BLANCO deel 3 hoofdstuk 10

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 3 hoofdstuk 10

Bericht door Lucky Eye » do 28 mar 2013, 08:16

BLANCO deel 3

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Hoofdstuk 10

Een poosje zit Marion naast Jaspers bed zonder ook maar iets te zeggen. Ze moet het vertellen nu. Daarom is ze tenslotte gebleven. Maar toch valt het haar zwaar. Zwaar omdat die brief er is. Maarten heeft het over die brief gehad en Jasper kennende zal hij zeker alles over die brief willen weten.

“Die brief en jouw ouders, hebben die iets met elkaar te maken?” vraagt Jasper uiteindelijk.

“Ja. Die brief.” Marion haalt een witte, opgevouwen enveloppe uit haar tas. Ze blijft er echter mee in haar handen zitten. “Meteen na je opname hier begon er heel veel post te komen voor jou. Heel veel aan ons huisadres gericht maar ook heel veel rechtstreeks naar het ziekenhuis. Jan Nelissen regelde het zo dat alle post waar jouw naam opstond op het postkantoor bleef liggen en daar werd afgehaald door iemand van zijn team. Ook onze gewone post. Zo hebben we daar in elk geval geen omkijken naar. Rekeningen worden betaald zonder dat wij iets hoeven te doen. Natuurlijk betalen we later alles terug maar het is zo wel even handig. Makkelijk.” Ze vertelt over de enorme hoeveelheid kaarten met beterschapwensen. Tekeningen. Kleurplaten. Brieven met steunbetuigingen. Heel persoonlijke brieven maar ook over de niet zo vriendelijk opgestelde teksten. “Uit die laatste categorie hebben we niet alles gelezen. We hadden het helemaal niet hoeven lezen want op dat soort brieven zit, volgens afspraak met Jan, een rode sticker. Duidelijker kan het niet, eigenlijk.” Ze glimlacht en kijkt naar Jasper. Diens ogen staan somber. Het is voor Marion duidelijk dat hij aan het denken is. “Wil jij weten waar ze over gaan, die brieven?”

“Globaal. Niet de details.”

Marion geeft aan dat ze sterk het idee heeft dat het in de regel homofobe mensen en godsdienstfanaten zijn die dat soort brieven hebben geschreven. Dat gezegd hebbende, geeft Jasper aan dat hij er niet meer over hoeft te horen. Hij zegt dat hij zich een goede voorstelling kan maken van de vooroordelen en veroordelingen.

“Er was echter één brief die Jans team eerst naar hem liet gaan. Hij gaf hem aan mij. Het is deze brief.” Ze vouwt de enveloppe uit.

Nog steeds is er niets te zien voor Jasper want de geheel witte achterkant ligt naar boven.

“Het is een brief geschreven door mijn vader. Maar uit naam van mijn beide ouders.”

“Van mijn opa en oma dus. Maar… maar… waarom die speciale behandeling?

“Omdat hij in de categorie van de rode stickers valt.”

“Hebben zij een dergelijke brief aan mij geschreven?” klinkt het met groot ongeloof.

“Ja, maar ik moet je wel het een en ander vertellen voordat ik verder ga.”

Jasper begrijpt er niets van. Hoe kunnen zijn grootouders hem zo’n brief geschreven hebben. Natuurlijk kent hij ze niet maar… toch…

Marion zit de vertwijfeling en vraagt hem of hij eerst naar haar wil luisteren.

Jasper knikt en dan begint zijn moeder te praten. Een heel lang verhaal dat begint in haar kindertijd. Over haar eigen opvoeding. Eentje die erg streng was. Heel veel regels en, zo hoort hij tussen de gesproken woorden door, weinig liefde. Zijn moeder heeft het thuis heel erg moeilijk gehad. Zeker toen haar oudste zus het huis uitging. Ze was nog erg jong geweest toen die naar Brabant vertrok. Altijd het gevoel gehad dat ze niemand in het gezin had om echt mee te praten. En haar oudste zus kon er natuurlijk ook niets aan doen. Die moest het huis uit omdat ze steeds overhoop lag met haar ouders. Steeds waren er hoogoplopende ruzies geweest. De enige oplossing was dat ze het ouderlijk huis verliet. Maar toch… heel moeilijk voor zijn moeder. Dan vertelt ze over haar vriendin. Over hoe het daar thuis was en hoe ze zich daar eigenlijk meer thuis voelde dan bij haar eigen ouders. Die heel bijzondere vakantie. Het moment dat ze zijn vader ontmoette. Jasper ziet hoe ze glimlacht. Een lieve glimlach maar dan ook weer die verharding rondom haar lippen als ze te spreken komt over de weigering van haar vader om kennis te willen maken met haar vriend die zoveel ouder was. De ruzies. De huilbuien. De liefde die ondanks alles tussen haar en zijn vader opbloeide. Hoe ze het huis uit gezet werd toen ze zwanger bleek te zijn. De vlucht naar haar vriendin en de ridderlijke opstelling van Martin die haar daar weer kwam weghalen. De warme manier waarop Martins ouders haar opnamen in hun kleine gezin. Hoe ze met z’n beiden de komst van hun eerste kind in grote spanning en blijdschap hadden afgewacht. Hoe moeilijk de bevalling begon. De grote spanning toen alles mis leek te gaan en de enorme vreugde toen hij geboren was. Ze straalt helemaal, ziet Jasper. Ze knijpt zijn hand zowat fijn. Dan nadert ze de climax van het verhaal. De hardheid is weer terug. Het kraambezoek van haar moeder. De harteloze manier waarop die verlopen was en de breuk die niet te herstellen bleek.

“Elk jaar sturen we nog kaarten. Met verjaardagen en kerst maar van Afie weet ik dat ze nooit bij de andere kaarten liggen. Waarschijnlijk verdwijnen ze meteen in de prullenbak of bij het oud papier.”

“En nu schrijven ze een brief. Aan mij,” merkt Jasper, na een tijd van stilte die ze beiden nodig hadden, op. Er volgt een knikje. Jasper zucht diep. Hij weet gewoon niet wat hij ermee moet. Die twee zijn dus nooit een echte opa en oma voor hem geweest. “Noemen ze zich mijn opa en oma in die brief?” Een hoofdschudden volgt. Dat is tenminste iets. Hadden ze dat wel gedaan dan zou Jasper meteen uit zijn vel gesprongen zijn. Want die titel verdienen ze niet. Er zijn geen logeerpartijtjes bij die opa en oma geweest. Ze hebben nooit opgepast op hem of op Maarten en Sam. Nee, die titel zijn ze niet waard. Maar nu? Wat nu? Wil hij weten wat er geschreven staat? Vanwege die rode sticker en het streng godsdienstige gezin waarin zijn moeder is opgevoed, heeft hij al een aardig vermoeden. “Kun je me in het kort vertellen wat ze schrijven, mam?”

Voor Marion is het niet nodig de brief uit de enveloppe te halen. Ze kent de tekst. “Mijn ouders zijn streng gereformeerd. Ze hebben er altijd al de gewoonte van gehad om overal teksten uit de Bijbel bij aan te halen.” Marion hoedt zich ervoor om de opgeschreven teksten op te lezen. Ze gruwelt er namelijk van. “Hij ziet dat wat jou is overkomen als een straf voor je zondige levensstij… “

Jasper hoeft het niet verder te horen. Wil geen woord meer horen en onderbreekt zijn moeder door zijn hand op te heffen in het stopgebaar. Even is het stil maar dan begint hij toch te praten. “Verdomme! Verdomme! Verdomme!” vloekt hij met overslaande stem. “Ik leid geen zondig leven! Ik houd van Pieter! Wat is daar mis mee?”

“Niets, jongen. Helemaal niets! Dit is alleen maar een brief van een fanaat, Jasper. Meer niet.” Ze laat de enveloppe op de grond vallen en doet een poging om Jaspers terechte boosheid te laten verdwijnen door hem te knuffelen. Dat heeft effect want al heel snel fluistert hij haar in het oor dat het goed is. Dat hij met dat soort idiote onzin helemaal niets doet. Dat het hem niet raakt. Eventjes heeft geraakt maar dat dat niet blijvend is.

“Maar waarom hebben mensen in vredesnaam het idee dat ze vanuit hun eigen gekozen manier van leven het recht hebben om over anderen te oordelen. Snap jij dat?”

Marion schudt haar hoofd.

“Ik ook niet, mam. Waarom doen mensen dat. Waarom kunnen ze niet afblijven van dat wat van een ander is. Waarom moeten die twee mijn manier van leven bekritiseren. Het zien als zonde.”

“Ik weet het niet, jongen.”

“Zijn die kaarten het enige contact dat je nog hebt met je ouders?”

“Ja, meer is er niet.”

“En met die tantes die volgens Maarten heeeeeeeeeel anders zijn?”

Marion is ineens weer helemaal terug bij haar gesprek met Sophia. Het was duidelijk voor haar dat Sophia van deze brief had geweten. Zelf initiatiefneemster was geweest samen met Sylvia. De tekst is duidelijk die van haar vader maar toch. Toch hadden die twee niets gedaan om er iets aan te veranderen. Ze stonden er waarschijnlijk helemaal achter. Want als iemand er iets aan had kunnen veranderen, dan waren zij het wel geweest. Ze brengt haar gedachten onder woorden voor Jasper.

“Zien jullie elkaar vaak?”

“Nee. Alleen de verplichte nummers. Verjaardagen. Contact met die twee voelt nooit goed. Ik kan niet zeggen dat ze net zo zijn als mijn ouders maar toch… toch is dat oordelende er altijd. Nooit kon ik iets goed doen in hun ogen.“ Ze vertelt van het laatste telefoongesprek.

“Mag ik je vragen waarom je dan nog steeds contact met hen onderhoudt?’

“Familie. Het is familie.”

“Maar… martel… nou ja… misschien is dat niet helemaal het goede woord.”

“Ja, dat is het wel. Elke keer als ik die twee zie is het een marteling. Soms heb ik al pijn in mijn buik als ik weet dat we er weer heen moeten. Nooit is er iets goed. Altijd hebben ze wel kritiek ergens op en… ik moet er gewoon mee stoppen. Er gewoon een streep onderzetten. Zeker nu ik weet dat zij van deze brief wisten en er niets tegen hebben ondernomen.”

“Ik oordeel over jou als ik zeg dat het me een goede beslissing lijkt, mam.”

“Ja, maar je oordeelt vanuit je hart. Vanuit dat wat je hart je ingeeft, lieverd. Niet vanuit de gezichtspunten die zij altijd gebruiken.”

“Over die brief.”

“Oh ja, ik zal hem zo oppakken.”

“Hebben ze een open haard op ‘Boschlust’, mam?” Marion knikt. “Verbrand die brief dan. En al die andere met zo’n rode sticker. Maak er vanavond met elkaar een mooi ritueel van. Door het te verbranden en er wat aandacht aan te geven, kun je samen met de anderen laten zien dat wij met dit soort ideeën niets doen. Dat wij een andere mening hebben.”

“Dat doe ik, lieverd. Was het beter geweest als ik je niets over deze brief verteld had? Had ik beter kunnen zwijgen?”

“Nee, je hebt er goed aan gedaan, mam. Ik moet jullie leren kennen. En ook hoe wij in ons gezin tegenover deze mensen staan. Ik neem aan dat ik het verhaal dat je me gedaan hebt over je opvoeding en thuissituatie al kende.” Marion knikt. “En daarom is het goed dat ik het nu opnieuw weet. Begrijp je?”

“Ja, helemaal. Maar wel rot dat jij nu even zo van slag bent. Je hart bonkt nog steeds enorm.”

“Ik weet het. Ik maakte me eventjes heel erg boos. Vreselijk boos om zoiets ongelofelijks. Maar dat komt allemaal wel weer goed. Voor mij is dit verhaal nu afgedaan. Ik hoef er niet meer aan te denken. Voorgoed uitgewist uit mijn nieuwe geheugen. Vind je het goed dat ik nu wat ga rusten?”

“Ja. Is goed voor je. Vanmiddag kom ik terug. David en je vader hebben een digitaal fotolijstje voor je gevuld en dan kun je, als je zin hebt, heel veel foto’s bekijken.”

“Dat is leuk! Mam? Heb je het zelf allemaal wel verwerkt van thuis?”

“Ja, schat. Dat heb ik. Maar af en toe, bijvoorbeeld bij een brief als deze, sta ik ineens weer in vuur en vlam. Als ze mij aanvallen vind ik het niet erg maar ze moeten van mijn kinderen afblijven.”

“Een echte leeuwin dus,” stelt Jasper.

“Goed begrepen, mijn zoon,” zegt ze en streelt hem over zijn wang. “Kom, ik zorg ervoor dat je goed in je bed ligt en dan ga je slapen. Ik blijf bij je zitten tot je slaapt.”

Jasper zegt dat het niet nodig is. Dat ze gerust weg mag gaan maar hij begrijpt heel goed dat als zijn moeder zich iets in haar hoofd heeft gehaald, ze daar moeilijk van af te brengen is. En dus laat hij zich instoppen en als dan het bovenste gedeelte van zijn bed naar beneden is gedaan, gaat hij rustig liggen om al heel snel in slaap te vallen.

Marion blijft naast Jaspers bed zitten tot ze aan zijn ademhaling merkt dat hij in slaap gevallen is. Ook dan blijft ze nog even zitten. Intens gelukkig kijkt ze hoe haar zoon daar vredig ligt te slapen. Zijn hart klopt zachtjes, ziet ze. Ook de in- en uitademing gaan heel erg traag maar… en dat is het allerbelangrijkste, hij is er. Hij leeft. Hij kan weer met hen allemaal communiceren. Soms zal het best nog wel eens moeilijk zijn. Moeilijk worden. Zullen aanvechtingen hem op de proef stellen. Zal hij vraagtekens zetten bij alles wat hem is overkomen en hoe hij nu verder moet. Maar dat geeft niet. Samen zullen ze er uit komen. Daarvan is ze overtuigd.

*

De brief, die nog dezelfde avond ritueel verbrand zal worden, leidt echter tot een op dat moment voor Marion onvoorziene openbaring. Aangekomen in de hal van het ziekenhuis drinkt ze aan het tafeltje bij Afie en de kinderen een kop koffie. Daarna splitst het gezelschap zich. Marion gaat naar de school van de kinderen, voor een gesprek met de directeur en de juf van Maarten, en de andere drie gaan terug naar ‘Boschlust’.

Op school is er alle begrip voor dat de familie een tijdje rust nodig heeft en dat de kinderen daarom een week niet op school zullen zijn. Als Marion het punt van Maartens bijzonderheid aanroert, geeft de lerares van Maarten aan dat ze af en toe wel eens gemerkt heeft dat Maarten afwezig was maar… dat ze nooit gedacht heeft aan zoiets. Marion vindt dat heel logisch. Kinderen zijn tenslotte wel eens vaker geheel in eigen gedachten verzonken. Daarna doet ze een voorstel hoe ze met Maarten kan omgaan, mocht er zich zoiets weer voor doen. De lerares is blij met deze handreiking.

Als Marion thuiskomt op ‘Boschlust’ wacht haar een verrassing. Afie zit in het zonnetje op het bordes en lijkt op haar te wachten.

“Fijn dat je er bent,” begroet Afie haar zus. “Ik denk dat jij en ik eens met elkaar moeten praten.”

“Hoezo?”

“En dat onder vier ogen.”

“Maar het is bijna tijd om te eten,” werpt Marion tegen omdat ze vreselijke trek heeft en niet zozeer omdat ze een vertrouwelijk gesprek uit de weg wil gaan.

“Daar heb ik rekening meegehouden.” Zonder dat Marion veel tegen haar zus kan inbrengen, wordt ze als het ware meegesleept naar de kamer van Afie. De deur valt met een klap achter hen dicht en Marion kijkt verbaasd naar de keurig gedekte tafel die voor de brede vensterbank staat. “Heerlijk hè, die echte vensterbanken hier. En ik heb ook zo’n prachtig uitzicht,” zegt Afie terwijl ze in de vensterbank schuift.

“Ja,” beaamt Marion terwijl ze haar blik over de bloementuin laat gaan. “Echt heel mooi. Maar… “

“Marion, ga alsjeblieft zitten. Dit is belangrijk voor mij. En ook voor jou, zo denk ik.”

Marion gaat zitten maar voelt zich erg ongemakkelijk. Praten met haar zus is niet vreemd voor haar. Vertrouwelijk praten ook niet maar dit keer… dit keer voelt het zo anders. Zo… tja…hoe breng je zoiets onder woorden. Het voelt… nee… woorden voor het gevoel willen niet komen. Het hoeft ook niet want Afie neemt het woord al.

“Een aantal dagen geleden zag ik heel toevallig hoe Jan met jou fluisterde en je daarna een brief gaf. Jij moffelde die heel snel weg in je tas. Dat tafereel heeft me sindsdien niet meer losgelaten. Ik heb er met niemand over gepraat. Weet dus ook nog steeds niet van wie die brief is maar op de een of andere manier voel ik gewoon, terwijl ik absoluut niet jouw gave heb, dat het ook met mij te maken heeft. Dat er een verband is tussen die brief en mij. En dus… en dus wil ik graag van jou weten waarom je er mij niets over hebt verteld tot nu toe.”

Even schiet het door Marions hoofd heen om glashard te ontkennen dat er een band is maar dan weet ze ook dat het onmogelijk is. Nu ontkennen zou liegen zijn want vanavond zal ze samen met de anderen, zoals Jasper het wil, ook deze brief verbranden en dan zal er het een en ander over gezegd moeten worden. Ze zou natuurlijk woorden van algemene strekking kunnen gebruiken en het niet over vaders brief kunnen hebben. Moet ze in ieder geval doen vanwege de kinderen, weet ze… Nee! Liegen tegenover Afie kan en wil ze niet. “Bescherming, zus. Ik heb er niets over gezegd om je te beschermen.”

“Maar waarom? Jij bent mijn zusje, mag ik je daaraan herinneren. Ik bescherm jou, jij niet mij! Ik heb je altijd beschermd. Zelfs in de jaren dat ik niet thuis kon zijn, heb ik je beschermd.”

“Hallo! Zo zijn we niet getrouwd! Ik ben al jaren niet meer je zusje.” Marion reageert primair terwijl er tegelijkertijd ook iets anders in haar hoofd na blijft klinken.

“Dat zul je altijd blijven.”

“Ja, in jouw ogen wellicht maar als ik jou kan beschermen, doe ik dat. Onze relatie is in al die jaren wel veranderd naar ik hopen mag!”

“Je hebt gelijk. We beschermen elkaar als dat nodig is maar… waarom met deze brief?”

“Hij is van vader en moeder,” gooit Marion er dan zonder er nog verder bij na te denken uit.

“Een brief van vader van moeder?” klinkt het uiterst verbaasd.

Marion knikt en zegt dat de brief gericht is aan Jasper. Opnieuw groot ongeloof in de stem van Afie terwijl ze het vraagwoordje waarom uitspreekt. “Omdat het naar hun mening nodig is Jasper erop te wijze dat zijn zondige levenswijze de oorzaak is van dat wat hem is overkomen. Dat God hem door zijn leven te sparen een tweede kans heeft gegeven mits hij zijn zondige levenswijze achter zich laat. Moet ik doorgaan?”

“Nee! Alsjeblieft niet, Marion.” Afie laat haar hoofd hangen. Dan informeert ze of Jasper de brief heeft gelezen.

“Vanmorgen zou ik hem een korte samenvatting van de inhoud geven maar al heel snel liet hij mij stoppen om daarna eens flink te vloeken.”

“Gelijk heeft hij. Hoe halen ze het in hun hoofd om zoiets te schrijven.”

“Weet ik veel! Nou ja… ik weet het wel. Godsdienstwaanzin. Dat is het enige dat ik kan bedenken. Zo overtuigd van hun eigen gelijk, zoals altijd, dat ze een kleinzoon, die vader in elk geval nooit heeft willen zien, menen de les te moeten lezen! Voor te moeten houden dat hij het fout heeft gedaan en moet veranderen! Veranderen zoals zij het hem voorschrijven!” De woorden klinken fel en boos en Marions ogen staan vol tranen als ze uitgesproken is.

Afie schuift naar haar toe en slaat een arm om haar heen. “Trek het je niet aan, zus. Laat ze schrijven wat ze willen.”

De arm die Marion om zich heen geslagen krijgt voelt goed maar niet helemaal. De lijfelijke verbinding tussen de zussen zorgt ervoor dat Marion dingen voelt. Niet heel erg duidelijk maar duidelijk genoeg om te weten dat haar zus met iets zit. Iets dat haar tot aan de lippen stijgt op dit moment en… “En nu we toch bezig zijn onze harten te luchten, wat heb jij op je lever? Wat wil jij mij vertellen?”

Alsof ze zich betrapt voelt, laat Afie Marion meteen los. “Heb je iets gevoeld?”

“Dat ook, maar het is onduidelijk voor me. Maar er was al eerder iets. Je zei dat je mij beschermd had ook toen je niet thuis was. Dat snap ik niet.”

Opnieuw laat Afie haar hoofd hangen. “Ik snap het ook niet, Marion. Ik snap nog steeds niet waarom hij het heeft gedaan. Waarom zij hem als het ware toestemming heeft gegeven om het te doen.” Als ze dan opkijkt, staan er tranen in haar ogen. Tranen die zich snel vermeerderen en zorgen voor een stroom van verdriet.

Nu is het de beurt aan Marion om een troostende arm om haar zus heen te slaan. Terwijl ze dat doet voelt ze heel duidelijk, duidelijker dan net, alle ellende die Afie heeft meegemaakt. De pijn die er was. De pijn die er nog steeds is. Het gevoel van…

“Moet ik het je nog vertellen of voel je alles nu.”

Marion laat haar zus niet los. Trekt haar nog dichter tegen zich aan. “Ik voel van alles. Verdriet. Wanhoop. Angst. Gemis. Maar… niet wat er precies is gebeurd allemaal. Ik denk dat het goed is als je het me vertelt.”

“Ja. Ik zal je eindelijk alles vertellen. Natuurlijk heb ik het al wel eerder verteld. Het eerst aan iemand die ik vertrouwde en in mijn grote vertwijfeling opzocht. Daarna opnieuw aan haar en drie andere mensen die me zouden kunnen beschermen. Later aan therapeuten en psychologen maar het blijft terugkomen af en toe en ook nu. Nu jij vertelde over de brief van vader en moeder. Hoe ze nog steeds menen altijd het gelijk aan hun kant te hebben.”

“Ik heb het nooit geweten, Afie. Anders… “

“Ja, ik weet het. Anders had je veel eerder een luisterend oor aangeboden. Ik heb het bewust verzwegen. Je had sores genoeg, zo vond ik. Je hoefde mijn zorgen en problemen er niet bij te hebben.”

“Laten we afspreken dat we beiden nooit meer zo denken. Als er zich een probleem aandient, wat dan ook, laten we het dan altijd bespreekbaar maken. Wat het ook is. Deal?”

“Ja.” Even is het stil. Tijd om de neuzen op te halen, tranen weg te vegen en op adem te komen. “Jij kwam ver achteraan thuis,” begint dan Afie haar biecht. “Tussen Sophia en mij zit twee jaar en Sylvia zit daar krap een jaar achter. Op een gegeven moment hoorde ik iets over een miskraam. Ik was elf of zo denk ik. Wist ik veel wat dat was. Ik was gek op lezen. Altijd al geweest. Elke woensdagmiddag ging ik naar de bibliotheekbus die dan bij het gemeentehuis stond. De moeder van Hennie, voor mij toen mevrouw Ter Horst omdat Hennie toen nog niet geboren was, werkte daar als bibliothecaresse. Ik kende haar goed. Ze zocht altijd boeken voor me uit. Legde die apart en als ik kwam, kon ik ze zo meenemen. Vaak praatten we ook samen als het niet al te druk was. Toen ik voor het eerst ongesteld was, dacht ik dat ik dood zou gaan. Ik bloedde tenslotte! Moeder ernaar vragen vond ik raar. Je weet hoe dat ging thuis. Gepraat werd er nooit. Je moest luisteren. Mevrouw Ter Horst durfde ik er wel naar te vragen. Idioot eigenlijk. Maar… ik deed het. Een vrijwilliger nam haar dienst over terwijl ze mij meenam naar een bankje in de zon op het pleintje. Ik werd gerustgesteld want ik had echt het idee dat ik dood zou gaan.”

Marion glimlacht naar haar zus. Ze weet precies hoe zoiets is. Heeft exact hetzelfde meegemaakt en ook van precies dezelfde persoon gehoord hoe het in elkaar stak.

“Moeder was zwak na die miskraam. Ik hielp heel veel in het huishouden. Ik was de oudste en volgens vader was het mijn taak om te helpen. De huisarts kwam regelmatig langs en toen hij na een bezoekje wegging hoorde ik hem tegen moeder zeggen dat ze nooit meer zwanger mocht raken.”

Marion kijkt verschrikt op.

“Ja. Echt. Deze miskraam was niet de eerste, had de arts gezegd. Het was te gevaarlijk om opnieuw zwanger te raken. Moeder reageerde als volgt: ‘Ach, dokter, u weet hoe mijn man is. Hij wil zo graag een zoon na drie meiden.’ Opnieuw benadrukte de arts het gevaar maar het risico werd door haar gebagatelliseerd. Moeder werd zwanger en de zwangerschap verliep aardig goed. Voor mij was het een angstige periode. Wat als moeder het niet zou redden? Wat als de baby weer een meisje zou zijn? Zou moeder dan opnieuw zwanger worden? Langzaamaan moest ik wel steeds meer taken overnemen van moeder. Ik had er geen probleem mee. Toen jij geboren werd, was er enerzijds die angst die ik al benoemde maar aan de andere kant was ik ontzettend blij. Een zusje. Een klein babyzusje. Vader was niet blij. Die wilde een zoon. Het maakte mij niet uit. Ik vond je meteen hartstikke lief. Sophia en Sylvia vonden je de eerste weken leuk maar een hand uitsteken om moeder en mij te helpen bij jouw verzorging deden ze niet. Ze vonden een luier verschenen vies.”

“Altijd al kouwe kak geweest dus,” zegt Marion om daarna in lachen uit te barsten en haar zus daarmee aan te steken. Dat lachen zorgt ervoor dat de gespannen sfeer eventjes iets afneemt.

Afie beaamt het als ze beiden uitgelachen zijn. Vertelt dat ze met haar zussen nooit echt heeft kunnen praten. Sophia sliep bij haar op een kamer maar iets van een band is er nooit van gekomen. Ze liep altijd al met haar hoofd in de wolken, volgens Afie. Gewoon onmogelijk om met haar een band te krijgen. Te veel verschil. Afie had het wel geprobeerd. Vertelde Sophia dan iets in vertrouwen om dan later te merken dat die het toch aan Sylvia of nog erger, aan vader of moeder had verteld. Dat laatste had dan altijd gevolgen. Zwijgen was het beste. “Toen jij er was, werd jij mijn gesprekspartner. Nou ja, ik praatte en jij luisterde. Heb altijd het gevoel gehad dat jij dat goed kon. Je kon natuurlijk nog niet praten in het begin. Scheelde ook.” De zussen glimlachen naar elkaar. “Toen jij twee was, gebeurde het. Op een middag kwam moeder bij me zitten aan de keukentafel terwijl ik de aardappels schilde. Ze vertelde me dat vader die avond bij me zou komen en dat ik lief moest zijn voor hem.”

“Oh, nee!” roept Marion verschrikt uit omdat ze meteen de impact van die zin begrijpt. Ze pakt Afies hand beet om haar iets van haar eigen kracht te geven nu ze aan dit moeilijke gedeelte toe komt.

“Ja, dat bedoelde ze dus wel. Ik begreep het echter niet. Wist ja niets van seks of zo. We waren in die tijd vanwege onze streng christelijke opvoeding en het feit dat we op het platteland woonden achterlijk op dat gebied. Nu weten kinderen wel eens te jong te veel, maar toen werd je zo lang mogelijk onnozel gehouden. Hij kwam. Ik dacht dat hij alleen maar met me zou willen praten. Eerst zat hij een tijdje op de rand van mijn bed en zei niets. Toen begon hij te fluisteren. Hij zei dat ik mooi was. Al een echte vrouw.”

“Verdomme,” vloekt Marion.

“Hij legde zijn hand op mijn borsten. Ik duwde zijn hand weg. Zei op harde toon dat het niet mocht. Hij betastte opnieuw mijn borsten en kneep er stevig in. Het deed zeer. Opnieuw duwde ik hem weg en zei hem dat het niet mocht. Toen legde hij zijn hand over mijn mond, trok de dekens weg en ging op me liggen. Hij haalde zijn hand weg en probeerde me te zoenen. Ik draaide mijn hoofd weg. Ik voelde hem. Ik voelde zijn opwinding. Ik was bang. Hij friemelde wat van onderen. Probeerde in mijn onderbroek te komen en toen wist ik absoluut dat het verkeerd was. Dit wilde ik niet! En daar komt een heel mooie vergelijking met Jasper om de hoek kijken. Ook ik trok mijn knie in een bliksemsnelle beweging omhoog. Ik raakte hem vol in zijn kruis. Hij kreunde maar bleef liggen. Nog een knietje en toen gleed hij van me af. Snel sprong ik het bed uit, griste mijn kleren van de stoel naast het bed en rende weg. Bij de achterdeur pakte ik mijn schoenen en maakte dat ik naar buiten kwam. Het sneeuwde. In het schuurtje achter het huis kwam ik op adem. Doodsbang dat hij me achterna zou komen. Toen hij niet kwam, kleedde ik me snel om en ging naar buiten. Wat nu? Ik wist het niet. Wist alleen dat ik zover mogelijk moest zien weg te komen en zette het op een lopen. Zonder jas in die koude nacht. Ik rende en bleef rennen. Er was niemand op straat in het dorp. Zonder dat ik er erg in had, was ik naar het huis van mevrouw Ter Horst gelopen. In mijn paniek kon ik de bel niet vinden. Ik bonkte met mijn vuisten op de deur. Zij opende en ik viel letterlijk naar binnen. Lag op mijn knieën in de gang en huilde.” Even stopt Afie om op adem te komen.

Marion ziet de tranen in haar ogen. Haar hart bonkt. Haar gezicht staat strak.

“Mevrouw Ter Horst nam me mee naar haar kamertje. Liet me plaats nemen in een stoel en begon zachtjes tegen me te praten. Ik gooide alles er uit. Ik vertelde haar meteen alles. Schrik en verontwaardiging stonden op haar gezicht te lezen toen ik klaar was. Ze vroeg me niet of het echt zo gebeurd was. Ze stelde meteen volledig vertrouwen in me. Dat voelde goed. Ze moest bellen, zei ze. Vroeg of ik even naar de woonkamer wilde gaan. Haar man was daar met Hennie. Die kon niet slapen. Ik moest haar man maar even vragen of die wat te drinken voor me wilde maken. Ik deed wat ze zei. Toen ik de woonkamer naderde hoorde ik iemand heel zachtjes zingen. Een kinderliedje dat ik kende en ook vaak voor jou zong.” Afie knijpt zachtjes in Marions hand. “Toen ik de deur opende en naar binnen ging, keek meneer Ter Horst op. Ik ook maar dat van verbazing. Hij zong voor Hennie. Een vader die zong voor zijn kind. Dat kende ik niet van thuis. Jij ook niet, toch?”

“Geen kinderliedjes in elk geval. Psalmen en gezangen.”

“Het meest bijzondere vond ik dat meneer Ter Horst met zijn zware bas zo zachtjes kon zingen. Zo lief ook. Vader brulde de psalmen en gezangen altijd. Het leek wel alsof hij wilde dat God in de hemel hem zou horen.” Beiden moeten ze even lachen maar daarna gaat Afie meteen verder. “Ik vroeg hem of hij iets te drinken voor mij wilde maken. Op zijn vraag wat ik wilde drinken, koos ik voor warme chocolademelk. Hij gaf Hennie aan mij en ging naar de keuken. Even later was hij terug. Ik mocht Hennie nog een tijdje vasthouden totdat hij vond dat ik mijn chocolademelk niet koud moest laten worden. Ik dronk voorzichtig. Het was nog flink warm.” Opnieuw stopt Afie even. “Gek, hè,” zegt ze, “dat je al die details onthoudt.”

“Nee, niet zo gek eigenlijk. Dat heb ik ook. Als er dingen zijn die grote indruk op me maken, dan onthoud ik op de een of andere manier echt alles. Geuren. Smaken. De warmte van de zon.”

“Mevrouw Ter Horst kwam terug en ging naast me op de bank zitten. Ze vertelde me dat Hendriks, een van de dorpsagenten, en de dokter onderweg waren. Aan hen moest ik alles vertellen wat ik haar had verteld. Ik knikte alleen maar. De mannen kwamen. Hennie was naar bed gebracht omdat ze op de arm van meneer Ter Horst in slaap was gevallen. Met vier volwassenen om me heen vertelde ik opnieuw alles wat er gebeurd was. Hendriks maakte aantekeningen in een klein boekje. Toen ik uitgesproken was, nam mevrouw Ter Horst me mee naar de logeerkamer. Ze zei me dat de dokter me even moest onderzoeken. Dat het niet een prettig onderzoek was. Ze vertelde me de details. Het was nodig. Niet omdat ze mijn verhaal niet geloofden maar omdat ze er wel zeker van wilden zijn dat ik vader niet in bescherming nam. Achteraf denk ik wel eens… nou ja… laat ook maar. De dokter kwam en onderzocht me. Op mijn linker borst zat inmiddels een flinke blauwe plek. De vorm was niet te missen. Hij stelde vast dat het vader niet gelukt was gemeenschap met mij te hebben. Toen de dokter wegging, bleef mevrouw Ter Horst bij me. Ze zei me dat haar man en de anderen naar mijn huis zouden gaan om wat kleren en mijn schoolspullen voor mij op te halen. Dat het beter was dat ik een tijdje bij hen zou blijven. Dat ze later zouden kijken hoe het verder moest. Ik vond het goed. Was doodmoe. Ze gaf me een pyjama van haar, een handdoek en een washand. In de badkamer waste ik me heel erg goed. Je kunt je vast wel voorstellen dat ik me vreselijk vies voelde.”

Marion knikt.

Op de rand van het logeerbed gezeten, had Afie een pilletje gekregen dat ze met wat water door moest slikken. Toen ze was gaan liggen, had mevrouw Ter Horst de stoel naar het bed toe getrokken om daar naast haar te gaan zitten. Afie was in slaap gevallen. Het was een slaappilletje geweest. De volgende ochtend was ze wakker geschrokken om meteen daarna nog meer te schrikken. Ze had allang op school moeten zijn. Snel was ze uit bed gestapt. Mevrouw Ter Horst was naar boven gekomen en had gezegd dat ze zich niet hoefde te haasten. Dat ze die dag niet naar school hoefde. Twee weken lang bleef ze bij de familie Ter Horst. Toen ze na een paar dagen wel weer naar school ging, was het vreemd geweest. Ze had het idee dat iedereen naar haar keek. Dat erover haar gepraat werd.

“Jou miste ik enorm. Mevrouw Ter Horst zorgde voor een oplossing. In die twee weken bracht moeder je een aantal malen naar mij toe. Ik zorgde ervoor dat ze me niet zag. Wilde haar niet zien. Met jou was het genieten. Het leek alsof jij mij ook gemist had. In de tweede week werden er met mij afspraken gemaakt over het teruggaan naar huis. Mevrouw Ter Horst was heel duidelijk. Wat vader geprobeerd had te doen, mocht absoluut niet. Door haar, haar man, de dorpsagent en de huisarts zou er toezicht gehouden worden. Als er wel iets vervelends gebeurde, wat dan ook, moest ik dat meteen melden.” Afie pakt een zakdoek en snuit haar neus. Heel voorzichtig komt er een klein glimlachje als ze hard in Marions hand knijpt. “Ik heb je nodig, Marion!”

“Ik jou net zo goed. Ik weet nu wat je voor me gedaan hebt. Ik heb het gevoeld. Je zorgde ervoor dat ik uiteindelijk een vaste gast werd bij Hennie thuis, nietwaar?”

“Ja, dat klopt. Met moeder werd afgesproken dat ik tweemaal in de week jou naar Hennie zou brengen. Zodat jij en Hennie speelkameraadjes zouden worden. Dat ging ook prima. Hoofdzaak was echter dat ik er een aantal malen per week even uit kon zijn en van me af kon praten. Thuis was het vreemd na die twee weken. Vader zei niets. Deed hij nooit. Maar moeder was ineens ook niet meer aanspreekbaar. Ik hoefde haar niet meer te helpen. Als ik het wel deed, pakte ze het me uit de handen en dan keek ze me heel vals aan. Als blikken konden doden… Het was kil thuis. Veel killer nog dan voorheen. Sophia probeerde er achter te komen wat er gebeurd was, maar ik had me voorgenomen er niet over te praten. Had ik ook zo afgesproken met mevrouw Ter Horst. Maar je weet hoe Sophia en Sylvia kunnen zijn. Net zolang zuigen tot er bloed komt.”

Marion lacht. Blij als ze is, dat zij haar zussen niet als enige vergelijkt met vampiers.

“Uiteindelijk vertelde ik het haar toch. Geloven deed ze me echter niet. Ik had alles verzonnen, volgens haar, om vader kwaad te doen. Ik was een slecht kind. Ik had het vijfde gebod overtreden. Ik was zondig. Geraakt door haar woorden voelde ik me gelukkig niet. Zij wilde echter niet langer een slaapkamer met me delen en dus verhuisde ik naar het kleine kamertje van Sylvia zodat Sophia en Sylvia de grote kamer konden delen. Het maakte me niet uit. Daarna begon het treiteren. Heel vaak gebeurde het dat als ik beneden kwam voor het eten, er voor mij niet gedekt was. ‘Oh, vergeten,’ luidde dan het commentaar van één van hen. Duidelijk genoeg voor mij dat Sylvia alles ook wist. Mijn kleren werden soms niet gewassen. Als ik moeder dan netjes vroeg of ze het wilde doen, kreeg ik de wind flink van voren. Kon ze ineens wel praten. Ik waste mijn kleren vaak zelf. Werd het gedaan in elk geval. Mijn schoolboeken verdwenen. Ik vond ze terug maar… met een aantal pagina’s eruit gescheurd. Ik probeerde het vol te houden. Alle pesterijen meldde ik steeds bij mevrouw Ter Horst, zoals ik haar beloofd had. Als het me te veel werd, zette ik jou in je wandelwagen en liep ik uren met jou buiten. Regen, sneeuw, wind of kou, het maakte me allemaal niet uit. Als ik maar weg was van huis. En… samen met jou. Of ik ging met jou naar Hennie zodat jij daar kon spelen. Maar het werd me te vaak te veel. De stress vroeg zijn tol. Ik viel kilo’s af en werd broodmager. Kun je je nu niet voorstellen maar het was toch zo. Mevrouw Ter Horst sprak langdurig met me. Ze wilde dat ik erover nadacht om uit huis te gaan. Ze deed me een voorstel. Eentje waarbij geregeld was dat ik jou toch regelmatig zou kunnen zien.”

Eerst had Afie niet gewild. Was de stap om haar kleine zusje te moeten missen toch de grootste en meest moeilijke geweest. Maar uiteindelijk kwam het er toch van. Afie verhuisde naar Noord-Brabant waar de familie Ter Horst een goed internaat kende. Familie van mevrouw Ter Horst woonde heel dichtbij en ook daar mocht Afie zich thuis voelen en bovendien fungeerden zij als aanspreekpunt voor het internaat.

“Vader is nooit veroordeeld. Wat de agent die nacht opgeschreven heeft waren alleen maar aantekeningen. Het is geen officieel proces verbaal geworden. De familie Ter Horst was van mening dat het geen zin had om ons gezin dat aan te doen. Een veroordeling zou heel vervelende gevolgen kunnen hebben. Niet alleen voor vader maar voor het hele gezin. Ik vond het prima.”

Dat alles binnenkamers bleef, betekende niet dat er niets mee gedaan werd. De anderen bleven over Afie waken. Op het moment dat er toestemming nodig was om Afie naar Noord-Brabant te laten gaan, werd het van stal gehaald en gebruikt om ervoor te zorgen dat die toestemming er kwam. De familie Ter Horst zorgde ervoor dat Afie de band met haar jongste zusje niet verloor. Eenmaal in de twee maanden ging de familie Ter Horst in een weekend op familiebezoek naar Noord-Brabant en dan ging de kleine Marion altijd mee. De andere maand kwam Afie een weekend naar de familie Ter Horst en daar logeerde Marion dan ook. Op het internaat maakte Afie haar hbs-opleiding af. Daarna werd ze in een ziekenhuis in de buurt opgeleid tot verpleegkundige.

“Daarna kreeg ik meteen een baan. Eentje waar ik me volop kon uitleven. Druk en inspannend. Maar heel goed voor mij. Ik was gelukkig met dat wat ik had en werd alleen maar gelukkiger.”

“Hoe bedoel je?”

“Toen jij op vakantie wilde met Hennie en haar ouders zorgde ik daarvoor, weet je nog?”

“Ohhh,” zegt Marion. “Nu snap ik het… denk ik. Werd er toen ook door mevrouw Ter Horst met vader en moeder gepraat?”

“Ja. Heel indringend, als je begrijpt wat ik bedoel.”

Marion snapt het. “Zij en haar man zijn dus steeds aanwezig geweest om mij te beschermen.”

“Ja, zo is het. Zij en ook de huisarts en de dorpsagenten. Altijd werd er een oogje op je gehouden en als het nodig was, werd er in gegrepen.”

Eerst kijkt Marion verbaasd maar dan is ze terug in het verleden. Ineens herinnert ze zich iets dat er voordien nooit geweest is.

Afie merkt op dat haar zus er niet meer is. Er niet meer bij is met haar gedachten. Dat ze afgedwaald is. Het niet weten waarheen maakt haar onzeker en ietwat angstig. “Wat is er, Marion? Marion! Waar ben je?”

“Thuis. Moeder is er niet. Sophia en Sylvia zien dat ik ongewild aan het voelen ben. Ze roepen naar vader dat ik eng doe. Hij komt. ‘Weg met jou, Satan!’ roept hij. ‘Ga uit dit vervloekte kind!’ Dan slaat hij mij hard tegen het hoofd. Ik val op de grond. Eerst ben ik duizelig en misselijk en blijf liggen. Dan sta ik toch op en wankel naar buiten. In de tuin geef ik over. Dan loop ik het hek uit en de straat op. Ik hoor het harde, piepende remmen van een auto. Ineens staat de postbode naast me. Hij wil me terug in huis brengen maar ik zeg hem dat ik naar Hennie moet. Meteen. Hij brengt me naar de familie Ter Horst en dan… dan is er een tijd niets meer. Ik word wakker in een donkere kamer. In een bed met witte lakens. Mevrouw Ter Horst zit naast me.” Marion zegt niets meer. Ze kijkt alleen maar verdwaasd voor zich uit.

“Je had een hersenschudding,” vult Afie aan omdat ze nu zeker weet waar Marion in haar gedachten is geweest.

“En jij kwam ook toen.”

“Natuurlijk kwam ik.”

“Raar dat ik me dat nu pas voor het eerst herinner. Het is er waarschijnlijk altijd al wel geweest maar nooit eerder heb ik me het kunnen herinneren. Daarna is het gelukkig nooit meer gebeurd. Ze vonden het thuis nog steeds eng maar geslagen werd ik niet meer. Nu begrijp ik waarom.”

“Voor ons was het heel moeilijk om te achterhalen wat er precies gebeurd was. Je had een hoofdwond, maar dat had ook veroorzaakt kunnen zijn door een val. Mevrouw Ter Horst en de huisarts waren al bij vader en moeder langs geweest maar niemand had iets gezegd. Ze hadden gedaan of ze van niets wisten. Toen ik thuiskwam en gezien had dat je rustig sliep, ging ik naar huis. Niet alleen. Hennie’s moeder ging mee. Ze waren aan het eten. Eerst wilde vader ons niet binnen laten. Mevrouw Ter Horst liet zich echter niet terugsturen. Ze is klein van stuk, zoals je weet, maar kan een flinke mond opentrekken als het moet. Zo kwamen we toch binnen. Moeder en onze zussen zaten aan tafel. Mevrouw Ter Horst probeerde er opnieuw achter te komen wat er had plaatsgevonden. Niemand antwoordde. Toen bemoeide ik me ermee. Ik richtte me tot Sylvia, de zwakste keten van de schakel naar ik vermoedde. Bleef maar tegen haar aanpraten en deed alsof de anderen er niet waren. Uiteindelijk met succes. Ze biechtte onder tranen het hele verhaal op. Vanaf dat moment wist vader wel beter dan zoiets nog een keer te doen. Er werd hem een tweede ernstige waarschuwing gegeven. De pesterijen bleven jammer genoeg wel. Je vertelde heel vaak dat ze je uitscholden. Ze je eng vonden.”

“Ja, dat bleef. Maar het meest bijzondere van al dit vind ik wel dat alle ellende die jou is overkomen… “

“En jou,” voegt Afie eraan toe.

“Ja, je hebt gelijk. Ook mij. Maar het zorgde er uiteindelijk wel voor dat ik Martin ontmoette.”

“Ja, en dat bedoelde ik dus toen ik zei dat ik gelukkiger werd. Jij ontmoette Martin. Je stelde hem ook aan mij voor. Ik zag dat hij vreselijk veel van jou hield. We hadden ook meteen iets van een klik, hij en ik. Konden goed met elkaar opschieten. Toen raakte je in verwachting. Het leek of de geschiedenis zich herhaalde. Jij werd uit huis gezet. Maar er kwam een oplossing. Jasper werd geboren en ik werd de aller-gelukkigste tante die er ooit op de hele wereld is geweest en nooit meer zal zijn!” Afies gezicht straalt alsof er miljarden lichtjes tegelijkertijd in haar ontstoken zijn. “Hij was zo’n lieve baby. Zo mooi.” Dan komen er toch weer tranen.

“Afie?”

“Ja?”

“Ik weet niet of ik het vragen kan maar ….”

“Laat je nooit weerhouden alles aan mij te vragen wat je wilt. Maar ik weet wat je vragen wilt. Dat wat vader met me probeerde te doen, heeft er inderdaad mee te maken dat ik nooit iets met een man heb durven, kunnen doen. Het was een enorme angst voor me. Natuurlijk heb ik wel vriendjes gehad. Heb ik het wel geprobeerd maar… De eerste kusjes op de wang waren prima. Maar zodra het toe was aan een kus op de lippen raakte ik in paniek. Dan knapte er iets in mij en was de angst zo groot dat ik weer helemaal terug in het verleden was. Gelukkig hadden ze er allemaal begrip voor. Maakte geen van hen er ooit misbruik van. Maar de relatie ging altijd stuk en natuurlijk lag het aan mij. Een tijdje dacht ik dat ik misschien lesbisch was. Maar ook met vrouwen lukte het niet. Intiem worden met iemand zat er voor mij niet in. Het leverde alleen maar angst op.”

“Zo rot voor je,” klinkt het benepen uit Marions mond.

“Kom, laten we niet meer huilen om dat wat geweest is. Laten we kijken naar de toekomst.”

“Je bedoelt dat je het achter je kunt laten?”

“Ja, wat moet ik anders. Heb ik een andere keuze?”

Marion kijkt haar zus aan en ziet haar gulle glimlach. Ze denkt aan Jasper. De uitspraken van haar zus zouden zo die van hem kunnen zijn. Dan begint ze ook te lachen maar net als aan het begin van het gesprek is er iets dat in haar hoofd blijft naklinken. Iets waar ze nog een vraag over moet stellen maar… ze is het kwijt. Dan maar die andere vraag. “Nog één vraag. Oké?”

“Vraag wat je wilt. Ik geef wel antwoord. We hebben toch afgesproken om volledig open te zijn tegenover elkaar?”

Een knikje volgt en dan vraagt Marion haar wanneer ze weer terug naar huis ging en waarom.

“Eerst kon ik het niet. Ik moest bijkomen van alle ellende. Dingen zien kwijt te raken. Te verwerken. Mijn eerste gang langs therapeuten en psychiaters. Maar toen jij die hersenschudding opliep wilde ik heel erg graag iets van de taak van de familie Ter Horst overnemen. Jou beschermen. Er meer voor jou zijn zodat ik een betere beschermer was. Natuurlijk bleven zij altijd een oogje in het zeil houden maar ik miste je zo verschrikkelijk ondanks de bezoekjes die geregeld waren voor ons. Ik wilde er voor jou zijn. Ervoor zorgen dat er iemand voor jou was. Een naaste, een familielid voor jou om mee te praten. Gewoon praten zonder al die verdomde vooroordelen en die belerende retoriek van thuis.”

“Die weekenden dat jij thuis was waren juweeltjes. Maar… ook veel te weinig naar mijn idee maar ik wist, dat verzekerde je me telkens weer, dat je je best deed en dat was meer dan genoeg voor mij. Maar misschien bedoel ik niet dat. Ik snap dat je terugkwam voor mij. Maar waarom bleef je thuiskomen nadat ik uit huis was?”

“Een vraag die ik jou, in een iets andere vorm dan, ook zou kunnen stellen.” Afie ziet de vraagtekens op het gezicht van haar zus. “Waarom stuur jij nog steeds kaarten? Je weet van mij dat ze nooit op het stapeltje met alle andere kaarten liggen en toch blijf je ze sturen. Waarom?”

“Ik begrijp het,” zegt Marion om daarna het antwoord op haar eigen vraag zelf te geven: “Het blijven onze ouders, nietwaar?”

“Ja. En met die twee anderen, ook familie, bleef het contact ook. Bovendien wilde ik jou ervoor behoeden dat je daar alleen met hen zou zijn op die gezellige verjaarsvisites.”

“Ik had Martin bij me.”

“Ja, en die had het ook al zo naar zijn zin met die patserige kerels waarmee die twee trutten getrouwd zijn!”

Dan wordt er gelachen. Vervolgens staan ze beiden zonder het af te spreken op, lopen ze op elkaar toe en voor het tafeltje met de nog steeds niet aangeraakte lunch slaan ze hun armen om elkaar heen om elkaar flink te knuffelen.

“Dit voelt goed, zus. Dit heb ik nodig. Heel erg nodig.”

“Jij niet alleen, Afie. Ik net zo goed. We kunnen niet zonder elkaar. Dat mag duidelijk zijn.”

“Mag ik de brief lezen?”

Marion geeft haar zus de brief. Terwijl Afie hem leest, bestudeert ze heel aandachtig het gezicht van haar zus. Eerst is er boosheid op te lezen en als ze dan uitgelezen is, is er ook iets als besluitvaardigheid te zien.

“Weet je of dit alleen het werk van vader en moeder is? Of hebben die twee zussen van ons er ook iets mee te maken.” Een weergave van het telefoongesprek dat Marion met Sophia had, wordt gegeven en ook voor Afie zijn de stiltes die de altijd praatgrage Sophia liet vallen maar voor één uitleg vatbaar: “Hun idee dus en vervolgens hebben ze niets gedaan om vaders tekst aan te passen. Ze staan er beiden dus volledig achter.”

“Ik kan het niet anders uitleggen. Ze heeft in elk geval geen enkele moeite gedaan om die conclusie te weerleggen.”

“En nu. Nu je dit allemaal weet. Is het nu niet tijd voor ons om een grens te trekken?”

“Ik kan natuurlijk niet voor jou praten maar… “

“Mijn grens is getrokken, Marion. Hier en nu. Ik zal vader en moeder nog één bezoek brengen. Die zussen van ons hoef ik niet meer te zien. Altijd zijn er op uit geweest om gif te sproeien naar alle kanten en dat hoef ik niet meer. Nooit meer. Dat doe ik af met een telefoontje. Meer krijgen ze niet.”

“Weet je het zeker?”

“Heel erg zeker. En jouw grens?”

“Vanmorgen bij Jasper heb ik al gezegd dat ik het contact met Sophia en Sylvia zal verbreken. Ik wil het niet meer. En ik zal ook geen kaarten meer sturen. Natuurlijk moet ik het nog wel overleggen met Martin maar… “

“Die is allang blij dat je deze grens trekt, lieve zus.”

Dat weet Marion wel zeker. “Er is nog iets dat ik je vragen moet maar… ik ben het kwijt. In ons gesprek was er iets maar… het is door alle emoties naar de achtergrond verdwenen.”

“Dan kom je er later maar eens op terug. Vragen staat vrij. Dat weet je.”

“Wel heel bijzonder dat de familie Ter Horst zo’n grote rol gespeeld heeft in jouw en in mijn leven.”

“Ja, dat is het zeker.”

“Jammer dat Hennie naar Amerika is gegaan en haar ouders haar later gevolgd zijn.”

Afie is verbaasd over deze opmerking en laat dat duidelijk blijken.

“Ik praat vanuit mezelf. Jammer voor mij. Niet voor haar natuurlijk. Ze was verliefd. Echt verliefd op die jongen en logisch dat ze met hem meeging toen bleek dat hij hier niet kon aarden. Toen hij zijn thuis zo vreselijk miste. Ook heel goed van haar ouders om daarna haar na te reizen. Hennie was hun enig kind. Toen het eerste kleinkind op komst was, wilde mevrouw Ter Horst meteen daarheen.”

“Ja, ik weet nog heel goed hoe blij ze was met dat bericht.”

“Maar ze kwamen nooit meer terug. Ze bleven bij hun dochter, schoonzoon en eerste kleizoon. Jammer voor mij dus want Hennie was een echte vriendin. En, ik heb het al vaker gezegd waarschijnlijk, bij haar thuis voelde ik me meer thuis dan in ons gezin.”

Dan beginnen ze, beiden hongerig, eindelijk aan hun lunch. Toch zit het Marion niet lekker. Tijdens het eten doet ze verwoede pogingen om dat boven water te krijgen wat ze vergeten is. Als dat niet wil lukken en ze het opgeeft, vertelt ze Afie dat Jasper een voorstel voor een ritueel heeft gedaan. Afie is meteen enthousiast en alleszins bereid haar medewerking daaraan te geven.

Wordt vervolgd…



Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten