BLANCO
Een verhaal van Lucky Eye
Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.
DEEL 2
Hoofdstuk 20
De middag van vrijdag 25 mei wordt er een klein, bescheiden verjaardagsfeestje ter ere van Jasper georganiseerd, in de personeelskantine van het ziekenhuis. Afie en Jan Nelissen lijken in de bediening te zitten en draven heel wat af samen. Ze zorgen ervoor dat iedereen wat te drinken en taart aangeboden krijgt. Astrid, Pieter en David verbazen zich echt over Jan: je kunt het zo gek niet noemen of hij is er goed in. De vier kinderen mogen de cadeaus die de gasten meegenomen hebben - hoewel er bij de uitnodiging heel duidelijk gezegd is dat de aanwezigheid belangrijker is dan een cadeau - uitpakken. Ze leggen alles netjes bij elkaar op een tafel neer. Het is de bedoeling dat de bezoekers in kleine groepjes Jasper bezoeken op IC. Van school zijn er Cassandra, Dennis, Klaas, Marlies, Marije, mevrouw Greveling en de adjunct-directeur, de heer Van der Vlies. Jochem en Roderick zijn er en nog een aantal buren. Ook de jongens van de voetbal ontbreken niet natuurlijk. Nick is enorm zenuwachtig en daarom besluiten Marion en Pieter dat ze het eerste met hem naar Jasper toe zullen gaan. Onderweg door de lange gangen en in de lift bereidt Marion hem vast voor. Ze zegt dat Jasper nog steeds behoorlijk ingepakt is in verband en dat hij heel rustig slaapt. Ze ziet Nicks angstige ogen en pakt hem bij zijn hand beet.
"Maak je niet al te zenuwachtig, Nick. Je zult zien dat hij gewoon slaapt.” Haar woorden maken weinig indruk, zo lijkt het, want hij blijft enorm nerveus.
Op de intensive care lijkt Nick toch te aarzelen. Niet helemaal zeker te weten of hij wel verder wil gaan. Met heel kleine stapjes krijgt Marion hem dicht bij Jasper. De schrik is van Nicks gezicht af te lezen. Stamelend vraagt hij de anderen of ze er echt zeker van zijn dat Jasper alleen maar slaapt. Ze wijzen hem op de apparatuur die knippert en bliept. Marion pakt de hand van Nick en legt deze op de rechterhand van Jasper.
"Voel je zijn warmte?" Nick knikt heftig. "Leg eens een vinger tegen de binnenkant van zijn pols." Nick doet het. "Ja, daar. Voel je zijn polsslag?"
"Ja, heel zachtjes."
"Tekenen genoeg dus dat hij er is, hè?"
"Ja, wat ben ik hier blij mee." Dan moet Marion papieren zakdoekjes tevoorschijn halen omdat Nick ineens begint te huilen. Ze willen hem troosten maar Nick geeft aan dat het niet nodig is. Dat zijn tranen, tranen van geluk, van blijdschap zijn. Toch zijn de zakdoekjes meer dan nodig. Als Nick weer rustiger geworden is, laat hij blijken interesse te hebben in alle apparatuur. Pieter zoekt een verpleegkundige op en vraagt haar of zij wellicht het een en ander uit kan leggen. Dat vindt ze prima en zo krijgt Nick een uitgebreide uitleg. Hij is werkelijk heel erg geïnteresseerd en vraagt van alles en nog wat. Antwoorden worden niet zomaar voor waar aangenomen. De verpleegster heeft er pret in en beantwoordt alles heel rustig en kalm. Al met al duurt het een dik kwartier voordat Nick aangeeft geen vragen meer te hebben en gaan ze terug. Buiten de IC zoemt de telefoon van Pieter dat hij een SMS-bericht heeft ontvangen. Hij checkt het en geeft Marion aan dat er een speciale gast is aangekomen en dat hij die even moet opzoeken. Als Pieter van hen wegloopt, heeft Nick een vraag voor Marion.
“Mevrouw Verhulst?”
“Ja, Nick.”
“Hebt u iets gevoeld over Jasper?” Een directe vraag. Maar hoe deze te beantwoorden bij iemand als Nick. Een grote vraag voor haar. “Als u het niet wilt zeggen, is het ook goed hoor.” Ze zijn bij de liften aangekomen en Marion vraagt hem of het goed is als ze even gaan zitten. Ze voelt hoe de grote ogen van Nick haar aankijken. Hoe hij op een antwoord wacht. Er is grote twijfel bij Marion maar dan besluit ze toch zich uit te spreken, ook omdat ze dit zo met Maarten heeft afgesproken.
"Ja, Nick. Ik heb het gevoeld. Ik heb gevoeld dat hij er over een tijdje weer zal zijn. Wakker zal zijn. Bij ons zal zijn."
"Maar komt alles goed met hem?" Opnieuw twijfel bij Marion. Mensen hoop geven door de positieve dingen te vertellen die ze weet is daaraan toe, maar… moet ze ook dat andere vertellen?
"Wat is het belangrijkste voor jou, Nick?"
"Ik weet het zo niet." Marion is er niet gerust op omdat er nu een vraag in de lucht blijft hangen als het ware en dat geeft haar een vreemd gevoel.
"Is het voor jou bijvoorbeeld belangrijk dat Jasper weer met jou en de anderen kan voetballen?"
"Nee. Dat is niet zo heel erg belangrijk. Ook al kan hij dat nog wekenlang, maandenlang of misschien wel helemaal niet meer doen. Dat is helemaal niet belangrijk. Het belangrijkste is dat hij straks weer wakker wordt. Weer kan praten met ons en lachen. Dat vind ik het belangrijkste."
"Dat komt goed, Nick."
"Weet u dat zeker?" Marion knikt.
"Dat is heel erg mooi, mevrouw Verhulst. Dank u." Dan vraagt ze Nick of hij er verder niet over wil praten. Dat zij dit, wat ze hem verteld heeft, alleen maar vertelt aan mensen die haar er rechtstreeks naar vragen. Ook vertelt ze hem haar reden daarvoor. Nick lijkt het te begrijpen en zegt haar dat hij er met niemand anders over zal praten. Dan staan ze op en lopen terug naar de plaats van het feest.
Pieter is er nog niet en daarom gaat Marion samen met Dennis en Cassandra naar de IC. Dennis is heel erg bleek en Marion is blij dat Cassandra bij hem is. Dennis heeft duidelijk de steun van zijn vriendin nodig. Bij de deur van de IC blijft hij even staan alsof ook hij, net als Nick eerder, niet verder durft. Cassandra legt een arm om zijn middel heen en kust hem heel lief op zijn wang.
"Kom," zegt ze dan, "ik weet dat je het kunt. En jij ook!" Dan gaan ze naar binnen. Vooraf heeft Marion met een van de verpleegkundigen afgesproken, dat er bij dit bezoek wat uitleg gegeven moet worden, als het kan. De verpleegkundige, die net ook Nick het een en ander verteld heeft, legt Dennis het verschil uit tussen coma en in slaap gehouden worden. Ook Dennis heeft het nodig dat hij de polsslag van Jasper voelt. Zijn lijkbleke gezicht begint pas daarna weer wat kleur te krijgen. Terug op de gang, is hij echt heel erg blij dat hij erbij mocht zijn en stamelend brengt hij dat onder woorden.
"Logisch dat jij erbij bent, Dennis," redeneert Marion. "Jasper praat thuis altijd over heel veel mensen van school maar jullie," en ze noemt de anderen ook, "zijn een hecht vriendengroepje. Jullie zijn er altijd voor elkaar als dat nodig is. En dat is heel belangrijk. En daarom moest ook jij vandaag hier zijn."
Als ze terugkomen in het personeelsrestaurant, is Pieter er ook weer. Hij geeft Marion een knipoog. Zij heeft het idee dat ze deelgenoot gemaakt wordt van het een of ander maar begrijpt niet waarvan. De knipoog komt bij haar heel 'samenzweerderig' over maar toch weet ze niet wat er aan de hand is. Tijd om Pieter ernaar te vragen is er niet want ze zijn steeds bezig met het begeleiden van de gasten naar Jasper.
*
Na zo'n anderhalf uur is iedereen bij Jasper geweest en gaan de eerste mensen naar huis. Een half uurtje later is alleen de naaste familie nog aanwezig. Ze drinken wat met elkaar, praten nog wat na en bekijken de foto's die door diverse mensen gemaakt zijn. Niels moet naar de wc en David staat al op om met hem mee te gaan.
"Ik kan het zelf wel, hoor!" verklaart de jongen haast verontwaardigd.
"Oké, ga gerust je gang!" zegt David terwijl hij weer gaat zitten. Hij kijkt zijn jongste na. Natuurlijk kan hij het wel alleen vinden. De afgelopen dagen zijn ze hier vaker geweest maar als ouder wil je toch altijd een klein beetje je kleintjes in de gaten houden. David kijkt dan ook heel raar op als Niels al heel snel, veel te snel, weer terug is. "Heb je nou al geplast?" vraagt hij dan ook verbaasd. Niels schudt zijn hoofd. "Of kon je het niet vinden?" Opnieuw schudt de kleine jongen zijn hoofd. "Zal ik dan maar meegaan?"
"Nee! Dat is het niet. Ik weet echt wel waar de wc is maar… " dan valt Niels weer stil.
"Wat is er, Niels?" dringt David aan en ook Astrid vraagt hem wat er is.
"Ik zag een zwarte Piet." Grote verbazing bij de anderen.
"Dat kan niet," stelt David meteen heel duidelijk. "Het is mei en Sinterklaas en zwarte Piet komen pas in november. Dus dat kan niet."
"En toch heb ik een zwarte Piet gezien!" stelt Niels al even duidelijk.
"Was het misschien een zwarte meneer uit Afrika?" probeert Sam een mogelijke verklaring te geven. "Die zijn heel erg zwart!"
"Nee! Echt niet! Dit is een echte zwarte Piet. Met een muts met een veer erop en een zak in zijn hand."
"Kom, Niels," probeert dan Astrid het, "zoiets kan toch helemaal niet?" Niels blijft erbij dat hij er echt een gezien heeft, wat de anderen ook zeggen.
"Weet je wat," zegt Pieter dan om uit de patstelling te komen, "laten we dan maar eens met z'n allen gaan kijken?" De andere volwassenen kijken hem vreemd aan. "Ja, als Niels zegt dat hij een zwarte Piet gezien heeft dan moeten we dat maar eens gaan onderzoeken, nietwaar?" Opnieuw wordt Pieter raar aangekeken. Niels is blij dat er toch iemand op zijn hand is en pakt de hand van zijn oom beet en trekt hem mee naar de gang. Eerst is er niets te zien. De anderen vinden dat vrij normaal maar dan ineens…
"Kijk! Daar heb je hem!" gilt Niels het uit. "Daar!" En ja… heel in de verte loopt een zwarte Piet.
"Kom op! Snel er achteraan!" roept dan Pieter en in een draf rent het hele groepje van elf personen door de gang in de richting van dat wat ze nu allemaal echt gezien hebben: een zwarte Piet. Die gaat echter een hoek om en als ze bij de kruising van gangen aankomen, is er niets meer te zien. "Verdorie!" moppert Pieter. "Weg! Wat nu?"
"Zoeken!" klinkt het strijdlustig uit de mond van Niels en opnieuw trekt hij zijn oom aan de hand mee om dan even later toch halt te houden. Pieter vraagt zijn neefje wat er is. "Ik moet nu echt plassen hoor!" Snel wordt er een wc opgezocht en als Niels geplast heeft, oppert Pieter dat de zwarte Piet misschien wel naar boven gegaan is.
"Ja, dat zou kunnen," bemoeit Maarten zich ermee. Ze besluiten bij de lift te wachten en als de deuren zich dan openen, staat daar ineens een zwarte Piet voor hun neus. De mond van de volwassenen valt open van verbazing. Een echte zwarte Piet! De kinderen zijn meteen dolenthousiast en rennen de lift in. Niels begint als eerste te praten.
"Wat doe jij nou hier?"
"Ik? Ik kom op bezoek. Iemand heeft Sinterklaas gevraagd om op ziekenbezoek te komen maar… nou ben ik Sinterklaas en de andere zwarte Piet kwijt."
"Wie heeft dat gevraagd dan?"
"Dat weet ik ook niet meer."
"Dat is stom!" is de spontane reactie van Sam. Meteen loopt ze rood aan in het gezicht en slaat ze haar hand van schrik, vanwege haar eigen opmerking, voor haar mond. "Sorry," klinkt het dan met een klein stemmetje.
"Nou ja… het is ook niet echt slim. Ik weet het," zegt de helper van Sinterklaas. "Maar ik weet nog wel bij wie ik moet zijn want dat rijmt?" De kinderen en volwassenen kijken hem vreemd aan. "Ons werd gevraagd of wij op bezoek wilden komen bij 'het liefste kind van de Sint'."
"Maar dat is Jasper!" roept Maarten.
"Jasper?"
"Ja, Jasper! Onze broer!" schreeuwt Sam zowat.
"Maar dan kunnen jullie mij wel naar hem toebrengen, toch? Dan weet ik precies waar ik naar toe moet en dan ga ik daarna Sinterklaas opzoeken en hem daarheen brengen." En zo gaan ze met z'n allen met de lift naar de hoogste verdieping in het ziekenhuis. In optocht lopen ze naar de IC; de kinderen met zwarte Piet voorop. Als ze dan heel rustig de IC oplopen naar de plaats waar Jasper ligt, wacht hen een nieuwe verrassing. Niels ziet het als eerste.
"Sinterklaas!" En ja, hij heeft helemaal gelijk. Aan de rechterkant van Jaspers bed zit Sinterklaas. Rustig zijn de kinderen niet meer te krijgen natuurlijk en ze trekken een sprint naar Jaspers bed. Als de anderen daar dan ook aangekomen zijn, ziet Marion dat de Goedheiligman zijn gehandschoende hand op de hand van Jasper heeft liggen. Ze schiet meteen vol. Martin slaat zijn arm om haar heen en dan ziet ze opnieuw een knipoog van Pieter. Nu begrijpt ze alles. Hij heeft dit geregeld. Maar voor Pieter is er ook een verrassing. Want als Sinterklaas dan begint te spreken, hoort hij niet de stem van zijn goede vriend Aart Koning, die hier vandaag voor Sinterklaas zou komen spelen. Nee! Dit is een heel andere stem! Dit is de stem van de Sinterklaas die al sinds jaar en dag bij de landelijke tv-intocht is! Met open mond staat hij aan het voeteneind van Jaspers bed.
"Zo, en wie hebben we hier allemaal," vraagt de diepe, warme stem van Sinterklaas.
"Dat weet u toch wel," zegt Niels.
"Natuurlijk weet ik dat wel. Ik ken jullie allemaal hoor. Jij bent Niels Tuinstra, nietwaar?" Niels knikt heftig. "Kom je bij me zitten?" Niels draait zijn hoofd naar zijn ouders toe en als deze dan knikken, klimt hij op de schoot van Sinterklaas. Als het jochie zit, benoemt de Sint de andere kinderen in het gezelschap. "En dat daar is je grote broer, Robin." Opnieuw knikt de kleine jongen. "Dat daar is Maarten Verhulst en naast hem staat zijn tweelingzus Samantha.” Niels kijkt vreemd op want zo kent hij haar niet. “Maar voor heel goede vrienden, en dat ben ik toch ook wel een beetje, heet ze Sam." Niels blijft maar knikken, verbaasd als hij is dat Sinterklaas echt weet hoe ze heten. "En hier in bed… ligt 'het allerliefste kind van de Sint'. Nietwaar?"
"Ja," zegt Sam. "Zo noemt Jasper zichzelf altijd omdat hij helemaal gek is van het Sinterklaasfeest. Hij verzamelt van alles!" Sinterklaas wil heel graag weten wat Jasper allemaal verzamelt en dan begint Sam een hele lijst af te draaien van spullen die tot Jaspers verzameling behoren. "Maar vooral boeken," besluit ze. "En vanmiddag heeft hij er weer een heleboel gekregen voor zijn verjaardag want hij is jarig vandaag."
"Ja, dat weet ik. Daarom ben ik ook speciaal hierheen gekomen."
"Maar… " probeert dan Niels. Van pure opwinding over de aanwezigheid van Sinterklaas komt hij echter eventjes niet meer uit zijn woorden. De Goedheiligman is echter heel rustig en wacht tot de vraag wel komt. "Maar doet u dat altijd? Komt u altijd op de verjaardag van alle kinderen?" Het antwoord van Sinterklaas is duidelijk: nee. Zoiets is gewoon onmogelijk, legt hij uit. Steeds maar weer op en neer reizen van Spanje naar Nederland duurt lang en kost ook heel veel geld.
"Af en toe maak ik een uitzondering en kom ik toch. Vooral bij kinderen in het ziekenhuis omdat ik dat… nou ja… naar voor ze vindt. En dan kan mijn bezoekje, ook al ben ik er maar heel even, ze ineens een beetje doen vergeten dat ze ziek zijn. Toen ik dus de vraag kreeg of ik Jasper wilde bezoeken, hoefde ik er niet lang over na te denken. Nou is Jasper natuurlijk niet meer een klein kind maar ik weet dat hij heel veel van mij houdt en mijn feest altijd heel erg leuk vindt. Vanmiddag waren we al op tijd in het ziekenhuis en hebben wij eerst de kinderafdeling bezocht."
"Hebt u ook cadeautjes meegebracht?"
"Ja, en die hebben we daar op de kinderafdeling achtergelaten. Cadeautjes waar iedereen iets aan heeft en waar iedereen mee kan spelen."
"Wat?"
"Dat kun je beter aan Piet vragen. Die weet dat veel beter." De gezichten van de kinderen draaien zich naar de helper van de Sint en deze begint een heel lange lijst op te noemen. De ogen van de kinderen worden groter en groter en als Piet dan klaar is, komt er een langgerekt 'woooooooowwwwwwwwwwwww' uit de mond van Niels. "Maar het wordt al laat. We moeten maar weer eens opstappen want de reis naar Spanje duurt nog lang.”
"Bent u met de stoomboot?" wil Niels toch wel heel erg graag weten, terwijl hij weer op zijn eigen benen gezet wordt. Die vraag wordt ontkennend beantwoord omdat ze met het vliegtuig zijn dit keer. Sam vertelt nog dat ze een paar jaar geleden bij de intocht van Sinterklaas in Zwolle zijn geweest en dan volgt er voor hen een nieuwtje: de landelijke intocht van dit jaar is in Kampen! "Daar wonen wij vlakbij!" roept Niels verheugd uit. "Gaan wij dan ook, pap?"
"Natuurlijk gaan wij dan ook kijken. Doen we toch elk jaar?"
"O ja."
"En jullie?" vraagt Sinterklaas dan aan Maarten. "Komen jullie dan ook naar Kampen?"
"Alleen als Jasper ook mee kan.”
“Want zonder hem is er niets aan," zegt Sam. De oude bisschop zegt dat hij het begrijpt en dat ook hij hoopt Jasper dan te kunnen zien.
"En, als ik dan voorbij kom op mijn paard, roep dan maar heel hard naar mij want dan stap ik af, en geef ik jullie en Jasper een hand. Afgesproken?" Vier kinderhoofden knikken verwoed. Dan drukt Sinterklaas de hand van Jasper en wenst hij hem heel veel beterschap. Vervolgens schrijdt hij langzaam het kamertje uit waarbij hij alle aanwezigen een hand geeft. Als laatste is hij bij Pieter. Hij fluistert Pieter iets in zijn oor. "Niet verder vertellen hoor!" laat hij erop volgen. Natuurlijk hebben de kinderen dat laatste wel gehoord en willen ze meteen weten wat Sinterklaas in het oor van Pieter heeft gefluisterd maar de Bisschop onderbreekt hun vragen: "Nee, dat is een geheimpje tussen Pieter en mij. Niemand mag dat weten!" Dan geeft de kinderschare zich gewonnen en doen ze Sinterklaas en zwarte Piet uitgeleide. Op de gang staat Aart Koning. Sinterklaas en zwarte Piet geven hem beiden een hand en dan gaat de stoet in de richting van de liften.
"Wat heb je me nou geflikt man!" zegt Pieter als hij naast Aart gaat staan.
"Leuke verrassing toch?"
"Ja… man… ik wist echt niet hoe ik het had!"
"Je vraag aan mij, of ik voor Sinterklaas wilde komen spelen voor je vriend en de kinderen, vond ik echt heel ontroerend. Jij betekent al zoveel jaren, zo ontzettend veel voor de Sinterklaascommissie in Kampen dat ik van mening was, dat ik een keer iets terug moest doen voor jou. Ik heb Bram al een aantal keren ontmoet op bijeenkomsten van het Sint Nicolaas Genootschap en slaagde erin contact met hem te leggen. Hij had er wel oren naar."
"Maar die cadeaus voor de kinderafdeling. Waar komen die vandaan?"
"Ach, dat heb ik geregeld met je zus." Aart moet vreselijk lachen om het beteuterde gezicht van Pieter. "Ja, geheime afspraakjes maken kan ik ook hoor!"
Wordt vervolgd…
Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk
©Lucky Eye, augustus 2011.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.