De roos

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Consigliere
Berichten: 14
Lid geworden op: di 02 apr 2013, 00:21
Vul het getal in: 123

De roos

Bericht door Consigliere » di 02 apr 2013, 01:01

Ave!

Al jaren schrijf ik zo af en toe wat losse verhalen voor mezelf, om de gedachten eens te verzetten. Enige tijd geleden stiet ik 'bij ongeluk' op Olivers website en het daaraan verbonden forum. De prachtige verhalen van Oliver, maar zeker ook die van zijn bezoekers, hebben mij menig uur en menige dag gekost. Inmiddels is de vrijdag voor mij niet alleen langer de dag voorafgaand aan het weekeinde, maar zeker ook de dag om naar uit te zien vanwege het verschijnen van nieuwe episodes van Olivers verhalen en, op dit moment, van "Blanco", geschreven door Lucky-Eye, voor wie ik ten minste zoveel respect heb als voor Oliver zelf. Daarmee wil ik andere schrijvers overigens niet tekort doen...

Nu dacht ik: laat ik eens een deel van een nog (lang) niet afgemaakt verhaal ook plaatsen. Ik ben heel benieuwd naar jullie reacties!


Henk
---------------

„Zo, nou is het mooi geweest,” dacht Bram van Heerden. Hij sloot zijn computer af en keek op zijn horloge. Vrijdagavond, elf uur. Nog een glas wijn en dan naar bed. Was Sander eigenlijk al thuis? Mark lag al een uur te slapen. Bram was eraan gewend dat zijn zoons zelfstandig leefden.

Vorig jaar, toen de jongens zestien waren, had zijn vrouw Nathalie gezegd dat ze haar oude werk weer wilde oppakken. Het werk dat ze ook deed, toen ze meer dan zestien jaar geleden zwanger raakte: verpleegster bij Artsen zonder Grenzen. Hij had zelf al vaker gedacht en ook tegen haar gezegd dat Nathalie het huisvrouw-zijn meer dan zat was en weer iets wilde gaan doen. Tot hun grote verbazing hadden de jongens er heel goed op gereageerd. Niet met een puberale sneer, maar met oprechte interesse. Ze wilden echt alles weten: hoe gaat dat dan? Wat doe je dan precies? Het is toch wel veilig? Dat ze vaak en ver van huis zou zijn, was enerzijds begrijpelijk, anderzijds natuurlijk onbekend terrein. De tweelingbroers hadden echter om het hardst gezworen dat ze hun moeder door dik en dun steunden en dat ze zich tijdens haar afwezigheid zouden gedragen. Hun enthousiasme heeft Nathalie over de streep getrokken. Drie maanden later kon ze weer beginnen en nu zit ze alweer twee maanden in Gabon. De jongens hebben nooit gemopperd en doen in en om huis wat nodig is. Daar staat tegenover dat zij hun eigen plan trekken. Mark moet morgenochtend vroeg volleyballen, terwijl Sander vanavond heeft getennist.

Als Bram in de keuken staat, hoort hij de deur van de deel opengaan en ook de stem van zijn jongste zoon. Nou ja, jongste. Sander kwam drie minuten na Mark ter wereld, dus veel scheelt het niet. De tweelingbroers zelf maken er altijd een grap van. Maar er viel nu weinig te lachen.
„Voorzichtig! Blijf op mij leunen. Ja, zo gaat het goed.” Half fluisterend kwam Sander met kennelijk nog iemand naderbij. De keukendeur werd met een forse zwaai opengezet. „Ha, lekker warm hier. Kom, we gaan daar even zitten.” Bram zei niets, bekeek het tafereel. Sander ondersteunde een andere jongen, die Bram nog niet eerder gezien had. Hij zag er enorm vermoeid, broodmager en ongewassen uit.
Pas toen de jongen zat en Sander zich oprichtte, merkte hij zijn vader op. Het eerste wat Bram opviel, was de bezorgde blik in de ogen van zijn zoon. „Dag jongens,” groette hij vriendelijk. De onbekende jongen kromp in elkaar en leek overeind te willen springen. Sander drukte hem bij zijn schouders terug op de stoel.
„Zitten blijven. Dat is mijn vader. Hoi pap, dit is Tobias.” Hij weifelde even. „Hij blijft vanavond slapen,” zei hij daarna op een mededelende toon.
„Hallo, Tobias.” Bram begroette de jongen vriendelijk en wachtte af tot Sander verder zou gaan. Hij wist dat hij zijn zoon kon vertrouwen. Deze jongen zag eruit alsof hij behoefte had aan water en voedsel, een warm bad en een zacht bed. In die volgorde. Bram twijfelde er niet aan of Sander had dat in gedachten.
Die had inmiddels inderdaad een glas water ingeschonken en duwde dat de jongen in handen. Tobias zat nog steeds ineengedoken en had nog niets gezegd. „Kom, je moet wat drinken.” Sander drong zacht aan en sprak vriendelijk. Het duurde nog even, maar toen zette Tobias het glas toch met trillende handen aan zijn lippen en dronk voorzichtig. Sander wachtte tot het glas leeg was. Bram had in de tussentijd yoghurt in een kom geschonken en zette die nu voor de jongen neer. Angstige ogen keken voorzichtig even omhoog. Bram knikte hem vriendelijk toe.
„Volgens mij ben je daar aan toe. Kom Sander, geef onze gast ook nog wat te drinken.” Sander grijnsde zonder dat Tobias het kon zien, Bram knipoogde terug. Even later zat Tobias al iets meer rechtop en at langzaam van de yoghurt, met af en toe een slok water. Bram wenkte Sander en sprak op fluistertoon met zijn zoon. „Ik neem aan dat ik morgen wel meer hoor. Die jongen is uitgeput en moet vooral gaan slapen. Laat hem nog even douchen. Hij kan wel wat kleren van jullie lenen, toch?” Sander knikte. „Eén ding nog: moeten zijn ouders worden ingelicht dat hij hier slaapt?”
„Nee.” Bram fronste zijn wenkbrauwen. Het gezicht van zijn zoon had ineens een vastberaden, maar ook kwade uitstraling gekregen. „Zijn vader heeft hem zelf op straat gezet.” De frons werd groter, maar Bram bleef praktisch.
„En zijn moeder?”
„Die leeft niet meer.” Sanders stem sloeg even over. De praktische inslag van Bram won het van zijn nieuwsgierigheid. De gedachte om de politie te bellen had hij al verworpen. Als de jongen al als vermist zou zijn opgegeven, zou het geen kwaad doen daar pas morgen aandacht aan te schenken. Sanders intense bezorgdheid en uitdrukkelijke wens om deze Tobias de nacht hier te laten doorbrengen, hadden hem al overtuigd. Niet voor het eerst herkende hij het zorgzame karakter van zijn vrouw in zijn zoon. Hij aaide Sander even over zijn haar.
„Goed. Morgen zien we wel verder. Red jij het of moet ik even helpen?” Sander schudde zijn hoofd.
„Dank je, maar het zal wel gaan.”

***

Sander van Heerden had wel eens betere nachten gehad. Het was al ver na middernacht geweest, toen Tobias een beetje gegeten en gedronken had en na een douche weer enigszins op krachten gekomen was. De gast was doodmoe geweest. Sander had ervan afgezien de logeerkamer op te ruimen en een bed op te maken. Net als Mark beschikte hij zelf over een lekker breed bed waar zij wel met zijn tweeën in konden liggen. Nog voordat hij goed en wel onder de dekens gekropen was, was Tobias als een blok in slaap gevallen.

Tobias sliep nog steeds, terwijl Sander hooguit af en toe wat wegdoezelde, maar al snel weer zijn ogen opensloeg. Nu was het zaterdagochtend, half acht. Sander was vergeten de gordijnen te sluiten, zodat het zonlicht van deze aprilochtend in volle glorie zijn slaapkamer verlichtte.

Sander lag op zijn zij en keek naar het vredig slapende gezicht van Tobias. Dat donkere haar, die scherpe neus en die dunne lippen… hij kreeg hetzelfde gevoel als gisteravond en vannacht. Het gevoel waar hij de hele nacht over had liggen piekeren.

Tobias’ kleren waren echt te smerig voor woorden geweest. Geen wonder, hij had drie dagen in dezelfde kleren, in de open lucht geleefd. Sander had geholpen ze uit te trekken, zodat Tobias eerst kon douchen. Toen Tobias zat, had hij zijn schoenen en sokken uitgedaan. Even later waren broek en shirt gevolgd, waarmee alleen eenvoudige zwarte onderbroek overbleef. Sander had zichzelf erop betrapt naar het bijna naakte lichaam te staren. Knappe kop, stevige borst met een beetje haar, gespierde lange benen en mooie enkels en voeten. Het warme gevoel dat door zijn lichaam was gegaan, had hij niet direct kunnen plaatsen. Ergens midden in de nacht was hij bijna met een schok overeind gevlogen. „Ik ben toch niet verliefd aan het worden?”

Tussen die verwarrende gedachten door spookte het verhaal van Tobias zelf. Hij zat op dezelfde school als Mark en hijzelf. Sander had wel verhalen gehoord dat een jongen uit 5-gym-B al drie dagen niet op school was geweest en ook niet te vinden was, maar had er verder weinig aandacht aan besteed. Hij kende die Tobias eigenlijk niet, alleen maar van gezicht. Vanavond had hij lekker getennist en voelde hij zich heerlijk, maar dat veranderde toen hij een lekke band op de weg naar huis kreeg. Zijn tennismaatje Jacco was al afgeslagen, dus hij moest alleen verder lopen. Gelukkig was hij niet ver van huis. Het fietspad was goed verlicht en in de lenteavond geurde de natuur heerlijk.

Bijna was hij er gewoon voorbijgelopen. Vanuit een ooghoek zag hij een rugtas liggen in de hoog opgeschoten struiken, die vlak aan de bosrand groeiden. Toen hij het ding wilde oprapen, zag hij vlakbij een jongen liggen in een halfdiepe kuil. Zijn hart was twee keer overgeslagen, maar het leek mee te vallen. De jongen, die de vermiste Tobias bleek te zijn, leefde, hij was alleen doodmoe, uitgehongerd en bijna uitgedroogd. Flarden van verontschuldigingen en één beschuldiging had de jongen gemompeld, terwijl hij hangend op Sanders schouder naast hem voort was gestrompeld naar het huis waar Sander met zijn broer en vader woonde. Sander had hem gemaand niet te veel te praten, dat kwam later wel. Zijn fiets had hij in de struiken verstopt.

Het onvolledige verhaal van Tobias en zijn eigen, nieuwe gevoelens zorgden voor verwarring. Hielden hem uit zijn slaap. Nu zwaaide hij voorzichtig zijn benen over de rand van het bed en ging rechtop zitten, zijn hoofd in zijn handen. Even later keek hij nog een keer over zijn schouder, naar de slapende Tobias. De jongen leek ver weg. Sander liep naar zijn bureau en schreef een paar woorden op een briefje, dat hij daarna op de binnenkant van de deur plakte. Even later liet hij koud water over zijn lijf stromen, terwijl zijn gedachten bleven malen.

***
„Jezus, wat is Sander vroeg op,” dacht Mark, toen hij voor de badkamer stond en het water hoorde stromen. Zijn vader kon het niet zijn, hoewel die ook nooit heel lang uitsliep, maar kwart voor acht op zaterdagmorgen? Enfin, hij kon wel vast naar binnen om zijn broer tot spoed te manen; zij hadden de goede gewoonte de badkamer niet op slot te draaien. Onmiddellijk bleek dat Sander deze gewoonte niet meer zo goed vond of er was iets anders aan de hand, want Mark knalde met zijn hoofd tegen de wel degelijk gesloten deur op.
„Auw!” Het galmde door de hoge gang. Enigszins geïrriteerd klopte Mark een paar keer hard op de deur. Hij had haast en wilde op tijd klaar zijn als ze hem zouden komen ophalen voor de volleybalwedstrijd. „Sander! Wil je opschieten?! Ik moet om half negen klaar staan!” Het water bleef stromen. Mark schudde zijn hoofd en ging maar naar de keuken. Dan maar eerst koffie en ontbijten.

***

Sander draaide de kraan dicht en bleef nog even tegen de muur leunen. Hij had besloten zich eerst op de korte termijn te richten. Hij zou zijn vader en zijn broer, die hij wel degelijk had gehoord, moeten vertellen wat er aan de hand is met de onverwachte en onbekende gast. Hij zou alleen kunnen vertellen wat hij wist. Het verhaal van Tobias was verre van compleet en zou verder alleen door die jongen ingevuld kunnen worden. Met z’n allen zouden ze dan kunnen besluiten hoe het verder moest gaan. Eén ding stond voor hem als een paal boven water: Tobias moest geholpen worden. Over zichzelf wilde hij even niet langer nadenken.

In een oogopslag zag Sander dat zijn broer chagrijnig was. Hij kwam de keuken in, slechts gekleed in een badjas, om te zeggen dat de badkamer vrij was. Sander besloot zijn gebruikelijke vrolijkheid te veinzen. „Goedemorgen!” Hij drukte een snelle zoen op Marks hoofd. De tweelingbroers waren altijd intiem met elkaar geweest. Het leek te werken.

„Staat je bed in brand?” Mark was niets van zijn gebruikelijke sarcasme verloren.
„Nee, het is bezet. Is er koffie?” Sander liep naar het aanrecht en wist, zonder te kijken, dat zijn broer grote ogen opzette. Voordat die echter iets kon zeggen, ging hij verder, terwijl hij voor zichzelf koffie inschonk. Met zijn rug naar Mark gekeerd, zei hij: „We hebben een logé. Had jij op school iets meegekregen van die Tobias die vermist wordt?” Zonder op antwoord te wachten, voegde hij eraan toe: „Die heb ik gisteravond gevonden en mee naar huis genomen. Hij ligt nu in mijn bed te slapen.” Nu draaide hij zich om en keek zijn broer met scherpe ogen aan.

Die herstelde zich snel, hoewel hij veel nieuwe en vooral onverwachte informatie gehoord had. „Okee. Waar was hij de afgelopen dagen dan? Ik heb gehoord dat ze stad en land afgezocht hebben.”
„Wie zijn ‘ze’ dan? Laat maar, ik weet ook lang niet alles. Alleen dat hij uitgeput langs het fietspad lag en dat leek me niet goed.” Sander nam een slok hete koffie. „Oei, sterk! Die kan maar door één iemand gezet zijn…” De broers schoten tegelijkertijd in de lach.
„Maar, zijn ouders dan…” Mark hield zijn mond, toen Sander zijn hand ophief.
„Nogmaals, ik weet ook nog bijna niets. Dat hoop ik straks wel te horen. Voorlopig slaapt hij nog wel even, denk ik. Had jij geen wedstrijd?”

Mark vloog overeind. „Ja! Ik moet snel zijn. Ik wil straks wel alles horen!” Hij rende naar boven, terwijl Sander zich langzaam op een stoel liet zakken. „Alles,” dacht hij. „Dat is wel veel.”

***

Twee uur later zat Bram van Heerden aan de keukentafel. De krant lag voor hem, zijn mok koffie dampte en de radio speelde vrolijke muziek. Mark was naar zijn volleybalwedstrijd, Sander was zijn fiets aan het ophalen en Tobias sliep nog steeds de slaap der onschuldigen. Sander had verteld wat hij wist. Dat was genoeg om Bram in ieder geval zijn wenkbrauwen te laten fronsen. Als advocaat hield hij zich alleen bezig met ondernemingsrecht. Van familierecht en strafrecht wist hij eigenlijk niet meer dan hij in zijn studiejaren had geleerd en later zeer sporadisch had meegekregen. Dat was echter genoeg om hem te doen beseffen dat hij vroeger of later collega’s nodig had.

Hij probeerde zich weer op de krant te focussen. Met Sander had hij afgesproken dat ze alles zouden doornemen als Tobias zelf weer onder de levenden was. Met een beetje geluk zou dat bij de lunch zijn, als Mark ook weer terug was. Bram hoopte dat Nathalie zijn bericht vandaag nog zou ontvangen.

Gesloten