BLANCO deel 3 hoofdstuk 06

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 3 hoofdstuk 06

Bericht door Lucky Eye » do 28 feb 2013, 06:12

BLANCO deel 3

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Hoofdstuk 6

Astrid heeft als eerste de kamer van Jasper verlaten om dan in gestrekte draf naar de personeelsruimte op de afdeling te sprinten. Op de deur hangt een briefje met de tekst ‘niet storen’ dat ze er zelf opgeplakt heeft. Bedoeld om ervoor te zorgen dat ze na het bezoek nog even rustig met Gerald zouden kunnen napraten. Ze loopt meteen naar het raam toe en kijkt naar buiten. Na de zonneschijn van die ochtend motregent het nu en dat geeft precies weer hoe zij zich voelt op dit moment. Triest. Verlaten. Ten prooi aan twijfel. Op en top verdrietig. Het wanhoopsgevoel dat haar in die mistige nacht onderweg van haar veilige thuis naar die nare bovenste verdieping van het ziekenhuis overviel, toen ze de door Pieter opgegeven naam van zijn vriend koppelde aan de Jasper die zij kende, lijkt ineens helemaal terug te zijn. Die lammakende vertwijfeling is nu helemaal terug. De zilte tranen komen. Ze hoort de deur opengaan maar blijft staan waar ze staat. En huilt. Ze voelt hoe een arm om haar heen geslagen wordt. De arm van Marion die ze herkent aan haar naar bloemen ruikende eau de toilette. Astrid vlijt zich tegen haar aan terwijl de tranen nu als een fontein naar buiten barsten. Ze laat zich zachtjes troosten. Het verdriet dat ze al zoveel weken heeft afgehouden, mag nu komen. Altijd was ze er voor de anderen. Altijd was zij degene die alles regelde voor de anderen en daarbij gaf ze zich zelf niet de ruimte om ook verdriet te kennen. Ze had er geen tijd voor. Ze had de zorg op zich genomen voor haar broer en de leden van het gezin van Jasper. Daarnaast waren er steeds allerlei andere dingen geweest. Haar werk in het ziekenhuis, dat ze toch zoveel mogelijk door had laten gaan. Zakelijke beslommeringen in Amersfoort op het hoofdkantoor van de holding. De kinderen. Een interview over haar expositie waarbij ze heel duidelijk vooraf had bepaald niet over het drama te willen spreken dat zich op dit moment voltrok in haar familie. Natuurlijk had ze David en Jan die zakelijke gesprekken samen kunnen laten voeren met haar volmacht. Maar toch… toch voelde dat voor haar niet goed. En nu beseft ze dat veel eerder ruimte had moeten maken voor haar verdriet. Haar verdriet om Jasper. Haar meditatiemaatje. Haar vriend. De jongen met wie ze regelmatig een Dag van Aandacht had bezocht. Zelfs eentje met hem had georganiseerd en gepresenteerd. Ook daaraan, aan dat leed, had ze aandacht moeten besteden. Ze had tijd moeten nemen om zich terug te trekken en tot rust te komen. Zich tijd moeten geven om te helen. Eerder zich terug moeten trekken op ‘Boschlust’ zoals ze nu wel gedaan heeft. En dan… dan is er natuurlijk ook de erbarmelijke staat waarin Jasper nu verkeert. Hij kan amper vijf minuten wakker blijven, zo lijkt het haar toe. En dat is vreselijk! Echt heel erg om te zien hoe een sportieve en energieke jongen als Jasper er zo verschrikkelijk slecht aan toe kan zijn. Ze haalt diep adem en zegt Marion dat het wel weer gaat.

Marion vraagt na en krijgt een knikje als bevestiging.

Dan gaan ze beiden zitten. Als Astrid zit, kijkt ze de anderen aan en zegt: “Sorry. Het spijt me… “

“Sorry? Spijt me?” zegt Pieter op verontwaardigde toon. “Laat je nakijken, troel! Die woorden zijn zo niet op hun plaats! Je hebt van alles en nog wat voor ons gedaan toen wij het niet meer zagen zitten en nu je het zelf even moeilijk hebt ga jij je verontschuldigen daarvoor? Eigenlijk ben ik blij dat dit gebeurd is!”

Astrid is niet de enige die Pieter verbaasd aankijkt.

“Nee, natuurlijk bedoel ik niet te zeggen dat ik blij ben dat je zo vreselijk veel verdriet hebt nu. Ik bedoel alleen maar dat nu weer eens blijkt dat je geen robot bent. Dat jij ook maar gewoon een mens van vlees en bloed bent, die het af en toe allemaal niet aan kan. En daar is helemaal niets mis mee! Dat bedoel ik.” En dan staat hij op om zijn zus, van wie hij zielsveel houdt, een knuffel te geven.

“Dank je, Pieter,” klinkt het benepen uit Astrids mond. “Voor de knuffel en voor je lieve woorden. Ja, ik kan het even niet aan.” Ze zoekt bewust de blik van Gerald nu. “Kan het niet aanzien hoe slecht het met Jasper is.”

Als Gerald dan iets wil zeggen, is ze hem echter voor en gaat verder.

“Ja, ik weet dat je ons gewaarschuwd hebt maar… vijf minuten? Hij kan nog geen vijf minuten een gesprek voeren, luisteren naar ons of hij… hij…” Opnieuw komen er tranen. Terwijl Marion uit Astrids tas de doos met tissues tevoorschijn haalt, wijkt Pieter niet van de zijde van zijn zus nu. “Komt dit goed?” klinkt het wanhopig.

“Als je doelt op zijn uithoudingsvermogen van dit moment, dan durf ik met een gerust hart te zeggen dat dat heel veel beter zal gaan worden. Vergeet niet dat hij een aantal weken totaal inactief geweest is. Ooit zul je wel eens een echte griep gehad hebben, nietwaar?” Hij kijkt van onder zijn wenkbrauwen naar Astrid en zoekt oogcontact.

Ze knikt.

“Dan weet je maar al te goed hoe moeilijk het is om daarna weer op te starten. Hoe zwak je bent na een tijdje flinke koorts en zo. En bij Jasper is dat nu niet anders.” En zo gaat hij nog geruime tijd door. Steeds maar benadrukkend dat langdurige bedrust op zich niet goed is voor iemand. Hij laat echter niet na er ook op te wijzen dat het niet anders kon. Dat er geen andere mogelijkheid was. “En dan,” zo besluit hij, “is het niet gek dat hij doodmoe is. Heel snel aan het eind van de kracht die hij nu weer aan het opbouwen is. En ja, dat gaat met heel kleine stapjes.” Ook zegt Gerald heel erg blij te zijn met het voorstel van Jasper om het bezoek over de dag uit te smeren. Volgens hem een teken dat Jasper zelf ook inziet dat het eventjes allemaal niet gaat. Dat hij zich heel erg goed bewust is van de situatie van dit moment. “Anders was hij er nooit opgekomen.” Om er dan na enige tijd van stilte aan toe te voegen: “Lijkt me.”

“Maar heb je wel het idee dat verder alles goed is. Er was nog iets met het plassen, dacht ik,” merkt Martin op.

Hierop krijgt Jaspers vader een geruststellend antwoord. Van Haastrecht gebruikt bijna precies dezelfde woorden die Jennie tegen Jasper gezegd heeft. Verder heeft een eerste snelle test uitgewezen dat er geen sprake is van een blaasontsteking. Zekerheidshalve is een tweede monster echter ook opgestuurd naar het lab. Op die testresultaten moet echter eventjes gewacht worden maar Gerald is duidelijk positief en verwacht geen bijzonderheden.

Astrid is moe. Heel erg moe en laat het voor wat het is op dit moment: twijfel. Een enorm rot gevoel maar er is even niets anders. Hoewel ze zich grotendeels kan vinden in de woorden van Gerald, knaagt die twijfel toch. Daarnaast heeft ze last van de leugen die zo gemakkelijk over haar lippen kwam. Het voelt niet goed. Het komt op haar over alsof ze Jaspers verleden verloochent. Alsof… verdomme! Ze weet het ook allemaal niet en dat getob, dat gepieker, die stomme nietszeggende conversatie in haar hoofd maakt het er absoluut niet beter op. Stil! ‘Wees stil!’ roept ze zichzelf in stilte tot de orde. Ze sluit de ogen en richt zich op haar ademhaling die, voor haar ongebruikelijk, heel erg hoog zit. Blij dat ze zich daar nu bewust van is, probeert ze zich met behulp van die ademhaling te ontspannen. Rustig maar, spreekt ze zich zelf, ook nu weer zonder enig vorm van geluid, toe. Laat gaan. Laat los. Ze merkt hoe haar ademhaling terugkeert naar de vertrouwde plek in haar buik. Ja, zo voelt het beter. Een leugen. Bewust een leugen. Maar een leugen met een doel. Daar heeft ze voor gekozen en bij dat besluit zal ze blijven. Heroverwegen is niet nodig. Ze heeft er genoeg gedachten aan gewijd en uiteindelijk toch besloten dat haar plan een goed plan is.

*

Die avond rijdt David Marion en Pieter naar het ziekenhuis. Hij is niet van plan lang bij Jasper te blijven. ‘Even de hand schudden,’ heeft hij gezegd en hij is vast van plan zich daaraan te houden. Toen Astrid en de anderen thuis gekomen waren, had hij meteen gezien dat het met Astrid niet goed ging. Ze hadden wel met elkaar gegeten en ze had heel vrolijk gedaan maar toch wist hij dat het niet goed zat. Meteen na het eten was ze naar hun kamer gegaan. Hij achter haar aan en gelukkig had hij het hele verhaal eruit weten te krijgen. Hij wist uit ervaring dat als zijn geliefde echt stuk zat, ze ondanks alles, zich toch kon uiten. Hij was anders. Heel anders. Juist op dat soort momenten sloot hij zich op als een oester in zijn schelp. Maar ja, mensen zijn nou eenmaal niet allemaal gelijk.

Terwijl Pieter en David de kamer van Jasper binnenstappen, praat Marion eventjes met de verzorging. Van de verpleger die dienst heeft, en haar heel vriendelijk te woord staat, krijgt ze de verzekering dat het naar omstandigheden goed gaat met Jasper. Hij is zwak, zo vertelt de jongeman, en dat is de reden dat hij heel weinig kan. Als Marion om een toelichting vraagt, geeft hij aan dat Jasper tijdens het eten - de pakjes waar hij een hekel aan heeft omdat er volgens hem geen enkele smaak aan zit - regelmatig in slaap viel. Het grootste deel van de avondmaaltijd hebben ze hem met een lepel gevoerd omdat hij te zwak was om het pakje leeg te maken met het rietje. Marion glimlacht en vraagt dan of ze hem misschien een geprakte banaan kunnen voeren. Dat moet overlegd worden, krijgt ze als antwoord en Marion - vastberaden als ze is - geeft aan dat ze wel even wil blijven wachten op antwoord. Een banaan kan geen kwaad, lijkt haar. Bovendien is Jasper altijd gek op bananen geweest en was dat vaak het enige dat ze er bij hem naar binnenkreeg als hij echt ziek was. De verpleger is al snel weer terug en zegt dat ze dat morgenvroeg zullen proberen. Marion bedankt hem.

Als ze Jaspers kamer binnenkomt, is David al weg. Pieter staat op en laat haar dicht bij haar zoon zitten. Ook zij wil niet lang blijven. Eventjes maar zodat Pieter en Jasper de tijd voor elkaar hebben. Tijd die ze zo vreselijk hard nodig hebben, lijkt haar. Ja, ze heeft weer allerlei dingen gevoeld. Ook gevoeld dat het allemaal dik voor elkaar zal komen maar dat er wel eventjes gepraat moet worden. Jasper ligt er aardig monter bij. Hij is wel wat bleek in het gezicht, vindt ze. Hij praat zachtjes en zijn stem klinkt gebroken af en toe. Komt vast en zeker omdat hij moe is. Als ze hem ernaar vraagt, knikt hij. “Tijd voor mij om te gaan, lieve Jasper.”

“Nu al?”

“Ja, wat moet je nou met je ouwe moeder naast je bed als je vriend er ook is?” zegt ze en laat die opmerking volgen door een knipoog. Ze kust hem voorzichtig op zijn wangen. Ja, hij is bleek.

“Je bent niet oud. Nog lang niet.”

“Dank je, jongen, maar ik ga toch. Morgenvroeg kom ik met de tweeling.”

“Moeten ze niet naar school dan?”

Marion zegt hem dat ze op dit moment allemaal bij elkaar op ‘Boschlust’ zijn en dat de kinderen een extra weekje vakantie hebben opgenomen. Dan maakt ze plaats voor Pieter. Als hij naast Jaspers bed zit, legt ze haar hand op Pieters schouder en knijpt ze er even zachtjes in als bemoediging. Hij heeft het nodig, weet ze.

“Dag, Jasper. Tot morgen.”

“Tot morgen, mam.”

Eerst is het stil als de deur dicht gevallen is. Heel stil. Pieter houdt Jaspers hand beet en beiden zeggen ze niets. Dan vertelt Jasper dat morgen het gips van zijn arm af mag. Hij is er blij om want de opgezwollen vingers zijn erg pijnlijk, zo vertelt hij. In plaats van het gips wordt er dan een brace om gedaan. Die geeft steun aan het gebroken bot in zijn bovenarm maar zorgt er ook voor dat hij zijn arm wel kan bewegen en de vingers dus ook. Hij moet dan oefenen zodat alles weer soepel wordt. “Bedankt voor die heel erg mooie ring, Pieter.”

“Graag gedaan. Ja, hij is mooi hè?”

Jasper knikt. “Jij hebt er toch ook één?”

Pieter laat hem de ring aan zijn eigen vinger zien.

“Ja, hij is erg mooi.” Even weer stilte. Tijd voor Jasper om zich wat op te laden. Hij is echt heel erg moe maar weet gewoon dat dit gesprek nu moet. “Pieter?”

“Ja?” En meteen daarachter aan, voordat Jasper iets kan zeggen: “We hoeven niet te praten hoor als je te moe bent. Ik kan hier ook rustig naast je blijven zitten en als je wilt slapen of in slaap valt, dan is dat prima.”

“Ik weet het, maar ik wil wel graag even met je praten.”

Pieter geeft aan dat het goed is.

Dan vraagt Jasper hem waarom zijn vriend die middag zo weifelachtig en schuchter de ziekenhuiskamer binnengekomen was. Hij heeft inmiddels begrepen dat zijn vader bang voor ziekenhuizen is maar van Pieter wist hij dat niet en toch… toch was er dat angstige in hem. Ook toen Astrid en Martin hem haast naar het bed toe bewogen.

Pieter buigt het hoofd en Jasper hoort een heel diepe zucht.

“Is het moeilijk?”

Een knikje van Pieters hoofd is het antwoord.

“Kun je me vertellen wat het probleem is?”

Een lang stilzwijgen volgt. Eentje die Jasper niet prettig vindt. Normaal is stilte niet onprettig maar nu wel. Het voelt niet goed. Het voelt alsof er geen band is tussen hem en Pieter en dat kan hij zich gewoon niet voorstellen.

“Lieverd, jij en ik zijn vrienden. Meer dan dat. We zijn elkaars geliefden. Ik heb het dan wel heel leuk omschreven in die brief van mij aan jou maar het is voor mij, en ook anderen denk ik wel, zonneklaar dat we voor het eerst seks met elkaar gehad hebben. Het is goed bevallen ook waarschijnlijk want anders had ik nooit zo’n brief geschreven, lijkt me. Als wij al zover zijn met z’n beiden, dan kan ik me haast niet voorstellen dat je nu niet kunt praten met mij. Ik weet dat er iets is. Aan jouw houding van vanmiddag was dat heel duidelijk te zien en ik wil heel erg graag weten wat er aan de hand is. Kijk me eens aan als je wilt.”

Pieter heft zijn hoofd op en kijkt Jasper met tranen in de ogen aan.

“Vertel het me, Pieter, en ik zal je vertellen of die tranen nodig zijn.”

Wordt vervolgd…



Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten