BLANCO deel 3 hoofdstuk 05

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 3 hoofdstuk 05

Bericht door Lucky Eye » do 21 feb 2013, 06:20

BLANCO deel 3

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



Hoofdstuk 5

De profetische woorden van Jennie komen helemaal uit. Het bezoek van Jasper is al ruim voor vier uur die middag aanwezig op de afdeling. Ze begeleidt hen naar de personeelsruimte achter de balie en verzoekt hen daar nog even te willen wachten omdat Jasper nog maar net wakker is. Bovendien is dokter Van Haastrecht nog niet aanwezig op de afdeling.

Marion vraagt of alles goed is met Jasper en Jennie geeft aan dat ze die middag een poosje met hem heeft gepraat en dat hij ook al wat gegeten heeft. Dan verontschuldigt ze zich en gaat ze terug naar Jasper.

Als Jennie voor de deur van Jaspers kamer staat, hoort ze de discussie die daar binnen gevoerd wordt al op de gang. In de deuropening staand, ziet ze hoe haar collega Helga - leerlingverpleegkundige - haar uiterste best doet om Jasper uit te leggen dat hij echt niet uit bed mag om te plassen en dat hij van de fles gebruik zal moeten maken. Jasper vindt het allemaal maar gedoe en is duidelijk erg nukkig. Jennie stapt de kamer binnen en grijpt snel en doeltreffend in.

“Kom op, Jasper! Doe niet zo moeilijk! In je status staat heel duidelijk dat je niet uit je bed mag. Hoe goed je ook zegt dat je je voelt, maar daar twijfel ik erg aan. Je bent nog maar net wakker en je bent nu al weer helemaal in het zweet. Dus, houd op met mekkeren en laat Helga haar werk doen. Bovendien zou ik het plassen niet te lang uitstellen als ik jou was.”

“Oh,” klinkt het dan gelaten.

“En ook als dat niet zo zou zijn, soms moet je hier gewoon doen wat wij van je vragen. Ook als jou dan niet zint. Dus, werk je mee?”

“Ja. Sorry, Helga, ik had het niet zo bedoeld.”

Helga is allang blij dat Jennie ingegrepen heeft. Ze slaat de deken terug en wil dan proberen Jaspers blauwe boxer naar beneden te schuiven.

“Dan kan handiger, Helga. Meneer Verhulst heeft boxers die heel handig aan de zijkanten los te maken zijn,” zegt Jennie. “Speciaal voor hem gemaakt. Noodzakelijk toen zijn knieën veel dikker ingepakt waren dan nu maar voor ons nu nog steeds heel erg gemakkelijk bij het aan- en uitkleden. Volgens mij is dat vanmorgen bij de overdracht, waar jij bij was, ook gezegd.”

“Ik denk dat ik het vergeten ben,” reageert Helga terwijl ze rood wordt.

“Geen probleem, Helga. Maar je had het ook nog even na kunnen lezen want het staat ook in zijn papieren. Vanwege zijn gebroken bovenarm heeft hij ook een bijzondere pyjamajas, zo heb ik begrepen. Laat ik je zo zien als we Jasper gaan wassen.” Terwijl ze met elkaar praten heeft Helga de fles tussen Jaspers benen gelegd. Zelf legt Jasper zijn piemel in de hals van de fles.

“Echt?” vraagt Jasper verbaasd. “Allemaal spul speciaal voor mij gemaakt?”

Jennie knikt. “Of dacht je soms dat al onze patiënten zo goed in de spullen zaten.”

“Euhh… weet ik veel…”

“Je mag je gelukkig prijzen dat je familie hebt met talent voor dat soort werk. Volgens mij heeft je tante het samen met Pieters zus gemaakt. Wij hadden alleen maar een operatiehemd en -onderbroek in de aanbieding. Je familie wilde echter dat je er netjes bij zou liggen. Gelijk hebben ze. Of niet?”

Jasper knikt maar is met zijn aandacht bij het plassen dat niet echt lekker gaat. Hij heeft het gevoel heel nodig te moeten maar toch wil het niet komen. Als het dan wel begint te stromen, doet het pijn. Als de klus geklaard is, is Jasper echt doodmoe en zakt hij, met het zweet parelend op zijn voorhoofd en gezicht, terug in de kussens.

Jennie en Helga maken gebruik van deze overgave. Ze kleden hem snel uit, waarbij Jennie in haar rol van mentor haar leerling ook wijst op de werking van Jaspers pyjamajas, en beginnen hem te wassen. Daarna trekken ze hem schone kleren aan.

Als hij dan weer helemaal verfrist languit ligt, vraagt Jennie hem of het plassen erg zeer deed. En waar hij de pijn voelde.

Jasper geeft een uitgebreide toelichting en daarna noteert de verpleegster het een en ander in zijn dossier.

“Niet iets ernstigs, toch?”

“Ga ik niet van uit. Dit is de eerste keer dat je weer uit jezelf hebt geplast en dat is altijd moeilijk. Daarvoor zat er een slang in je blaas en liep het er gewoon uit. Een tijdlang is de normale functie dus buiten werking geweest en als zoiets dan weer moet opstarten, kost dat wat pijn en moeite. Maar het is wel goed dat we het in de gaten houden. En jij ook dus.”

“Zal ik doen. Bedankt. Mijn bezoek is er al, hè?”

“Ja, vandaar ook die ineens ontstane drukte. Je moet er toch wel een beetje netjes bijliggen als je vriendje komt.” Ze knipoogt naar Jasper en zegt dat ze zijn bezoek gaat halen.

Als de deur achter haar dichtvalt, zucht Jasper diep. Daarna volgt er een glimlach. Jennie is een bijzondere, zo vindt hij. Een heel goed mens. Ze leest, als mentor, haar leerling duidelijk de les maar noemt haar ook ‘mijn collega’. Heel goed van haar. En dan voelt Jasper ineens spanning. Een enorme druk op zijn bovenlijf. Een rotgevoel. Hoe zal het gaan? Hoe zullen ze reageren? Hoe zal hij zelf reageren? Lang tijd om na te denken heeft hij echter niet want al heel snel gaat de deur open.

Maar het is niet zijn bezoek dat binnenkomt. Het is Jennie. Met een brede glimlach loopt ze op hem toe, fluistert hem iets in het oor en als Jasper dan knikt, doet ze wat ze hem ingefluisterd heeft. Dan volgt een tweede gefluisterde boodschap en die ontlokt aan Jasper een luide lach. Eentje die hem pijn in zijn kaken bezorgt maar er ook voor zorgt dat alle spanning van zo-even helemaal verdwijnt. Ze zet het bovenstuk van zijn bed wat omhoog en dan laat ze hem alleen om bij de deur nog even te knipogen.

Als dan de deur opnieuw opengaat, is dat om zijn bezoek binnen te laten. Voorop Gerald van Haastrecht die de deur openhoudt voor de vier die hem volgen. Als eerste een vrouw met lang lichtblond haar. Dan een grote man die met een van zijn enorm grote handen de hand van de vrouw vasthoudt. Voor Jasper is het duidelijk dat dit zijn ouders moeten zijn. De derde persoon in de rij lijkt wat te aarzelen. Hij krijgt in elk geval een por in zijn rug van degene die de rij sluit. De twijfelaar moet Pieter zijn en degene die hem aanmoedigt zijn zus. Pieter is erg mooi, zo vindt hij. En dat hij al 28 jaar is, zo hij van de verpleegster op de IC heeft gehoord, is hem absoluut niet aan te zien. Hij lijkt echt veel jonger! Hij glimlacht naar de vier en dan rukt zijn moeder haar hand los uit die van haar man en stormt ze op hem af. Eerst pakt ze heel voorzichtig zijn rechter hand beet maar dan slaat ze haar armen om hem heen en plet ze hem zowat. Hij voelt pijn. Lichamelijke pijn, maar dat geeft niet. Laat maar. Het is goed zo. Ze snikt luid en dan kan hij het ook zelf niet langer drooghouden. Als hij door de mist van tranen de anderen aankijkt, ziet hij ook daar overal tranen. Maar ook voorzichtige glimlachjes die beginnen door te breken.

“Oh, lieve Jasper,” snikt zijn moeder zachtjes. “Ik ben zo ontzettend blij dat we weer met je kunnen praten. Dat we weer… Nou ja… ik weet het allemaal niet meer maar ik ben blij en kijk, ik veeg de tranen allemaal weg want ik wil lachen.” Ze voegt de daad bij het woord en haalt haar handen langs haar ogen. Haar make-up is door haar tranen uitgelopen en het veegwerk laat strepen achter op haar wangen maar ook dat geeft niet.

“Ik ben ook blij,” zegt Jasper dan, “maar tegelijkertijd vind ik het ook allemaal zo vreemd. Ik… ik… ik ken… ik weet niet… “

“Dat weten we, Jasper,” zegt de man die nu zijn grote vuist, met de nodige voorzichtigheid, klemt om de hand van Jasper. “Dat weten we, en dat geeft allemaal niets. Met elkaar kunnen we alleen maar hopen dat het terugkomt maar als dat niet lukt, dan doen we het met een van jouw wijsheden, zoon.”

“En die luidt?” vraagt Jasper met een klein stemmetje.

“Het is zoals het is,” zegt Martin. “Een waarheid als een koe. Iets wat ons de afgelopen tijd allemaal op de been heeft gehouden. Iets waar we iets mee konden.”

Jasper knikt. Hij heeft het idee dat hij begrijpt waar zijn vader op doelt. Maar ondanks dat komen er toch nog meer tranen bij hem. Hij voelt dat zijn ouders van hem houden en weet absoluut niet wie ze zijn. Er was wat hoop bij hem geweest dat als hij ze eenmaal zou zien de herinneringen terug zouden komen maar… dat is een illusie geweest. Een wensdroom en niet meer dan dat. Ze zijn onbekenden voor hem. Hij weet niet eens hoe hij ze noemt. Hij vraagt ze ernaar en krijgt dan te horen dat hij ze bij hun voornaam mag noemen maar dat hij dat nooit heeft gedaan. Een hele toelichting volgt.

“Pap en mam zeg je altijd tegen ons,” besluit Marion.

Terwijl Jasper nog even in gedachten verzonken is, staat dan Pieter naast zijn bed. En dat door wat geduw van Astrid en wat getrek van Martin, zo lijkt het.

“Hoi,” klinkt het onzeker uit Pieters mond.

“Hoi,” zegt Jasper net zo onzeker terug.

Dan buigt Pieter zich over Jasper heen en kust hij hem heel voorzichtig op zijn lippen.

Jasper voelt de zachte lippen op die van hem en voelt zich ineens enorm goed. Dit voelt goed. Dit voelt bijzonder. Ook al is er dan geen enkele herinnering aan deze mooie vent tegenover hem, toch is er meteen een verbinding.

“Je lippen,” zegt Pieter op fluistertoon.

Hij wordt door de anderen niet begrepen en Pieter legt uit dat ze veel zachter voelen dan gisteren.

Jasper zegt dat het service van het ziekenhuis is. Dat waarvoor Jennie speciaal terugkwam en het bezoek nog even moest wachten.

“Je ziet er ook een stuk beter uit dan voorheen.”

“Hoelang kennen we elkaar al?” vraagt Jasper dan.

“Nog maar kort. Nog maar net een maand.” Pieter geeft dit antwoord op een toon waarin grote twijfel huist. Zijn eigen twijfel. Twijfel die ondanks zijn goede voornemen toch in alle hevigheid is terug gekomen.

Astrid heeft het gemerkt en voegt eraan toe dat de twee elkaar dan nog maar kort kennen maar al wel heel erg goed.

Opnieuw ziet Jasper hoe Astrid Pieter aanmoedigt tot een actie. Eerst lijkt hij het niet te begrijpen maar dan haalt hij iets uit zijn broekzak. Hij geeft het aan Jasper. Die kan met het opgevouwen A4’tje niets beginnen omdat hij maar één hand kan gebruiken. Astrid vraagt hem of ze het uit zal vouwen. Een knikje is voldoende. Hij kijkt naar de geprinte tekst op het blad. De eerste woorden kan hij nog lezen maar dan wordt alles helemaal wazig. Zijn moeder vraagt hem of het wel gaat en hij stelt haar gerust. Hij probeert verder te lezen maar het lukt niet. “Zou je het willen voorlezen, Pieter?” vraagt hij. “Ik heb moeite met lezen. Zie het niet goed en als ik het probeer, krijg ik er knallende hoofdpijn van.”

Met trillende handen neemt Pieter het blad weer terug en dan begint hij dat wat Jasper aan hem geschreven heeft voor te lezen. Zijn stem trilt. Zijn handen beginnen nog meer te beven.

Astrid grijpt in als ze ziet dat het haar broer teveel wordt allemaal. De tekenen waren er al maar ze wilde even aanzien of hij zich kon herpakken. Nu dat niet lukt, slaat ze een arm om zijn middel en leest zij de rest van de tekst voor.

“Wow, heb ik dat geschreven?”

Pieter knikt.

“Dan zit het wel goed tussen ons, lijkt me,” zegt Jasper met een glimlach. “Moet je nagaan, wij zijn hartstikke verliefd op elkaar. Ontdekken samen van alles en nog wat en dan laten ze me hier in het ziekenhuis zoveel dagen achter elkaar slapen!”

Jaspers opmerking brengt een glimlach op het gezicht van Astrid en zijn ouders. Pieter blijft er wat vertwijfeld bij staan.

“Een grapje, Pieter,” legt hij uit omdat hij het idee heeft dat Pieter het even niet kan volgen. Dan komt er toch iets van een glimlach maar het lijkt nog niet echt van harte te gaan. “Bedankt voor de mooie ring. Wil je hem van het kettinkje halen en aan mijn vinger doen?”

Pieters handen trillen veel te veel om de ring los te maken van het kettinkje. Astrid doet het voor hem en als ze haar broer dan de ring geeft, valt deze op de grond. Martin pakt hem op en poetst met zijn zakdoek het stof eraf om Pieter dan de ring in de hand te duwen. De handen van Pieter blijven trillen maar het lukt hem om de ring aan Jaspers vinger te schuiven.

“Bedankt, Pieter.”

“Dit is mijn zus,” zegt Pieter dan en schuift Astrid naar voren.

“Mij ken je nog niet,” zegt ze en verbaast zich erover hoe gemakkelijk de leugen over haar lippen komt. De leugen waarvoor ze een lans heeft gebroken bij de anderen die toen maar met grote moeite en na een uitvoerige discussie te overtuigen waren.

“Ik heb al wel iets over je gehoord van Gerald. Jij schijnt een enorme energie te hebben.”

“Ja, dat klopt wel,” bevestigt Pieter. “Ze heeft ons allemaal steeds weer opnieuw aangespoord om vol te houden. Niet te wanhopen. En daarnaast heeft ze allerlei dingen geregeld.”

Meteen voegt Astrid daaraan toe dat ze dat niet alleen gedaan heeft. Dat Jan er steeds voor haar was en daarnaast zijn stafmedewerkers. En dat David heel veel tijd vrij gemaakt heeft om er zoveel mogelijk voor de kinderen te zijn.

Jasper zegt benieuwd te zijn naar al die, voor hem, nieuwe mensen en vraagt dan ook naar zijn tante. Degene die hem voorzien heeft van die praktische maar ook mooie pyjama’s. Maar langzaamaan begint hij ook moe te worden.

Marion heeft het opgemerkt en vraagt of hij moe is.

Een knikje volgt en hij geeft aan dat hij zich wat te druk heeft gemaakt. Zich te veel verzet heeft tegen het plassen in een fles.

Er wordt gegrinnikt.

En opnieuw valt Jasper heel even weg.

Gerald stelt dan voor dat ze weg zullen gaan maar dan is Jasper ineens weer wakker en is het duidelijk dat hij de laatste woorden wel degelijk heeft gehoord.

“Niet weggaan hoor! Ik… ik zal proberen wakker te blijven.”

“Nee,” zegt Marion dan lief maar ook resoluut. “We gaan nu wel weg. Je hebt je rust heel erg hard nodig. Maar vanavond is er opnieuw bezoek voor je en morgenmiddag ook weer. Dan nemen we de tweeling ook mee om eventjes bij je te komen kijken.”

“Maar misschien mag ik morgenvroeg ook bezoek?”

Alle blikken richten zich op Gerald en hij zegt het voorstel van Jasper, dat hij ondertussen gelezen heeft, goed te vinden en dat straks met de anderen te zullen bespreken.

“Vind je het goed dat ik jouw brief aan Pieter even meeneem?” vraagt Astrid als ze hem een zoen geeft ter afscheid. “Ik wil er graag een kopie of scan van maken want het begint zo langzamerhand een aardig vodje te worden en dat is doodzonde.”

Jasper vindt het prima. Dan komen bij het verdere afscheid bij hem de tranen opnieuw. Maar als Marion als laatste de kamer verlaat en nog even omkijkt, ziet ze dat Jasper al diep in slaap is. Zijn hoofd rust tegen het kussen en zijn mond is iets geopend. Hij ademt rustig.

Wordt vervolgd…



Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, januari 2013.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten