STEFAN deel 2

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

STEFAN deel 2

Bericht door Hans Bernard » wo 14 mar 2012, 17:45

We maken een sprong in de tijd

Deel 2. “Huis aan de Beukendreef”

Stefan woonde nog thuis bij zijn ouders. De Van Vroonhovens tot Doornbosch bezaten een groot gerieflijk herenhuis in de Haagse binnenstad: ”Huis aan de Beukendreef”. De familie had de beschikking over een uitgebreide staf huishoudelijk personeel: een butler, een huishoudster, bedienend personeel, kamermeisjes en een tuinman en chauffeur. Het personeel vertoefde overdag in het souterrain en sliep ‘s avonds op de zolderverdieping. De bovenverdieping stond onder supervisie van de huishoudster mevrouw Dubbelrein. Eugène de chauffeur en Garden de tuinman, bezetten de kleine portierswoning. Zij leefden er hun leven en waren erg op zichzelf. Zij bemoeiden zich weinig met het andere personeel en kregen ook zelden bezoek.
Toen Bram, de zoon van Karel zijn voormalige rentmeester, die morgen op weg ging voor een bezoek aan Stefan, in “Huis aan de Beukendreef”, spookten allerlei gedachten door zijn hoofd. Sinds hij het ware verhaal over Stefan en zijn vader kende, ging hij hem steeds meer haten. Eerst had hij het helemaal niet willen geloven maar langzamerhand waren er zoveel feiten op tafel gekomen dat hij er niet meer omheen kon: Stefan had een verschrikkelijke rol gespeeld waardoor het hele gezin te gronde was gericht en Karel tot zijn wanhoopsdaad werd gedreven.


Stefan zat achter zijn bureau toen Bram klopte. “Binnen”. De deur ging open. Bram stapte altijd met ontzag over de drempel van Stefan’s kamer, alsof hij een heiligdom betrad, het was alsof er een engel binnenzweefde Op kousenvoeten bewoog Bram zich voort door het vertrek. De jongen bezat een onaardse schoonheid, zwarte krullen rondom een matbruin gezicht, een Griekse neus en onwaarschijnlijk lichtblauwe ogen met een staalhardheid die je niet voor mogelijk hield maar ook een stralende lach die de hele kamer verwarmde. Stefan was bang van die ondoordringbare ogen die als laserstralen dwars door je heengingen.
“Goedemorgen mijnheer Stefan.”
“Goedemorgen Bram, goed geslapen?”
“Ja, als een blok mijnheer.”
Na de begroeting liep Bram al slenterend de kamer door om hier en daar stil te staan bij een mooi beeld, naar een schilderij te kijken of een bijzonder voorwerp te aanschouwen. Zo begon meestal zijn bezoek. Op die manier gaf hij Stefan de gelegenheid om rustig af te maken waar hij mee bezig was.
Gewoonlijk bleef hij een klein half uur of het moest zo zijn dat Stefan iets met hem wilde bespreken.



Dit keer was het Bram, die langer wilde blijven omdat hij dringende zaken met mijnheer Stefan had te bepraten. Die maakte geen bezwaar en vroeg of hij dan ook even thuis wilde verwittigen dat hij in “Huis aan de Beukendreef” bleef lunchen. Bram was er aan gewend dat zoiets niet gevraagd maar meegedeeld werd. Hij keek daar niet vreemd van op. Mijnheer Stefan schelde en meteen verscheen de butler. De lunch werd besteld en Herman schonk vooraf een aperitief in. Voor mijnheer Stefan een glas champagne en voor Bram een glas rode wijn. Stefan ging er van uit dat het een gezellige bijeenkomst zou worden of het moest zijn dat Bram met een of andere moeilijke opgave zat waar hij Stefan’s mening over wilde horen.


Hij schrok dan ook van de ijzige stem waarmee Bram aankondigde dat de waarheid nu zo zachtjes aan maar eens op tafel moest komen. Stefan keek de jongen niet begrijpend aan: “Welke waarheid?”
Hierop klonk de opgeschroefde stem van Bram nog scherper toen hij zei: “En dat zul jij niet weten!”
“Nee, maar ik begrijp dat het je nogal hoog zit”.
De stem van Stefan had eveneens een wat onaangename klank gekregen. Hij voelde dat er meer op het spel stond dan hij gedacht had.
“Jouw affaire met mijn vader!”
Zo, dat was er uit. In een dreigende stilte zag Bram Stefan wit wegtrekken. Hij ademde zwaar en slikte een aantal malen voor hij zich herstelde.
Hij keek Bram hooghartig aan en zei: “Waar haal je die onzin vandaan?” Zijn neusvleugels trilden verraderlijk, een teken dat hij woedend werd en het was dan niet te voorspellen wat hij ging doen.
“Geen onzin, dat weet jij net zo goed als ik, Stefan.”
Als vanzelfsprekend was Bram Stefan gaan tutoyeren. Hij voelde zich de gelijke van Stefan. De laatste begreep dit goed en dat bracht hem opnieuw uit zijn evenwicht. Hij voelde het bloed naar zijn hoofd stijgen. Een stekende hoofdpijn kwam opzetten. Hij maakte aanstalten om uit zijn stoel te komen maar het dwingende “zitten blijven” deed hem onmiddellijk in zijn stoel terug zakken.


Om zich een houding te geven nam hij quasi nonchalant een slok champagne.
“Geniet er maar van zolang het nog kan”, zei Bram sarcastisch. Hij zag Stefan ineenkrimpen. Een triomfantelijk gevoel maakte zich van Bram meester.
Hij stond op het punt hem een volgende slag toe te brengen toen de deur open zwaaide en de butler met twee diensters de kamer binnen schreed. Herman liep tussen de twee meisjes, waarvan er een de zilveren soepterrine en de andere een zilveren broodschaal met toast droeg. Van zijn stuk gebracht door de binnenkomst van het personeel ging Bram ook op zijn stoel zitten.
“Wenst mijnheer dat ik de soep al uitserveer?”
Stefan, die had gezien dat Bram door Herman, uit zijn evenwicht was gebracht, besloot de butler opdracht te geven nog een minuutje te wachten. Bram zou zeker niet doorgaan met zijn aantijgingen zolang het personeel in de kamer was. Het gaf Stefan tijd om snel een plan te bedenken. Hier had hij echter buiten de waard gerekend. Bram had zich herpakt, was weer gaan staan en wilde zijn betoog voortzetten toen een van de twee meisjes over een kleedje struikelde en met haar zilveren broodschaal pal voorover viel. Ieder reageerde op zijn eigen manier. Herman sprak haar vermanend toe, terwijl haar collega op de grond dook om de schaal en het brood op te rapen. Stefan was duidelijk geïrriteerd en Bram begon tekenen te vertonen van verregaande kwaadheid en agressie. Hij hield zich dan ook niet langer in en schreeuwde:
“Is het zo moeilijk een ander ongestoord uit te laten praten?”
Hierop klonk uit de mond van Stefan een berispend “Bram……….” gevolgd door een veelzeggende stilte, gewend als hij was corrigerend op te treden.
“Wat Bram, wat Bram….? Houd jij je mond maar Stefan, jij hebt al helemaal geen reden om mij verwijtend toe te spreken. Jij vuile, vieze hond dat je bent.”
Er viel een doodse stilte in de kamer. Het was duidelijk dat de anderen totaal overdonderd waren. Iedereen stond vol ongeloof naar Bram te kijken. Herman meende nu toch voor zijn meester op te moeten komen, doch bij het eerste woord werd hem de mond gesnoerd en duidelijk te verstaan gegeven onmiddellijk de kamer te verlaten en de twee meiden mee te nemen. Gedwee droop hij af met in zijn kielzog de twee dienstertjes. Stefan zag zijn kans schoon en maakte aanstalten om er achter aan te gaan, maar Bram was met één sprong bij de deur en belette hem naar buiten te gaan.
“Jij blijft hier, met jou ben ik nog niet klaar, met jou heb ik nog een appeltje te schillen”.

Gesloten