BLANCO deel 3 hoofdstuk 07

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 3 hoofdstuk 07

Bericht door Lucky Eye » do 07 mar 2013, 06:18

BLANCO deel 3

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Hoofdstuk 7

Als Pieter begint te praten is het met horten en stoten. Hij is het niet gewend om over zichzelf te praten. Heeft dat altijd al moeilijk gevonden. Natuurlijk heeft Astrid hem er vaak genoeg toe gedwongen haast maar dan nog was het altijd moeilijk. En zo voelt het ook nu. Dit keer geen echte dwang natuurlijk van Jaspers kant maar wel een heel duidelijk verzoek. Iets dat hij gewoon niet kan weigeren. Hij voelt hoe Jasper hem af en toe ter bemoediging in zijn hand knijpt. Als Jasper dan zegt dat hij zijn ogen dicht doet omdat hij moe is, grijpt Pieter meteen de gelegenheid aan om te zeggen dat ze een andere keer wel kunnen praten. Daar wil Jasper echter niets van weten. En dus, gaat Pieter verder. Hij vertelt over de afgelopen tijd die zo vreselijk vreemd is geweest. Eerst de ontmoeting met Jasper. Toen Jaspers heel bijzondere opmerking dat hij wel met hem mee naar huis wilde. Pieter begreep er toen al niets meer van. Kan er nog steeds heel moeilijk bij dat Jasper iets in hem zag. Hun ontmoeting was uitgegroeid tot iets moois. Toen het allemaal steeds meer op een sprookje was gaan lijken, was ook alles ineens in duigen gevallen. Nog sneller dan al dat mooie in zijn leven gekomen was, leek hij het ook weer te verliezen. Wanhoop. Verdriet. Diepe duisternis. Alles was hem overkomen. En hem niet alleen. Ook de anderen hadden er tegen moeten vechten om niet onder de voet gelopen te worden door de bijna alles verpletterende emoties. Gelukkig was het tij gekeerd en waren er betere berichten gekomen. Berichten die wezen op stabiliteit in het begin. Toen herstel. En ja, uiteindelijk was het dan zover gekomen dat zijn vriend weer wakker zou worden. En toen… toen was alle hoop toch nog weer verdwenen. Als sneeuw voor de zon. Het geheugen van Jasper werkte op een bepaald gebied niet. Tijdelijk of niet, op dit moment werkte het niet. En… ja… dat was zijn probleem.

“Ik snap het niet,” zegt Jasper als hij zijn ogen open gedaan heeft. “Leg het me uit, Pieter.”

Pieter gaat verder. Opnieuw op zijn manier van spreken. Losse woorden soms. En dan komt het eruit. Het geheugen. Dat is het probleem. Het geheugen dat verband houdt met personen en gebeurtenissen, zoals de arts het hen heeft uitgelegd. Juist dat gedeelte is in hun relatie toch het allerbelangrijkste? Dan valt hij stil. Jasper dringt er op aan dat hij verder praat maar Pieter legt uit dat hij dat niet durft. Dat hij bang is dat hij dingen erger maakt. Dat hij Jasper zal bezeren en dat wil hij niet.

“Oké, dan ga ik wel verder. Ik denk namelijk dat ik wel weet wat het probleem is voor jou.”

Pieter lijkt blij te zijn met deze oplossing want hij laat opnieuw een diepe zucht horen.

“Omdat ik juist dat gedeelte van mijn geheugen niet heb op dit moment, trek jij de conclusie dat ik twijfel aan dat wat wij hebben.” Stilte. “Ik ken jou niet. Ik weet niet wat wij samen gehad hebben en dus… twijfel bij jou. Twijfel bij jou aan mij. Wil ik je nog wel?”

Pieter knikt en huilt tegelijkertijd.

“Pieter, huil niet alsjeblieft want dat is helemaal niet nodig.”

“Maar… “

“Nee. Kom hier met je hoofd.” Jasper dirigeert Pieter zo dat zijn hoofd tegen hem aanligt en dan streelt hij Pieter door zijn donkere haren. “Haal die muizenissen uit je hoofd, schat. Ik houd van je. Ik houd heel erg veel van je. Ik heb je toch die prachtige brief geschreven? Zegt dat je niet genoeg?”

“Ja, maar… “

“Niks, ja maar. Die brief is voor mij duidelijk genoeg. Ik ga niet twijfelen aan de dingen die ik zelf opgeschreven heb. Ik weet er helemaal niets van maar toch ga ik er niet aan twijfelen. Ik twijfel er toch ook niet aan dat mijn vader en moeder echt mijn vader en moeder zijn? En ik wil van jullie nog veel meer dingen horen. Over school. Over vrienden. Over… nou ja over van alles en nog wat en moet ik dan steeds maar weer gaan twijfelen aan dat wat mij verteld wordt? Aan jullie?” Een antwoord komt er nog niet. “Geloof me, Pieter, dan zou ik knettergek worden! Compleet doordraaien omdat ik overal over na moet gaan denken. En dat wil ik niet. Ik vertrouw jullie. Ik ga ervan uit dat jullie mij de waarheid vertellen en zo doe ik dat ook met die brief. Ik trek die absoluut niet in twijfel. Die brief zegt me voldoende. Ik ben verliefd op jou en daar kom ik niet op terug. Nooit! Hoor je me, Pieter!” Het huilen wordt luider.

Een verontruste verpleger steekt even zijn hoofd om de hoek van de deur maar als hij merkt dat het niet Jasper is die het moeilijk heeft, gaat hij met een knipoog in de richting van Jasper weer weg.

Jasper geeft Pieter kusjes op zijn hoofd en dan heel langzaamaan wordt Pieter weer rustiger.

“Ik heb me aangesteld, geloof ik,” zegt hij als hij zijn hoofd wat opricht en de ogen van Jasper zoekt.

“Nee, dat heb je niet. Je hoeft jezelf geen verwijten te maken. Er zat iets in je hoofd en daarop heb jij gereageerd. Ik hoop dat het er nu uit is.”

Pieter knikt.

“Zo mag ik het graag zien. Ik houd van je, Pieter. En als je ook van mij houdt, geef me een dan kus.”

De kus komt zonder dat Pieter erover na hoeft te denken en laat zich volgen door nog veel meer kussen.

*

Niet alleen het eerste trio, David, Marion en Pieter, is van huis die avond. Een ander gezelschap bestaande uit Afie, Jan en Martin is eveneens onderweg.

’s Ochtends had Martin als eerste met zijn ouders gebeld en hen heel in het kort verteld dat er complicaties waren en dat hij ’s avonds langs zou komen voor een uitleg. Daarna had hij gebeld met mevrouw Van Dijk, de moeder van Nick. Hij had haar gevraagd of het misschien mogelijk was om een aantal vrienden en vriendinnen, onder andere de voetbalmaatjes, van Jasper uit te nodigen bij de familie Van Dijk voor eenzelfde toelichting. Mevrouw Van Dijk had het een prima idee gevonden en meteen aangeboden om alle anderen te benaderen onder de voorwaarde dat Martin haar voorzag van de telefoonnummers die zij niet had. Martin was blij met dit aanbod en noemde de haar ontbrekende nummers op. Mevrouw van Dijk was toen echter nog niet klaar. Ze wilde weten hoe Martin zou komen. Op Martins antwoord dat hij naar Zwolle zou rijden, formuleerde zij een tegenvoorstel: “Waarom laat je je niet door Ben ophalen en terugrijden. Jullie hebben het de laatste tijd allemaal heel erg druk gehad en het is in de avond en dus, laat ons je helpen.” Martin had tegengesputterd en gezegd dat hij rijden in de avond absoluut niet erg vond. Bovendien had hij niet het idee moe te zijn. Mevrouw Van Dijk had doorgevraagd en al snel begrepen dat Martin niet alleen naar hen toe zou komen maar ook nog twee andere bezoeken af te leggen had. “Martin, alsjeblieft kom dan niet alleen. Die gesprekken zullen niet gemakkelijk zijn. Neem dat ook mee in je overweging. Bel ons alsjeblieft op. We doen het met plezier. We zijn er om elkaar te helpen, toch?” Martin zegde toe dat hij het zou overdenken en, omdat ze bleef aandringen, in elk geval niet alleen naar Zwolle zou rijden.

Zijn derde telefoontje was naar mevrouw Zwarts. Het verzoek was bijna hetzelfde. Alleen ging het hier om hun buren aan de Jan van Arkelweg. Mevrouw Zwarts was al net zo meedenkend als mevrouw Van Dijk en zei Martin dat hij zich nergens zorgen over hoefde te maken en dat alles in orde zou komen. Een tijdstip werd afgesproken voor het bezoek en daarmee was hij klaar. Zijn lange lijst was ineens heel kort geworden.

Tijdens het avondeten bood Jan Nelissen aan dat hij wel met Martin mee wilde rijden naar diens ouders en de twee andere afspraken. Martin, die op nog geen enkele manier had laten blijken dat hij een chauffeur nodig had, nam het aanbod graag aan. Zijn schoonzus wilde ook graag mee.

Als Jan de oprit naar Martins ouderlijk huis oprijdt waait het flink en valt de regen met bakken uit de lucht. Hij pakt vast de sleutel van de voordeur uit zijn jaszak zodat zijn ouders niet in de benen hoeven te komen. Dan is er even een klein debat in de auto. Jan geeft aan dat hij in de auto blijft wacht.

“Maar je kent mijn ouders toch. Je kunt gerust mee naar binnen gaan hoor.”

“Nee, ik blijf wel even wachten.”

“Doe niet zo moeilijk man! Schiet op en stap uit voordat die oude mensen zelf in de been komen om te kijken wie er op hun oprit staan.” Die inbreng van Afie zorgt ervoor dat ze gedrieën heel snel de auto uitstappen en naar het huis rennen.

Als Martin de deur geopend heeft en als eerste naar binnen gaat, roept hij ter geruststelling: “Ik ben het! Blijf rustig zitten.” Dat doen ze want er verschijnt niemand in de hal. “Ik heb bekenden meegenomen,” zegt hij als hij voor de anderen de woonkamer binnenstapt. Martin kust zijn ouders en gaat dan zitten. Afie begroet hen op dezelfde wijze heel familiair. Ze kennen elkaar heel erg goed. Jan schudt hen de hand.

Martins ouders weten dat het een kort bezoekje zal zijn en waarschijnlijk biedt daarom ook geen van beiden hen iets te drinken aan. Ze zitten op de bank en houden elkaars hand vast. Bang voor wat er komen gaat? Martin kan het niet goed peilen. Misschien is het meer iets van overgave. Acceptatie. Maar toch ook wel spanning die zich laat lezen op hun gezichten. Hij ziet ook hoe ze als het ware de informatie, waarover hij het in zijn telefoongesprek met hen had gehad, uit hem willen trekken en daarmee steekt hij maar meteen van wal. Een moeilijke boodschap. Opnieuw een moeilijke boodschap.

Afie voelt de spanning ook en wetend dat Martins ouders ’s avonds altijd thee drinken stelt ze voor dat ze even een pot thee zal gaan maken.

“Maar… “ begint mevrouw Verhulst.

“Ja, het wordt een kort bezoekje,” antwoordt Afie, “maar er is altijd wel tijd voor even iets te drinken hoor. Laat mij m’n gang maar even gaan.”

Jan is er als de kippen bij om aan te bieden haar te helpen.

Martin doet zijn verhaal en zijn ouders nemen het wonderbaarlijk genoeg heel erg rustig op. Ze hangen aan zijn lippen en vallen hem niet in de rede. Iets dat voor zijn moeder heel erg bijzonder is. Als hij uitgesproken is, blijft het stil. Ongemakkelijk stil omdat hij niet weet hoe ze het verwerken en dat vindt hij heel erg moeilijk. Gaven ze maar iets aan dan kon hij iets doen. Reageren in elk geval. Maar het blijft stil. Dan komt er, gelukkig, toch een reactie.

“Het moet moeilijk zijn,” reageert Peter Verhulst zachtjes. Zijn vrouw knikt.

“Ja, dat is het,” antwoordt hun zoon.

“Maar het allerbelangrijkste, voor ons ik elk geval, is dat hij nog leeft, Martin. Dat geheugenverlies is heel erg en ook dat hij misschien nooit meer zal kunnen lopen maar toch… toch zijn we heel erg blij dat hij leeft.”

“Hoe heb jij gereageerd, Martin?” vraagt dan zijn moeder.

“Volgens mij heb ik niet echt gereageerd. Marion wist het eerder dan wij. Jullie weten dat ze dingen voelt.”

Er wordt geknikt.

“Ze wist al tijden, dat er iets was met zijn benen. Dat van dat geheugenverlies kwam pas toen we zaten te wachten vanochtend. Even was ze helemaal in paniek maar dat ook vanwege Maarten.” Hij legt uit wat hij bedoelt. “Daarna kwam de rust en heeft ze het Pieter en Astrid vertelt. Pieter was echt helemaal van slag. Heel erg ontdaan. Astrid was, zoals altijd, de kalmte zelf.”

“Maar jij, Martin?”

Martin weet het niet. Het lijkt alsof hij nog geen tijd gehad heeft om een reactie te vormen in zijn hoofd. Maar meteen beseft hij ook dat het hoofd er niet toe doet. Het gaat om het hart. Hij houdt van zijn zoon en het maakt hem geen moer uit dat Jaspers geheugen defect is, dat hij niet kan lopen. Hij houdt van hem zonder voorwaarden te stellen. Zo heeft hij dat altijd gedaan en daarin verandert helemaal niets. “Ik houd van Jasper, mam, pap!” En dan volgt de rest van wat hij zich zo-even bedacht heeft. Die onvoorwaardelijke liefde die hij ook altijd zo goed gevoeld heeft bij zijn eigen ouders.

“Heb je ooit gedacht dat het allemaal helemaal goed zou komen?” vraagt dan zijn vader.

“Dat weet ik niet. Gehoopt natuurlijk. Maar verder ben ik nooit gegaan. Ik heb me geen enkele voorstelling gemaakt. Jullie?”

“Het is al een wonder dat hij het overleefd heeft. Zo zien wij het. Daarvoor heeft hij al de nodige beschermengeltjes nodig gehad. En eentje in het bijzonder. Maarten. Als die niet vooraf gezien had wat er ging gebeuren… “

“Ja, jullie hebben gelijk. Dat hij leeft is een wonder. Een wonder waar we allemaal heel erg blij om mogen zijn.”

Dan komen Afie en Jan binnen met de thee. De bedrukte stemming die er eerst hing, verandert. Echt uitgelaten wordt het niet maar toch een heel stuk luchtiger. Peter Verhulst is al snel heel erg druk aan het praten met Jan. Hij wil van alles en nog wat weten over diens werk. En ook over de speciale rol die hij nu speelt.

Clara praat met Afie en Martin over allerlei dagelijkse dingen. Haar heup die pijn geeft, de bloemen in de tuin die het tot nu toe slecht doen, de prachtige voorzomer die ze gehad hebben en de regen van die dag. Als ze merkt dat het gesprek tussen haar man en Jan iets stokt, heeft ze ineens een vraag voor laatstgenoemde: “Vindt u uw werk niet vreselijk moeilijk?”

“Bedoelt u het werk dat ik gewoonlijk doe of deze speciale taak?”

“Dat wat u nu doet voor de familie.”

“In eerste instantie vond ik het niet moeilijk. Ik heb vaker zoiets gedaan. De eerste dagen leek het allemaal een gewone klus. Veel overleggen, organiseren, regelen, contacten leggen. Maar… het werd moeilijker toen het gevoel erbij kwam.”

Clara vraagt hem wat hij precies bedoelt.

“Toen ik Jasper voor het eerst zag op de intensive care… toen werd het moeilijker voor mij. Ineens was er een soort van verbinding. Het leek alsof alles wat hem overkomen was, mij ook overkomen was. U moet weten dat ik heel close ben met Astrid en Pieter. Toen hun ouders verongelukten, werd ik een soort van substituut.”

“Beiden zouden ze dat een vreselijk woord vinden,” reageert Afie meteen.

“Ja, dat is het eigenlijk ook maar het geeft wel weer hoe het zit. Ik nam de plaats in van hun ouders, dat bedoel ik te zeggen. Niet dat het minder waard is. Ik zorgde voor hen. Zorgde voor hen zoals hun ouders gedaan zouden hebben. Ik begeleidde Astrid bij het zelfstandig wonen met Pieter. Zij was nog maar achttien en hij nog maar acht toen. Er was die vervelende rechtszaak over de voogdij. En toen… toen was ik ook heel erg betrokken bij de personen om wie het ging en was het ook een heel moeilijke klus.”

“Maar… u doet het echt heel erg goed,” is de mening van Peter Verhulst.

“Ik doe wat ik kan. Ook als het moeilijk is. Als het etiket ‘moeilijk’ ergens opgeplakt wordt, is de uitdaging om het te doen waarschijnlijk net iets groter voor me,” zegt Jan met een glimlach op zijn gezicht.

Nog een tijdje, waarbij een tweede ronde ingeschonken wordt, praten ze met z’n vijven verder. Over Jasper natuurlijk maar ook over allerlei andere dingen. Dan komt toch echt het moment dat ze verder moeten. Er wachten nog twee andere afspraken. Bij het afscheid wordt Jan door zowel Peter als Clara omhelsd alsof hij al jaren lid van de familie is. En zij brengt dat ook zo onder woorden. Jan kleurt enorm en Martin kijkt daar vreemd van op. Jan verlegen?

Omdat het bezoek aan Martins ouders wat uitgelopen is, komen ze later dan afgesproken aan bij het huis van de familie Zwarts. Als ze binnenkomen hebben ze het idee dat geen van de wachtenden er moeite mee heeft gehad dat ze wat later zijn. Annie Zwarts bakt namelijk de allerlekkerste appeltaart van de hele wijde omgeving en daar geniet iedereen nog van na. Het geroezemoes verstomt als ze de woonkamer binnenkomen. Voor zowel Afie als Martin voelt dat heel vreemd aan. Jan kent dit en waar de andere twee zich ongemakkelijk beginnen te voelen, blijft hij zich heel natuurlijk gedragen. Hij groet de mensen die hij inmiddels kent en maakt kennis met de hem onbekenden. Iedereen is er, van jong tot oud. Als ze gaan zitten, krijgen ze koffie en een enorm stuk appeltaart aangeboden. Martin en Jan gaan voor een dot slagroom maar Afie slaat het aanbod vriendelijk af. Terwijl ze eten en drinken, komt het gesprek gelukkig toch weer op gang.

Als Martin taart en koffie achter de kiezen heeft, begint hij te praten. Meteen valt de rest stil. In dit gezelschap is wel een heel duidelijke reactie merkbaar. En heel verschillende ook. De drie zoons van de familie Haverkamp springen woest op en roepen om het hardst allerlei bedreigingen aan het adres van de daders. Meteen worden ze door hun vader, die weet dat hij zijn jongens moet beteugelen, terecht gewezen met de opmerking dat geweld nog nooit iets heeft opgelost. Daarna gaan de drie zitten. Mevrouw Zwarts heeft een kruisje geslagen en zit stilzwijgend naar haar gevouwen handen te kijken. Jochem maakt het niets uit dat de tranen bij hem over de wangen lopen en Roderick, die zelf moeite heeft om zich goed te houden, troost zijn vriend zo goed mogelijk. Verder wordt er onderling veel gepraat.

Als het eerste rumoer wat geluwd is stelt Jan Zwarts als eerste een vraag: “En hoe gaat het nu verder, Martin?”

“Alles is afwachten. Het eerste wat moet gebeuren is dat Jasper aan moet sterken. Door de lange tijd van slaap, zijn er veel dingen genezen maar is ook zijn kracht afgenomen. Dat moet hersteld worden door gezonde slaap. Ook moeten allerlei specialisten nog onderzoeken doen. Kijken bijvoorbeeld of ze toch nog kunnen achterhalen waarom zijn benen niet goed werken.”

“Is er kans op herstel?” Vraagt mevrouw Haverkamp.

“De arts sluit niets uit.”

“Maar ook niet dus dat het zo blijft,” constateert Jochem met tranen in zijn stem.

“Ook dat niet, Jochem. Het spijt me. Ik wou dat het waar was. Maar toch moeten we de moed nog niet opgeven.”

“Weet u iets over het politieonderzoek?” vraagt de oudste zoon van Haverkamp.

Jan beantwoordt deze vraag en vertelt dat hij nog steeds dagelijks contact heeft met de politie. Uit de informatie die hij heeft kan volgens hem gesloten worden dat er binnenkort arrestaties zullen volgen om de restanten van Marcels netwerk op te rollen.

“Hebben de daders die ze meteen gepakt hebben een bekentenis afgelegd?”

“Twee beroepen zich op hun zwijgplicht.” Boze reacties volgen. “Twee anderen hebben een verklaring afgelegd.”

Een tijdlang gaat het zo door. De ene vraag volgt op de andere. Martin of Jan geeft antwoord. Ze zijn zo open mogelijk naar deze mensen toe die heel veel voor het gezin hebben gedaan. Hen bijgestaan hebben en ook nu nog heel belangrijk zijn. Als de vragen dan eindelijk verstommen, zegt Martin dat hij en de anderen nog een laatste bezoek moeten afleggen. Meteen volgen er verontschuldigingen dat de buren Martin veel te lang hebben opgehouden. Martin pareert die echter met het volgende: “Geen excuses, lieve mensen. Jullie zijn op dit moment heel erg belangrijk voor mij en mijn gezin. Jullie hebben hulp verleend op het moment dat wij dat nodig hadden en daarvoor zijn Marion, Maarten, Sam en ik jullie heel erg dankbaar. Jullie weten dat we tijdelijk even ergens onderdak gevonden hebben en wij weten ook dat we het toezicht op ons huis met een gerust hart aan jullie kunnen overlaten. Het dappere werk van Jochem en Roderick, de bewaking van ons erf door jullie drie,” en hij knikt daarbij met zijn hoofd in de richting van de jongens van Haverkamp die meteen alle drie beginnen te blozen, het prachtige hek dat geplaatst is, dat zijn allemaal van die dingen die ons heel veel gedaan hebben. Die veel zeggen over hoe buren met elkaar kunnen omgaan. Bedankt voor dat alles.”

Jan Zwarts doet hen uitgeleide en als ze bij de auto staan, zegt hij: “Dit moet een zware avond voor jullie zijn, Martin.”

“Dat is het, Jan. Maar het is even niet anders. We doen wat we volgens ons moeten doen. Zwijgen tegenover jullie en de anderen die we bezoeken vanavond zou niet goed voelen. Zou niet goed zijn.” Jan heeft de auto inmiddels gestart. Martin stapt in en dan rijdt de auto het erf af.

Een kleine vijftien minuten later zijn ze in de wijk Stadshagen bij het huis van de familie Van Dijk, het ouderlijk huis van Nick. Sandra van Dijk doet open op hun bellen en neemt hun jassen aan om die op te hangen. Als ze willen doorlopen naar de woonkamer, houdt ze Martin staande. “Gaat het wel? Je ziet zo bleek.”

“Het gaat wel. Niet helemaal lekker. De boodschap die we hier komen vertellen, hebben we vanavond al twee keer verteld en het raakt me toch meer dan ik vooraf had kunnen denken.”

“Is er iets dat ik, wij, voor jou, voor jullie kunnen doen?”

“Een kop koffie is lekker. Laat me verder maar gewoon mijn verhaal vertellen, lijkt me. Daarvoor zijn we hier tenslotte.”

In de woonkamer wordt het bij hun binnenkomst stil. Ook hier weer ineens die abrupte overgang van geroezemoes naar oorverdovende stilte. Vanwege de meeste aanwezigen, de vrienden en vriendinnen, lijkt het haast of ze een verjaardagsfeestje van Jasper bijwonen, zo denkt Martin. Of…en dat vanwege die naar aanvoelende stilte, een begrafenis. Ja, daar lijkt het ook wel op. Dan zie je ook alle familie, vrienden en bekenden van de overledene. Maar, en dat brengt ineens een glimlach om de lippen van Martin, zijn schoonzusters heeft hij niet gezien en die zou hij bij een begrafenis wel zien en dus… weg met die nare gedachte.

Alle vrienden van Jasper zijn er. De jongens van de voetbalclub, klasgenoten van Jasper, maar ook anderen. Naast Klaas zit iemand die heel veel op hem lijkt. Dat moet Bram, zijn oudere broer, zijn zo concludeert Martin. Mevrouw Greveling van Jaspers school is er ook net als veel ouders. Hij begrijpt heel goed dat ouders het moeilijk vinden om hun kinderen nu, ook al zijn ze dan van de leeftijd van Jasper of iets jonger, alleen over straat te laten gaan. Meteen vraagt hij zich ook af hoe lang dit effect zal duren. Wanneer slijt het weer? Wanneer wordt alles weer normaal?

Met een kop koffie en een plak versgebakken cake gaat Martin op een hoge stoel zitten. Job was uit een fauteuil opgestaan om hem daar te laten zitten maar dat aanbod had hij afgeslagen. Even een goed stevige stoel onder hem voelt beter. Ook omdat hij vermoedt dat dit misschien wel de meest emotionele ontmoeting van deze avond zal worden. Gelukkig nemen Afie en Jan even de rol van bliksemafleider op zich. Eventjes is niet alle aandacht meer op hem gericht. Afie kent de vrienden van Jasper goed en Jan zit nu naast Cassandra met wie hij de laatste tijd heel veel contact heeft gehad. Rustig eet Martin zijn cake op en drinkt hij van de sterke koffie die hem goed doet. Als hij dan het woord neemt, zijn meteen alle blikken op hem gericht. Een rot gevoel nog steeds. Hij houdt er niet van als de spotlights op hem gericht zijn maar hoewel Jan Nelissen aangeboden had om de meeting met buren en vrienden op zich te nemen, had Martin dat voorstel afgeslagen. Wat hij zelf doen kan, wil hij zelf doen. Maar het kost wel heel erg veel energie.

Hij vertelt wat er die dag gebeurd is en begint bij het positieve. Het wakker worden van Jasper dat zonder echte problemen verliep. Dan de tegenslagen. Het falende geheugen en de benen die niet werken zoals men had verwacht. Nick is meteen helemaal in paniek. Springt op en begint de kamer op en neer te lopen. Martin stopt met praten maar Ben stoot hem tegen de elleboog en fluistert hem toe dat hij beter door kan gaan. Martin vertelt over de mogelijkheid dat alles een tijdelijk probleem kan zijn. Iets meer opgeluchte gezichten om hem heen. Maar als Job dan vraagt of het ook blijvend kan zijn, zakt de stemming bij velen weer nog voordat Martin een antwoord heeft gegeven. En helaas kan Martin dat met zijn antwoord niet meer recht breien. “Ja, ook die mogelijkheid is er. Wij zetten alle zeilen bij en proberen ons allemaal vast te houden aan het eerste. We willen niet meteen in doemscenario’s denken. Ook omdat wij totaal nog niet weten hoe Jasper er zelf op reageert en dat is eigenlijk het allerbelangrijkste. We hebben hem gesproken. Kennisgemaakt met elkaar en dat was heel bijzonder en aangrijpend. Je maakt opnieuw kennis met je zoon die je al achttien jaar kent.” Even stokt dan zijn verhaal omdat hij zich op dat moment niet meer groot kan houden. Eindelijk komen zijn emoties los. Tot nu toe heeft hij ze niet toegelaten maar nu hij dit gedeelte van zijn verhaal in deze bewoordingen giet, komt het gevoel om de hoek kijken.

“Ja, dat moet heel erg moeilijk zijn,” reageert mevrouw Greveling.

“Ja, dat is het. Maar… zoals ik al zei… het meest belangrijke is hoe Jasper er zelf op gaat reageren. Wat doet hij ermee. En dat weten we nog niet.”

“Als Jasper niet veranderd is, dan komt het wel goed,” zegt Nick heel erg stellig. “Kom!” zegt hij tegen de verbaasde gezichten om hem heen. “Jullie kennen Jasper net zo goed als ik. Hij laat zich bijna nooit ergens door tegenhouden en waarom door dit dan wel? Een aantal jaren geleden was hij heel erg ziek. Ik was toen ook heel erg bang dat hij dood zou gaan. Echt! En veel meer mensen waren dat. Ik weet het zeker. Maar toch… toch sloeg Jasper er zich door heen. Kwam hij terug en… veel sterker. Het leek alsof hij was gegroeid.”

“Heel mooi gezegd, Nick,” prijst zijn vader hem.

“Maar hij heeft wel gelijk,” valt Leo hem bij. “Het zal heel moeilijk zijn om zoiets te verwerken maar als iemand het kan, dan is het Jasper.”

Martin voelt zich door het positivisme van Jaspers voetbalmaatjes ineens een heel stuk beter. Kreeg Jasper toen hij naar Papendal was, naar die retraite, ook niet een boeddhistische naam… een naam waar hij nu even niet op kan komen maar… die hier wel mee te maken heeft. Hij moet het Marion eens vragen.

Cassandra vraagt wat ze met z’n allen kunnen doen voor Jasper en voor zijn familie.

Martin begint met de beantwoording van het laatste gedeelte van de vraag en zegt dat er voor de familie op dit moment heel erg goed gezorgd wordt. Dat ze volledig opgenomen zijn in de familie van Pieter en op dit moment tijdelijk wonen op het landgoed van de familie Kemp Verhaeghe. “En wat Jasper betreft. Voor hem kunnen jullie er straks allemaal zijn. Zodra hij wat sterker is, zouden we heel graag willen dat jullie bij hem op bezoek gaan. Kleine groepjes, behalve natuurlijk de voetballers want die krijg je toch niet uit elkaar.” Er wordt gelachen. Het doet Martin goed. “Maar de eerste tijd moeten we even afwachten hoe het gaat. Als jullie plannen hebben om te gaan, neem dan even telefonisch contact met ons op zodat we een soort van schema kunnen maken. Dan wordt het in elk geval niet te druk voor Jasper. Als je bij hem bent, haal dan herinneringen met hem op. Vertel hem wie hij volgens jullie is.”

“Maar is dat niet vreselijk confronterend?” verwoordt mevrouw Greveling haar gevoelens.

Martin glimlacht. Hij herkent zijn eigen opmerking van die ochtend toen er iemand voorstelde om een digitaal fotolijstje bij Jasper neer te zetten. Tijd om te antwoorden heeft hij echter niet. Nick is hem voor: “Maar daarom moeten we het nog wel doen!” Martins glimlach wordt breder want dit antwoordt lijkt sprekend op dat wat Astrid zei op zijn eigen reactie.

“Ik glimlach omdat vraag en antwoord ons vanmorgen ook bezig hielden,” legt Martin zijn toehoorders uit. “Astrid is zoals jullie weten de zus van Pieter. Zij is, en dat zullen jullie ook allemaal wel weten vanuit de kranten, psycholoog naast alle andere dingen die ze doet en werkt in het ziekenhuis. Jasper kent haar vanuit de periode die Nick eerder al aangaf. Daarna is Jasper naar de meditatiegroep gegaan die zij leidde en zodoende is er altijd een band gebleven.” Hij gaat verder met een poging uit te leggen waarom ze ervoor gekozen hebben om die band voorlopig onbekend te laten aan Jasper. Het gevolg is een behoorlijke discussie. Opnieuw een deja-vu voor Martin.

“Kunnen we ons op een bepaalde manier voorbereiden als we bij Jasper op bezoek gaan?” vraagt mevrouw Greveling.

De vraag wordt door Martin niet begrepen en hij vraagt om een toelichting.

“Het lijkt me gewoon heel erg lastig om te weten dat Jasper me helemaal niet kent. Net zoals u zo-even al zei, je kent iemand al heel veel jaren en toch kent die persoon jou niet meer.”

“Tja… heel lastig en… ik weet geen antwoord op dit moment.” Martin valt na dit antwoord stil maar in zijn hoofd is het druk. Hoe heeft hij zelf gereageerd? Hij heeft al enige ervaring opgedaan hiermee, toch? “Nou ja… “ gaat hij dan toch verder, “ik heb me ook niet kunnen voorbereiden. Wilde ik ook niet. Want dan lijkt het alsof je toneel speelt. Is het niet echt. En… dat wilde ik dus voorkomen. Ik ben er gewoon heen gegaan en heb gedaan alsof er helemaal niets bijzonders aan de hand was. Voor mij de enig goede manier van doen. Ik geloof dat ik hem niet eens mijn naam verteld heb. Hij wist waarschijnlijk ook wel dat ik zijn vader was. Hij moet het geraden hebben.”

Mevrouw Greveling geeft aan dat ze bij een bezoek van Martins opmerking gebruik zal maken.

Dan is het weer een tijdje stil. Martin ziet vooral bij de jongeren, met uitzondering dan van Nick, alleen maar betrokken gezichten. Waarschijnlijk komt dit bij hen heel erg hard aan. Misschien harder dan bij de oudere generatie omdat zij zelf jong zijn. Zelf nog aan het begin van hun leven staan en even later brengt Cassandra dit ook onder woorden. Ze geeft aan het allemaal vreselijk moeilijk te vinden. Dennis zit naast haar en houdt de hele tijd haar hand vast om haar te steunen.

“Zo moeilijk. Dat van dat geheugen… daar zou ik nog mee kunnen leven maar… weten dat het mogelijk is dat je nooit meer kunt lopen? Vreselijk! Ik moet er echt niet aan denken! Krijg er nu al buikpijn van… “

“Maar,” zegt dan Nick, “je praat vanuit jezelf. Dat doen we allemaal natuurlijk. Maar we weten ook dat Jasper een bijzondere is. Iemand die toch vaak net even anders reageert dan wij doen. Dan ik doe. Toch?” En daarbij kijkt hij naar Job en de anderen.

Ze knikken. Ze begrijpen wat hij bedoelt. Ja, Jasper is altijd net even anders. Serieuzer vaak. Maar ook altijd dingen bekijken vanuit verschillende standpunten. Zich nooit echt ingraven als hij een mening verkondigt maar alles inkleden met de mogelijke mitsen en maren. En ook een volhouder. Tegen de verdrukking in toch doorzetten. Zoiets kan je lelijk opbreken soms maar het kan ook enorm stimulerend werken. Je kracht geven.

En dan weet Martin ineens weer de naam die Jasper vorig jaar kreeg tijdens die retraite in mei. “Vorig jaar ging Jasper een aantal dagen naar een boeddhistische retraite in de meivakantie. Hij wilde dat heel erg graag. Maar Jasper heeft heimwee. Hij wilde echter zo graag dat hij Marion vroeg om mee te gaan. Op de laatste dag was er een ceremonie waarbij ze beiden een boeddhistische naam kregen. Zijn naam is ‘Perfecte Moed van het Hart’. Zo’n naam is niet bedoeld als een labeltje van: dat ben jij! Het is de bedoeling dat je ermee oefent. Een soort van doel. Hij begreep totaal niet wat hij ermee moest eerst. Maar ik snap het nu wel, denk ik. Hij zal heel veel moed nodig hebben om verder te leven wat de uitkomst van dit proces ook zal zijn.”


*

Als Jasper wakker wordt, merkt hij als eerste dat hij een glimlach op zijn gezicht heeft. Meteen weet hij weer waarom: Pieter. Het was zo goed dat ze samen waren. Zo goed dat hij Pieter van een stuk zorgen kon bevrijden. En dat met een paar simpele woorden. Langzaam opent hij zijn ogen. Het licht in zijn kamer is gedimd. Hij zoekt de klok aan de wand maar kan niet goed zien hoe laat het is. Dan voelt hij de druk in zijn blaas. O jee, weer plassen! De eerste keer was niet zo goed gegaan en de tweede keer, vlak voor het bezoek die avond, had ook nog pijn gedaan. Nee, niet aan denken nu. Elke keer is een nieuwe keer en je niet nu al druk gaan maken over dat wat al geweest is, zo spreekt hij zichzelf toe. Hij tast met zijn rechterhand naar de alarmknop en vindt deze gemakkelijk. Hij drukt op het knopje.

“Ah, je bent wakker,” zegt de verpleegkundige als ze binnenkomt. “Ik ben Linda. Ik was meteen aan het begin van mijn dienst al even bij je geweest maar toen lag je nog zo lekker te slapen dat ik alleen maar je licht een beetje gedimd heb. Er ligt een briefje op je kastje. Zal ik hem even pakken?”

Jasper knikt. Opnieuw heeft hij moeite met het lezen. Gelukkig zijn het maar een paar woorden die Pieter voor hem geschreven heeft: Slaap lekker. X, Pieter.

“Wat kan ik voor je doen?” vraagt Linda als ze ziet dat Jasper uitgelezen is en ze zelf ook eventjes een blik geworpen heeft in Jaspers status.

“Ik moet plassen.”

“Oké, dan doen we dat. Ze plaatst de fles tussen Jaspers benen en laat hem zelf het laatste werk doen. Meteen begint Jasper te plassen. De pijn is duidelijk minder dan de vorige keren en hij zegt dat ook. Linda maakt een notitie. “Is er anders nog iets dat ik voor je kan doen voor ik je instop voor de nacht?”

Jasper moet lachen om haar woordkeuze. Net alsof een moeder haar kind naar bed brengt.

“Ja, sorry hoor. Is nou eenmaal mijn manier van uitdrukken. En bovendien, doe ik dat toch ook. Ik zorg ervoor dat je netjes in je bed ligt.”

Jasper krijgt op zijn verzoek nog wat te drinken en dan krijgt hij nog een spoelmiddel om zijn mond mee te spoelen. Dat komt in de plaats van tandenpoetsen, heeft ze hem uitgelegd. Een nieuwe vraag komt in Jasper op.

“Zijn er veel tanden en kiezen van mezelf weg?”

“Ze hebben er echt iets moois van gemaakt, Jasper. Dat is het belangrijkste. Wil je het even bekijken?”

Jasper knikt en als Linda een spiegel voor hem ophoudt, bekijkt hij zijn gebit. Ja, het ziet er echt heel mooi uit allemaal. ’s Ochtends had hij zijn gezicht al wel even bekeken maar toen waren er die afleidende donkere plekken rond zijn ogen geweest en was hij behoorlijk geschrokken. Nu neemt hij rustig de tijd om speciaal naar zijn gebit te kijken. Ja, het ziet er mooi uit. Hij geeft de spiegel terug aan de verpleegkundige en bedankt haar.

“Hé, je hoeft me niet steeds te bedanken hoor. Ik doe mijn werk en dat is het verzorgen van jou op dit moment.”

“Ik ben netjes opgevoed. Bovendien vind ik het bijzonder dat ik hier goed verzorgd wordt.”

“Als je hier ontslagen wordt, schrijf je maar een mooi stukje op het evaluatieformulier,” reageert de verpleegster gevat.

“Dat zal ik doen. Alleen het eten bevalt me nog niet.”

“Wat krijg je dan?” Jasper vertelt haar over de pakjes die hij krijgt. Ze is het helemaal met hem eens dat die niet echt lekker zijn. Ze heeft het zelf wel eens geprobeerd. Gewoon om te weten wat patiënten soms voorgeschoteld krijgen. “Maar ook in jouw geval is het noodzaak. Met dat keurige nieuwe gebit van jou is het niet raadzaam om nu al te gaan kauwen. Dus… even nog doorbijten.”

Jasper schiet in de lach om de woordspeling en vraagt dan of zij misschien weet wanneer hij naar huis mag.

“Dat moet je echt overleggen met je arts, jongeman. Van mij krijg je daar geen antwoord op. Ik ben maar een verpleegkundige en ga daar niet over.”

“Beslist de arts dat helemaal alleen dan?”

“Nee. In jouw geval is er overleg met andere artsen en natuurlijk ook altijd met het hoofd van deze afdeling. Maar nu ga ik je instoppen want ik moet nog verder met mijn ronde.”

“Sorry, dat ik je van je werk houd.”

“Dat doe je niet maar je hebt rust nodig, knul!” En dat gezegd hebbende zorgt ze ervoor dat haar patiënt netjes ondergedekt wordt. “Mocht je me nodig hebben, je weet waar de bel hangt en aarzel niet om er gebruik van te maken. Nachtdiensten kunnen soms erg saai zijn, weet je.” Ze knipoogt, loopt naar de deur en doet daar het licht uit. “Tot ziens!”

Jasper groet haar terug. Dan wordt het stil in de ziekenhuiskamer. Heel stil. Er komen nog wat geluiden vanaf de gang en er kiert wat licht onder de deur door, zo merkt Jasper. Hij sluit zijn ogen. Hij is moe. Heel erg moe. Zo’n eerste dag, denkt hij, is echt heel erg vermoeiend. Een eerste dag geeft zoveel nieuwe indrukken dat die allemaal amper te verwerken zijn. En met die gedachte valt hij in slaap. Diep in slaap.

Wordt vervolgd…



Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten