroerd en weet even niets te zeggen. Dan neemt hij afscheid van Jasper net als zijn ouders en verlaten ze de ziekenhuiskamer.

Marion blijft. Net als de vorige keer zorgt ze ervoor dat Jasper ondergedekt wordt en blijft ze bij hem wachten tot hij in slaap valt. Ze maakt zich zorgen. Jaspers eerdere gedachten zijn nog niet weg, zo weet ze. Ze merkte dat hij tijdens het gesprek met zijn oma eventjes afdwaalde en voelde meteen waaraan hij dacht. Toch maar weer een keer bespreekbaar maken zodat die gedachte geen wortel kan schieten. Als Jasper slaapt, gaat ook zij weg. Beneden in het restaurant wacht Louis, een van de medewerkers van ‘Boschlust’, op haar om haar terug te rijden naar ’t Harde. Het is de eerste keer dat ze van deze service gebruik heeft gemaakt maar ze is absoluut van plan het vaker te doen.

*

Als ’s middags zijn bezoek komt, heeft Jasper net een onderzoek achter de rug. Gelukkig is hij er niet extra moe van geworden. Het was een MRI-scan. Het lawaai dat dat ding maakte, vond hij niet plezierig. Zijn ouders zijn er met twee, voor hem, onbekende personen. Dat de vrouw zijn tante moet zijn is overduidelijk. Jasper ziet overeenkomsten in uiterlijk tussen haar en zijn moeder. Ook duidelijke verschillen echter. Tante Afie is nogal breed uitgevallen in tegenstelling tot zijn moeder die een stuk slanker is. De voornaamste gelijkenis zit hem in de mond, valt het Jasper op. De vorm is precies gelijk. Ook de neus lijkt heel erg veel. Tante Afie kust hem eerst en gaat dan pas zitten. Hetzelfde gebeurt als ’s ochtends bij zijn opa. Meteen haar hand op die van hem. Het voelt goed dat al deze mensen voor hem zijn gekomen. Eventjes schiet Jasper vol en lopen er wat tranen uit zijn ogen. Tante Afie is er gelijk bij door met een papieren zakdoekje zijn tranen weg te vegen.

“Geeft niks, jongen,” zegt ze. “Tranen van vreugde, neem ik aan.”

Jasper knikt.

Dan begint ook zij te huilen. “Bij mij ook, hoor! Ik vond het prachtig toen jij geboren was. Natuurlijk waren de omstandigheden niet optimaal. Jij kwam gewoon veel te vroeg. Maar wat was ik trots. Ik was voor de eerste keer tante! Ik vond het heerlijk om bij jullie te zijn. Te logeren bij jullie. Ik maakte deel uit van jullie gezin.”

Jasper ziet in gedachten de foto voor zich die hij eerder zag.

“Ik voelde de warmte binnen dat gezin en laafde me daaraan. Zo hoorde het te zijn in een gezin. Warm. Geborgen. Toen je broertje en zusje kwamen, was ik natuurlijk net zo trots maar… jij was wel de eerste die tante tegen me zei. En dat blijft toch bijzonder, vind ik.”

Als er niets meer volgt, bedankt Jasper haar voor de pyjama’s die zij voor hem gemaakt heeft. Zij doet het af als iets heel gewoons en dat zint Jasper toch niet helemaal. “Heb je moeite met het ontvangen van complimentjes?” vraagt hij haar.

“HAHAHAH. De spijker op z’n kop, jongen. Iemand anders heeft me dat de afgelopen dagen ook al eens gezegd. Ja, daar heb ik moeite mee. Ik vind dat wat ik kan helemaal niets bijzonders en… “

“Nou, mooi fout dan! Neem die complimenten nou maar gewoon aan. Ik ben heel erg blij met die pyjama’s. Het alternatief, zo hebben ze mij verteld hier, was zo’n operatiejurk. Niet echt elegant toch?”

Opnieuw volgt er een bulderende lach.

Jasper vindt het fijn om te zien dat zijn tante lacht. Ja, ze moet een geweldige tante zijn.

Voordat Jan Nelissen plaats neemt op de stoel naast Jaspers bed, schudt hij hem de hand.

Een beetje formeel, vindt Jasper. Hij is in elk geval de eerste die dat doet. Zelfs Astrid, David en opa Simeon hadden dat niet gedaan. Die hadden hem gekust alsof ze hem al jaren kenden en hij één van hen was. En… nou ja… dat was misschien ook wel zo. Hij had tenslotte iets met Pieter. Misschien dat Jan Nelissen daarom wat afstandelijker is.

“Ja, toch maar eerst die hand,” volgt er dan een toelichting. “We kennen elkaar helemaal niet. Natuurlijk weet ik inmiddels wel heel erg veel over jou maar jij nog niet over mij en dan… nou ja… gut… soms sta ik ook even met de mond vol tanden. Dit is zo’n moment. Ik ben goed in dingen regelen, kan daarbij ook wel de spotlights op me gericht hebben maar… nu niet. Nu voel ik me wat ongemakkelijk.”

“Het geeft niet hoor. Denkt u dat ik al die aandacht leuk vindt?”

“Gelukkig, dan hebben we iets gemeenschappelijks in elk geval.”

“Wel meer hoor,” zegt Afie zonder een toelichting daarop te geven.

“Euhhhh… nou ja…” mompelt Jan.

Martin merkt voor de tweede keer een soort van verlegenheid op bij Jan. Vreemd. Opnieuw verbaast hij er zich over.

“Je hoeft geen ‘u’ tegen mij te zeggen. Zo laat ik me in de regel alleen maar aanspreken tijdens zakelijke besprekingen. En omdat ik heel erg goed op kan schieten met Astrid, David en Pieter heb ik graag dat jij dat niet doet.“

“Hij bagatelliseert dingen, hoor,” interrumpeert Afie voor dat Jasper een antwoord kan geven. “Na het overlijden van de ouders van Astrid en Pieter heeft hij als een vader voor hen gezorgd. Natuurlijk was er ook de zorg van hun grootouders maar Jan is er ook altijd geweest.”

“Oké, ik zal het niet meer doen,” zegt Jasper met een glimlach maar toch vraagt hij zich af waarom dan wel eerst die formele handdruk. Waarom niet meteen de omgang alsof ze familie van elkaar zijn zoals de anderen dat wel gedaan hebben. Lang erover nadenken wil hij echter niet. Hij wil weten wie deze man is. “Ik heb al wel iets gehoord over je en daaruit begrepen dat jij de woordvoerder van de families bent geworden.”

“Dat klopt. In die functie heb ik mijn uiterste best gedaan om jouw belangen en die van de families zo goed mogelijk te behartigen. Maar nu je er weer bent, zou ik toch graag willen weten wat jijzelf wilt.”

Jasper begint Jans houding nu toch een beetje te begrijpen. Het eerste gedeelte van dit gesprek is inderdaad een soort van ‘zakengesprek’. Jan heeft in eerste instantie een volmacht gekregen van de families. Nu Jasper weer mondig is, verandert dat volgens hem. Maar Jasper is het daar niet mee eens. “Ik kan nog niets zelf. Wil ook nog helemaal niets zelf. Ben daar niet sterk genoeg voor. Ga dus alsjeblieft verder op de manier waarop je tot nu toe gewerkt hebt. Ik heb begrepen dat jullie steeds met elkaar alles overlegd hebben. Dat Astrid in dat alles ook heel belangrijk is geweest. Jullie hebben mijn volmacht. Mogen uit mijn naam alles doen en zeggen wat je wilt. Ook in de pers als dat nodig is. Ga me niet steeds om toestemming vragen. Ik heb honderd procent vertrouwen in jou en de anderen.”

“Ik had begrepen van je ouders dat je nog niet wist wat je wilde worden. Maar als ik jou zo hoor praten dan lijk je de spraakvaardigheid van een goede advocaat te hebben. Bedankt voor je vertrouwen.”

“Ja, en dan is het nu einde zakelijk gesprek en wil ik gewoon weten wie je bent.”

Jan lacht, laat dan zijn masker vallen en vertelt openhartig over hem zelf. Praat over zijn onvoorwaardelijke liefde voor de zaak die hem alleen maar goede dingen heeft opgeleverd. Het allerbelangrijkste daarvan is volgens hem de liefde die hij heel duidelijk voelt bij alle leden van de familie Kemp Verhaeghe. “Zelfs Simeons hart heb ik kunnen veroveren en dat terwijl hij me in eerste instantie helemaal niet zag zitten.” Verder praten hoeft Jan niet. Jasper is in slaap gevallen. “Ben ik werkelijk zo saai?” vraagt hij, terwijl hij zich met een glimlach op zijn gezicht omdraait naar de drie andere bezoekers.

“Echt niet,” is het Afie die meteen reageert. “Hij is gewoon heel erg moe. Bovendien zal dat onderzoek ook zijn invloed hebben.”

Marion stelt voor dat ze allemaal iets schrijven op het schrijfblok dat op Jaspers nachtkastje ligt. Een voor een doen ze het. Marion is als laatste aan de beurt. Ze neemt haar gebruikelijke taak weer op zich. Zorgt ervoor dat Jasper goed ondergedekt ligt, kust hem dan voorzichtig op zijn wang en gaat de anderen achterna.

*

Als Jasper wakker wordt, is het donker in zijn kamer. Eventjes is hij helemaal gedesoriënteerd. Is het al nacht? Waarom heeft niemand hem wakker gemaakt om iets te eten? Die vragen en allerlei andere schieten door zijn hoofd. Ineens wordt zijn hele kamer verlicht door de bliksem. Meteen daarop volgt de rollende donder en Jasper is weer terug in het nu. Nee, het is nog geen nacht. Hij is weer eens in slaap gevallen terwijl hij bezoek had, zo komen er nieuwe gedachten. En ja, hij heeft honger. Op het gedonder buiten begint het flink hard te regenen. Het klettert tegen de raam van zijn kamer. Zien doet Jasper niets. Hij kan niet eens zien hoe laat het is. Met een hand zoekt hij naar de bel en drukt op de knop. Kon hij maar zelf opstaan. Dan was hij allang bij het lichtknopje geweest om zelf het licht aan te doen. Maar nee, dat lukt niet. Vanmorgen bij de oogarts had hij gemerkt hoe moeilijk alles nog ging. Hij hoefde zelf haast helemaal niets te doen maar toch was hij toen hij in de stoel van de oogarts zat doodmoe geweest. Meteen bekaf terwijl zijn hart als een razende had gebonkt in zijn borstkast. Het zweet had hem overal gestaan. Jasper zucht eens diep. Niet dat het helpt. Hij voelt zich somber en is boos op zichzelf. Boos omdat hij opnieuw in slaap is gevallen terwijl hij bezoek had. Bezoek dat speciaal voor hem komt en dan valt hij in slaap. En Jan was nog wel zo’n leuke prater geweest. Eerst wat stijfjes in de omgang maar toen dat er eenmaal af was, heel onderhoudend. Leuk gewoon. Oh ja, dat is er ook nog. Moet hij straks nog even nakijken. Opnieuw staat zijn kamer helder in het licht vanwege een bliksemflits. Dan is het weer donker. Ook diep in hem. Het gerommel volgt. Hij zakt terug in een stukje moeheid. Moedeloosheid. Gelukkig is er snel afleiding.

“Ben je wakker,” klinkt er een stem bij de deur.

“Ja. Hoe laat is het? Het lijkt wel nacht.”

“Ik doe het licht aan. Niet schrikken.”

Het licht gaat aan en Jennie komt de kamer binnen. Jennie was er ’s middags eerder ook al geweest en blijkt er nog steeds te zijn. “Ga jij nooit naar huis?” vraagt Jasper zich verbaasd hardop af.

“Echt wel, maar een collega van de avonddienst heeft pech met haar auto. Ik wacht op haar en dan ga ik echt naar huis. Ben je me zat of zo?”

“Nee! Vroeg het me alleen af. Ook omdat ik absoluut geen idee heb hoe laat het is.”

“Het is half zeven geweest maar vanwege het slechte weer lijkt het inderdaad of het midden in de nacht is.” Opnieuw een bliksemschicht en even later hernieuwd gerommel. “Zal ik je eten halen?”

Jasper vindt het prima. Hij heeft echt zin in iets. Pizza? Lasagne? Nee, het wordt banaan met zo’n pakje, weet hij maar al te goed. Hoewel een banaan op zich al een lekkernij is voor hem, kun je natuurlijk best doen alsof het iets anders is.

“Kijk, uw avondmaaltijd, meneer,” zegt Jennie als ze bij hem gaat zitten. “Lukt het zelf of zal ik je helpen.”

“Ik kan het wel maar ben nog wel erg moe.”

“Beter dat ik het dan doe want straks komt je vriendje, nietwaar?”

“Ja, en dan zal ik wel weer in slaap sukkelen.

“Ho, wat hebben we nou? Een dipje?”

Jasper knikt. “Voel me gewoon rot. Alles gaat zo langzaam. Dit is nu al de derde dag en ik kan nog steeds niets. Zodra ik ook maar iets probeer, ben ik meteen bekaf. Bonkt mijn hart als een gek en zweet ik als een otter.”

“Je bedoelt eigenlijk dat je nog weinig verschil merkt.”

“Weinig verschil? Helemaal geen verschil!” kaatst Jasper verongelijkt terug.

“Ben ik het niet mee eens,” reageert Jennie terwijl ze begint met het prakken van Jaspers banaan. “Jij kijkt terug naar maandag en dan is er misschien maar heel weinig of, zoals jij beweert, geen verschil te bemerken. Maar kijk eens terug naar de dagen meteen nadat je hier binnen gebracht werd. Toen lag je voor dood aan allerlei apparaten die noodzakelijk waren omdat je anders echt dood zou gaan.” Haar heel directe manier van praten voortzettend gaat Jennie verder. Verder in de hoop dat ze Jaspers stemming wat zal kunnen veranderen. Ondertussen begint ze hem te voeren.

Jasper luistert. Eerst is hij alleen nog maar boos maar langzamerhand voelt hij iets van een omslag. Zijn boze bui drijft weg omdat hij weet dat de opmerkingen van Jennie waar zijn. Hij wil te snel. Kijkt naar de korte termijn en zal moeten leren het anders te bezien. De hele tijd dat ze hem voert, blijft ze tegen hem aanpraten. Ze neemt alle tijd voor hem. Ook dat voelt goed voor Jasper. Hij heeft niets te klagen hier. Uitstekend personeel. Mensen die echt om je geven. Als de laatste hap banaan weg is, bedankt hij Jennie voor haar peptalk.

“Graag gedaan, jongen. Gaat het pakje er nog in?”

Dat lukt. Vanavond wel.

“Kan ik nog iets voor je doen voordat Pieter komt?”

“Ik wou dat hij thuisbleef vanavond.”

“Vanwege je dipje?”

“Nee, die heb jij aardig weggewerkt. Meer omdat het zulk slecht weer is.”

“De mensen om jou heen een beetje kennende inmiddels, ben ik ervan overtuigd dat hij echt niet alleen komt. Er gaat vast wel iemand met hem mee.”

“Denk je?”

“Zeker weten van wel! Oh, kijk eens! Hier op je schrijfblok heeft je bezoek van vanmiddag nog iets geschreven voor je. Ik lees het je wel even voor.” Dan leest ze dat wat de vier bezoekers van die middag voor hem opgeschreven hebben.

Jennie gaat pas weg als hij zijn pakje leeg gedronken heeft en zij zijn lippen opnieuw heeft ingesmeerd. Dan pakt Jasper het digitale fotolijstje van zijn nachtkastje. Hij bladert door de foto’s heen tot hij de eerste van een bepaalde serie vindt. Die afbeeldingen bekijkt hij aandachtig. Zijn conclusie is duidelijk. Het kan gewoon niet anders.

*

Met zijn haren nog nat van de regen komt Pieter even later de kamer van zijn vriend binnen. Jasper slaapt in zittende positie. Zijn hoofd hangt scheef en het digitale fotolijstje ligt op zijn schoot. Eerst hangt Pieter zijn jas op en dan droogt hij met wat papieren handdoekjes zijn haren af. Het kleine stukje van de parkeerplaats naar de personeelsingang van het ziekenhuis was lang genoeg om ervoor te zorgen dat hij en David, die nu beneden in het restaurant zit, flink nat werden. Als hij voor de spiegel zijn haren gekamd heeft, gaat hij naast het bed zitten. Jasper slaapt heel rustig. Je kunt amper zien dat hij ademhaalt. Heel lichtjes gaat zijn buik op en neer. Van Jaspers rust gaat een stuk rust naar hem uit, zo lijkt het. Zou het zo ook werken als je in een groep mediteert, vraagt Pieter zich af. De rust van de anderen om je heen, zorgt ervoor dat je zelf ook rustig wordt? Zou heel goed kunnen. Dat het met onrust wel zo werkt, weet hij uit eigen ervaring maar al te goed. Tijdens een vergadering van de winkeliersvereniging in Kampen, had hij ooit naast een vrouw gezeten die om de een of andere reden heel erg nerveus was. De hele avond zat ze het ene na het andere papieren zakdoekje te verpulveren en haar onrust sloeg over op hem. Toen het agendapunt dat hij moest toelichten aan de beurt was, kon hij amper uit zijn woorden komen. Was hij zijn zorgvuldig voorbereide toespraak helemaal kwijt. Hij glimlacht. Toch wel leuk eigenlijk. Dat wat de een overkomt, kan ook gevolgen hebben voor een ander. En ja, zo is het ook natuurlijk. Jasper heeft iets vreselijke meegemaakt maar dat raakte ook hem. Als eerste was daar die vreselijke twijfel geweest. Die irreële twijfel dat Jasper niets meer van hem zou willen weten. Gelukkig heeft Jasper dat heel snel voor hem uit de wereld geholpen. Nu is er bij hem een andere twijfel opgekomen. De twijfel over de toekomst. Niet hun toekomst samen. Dat zit wel goed. Maar wel of Jasper het aan kan te moeten leven met een zo grote handicap. Het zal niet gemakkelijk zijn als je altijd zo sportief bent geweest als hij om dan ineens te weten dat je geen stap meer kunt lopen. Maar… misschien draaft hij ook nu weer door. Moet hij mee uitkijken. De kans is er dat dit doemscenario echt is maar er is ook nog steeds kans dat het beter wordt. Dat er genezing zal plaatsvinden. Maar… ach, laat ook maar. Op dat moment ziet hij dat Jasper wakker begint te worden. Het eerst is dat merkbaar aan zijn oogleden die beginnen te trillen. Dan het bewegen van het hoofd. Het snuiven met de neus. “Hè, lieverd. Word je wakker?” zegt hij terwijl hij zijn vingers strelend over Jaspers wang laat gaan.

Jasper opent zijn ogen als hij voelt hoe vingers over zijn wang heen en weer gaan. Hij hoort de stem van Pieter. “Sorry. Was ik nou alweer in slaap gevallen?” klinkt het met een van slaap krakerige stem.

“Nee, je bent nu wakker aan het worden. En dat is goed genoeg. Ik vind het heel erg fijn om naar je te kijken als je slaapt?”

“Waarom?”

“Omdat je zo heerlijk rustig bent.”

“Anders niet dan?”

Pieter lacht. “Ja, hoor. Anders ben je ook lekker rustig. Je hebt geen ADHD of zo maar ook dan zou ik je nog lief vinden.”

“Je bent een slijmerd, Pieter. Toe geef me een kus.”

De kus op de lippen volgt en ze laten hem lang duren.

“Ik houd van je, schat.”

“Ik ook van jou. Pieter?”

“Ja?”

“Wat weet jij van Marcel.”

Pieter moet even nadenken over een antwoord op deze vraag. Dan geeft hij in eigen bewoordingen weer wat voor geruchten er de ronde deden bij het COC. Dat Marcel niet helemaal deugde. Zijn kwalijke karaktertrekjes soms tegenover zijn vriendengroep. Maar, hij zegt er ook heel nadrukkelijk bij dat het voor hem allemaal geruchten waren, dat hij zelf zoiets nooit heeft gezien. “Geroddel is heel kwalijk, eigenlijk. Lang niet altijd bevat het een kern van waarheid. Zo was dat eerste gerucht over jou op die avond van 4 mei ook helemaal niet waar. Door een vriendje van Marcel bewust in de wereld gebracht om een verklaring te geven voor het feit dat jij en hij niet meer samen waren.”

“O,” volgt een korte reactie.

Pieter vertelt hem over de inhoud van dat fabeltje en dan over Brams actie om het werkelijke verhaal, dat de barkeeper toen van Jasper vernomen had, ook maar wereldkundig te maken.

“Welk verhaal geloofde jij?”

“Ik kon me niet voorstellen dat het eerste verhaal waar was. Ik had je vaker gezien bij het COC maar je was voor mij onbereikbaar, zo had ik het idee. Te jong. Ik… “

Jasper vraagt hoe het zit met die vermeende onbereikbaarheid. Of Pieter een poging gewaagd had.

“Dat niet. Maar… nou ja… naar mijn idee was het leeftijdsverschil te groot. Ik weet dat het voor jou niet zo is maar… toen… voor mij wel. Durfde het gewoon ook niet. Toen ik hoorde wat Bram verteld had, wist ik meteen dat het zo gegaan moest zijn.”

“Waarom?”

“Natuurlijk waren er die geruchten over Marcel dat hij niet deugde. Dat komt dan ineens toch weer boven drijven. Hoewel ik er nooit iets mee gedaan heb, blijft dat in je hoofd zitten en dan ineens is het er weer. Dus, het paste goed. De puzzelstukjes vielen op hun plaats. Maar ook omdat ik me gewoon niet kon voorstellen dat jij hem zoiets had geflikt. Zo had ik jou niet ingeschat.”

Jasper vraagt Pieter of hij veel mensenkennis heeft.

“Ik weet niet wat veel is maar ik denk wel dat ik iets mensenkennis heb. In mijn winkeltje kom ik veel mensen tegen en ik weet in de regel precies of een binnenkomer iets gaat kopen.”

“En anders weet je hem of haar wel zover te krijgen zeker,” merkt Jasper op met een brede lach op zijn gezicht.

“Fout, mannetje! Je schat mij helemaal verkeerd in. Mensen overreden iets te kopen kan ik niet.”

“Nu zit jij fout, zo denk ik. Nou ja… dat weet ik ook niet. Wat verkoop je eigenlijk in dat winkeltje van jou?”

Dan vertelt Pieter hem over zijn passie voor hout. Zijn winkeltje waarin hij van alles en nog wat verkoopt zolang het maar zelf gemaakt en van hout is. Het economisch niet verantwoord ondernemerschap van hem en de moppers die hij vaak van zijn opa kreeg. Moppers meer voor de vorm dan voor echt want zijn opa heeft wel altijd van hem gehouden. Ook een kort verslag van zijn één op één gesprek met Simeon naast Jaspers bed op de IC geeft hij weer.

Jasper luistert met grote aandacht en weet dat zijn veronderstelling helemaal juist is geweest. Als Pieter dan stopt, springt hij er meteen op in. “Nou en dat bedoel ik dus. Jij kunt zo boeiend vertellen over hout en zo dat je mensen aan kunt steken. Dat je mensen enthousiast maakt over het product dat jij verkoopt. Heel vaak is de geestdrift van de verkoper belangrijk voor degene die iets wil kopen. Als die niet vurig kan vertellen over zijn product is de kans op een geslaagde transactie al snel verkeken.” Dan reikt Jasper naar de kaarthouder die op het nachtkastje staat. “Wat vind je hier van?”

Pieter weet meteen dat Jasper niet de kaart maar de houder bedoelt. “Heel mooi! Prachtig gemaakt. Ik weet dat je vader het gemaakt heeft. Hij heeft het me laten zien. Je vader kan iets met zijn handen.”

“Ja, en jij dus ook naar ik begrijp.”

“Ja, en daarom hebben we besloten partners te worden.”

“Echt? Waarom?”

Pieter begint met dat wat Jasper hem vertelde over zijn vaders spagaat. Aan de ene kant de voordelen van het vrije ondernemerschap maar aan de andere kant het toch niet altijd alles helemaal alleen kunnen doen. Soms afhankelijk zijn van mensen met andere specialisaties die dan weer niet dezelfde werkinstelling hebben als hij. Hij ziet hoe Jasper begrijpend knikt. Dan vertelt hij over het gesprek dat hij met Martin had in het ziekenhuis. Zijn voorstel dat volgde en hoe ze dat samen met de anderen in een goede vorm hebben gegoten.

“Jij kende dus mij en Marcel allebei,” verandert Jasper van gespreksonderwerp.

Pieter knikt maar preciseert dat kennen een groot woord is. Beiden vaker gezien, vindt hij beter passen.

“Hoelang waren we samen?”

“Vijf maanden of zo. Precies weet ik het niet. Wel bijzonder was dat Marcel zo lang hetzelfde vriendje had. Hij wisselde nogal vaak.”

“Oké. Vijf maanden.”

Pieter merkt dat Jasper aan het denken slaat en vraagt hem om daarmee te stoppen. Hij zegt dat het hem beter lijkt dat Jasper gewoon de volgende vraag stelt.

“Ben ik zo doorzichtig dan?”

“Ja. In dit geval wel. Je vraagt je af of je seks met hem hebt gehad. Toch?” Als het knikje ter bevestiging is gekomen, geeft Pieter weer wat Jasper hem vertelde op hun eerste avond in het parkje aan de gracht. “Jouw eigen woorden waren dat je hem niet vertrouwde. Daarom ging je niet verder dan dat.”

“Mijn intuïtie toch goed geweest, zo denk ik. Want een kwestie van lang moeten wachten voor je seks met iemand hebt kan het niet geweest zijn. Met jou ging het sneller. Veel sneller.”

“Ja. Het vertrouwen tussen jou en mij was er meteen vanaf het eerste moment. Na onze eerste ontmoeting wilde je meteen al mee naar mijn huis. Ik was echt totaal verrast.”

“Maar het ging wel door zeker.”

“Ja. Je weet wat je wilt. Je gaat ervoor.”

“Maar toch niet ten koste van alles, mag ik hopen.”

“Zoiets heb ik nog niet meegemaakt en uit alle verhalen die ik over jou gehoord heb, weet ik dat je oog hebt voor de ander. Dat je jouw mening nooit zult opdringen aan een ander.”

“Hoe was onze eerste seks?”

“Heel bijzonder omdat het voor ons beiden de eerste keer was. We waren beiden wat gespannen aan het begin.”

“Hoe uitte zich dat?”

“Beiden wat onhandig. Ook enorm opgewonden. De eerste keer dat je klaar kwam bij mij, had je alleen maar een ontbloot bovenlijf. Ik speelde wat met je tepeltjes en daar kwam het al.”

Jasper grinnikt.

“Ik vraag me nog steeds af hoe ik het klaargespeeld heb om de knoopjes van je shirt los te krijgen.”

“Ik liet jou dus het werk doen?”

“Inderdaad. Dat was onze rolverdeling aan het begin. Jij hoefde alleen maar te blijven liggen en sexy te zijn.” Pieters opmerking zorgt ervoor dat Jasper begint te lachen. Een lach die aanstekelijk werkt want even later volgt Pieter hem. Het is leuk om zo samen te zijn. Beiden te lachen.

“Toen ik je daarna pijpte om je een tweede keer klaar te laten komen, verslikte ik me zowat.”

Opnieuw barst Jasper in lachen uit. Hij kan zich hun ontdekkingsspel helemaal voorstellen.

“Je hoeft echt niet te lachen hoor! Toen jij het bij mij deed, verslikte jij je echt. Je had een prachtig plannetje in je hoofd om met mijn spul in je mond mij een tongzoen te geven maar dat kwam er dus niet van.” Nu lacht Pieter en Jasper valt hem bij. “Verder wilde jij na die eerste vrijage het bed verschonen. Ik zag daar het nut niet van in. Zei dat ik ’s avonds als ik alleen in datzelfde bed zou liggen jou nog zou willen ruiken.”

“Heel romantisch, schat.”

“Ja… maar dat kwam er niet van dus. Die nacht mijn bed niet gezien. We kwamen hier terecht. Een vreemde nacht. Ook omdat op die datum twintig jaar geleden mijn ouders omkwamen bij een auto-ongeluk.”

“Hoe oud was je toen?”

“Zeven. Ik moest nog acht worden.” De volgende vraag van Jasper is er eentje die Pieter verbaast. Hij wordt gevraagd naar de datum van zijn verjaardag. Als reden wordt opgegeven dat Pieter zijn verjaardag ook weet. Als hij de datum dan opgegeven heeft, lijkt Jasper eventjes in gedachten verzonken te zijn. Als het stil blijft, gaat Pieter verder. “Voor Astrid was het moeilijk vooral. Ik leefde als in een soort van cocon. Kan me ook heel weinig herinneren van die eerste tijd zonder…zonder mijn ouders. Astrid zorgde na het wegvallen van ons thuis, dat echt een geweldig thuis was, voor een nieuw thuis voor ons beiden. Een plaats waar ik kon en mocht zijn wie ik ben. Ze koos de moeilijke weg. Ze was nog maar achttien en koos er heel bewust voor om samen met mij een gezin te vormen. Een klein maar wel hecht gezin. Voor hetzelfde geld had ze kunnen kiezen voor een studentenleventje maar nee… ze koos voor ons.”

“Ik ken Sam en Maarten nu en geloof me, ik zou in die omstandigheden precies hetzelfde gedaan hebben. Maakt niet uit hoe moeilijk het zou zijn. Daarvoor zou ik kiezen!”

“Ja. Jullie weten beiden heel erg goed wat jullie willen. Een heel sterke overeenkomst tussen jullie twee. Op die datum hebben we altijd even contact. Halen even herinneringen op. Doen we op andere momenten ook wel natuurlijk, maar op die dag zeker. We zijn even bij elkaar en als dat niet lukt, Astrid heeft het nogal druk soms, dan bellen of chatten we met elkaar.”

“Hoe is het met Astrid nu? Heb haar maandag gezien maar daarna niet meer.”

“Te druk gehad de laatste tijd. Altijd onze steun en toeverlaat geweest en dat eist z’n tol. Hoofdpijn. Het gaat beter gelukkig.”

“Oké, doe haar de groeten. Ben echt benieuwd wie jouw grote zus is. Ze is belangrijk voor je, hè?”

“Yep. Enorm belangrijk. Zonder haar… zonder haar… ach, daar moet ik niet eens over willen nadenken. Ze heeft altijd voor me gezorgd. Mijn opa en oma waren er natuurlijk ook. Maar die hadden echt wel hun twijfels in het begin over Astrids plannen. Ik weet haast zeker, terwijl dat nooit echt uitgesproken is, dat Jan hen over de streep heeft gehaald. Jan wilde het een kans geven. Bleef heel nadrukkelijk op de achtergrond maar zorgde er wel voor dat alles gladjes verliep. En laat ik de rol van David niet vergeten. Toen al Astrids vriend maar dat wist nog niemand. Hij was mijn oppas en werd mijn grote vriend. Wat ik bij Astrid niet kwijt kon of wilde, deelde ik met hem. En zo… zo werd ons nieuwe thuis een prachtig thuis voor mij.” Als Pieter naar Jasper kijkt, ziet hij hoe diens ogen even dichtvallen. “Ben je moe?” vraagt hij met een zorgelijke blik op zijn gezicht.

“Valt wel mee. Veel geslapen al vandaag. Vannacht zal ik weer goed kunnen slapen, denk ik. De uitleg van mijn moeder over de manier waarop Marcel jongens zoals ik in zijn val liet lopen… Trouwens… zijn dat er echt veel geweest?”

“Ja. Echt heel vervelende dingen over gelezen. Iets waar we echt nog iets mee moeten, lijkt me.”

“Hoe bedoel je?”

“Het gaat me vooral om één van die jongens. Hij heet Henri en wordt nu verdacht van medeplichtigheid.”

“Maar hij is net als ik toch een slachtoffer van Marcel? Waarom wordt hij dan verdacht?”

Pieter legt uit hoe Marcel heel vaak zijn slachtoffers bleef betrekken bij zijn criminele activiteiten. Hij dreigde bijvoorbeeld hun ouders in te lichten of, zoals in andere gevallen, hij maakte hen afhankelijk van hem. “Henri valt in de eerste groep. Hij was een uitkijk. Zijn taak was het waarschuwen van de inbrekers als er gevaar dreigde. Hij was ook een van de jongens die mijn huis in de gaten hielden en zo een aardig beeld kregen van ons gedrag. De verschillende tijden waarop ik jou bijvoorbeeld naar het winkelcentrum in Zwolle-Zuid reed.”

“En daarom is hij nu medeplichtig?”

“Ja, en dat terwijl hij die bewuste avond helemaal niets heeft doorgegeven omdat hij zich eerder liet aflossen door een ander.”

“Krom zoiets hoor. Is er niets dat we voor hem kunnen doen?”

“Ik heb al diverse keren aan Jan aangegeven dat we iets voor Henri, en eventuele anderen die er door Marcel ingeluisd zijn, moeten doen maar hij zegt dat het juridisch allemaal erg moeilijk ligt. Dat de betrokkenheid er is, ook al is het zijdelings, en we ons in een wespennest steken als we er ons mee bemoeien. Bovendien heeft de politie nog niet met jou gesproken.”

“Ik kan ze toch helemaal niets vertellen!”

“Nee, dat weten wij. Dat is ook verteld aan de politie maar commissaris Zwerver begint zo langzamerhand flink chagrijnig te worden, wist Jan me te vertellen. Het schijnt dat je officieel moet worden verhoord maar Gerald heeft dat tot nu toe nog steeds geweigerd.”

“Wat heeft mijn verhoor te maken met het feit dat we niets kunnen doen voor Henri en zo. Ik snap het niet.”

“Iets juridisch. Beïnvloeden van puntje, puntje, puntje en dan nog niets of zo. Ik heb geen verstand van dat soort dingen.”

“Oké, daar moeten we dus eens over na gaan denken.”

“Ja, maar niet nu. Ik heb je met al mijn verhalen veel te moe gemaakt.”

“Een beetje moe maar je hebt me ook flink laten lachen. Ik ben eigenlijk helemaal niet moe meer! Hartstikke wakker! Dat ook omdat ik het niet eerlijk vind voor die Henri die jij noemde.”

“Goed, dan heb ik je niet moe gemaakt maar wel een vlam in jou aangestoken. Een vlam die nu steeds harder en harder gaat branden en die jou straks moe gaat maken omdat jij nog niet genoeg brandstof hebt.”

Jasper moet glimlachen om Pieters breedvoerige maar wel heel duidelijke uitleg. Hij begrijpt wat zijn vriend bedoelt. “Ik geef me gewonnen. Ik zal straks het vlammetje lager zetten en braaf gaan rusten en slapen. Maar nog één ding. Ging onze seks nog verder of was dat het.”

“Is twee keer klaargemaakt worden tijdens je eerste seksbeleving met mij voor jou niet voldoende?”

“Nou ja, die eerste keer hoefde jij maar verrekt weinig te doen eigenlijk. Je vertelde het zelf!”

“Lolbroek! We gingen verder. Eerst hebben we ons geschoren.” De vraagtekens op Jaspers gezicht na Pieters laatste opmerking, vragen om een toelichting. Eentje zonder woorden. Pieter wijst naar zijn kruis.

“Ohhh, ik snap het.”

“Daarna hebben we ons gedoucht en vervolgens zijn we lekker lang in bad gegaan. Het eten klaargemaakt. Gegeten en vervolgens naar bed gegaan omdat ik doodmoe was en steeds in slaap sukkelde.”

“Dat ken ik,” antwoordt Jasper met een bedenkelijke trek op zijn gezicht.

“Ik werd wakker omdat jij mij aan het opgeilen was. Je duwde je lekkere billen in mijn kruis en ja… dat kon ik natuurlijk niet weerstaan.”

“Zwak hoor!”

“Daar reageer ik niet op. Eerst heel lang gepraat samen.”

“Gepraat?”

“Ja, mal joch, dat is heel erg belangrijk hoor! Ik weet dat jij alleen maar aan seks denkt maar praten is zeker zo belangrijk in een relatie.” Zijn wijze les laat hij snel volgen door een knipoog.

“En toen? Na al dat gepraat?”

“Ik wilde heel erg graag gemeenschap met jou hebben.”

“Neuken dus?”

“Mijn woordkeuze is romantischer, dus houd je mond. Ja… verdorie… neuken wilde ik met jou en jij wilde het ook met mij. Maar… het liep niet lekker. Het deed je pijn toen ik naar binnen ging en een eindje in je was. Vreselijke pijn. We stopten en ik… jij…”

Jasper steekt zijn hand op om aan te geven dat Pieter zijn verhaal moet staken. “Ho! Stop even, alsjeblieft. Mag ik dit gedeelte van het verhaal proberen in te vullen? Zo kan ik kijken of ik jou inmiddels een beetje ken en mezelf ook.”

Pieter vindt het prima. Zo is hij ook even gevrijwaard van de herinnering aan dat vervelende moment.

“Ik… jij… nee… Euhhh… even kijken hoor…Jij… ja… jij zei dat je het nooit meer wilde doen. Je was… nee… bent nog steeds bang dat je me weer pijn zult doen en logisch… dat wil je niet.” Als Jasper ziet dat Pieter wil reageren, houdt hij hem tegen. “Nog niets zeggen, schat. Nu mijn reactie nog.” Opnieuw moet hij even nadenken. De eerste woorden komen er stamelend uit maar uiteindelijk weet Jasper wat hij zeggen wil. “En ik, ik wil het gewoon nog eens proberen. Gewoon kijken of het wel wil lukken. Ander standje misschien? Misschien dat ik toch zelf te gespannen was? En?” Verwachtingsvol kijkt hij zijn vriend aan.

“Ja. Je hebt helemaal gelijk. Prachtig! Mooi om te zien hoe je dit gededuceerd hebt. Het zijn geen echte herinneringen, toch?”

“Nee, die heb ik helaas niet. Ook niet aan die middag en avond die voor ons beiden heerlijk moet zijn geweest. Puur op grond van wat ik ken van jou. Denk te kennen van jou. En van wat ik weet over mezelf. Je zei eerder al dat ik weet wat ik wil.”

“Ja, dat doe je. Ik weet het niet altijd zo zeker.”

“Niets mis mee. Bij mij komt het waarschijnlijk over als iets dat ik zeker weet maar… wellicht is dat schijn. Ben ik onderhuids toch wat onzeker. Maakt ook niet uit. Het meest belangrijke is dat wij van elkaar houden, Pieter!”

“Ja, dat ben ik helemaal met je eens.” Ze kussen elkaar opnieuw. Opnieuw lang.

“Nu ben ik wel moe,” zegt Jasper. “Maar ook heel gelukkig. Eerst had ik een dipje vanavond. Jennie is een prachtfiguur. Ze bleef net zolang tegen me aan praten tot ik de zon weer wat zag schijnen.”

“Wow, en dat met die pikzwarte lucht buiten?”

Jasper reageert niet.

“Ik plaagde je maar wat.”

“Weet ik. Daarom reageerde ik er ook niet op. Ben je trouwens alleen hier heen gekomen?”

“Echt niet! Werd door de verzamelde disgenoten pertinent van de hand gewezen. Er moest en zou iemand met me mee.”

“Gelijk hebben ze.”

“Ja, dat weet ik. Gaf me dan ook heel snel gewonnen.”

“Maar ik onderbrak mezelf een tijdje terug alweer midden in een zin en die moet ik even terughalen.” Jasper zoekt terug en weet de draad al snel weer op te pakken. “Ja, ik heb het weer. Wil je dat wat ik nu ga zeggen ook tegen mijn moeder vertellen? Vanavond nog?” Jasper kijkt naar Pieter en wacht op zijn knikje. “Ik zei dat ik het idee heb dat ik goed zal kunnen slapen vannacht. Mijn moeder legde me laatst uit hoe Marcel jongens zoals ik in zijn val liet lopen. Dat en wat jij mij zojuist hebt verteld, over dat ik hem niet vertrouwde, zorgt ervoor dat ik vertrouwen in mezelf heb gekregen. Ik kon niet anders dan hem met geweld van me af werken. Kon zijn reactie, die enorme haat die er toe leidde dat hij mij echt dood wilde hebben, ook nooit voorzien. En dus… dus is dat wat er gebeurd is, toch niet mijn schuld.”



Wordt te zijner tijd vervolgd…


Bij het begin van deze publicatiereeks gaf ik al aan dat ik op een gegeven moment een pauze zou moeten inlassen. Dat moment is nu gekomen.

Toen het eerste hoofdstuk van het derde deel van ‘BLANCO’ gepubliceerd werd, had ik acht hoofdstukken af. Aan die acht heb ik de afgelopen weken nog steeds gesleuteld. Hele stukken tekst erbij geschreven, andere aangepast of verwijderd. Soms zelfs vlak voor het moment van publicatie nog. Ook schreef ik er nog vier hoofdstukken bij.

Nu is het tijd voor een tijdelijke publicatiestop. Drie weken lang publiceer ik niet om te werken aan een ander verhaal dat ook nog afgemaakt moest worden. Op donderdag 2 mei 2013 zal ik dan beginnen met de publicatie van het derde deel uit de serie ‘ZWEDEN’ met als titel ‘ZWEDEN… een einde’. Mocht je niet meer precies weten waar het verhaal over gaat, dan heb je nu nog even de tijd om het verhaal te herlezen als dat nodig is.

Het schrijven aan ‘BLANCO’ is vanwege mijn manier van schrijven en de tijd die ik daarvoor nodig heb tijdrovend en daarom zal ik het absoluut niet redden om ‘BLANCO’ helemaal af te ronden tijdens het publiceren van ‘ZWEDEN… een einde’. Onmogelijk gewoon. Daar heb ik echt veel en veel meer tijd voor nodig. Wanneer ik dus zal beginnen met het publiceren van de laatste hoofdstukken van ‘BLANCO’ weet ik nog niet en ik vraag mijn lezers dan ook opnieuw om wat geduld met mij.

Ik heb het heel erg fijn gevonden dat zoveel lezers reageerden op mijn verhaal. Sommigen zelfs elke week! Ik heb mijn best gedaan om altijd iets terug te schrijven. Mocht dat niet gelukt zijn - ik ben niet altijd even handig en ook niet altijd even geconcentreerd helaas - dan daarvoor mijn excuses.

Mocht je het begin van de publicatie van de latere hoofdstukken van ‘BLANCO’ niet willen missen dan kun je natuurlijk regelmatig kijken op de welbekende sites. Je kunt mij echter ook een berichtje sturen op het onderstaande mailadres. Ik neem jouw adres dan op in een lijstje. Zodra ik weet wanneer de publicatie gaat beginnen, stuur ik naar de e-mailadressen in dat lijstje een bericht.

Met hartelijke groet,
Lucky Eye



Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten