BLANCO deel 2 -hoofdstuk 18

Plaats hier je eigen verhalen.
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 2 -hoofdstuk 18

Bericht door Lucky Eye » ma 10 okt 2011, 08:31

BLANCO

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



DEEL 2

Hoofdstuk 18

Als Marion en Pieter die middag in het ziekenhuis terugkomen, treffen ze een erg zieke Jasper aan. Dat wat van zijn gezicht zichtbaar is, is rood van de hoge koorts en glimt van het zweet. De IC-verpleegkundige die toezicht houdt, geeft meteen uitleg. De koorts is waarschijnlijk afkomstig van een infectie of een ontsteking. Er is bloed afgenomen voor onderzoek maar aangezien ze op dit moment niet precies weten wat het is, heeft een arts een breed spectrum antibioticum voorgeschreven. Zo hopen ze de koorts onder controle te krijgen. Zittend aan zijn bed leggen ze regelmatig een koud washandje tegen zijn wangen om het hem wat gemakkelijker te maken.

Het wordt een heel lange avond in het ziekenhuis. Met grote moeite laten ze zich om iets na elf uur naar hun kamer sturen en ook dan komt de slaap nog niet meteen. Lang praten Marion en Pieter met elkaar totdat de slaap dan uiteindelijk toch de overhand krijgt.

*

Op zaterdagochtend 19 mei vindt Ben van Dijk zijn ochtendkrant op de deurmat. Op de werkdagen ligt hij op tafel in de keuken maar niet in de weekenden. Dan brengt Nick namelijk de krant niet rond in een aantal straten rond zijn huis. Een afspraak die er met de vaste loper in de wijk gemaakt is. Dertig kranten van diens wijk worden elke werkdag netjes bij Nick thuis afgeleverd en dan gaat Nick op stap. Gewoon om wat te doen te hebben. Gewoon voor de lol. Natuurlijk krijgt hij er iets voor maar, daar is het hem niet om te doen. Hij vindt het leuk! Als Ben aan tafel zit met zijn ontbijt en zwarte koffie voor zich en de krant opslaat, is hij heel erg blij dat hij de eerste is die vandaag de krant onder ogen krijgt. Een grote kop schreeuwt hem toe en verwijst naar een pagina verderop. Meteen bladert hij verder. Ook hier weer een grote kop en als hij de tekst begint te lezen, verschijnt het kippenvel hem op de armen. Stom, roept hij zichzelf meteen tot de orde. Niet geloven zoiets! Gisteren had Martin hem in een telefoontje ervan verzekerd dat alles naar omstandigheden goed ging met Jasper, dat hij op de IC lag en dat het afwachten was en nu… nu zouden… nee. Hij kijkt op zijn horloge. Verdomme, het is nog te vroeg om te bellen of… Dan pakt hij toch de telefoon en kiest het nummer achter de naam van Jasper. De telefoon gaat een keer over en wordt daarna door een wakkere stem opgenomen.

“Martin Verhulst!”

"Met Ben van Dijk. Het spijt me dat ik je zo vroeg stoor, Martin, maar er staat iets vreselijks in de krant."

"Het is echt geen storen, Ben. Ik ben al een paar uur wakker. Ik slaap slecht en soms ben ik ook liever wakker dan dat ik slaap. Maar wat staat er in de krant?" Ben leest de kop voor en wordt dan getrakteerd op een donderende vloek uit de mond van Martin.

"Doe me een lol, Ben, en houd die krant uit de buurt van je zoon. Het is niet waar! Het is honderd procent gelogen! Van A tot Z! Moet ik het nog duidelijker zeggen?"

"Nee, ik begrijp het en ik wist ook dat het niet waar kon zijn, omdat wij afgesproken hadden dat je ons op de hoogte zou houden, als er iets zou gebeuren."

"Ja. En dat heb ik gisteren gedaan en als dit waar was, had ik je opnieuw opgebeld. De roddelpers, waar ook dit stuk van afkomstig is, is heel erg lastig." En dan vertelt Martin wat er de voorgaande dagen allemaal is voorgevallen. "Dus, doe niets met verhalen in kranten of op tv, tenzij je onze meneer Nelissen in beeld ziet. Wat hij zegt, dat kun je vertrouwen voor de rest is het maar de vraag of het waar is. En nogmaals, de verzekering van mijn kant dat als er iets gebeurt, ik het jullie zo snel mogelijk zal laten weten."

"Sorry dat ik… "

"Dat is niet nodig, Ben. Ik weet waarom je belt. Je wilt Nick niet ongerust maken. En dat is ook mijn bedoeling. Nu Jasper op intensive care ligt mag hij bezoek ontvangen. Dus als Nick een keer wil komen kijken is dat prima. Laat het mij maar weten met een telefoontje of een Sms’je, dan regelen we iets. Is dat goed?" Ben vindt dat een prima idee en ze bellen af.
Ben vouwt de krant dicht en begint met zijn ontbijt. Hij heeft nog maar een paar happen naar binnen gewerkt als Nick, nog bezig de slaap uit zijn ogen te wrijven, de trap afkomt.

"Wat is er aan de hand? Ik hoorde je heel hard praten."

"Ga zitten, jongen." Nick gaat zitten en wil meteen de krant pakken. Ben houdt hem tegen. ”Sorry, maar ik wil eerst even met je praten."

"Wat is er aan de hand? Toch niet iets met Jasper, hè? Had je zijn vader aan de telefoon?"

"Ik had Martin aan de telefoon maar ik heb hem zelf gebeld. Er zijn geen nieuwe bijzonderheden dat hij ons belde. Dus alles is nog hetzelfde met Jasper. Maak je niet ongerust." Nick kijkt zijn vader doordringend aan. Het is duidelijk merkbaar aan hem dat er wel iets is. Hij praat op de geruststellende manier die Nick herkent. Als er iets aan de hand is en hij wil hem daar op voorbereiden, dan praat hij altijd zo. "Toen ik de krant opsloeg stond er op de voorpagina een heel grote kop. Die had betrekking op Jasper." Opnieuw doet Nick een poging de krant te pakken. Ben is hem echter voor en legt zijn hand op de krant die op de tafel ligt. "Alsjeblieft, luister eerst naar me, Nick!" Nick is nu helemaal zenuwachtig. Hij wil gewoon weten wat er in de krant staat. Hij wil weten wat er aan de hand is. Hij moet het weten! "Ik schrok ervan." Zie je nou wel. Er is iets heel ernstigs aan de hand en zijn vader probeert het te verbloemen. "Ik heb een stukje van het verslag gelezen en kon het niet geloven. Niet geloven, omdat Martin ons niet had gebeld. Je weet toch nog dat hij ons dat beloofd heeft." Nick knikt. "Hij heeft ons beloofd dat zodra er iets gebeurde hij ons dat zou laten weten. Hij ons dat zelf zou laten weten. En dat heeft hij gistermorgen ook gedaan. Toen heeft hij ons verteld dat Jasper naar de IC was gebracht, nietwaar?" Nick knikt opnieuw maar denkt, schiet op man! Vertel het me nou of laat me in elk geval die krant lezen! "En omdat het bericht in de krant heel iets anders was dan wat wij van Martin gehoord hebben, tot nu toe, besloot ik hem op te bellen en hem ernaar te vragen."

"En?" klinkt het ongeduldig.

"Dat wat er in de krant staat, is een verhaal dat ze verzonnen hebben. Het is helemaal niet waar." Dan is Nick niet meer te houden. Hij rukt de krant onder de hand van zijn vader vandaan en bekijkt de voorpagina. De grote kop kan hem niet ontgaan: ‘Langdurige coma of levensbeëindiging?’ Meteen zoekt Nick verder in de krant en begint te lezen. "Rustig, Nick. Als het kan, probeer dan rustig te blijven," doet Ben nog een poging maar aan alles weet hij dat het al te laat is. De oren van Nick zijn vuurrood. Aan zijn slapen zijn dikke, kloppende aderen verschenen en er ligt een verbeten trek om zijn mond terwijl zijn ogen vuur beginnen uit te stralen. Ben herkent, na zoveel jaren omgaan met hun enig kind, de symptomen van een aanval van razernij maar al te goed. Een furie ontwikkelt zich in hem, die niet lang meer opgesloten zal blijven. Snel haalt Ben dat van tafel wat hij nog redden kan, en dan breekt de hel los. Met de krant als slagwapen in zijn hand, mept Nick alles van tafel wat hij raken kan. Borden vallen in scherven, de jampot en het kaas gaan evenals de hagelslag tegen de grond, de bloemenvaas sneuvelt ook en dan begint Nick verwoed de krant tot kleine snippers te verscheuren. Pas als er niets meer van over is, zakt Nick op de grond ineen en begint hij te huilen. In enkele ogenblikken is een windhoos langsgetrokken, zo lijkt het. Ben overziet de schade en weet dat het meevalt. De schade aan zijn zoon vindt hij het meest erg. Hij gaat bij hem op de grond zitten en trekt hem tegen zich aan. Dan begint Nick harder te huilen. Mevrouw Van Dijk komt de trap afgelopen en schrikt enorm als ze de ravage in de keuken ziet. Snel legt haar man haar uit wat er gebeurd is. Ook zij gaat dan bij Nick op de grond zitten en probeert hem te troosten. Nicks vraag, waarom ze zoiets schrijven, kunnen ze beiden echter niet beantwoorden. Als de jongen wat is bedaard, is hij heel stellig: "Pap, die krant komt hier nooit meer in huis en ik breng hem nooit meer rond!"

"Dat is goed, jongen. We zullen het aan Karl vertellen."

"Stomme rotkrant!"

"Martin heeft gezegd dat als je wilt, je bij Jasper langs mag in het ziekenhuis. Hij slaapt wel, dat heb ik je verteld, maar je mag wel bij hem komen kijken. Wil je dat?"

"Vrijdag is hij jarig. Misschien dan. Misschien is hij dan wel wakker."

"Dat weten we nog niet natuurlijk, maar ik zal het er met Martin over hebben. Vind je dat goed?" Nick knikt.

*

Marion en Pieter zijn die zaterdagochtend vroeg wakker. Nadat ze zich gedoucht en aangekleed hebben, gaan ze meteen naar de IC. De koorts is aan het wijken, vertelt de dienstdoende verpleegkundige hen en beiden slaken ze een zucht van verlichting. Een nieuwe hindernis overwonnen. De verpleegkundige vraag hen of ze willen helpen met het wassen van Jasper. Astrid had hen al gezegd dat dit mocht en het lijkt hen beiden een goed idee. Met de nodige aanwijzingen en hulp van de zuster lukt het prima. Daarna vervangt zij het verband en ook hier helpen Marion en Pieter daar waar het nodig is en kan. Als Jasper er weer fris gewassen en schoon ingepakt bijligt, ontbijten ze in het personeelsrestaurant. Tegen tienen lopen ze naar de hal waar ze Martin en Astrid treffen volgens afspraak. Dan gaan ze naar de poli van de chirurgen voor hun gesprek met Van Haastrecht.

De balie is onbemand en Astrid neemt de vrijheid door te lopen en op de halfopenstaande deur van het kantoor te kloppen. Achter het bureau zit niet Van Haastrecht maar een andere arts. Een jonge arts. Hij staat meteen op en meldt dat Gerald vanwege familieomstandigheden helaas niet aanwezig kan zijn. Hij stelt zich voor als Jos Coomen en als hij allen een hand heeft geschud, vraagt hij hen te gaan zitten en neemt hij zelf ook weer plaats. Op het bureau ligt een grote stapel dossiers. “Ik ben chirurg in opleiding en loop veel mee met dokter Van Haastrecht,” zo gaat hij dan verder. “Ik ben intern en het dichtst bij de hand om in te vallen, vandaar. Ik heb echter heel weinig tijd gehad om me in te lezen in het dossier van Jasper en moet dus, helaas, veel van papier doen. Daarnaast moet ik zeggen, dat het werken met dokter Van Haastrecht niet al te moeilijk is omdat hij bekend staat om zijn goede vorm van communicatie en verslaglegging.” Aan de andere zijde van het bureau wordt geknikt. Het is duidelijk te merken dat de jongeman zenuwachtig is. Er staan blosjes op zijn wangen en hij maakt nerveuze gebaren.

“Doe het maar gewoon op je eigen manier,” probeert Marion hem gerust te stellen. “Het is niet nodig een kopie te worden van dokter Van Haastrecht.” De jongeman kijkt op en zijn ogen beginnen iets te stralen, zo lijkt het.

“Dank u, mevrouw. Euhhh… de koorts van Jasper is naar alle waarschijnlijkheid niet het gevolg van een ziekenhuisbacterie. Hij reageert namelijk goed op de verstrekte antibiotica. De resultaten van het bloedonderzoek heb ik nog niet maar die zullen dat zeker bevestigen.”

“Hebt u enig idee waar de koorts wel vandaan kan komen?” vraagt Astrid.

“Nee. Niets met zekerheid in elk geval. Het kan zijn dat hij al iets onder de leden had, zoals dat zo mooi heet. En, zoals ik al wel gelezen heb, heeft hij een tijdje in het natte gras gelegen. Allemaal niet bevorderlijk natuurlijk. Verder kan het zijn dat de overgang van operatiekamer naar intensive care te groot voor hem geweest is in zijn slechte conditie. Hij heeft natuurlijk wel enige tijd op de recovery gelegen… maar toch. De antibiotica werkt echter wel en daar zijn we heel blij mee, natuurlijk.” Marion en Pieter geven beiden aan dat het verschil tussen gistermiddag en vanochtend heel duidelijk merkbaar is. “Ja, dat begrijp ik. Verder moet ik u melden dat er in de loop van de volgende week een MRI-scan gemaakt gaat worden.”

Ineens voelt Marion zich heel misselijk en naar worden. Er wordt wat aan haar gevraagd maar ze reageert niet. Kan niet reageren. Dan is er ineens Martin die op zijn hurken recht tegenover haar gaat zitten. Ze ziet zijn mond bewegen maar verstaat hem niet. Haar lichaam is bezig met iets heel anders, zo weet ze. “Het gaat wel,” mompelt ze want de vraag is vast en zeker ‘Gaat het wel?’ geweest. Ze vraagt Astrid of die wellicht eau-de-colognezakdoekjes bij zich heeft. Uit haar grote tas haalt ze een doosje tevoorschijn en pakt er snel eentje uit voor haar. “Dank je.” Marion duwt het zakdoekje onder haar neus en staat dan voorzichtig op. “Ik ga even naar de wachtkamer.” Iedereen, behalve de arts, biedt aan om met haar mee te gaan maar Marion weet dat ze dat niet wil. “Alleen,” zegt ze met een glimlach. “Luisteren jullie alsjeblieft voor mij.” Dan verlaat ze het kantoor. In de wachtkamer gaat ze zitten en kijkt om zich heen. Het is stil. Heel erg stil. Ze haalt een paar keer heel diep adem en gaat dan heel ontspannen zitten. Ze laat alles tot rust komen. Tot rust komen met die vreselijke wetenschap die ze heeft ontdekt. De tranen komen op en ze laat een paar gaan maar weet ze dan ook weer te stoppen. Het is erg maar ze weet dat Jasper het aan kan. Dat weet ze gewoon.

Na enige tijd komen de drie anderen de poli uit. Martin loopt meteen op haar toe en zegt, dat ze er een stuk beter uitziet. Natuurlijk is hij nog bezorgd maar ze verzekert hem dat alles goed is. Ze gaan bij haar zitten en leggen haar in het kort uit waarom er de komende week een MRI-scan gemaakt wordt. Dan houdt Martin haar een recept voor.

“Voor mij?” vraagt ze verbaasd.

“Ja, voor jou. Maar wees gerust, we hebben er allemaal eentje gekregen. Het is een middel om in slaap te vallen en wat gemakkelijker door te slapen,” legt Martin uit.

“Maar dat hoef ik niet. Ik slaap goed genoeg,” klinkt het strijdbaar uit Marions mond.

“Weet je dat zeker,” vraagt Astrid met een doordringende blik. Dan slaat Marion haar ogen neer. Ze voelt zich betrapt. “Je hoeft je niet schuldig te voelen. Ons groot houden, doen we dus allemaal. Wij hebben zojuist ook allemaal geroepen dat we het niet hoeven en dokter Coomen daarmee in grote verlegenheid gebracht. Gerald had de recepten voor ons klaargelegd, zo zei hij, omdat hij wil dat we ’s nachts in elk geval allemaal goed slapen. We hebben onze energie de komende tijd hard nodig.”

“Dokter Coomen raadde ons ook aan om siësta te houden,” zegt Pieter met een brede glimlach. “Geen gek idee, nietwaar?” Pieters enthousiasme zorgt ervoor dat de gespannen sfeer die er heel even was, als sneeuw voor de zon verdwijnt.

Als Coomen de poli afgelopen komt, staat hij erop eerst Marions polsslag te voelen. Volgens hem is die lekker rustig. Dan gaan ze met z’n vijven naar de IC. Martin vertrouwt Marion nog niet helemaal en heeft een arm om haar middel heen geslagen. Jasper ligt er rustig bij als ze bij hem komen. Coolen voert in hun bijzijn wat kleine controles uit en bekijkt de nieuwste rapporten. Hij is tevreden en met een ferme handdruk laat hij hen bij Jasper achter. Marion vraagt de verpleegkundige of Jasper iets anders aan mag hebben dan het operatiekleed dat hij nog steeds aanheeft. Dat is geen bezwaar zolang het maar iets is dat gemakkelijk aan en uit getrokken kan worden. Hij stelt voor een pyjamajasje met knopen. Meteen moet Marion glimlachen. Astrid ziet het.

"Maar kan dat wel vanwege zijn arm?" informeert Marion. Inderdaad, dat levert een probleem op.

"Echt niet!" meent Astrid. “De linkermouw kunnen we eruit halen, toch?” Ze kijkt Marion aan en die begint breed te glimlachen. Dat wat Maarten gezien heeft, wordt hier op een heel mooie manier gebruikt. “En als we dan,” gaat Astrid verder met een technisch verhaal dat alleen te snappen is voor iemand die weet wat hij/zij met naald en draad kan. De heren staan er een beetje onnozel bij te kijken maar Marion begrijpt meteen wat ze bedoelt en laat ook haar eigen ideeën horen.

"Oké, dat is dan een mooie klus voor Afie," stelt Marion voor. Ze spreken af dat Astrid de stad in gaat om voor Jasper pyjama's in te slaan en daarmee dan naar de Jan van Arkelweg te rijden. Samen met Afie zal ze dan bekijken hoe ze het beste te werk kunnen gaan.

*

Martin is de hele dag in het ziekenhuis gebleven bij Marion en Pieter. Als Afie, Astrid en de kinderen aan het eind van die zaterdagmiddag op bezoek komen, hebben de dames al een pyjamajasje klaar. Ze roepen de verpleegkundige erbij en laten zien hoe volgens hen Jasper het beste aangekleed kan worden. Het gaat heel erg goed. En iedereen is van mening dat het een veel beter gezicht is dan het operatiekleed. Marion staat dicht bij Maarten en trekt hem dicht tegen zich aan. Ze gaat op haar knieën naast hem zitten en fluistert in zijn oor of dit misschien het jasje is waarin hij Jasper gezien heeft.

"Nee. Het is een van de andere die nog gemaakt moeten worden. Hij ligt nog thuis," fluistert hij terug. Marion kust hem op zijn wang en glimlacht breed tegen hem.

"Pap?" hoort ze dan de stem van Sam. Martin vraagt haar wat er is. "Jasper is vrijdag jarig, toch?" Hij knikt. "Kunnen we dat wel vieren nu?" Een vraag waar nog helemaal niemand aan gedacht heeft en logisch ook. Zoiets staat niet op de voorgrond in deze situatie. Als het zwijgen haar te lang duurt, vraagt ze het opnieuw.

"Hè, meissie!" reageert Afie. "Ik denk dat de grote mensen daar eerst maar eens over moeten praten, samen. Daarom gaan jullie kleuters… "

"Wij zijn geen kleuters!" roept Sam verontwaardigd uit.

"Oké, maar wij gaan nu wat te drinken halen en zo en dan zien we wel verder dus… kom op kleuters!"

"Je bent een rare tante!" zegt Sam.

"Ja! En dat zal ik altijd wel blijven ook. Of heb je liever dat ik ga lijken op tante Sophia en tante Sylvia?"

"Echt niet!" klinkt het ontzet uit de mond van Maarten. "Blijf dan maar gewoon raar," voegt hij er grinnikend aan toe.

Als Afie met de kinderen weg is, staan de vier achterblijvers elkaar eerst een tijdje aan te kijken. Niemand weet precies wat te doen met de vraag van Sam. Uiteindelijk verbreekt Astrid de op hen allen drukkende stilte.

"Misschien heb ik niet het recht om als eerste er iets over te zeggen maar… ik heb wel een mening natuurlijk." Van alle kanten wordt haar gezegd dat ze net zo goed iets in te brengen heeft als ieder ander. "Oké. Heel persoonlijk vind ik dat we het zouden moeten vieren. En dat vooral vanwege de kinderen. Misschien staat ons hoofd er wel helemaal niet naar, en dat kan ik me ook heel goed indenken, maar we moeten wel een positief signaal blijven afgegeven. Ze weten dat Jasper slaapt en tot nu toe hebben we steeds het positieve benadrukt. Zouden we nu zijn verjaardag niet gaan vieren dan… dan lijkt het er voor hen misschien op alsof we het zelf niet geloven, alsof onze positieve stellingname een masker is. Niet echt is. Bedrog, om het wat harder te verwoorden. En daarom vind ik dat we het moeten vieren."

"Maar het is natuurlijk wel vreemd dat… dat de jarige er zelf niet bij is," vindt Martin. Pieter valt hem daarin bij.

"Ja, dat ben ik met jullie eens maar, is hij er echt niet bij? Heeft Van Haastrecht niet gezegd dat we niet weten wat Jasper in zijn slaap wel of niet meekrijgt?"

"Ik vind ook dat we het moeten vieren,” redeneert Marion hardop. “Zolang hij er is, ook al is hij er dan niet helemaal bij, wil ik zijn verjaardag vieren. Trouwens… ik zou niet weten hoe ik die dag anders door zou moeten komen, als ik niet gewoon kan vieren dat hij jarig is. Dat hij er is."

"Oké," geeft Martin zich gewonnen, "dan gaan we het vieren. Jij het er ook mee eens Pieter?"

"Dus we doen gewoon alsof alles normaal is. Slingers? Cadeaus?"

"Ja, voor zover die slingers en zo hier kunnen natuurlijk."

"Vrienden op bezoek?"

"Ook voor zover dat kan natuurlijk. Maar laten we er iets van maken in elk geval. Laten we die dag niet ongemerkt voorbij laten gaan. Ik denk dat we daar later spijt van zouden krijgen."

"En hoe leggen we het Jasper later uit?" komt Pieter met een laatste tegenwerping.

"Ik denk niet dat Jasper om uitleg zal vragen, en als hij dat wel wil weten, dan hebben we met elkaar zojuist redenen genoeg bedacht om het te vieren." En zo wordt er besloten.

Als de kinderen en Afie terug zijn en ze het nieuws te horen krijgen, is de tweeling meteen in jubelstemming. Ondanks alles zien ze een verjaarsfeestje wel zitten. Maar vooraf moet er nog wel overlegd worden natuurlijk wat er mogelijk is, in een ziekenhuis, op een intensive care.

Na overleg met het personeel weten ze wat er kan en mag, en verdelen ze de taken. Ook de kinderen worden ingeschakeld daarbij en ze voelen zich maar wat trots dat ze mee mogen helpen. Als de plannen rond zijn, fluistert Maarten in zijn moeders oor of ze even samen kunnen praten ergens. Hand in hand lopen ze de IC af in de richting van de liften. Ook daar staan wat stoelen en daar gaan ze zitten. Maarten slaakt een diepe zucht.

“Maarten, ik weet dat je wat gezien hebt vanmorgen,” zo begint Marion om het hem wat makkelijker te maken.

“Echt?”

“Ja. Toen ik bij de dokter zat met de anderen… “

“Het was een andere dokter, hè?”

“Ja. Dokter Van Haastrecht kon niet. Er was een vervanger. Aan het begin van dat gesprek voelde ik ineens iets over jou. Ik voelde dat je iets zag en ik wist ook meteen wat je zag.”

“Jammer, hè.”

“Ja, echt heel erg jammer. Heb je gehuild?”

“Ja. Ik vind het echt heel erg zielig voor Jasper.”

“Dat is het ook. Heb je nog meer dingen gezien.”

“Ja. En dat is juist het rare. Ik zag hem dus zitten. Het was mooi weer. Hij zat in de tuin bij Pieter en toch… toch had hij reuze lol, zo leek het. Hij lachte. Alsof… alsof… nou ja alsof gewoon alles goed was.”

“Maar dat is wel heel erg sterk van je broer, nietwaar?” Maarten kan niet anders dan knikken. Zijn grote broer is sterk en zal dat ook nu weer worden. Ze vouwen hun handen in elkaar en blijven nog eventjes een tijdje rustig bij elkaar zitten.

“Mam? Hoe werkt het nou precies, jouw voelen en mijn zien.” Marion heeft zich al een hele tijd op deze vraag kunnen voorbereiden. Ze weet dat haar jongste zoon altijd het naadje van de kous wil weten en dus had ze geweten, dat ook deze vraag een keer zou komen. Een antwoord heeft ze dan ook meteen bij de hand.

“Ik zal het je proberen uit te leggen met een voorbeeld. Jij staat in een kamer. Je hebt geen bijzondere gave. Ramen en deuren zijn dicht. Wat kun je dan zien?”

“Is het licht aan? Of is het overdag?” Marion knikt. “Nou, dan kan ik de dingen zien die er in de kamer zijn.” Marion vraagt hem wat hij zoals kan zien en Maarten komt met een opsomming.

“Kun je de dingen buiten ook zien?”

“Nee, natuurlijk niet. De ramen en de deur zijn dicht, zei je.”

“Oké, dat bedoel ik dus. Als je geen bijzondere gaven hebt, kun je dus alleen maar de dingen zien die er in je omgeving zijn. Met een moeilijke term, ruimte beperkt. Begrijp je?” Maarten knikt. “Jij kunt echter meer zien. Toen Jasper werd aangevallen, was jij op je slaapkamer en toch kon jij zien wat er aan de Wijheseweg gebeurde.” Opnieuw knikt haar zoon. “Dat is dus het ene gedeelte van mijn antwoord. Dan nu het tweede gedeelte. Als jij weer in diezelfde kamer staat en er valt een koffiekopje van tafel, kun je dat dan zien?”

“Ja, want het gebeurt waar ik bij ben, toch?”

“Ja, je kunt dus de dingen zien die gebeuren. Gebeuren op dat moment. Tijd beperkt.”

“Oh, ik snap het. En met mijn bijzondere gave kan ik dingen zien, die niet tijd beperkt zijn.”

“Ja. Dat is het, Maarten. Jij zag in de hal thuis dat de auto van Marcel verongelukte terwijl dat al was gebeurd want je zag het pas toen je de knal hoorde.”

“En ik zag, dat wat er met Jasper gebeurde al op zondagavond terwijl er toen helemaal niets aan de hand was.”

“Ja. Mensen met bijzondere gaven, zoals jij en ik, kunnen dus dingen waarnemen die niet beperkt worden door ruimte en tijd.”

“Echt wel bijzonder.”

“Dat is het ook, jongen. Heel bijzonder. Als je nou weer eens iets ziet, en verdrietig wordt, bel je me dan? Blijf niet alleen met je verdriet zitten, Maarten. Deel het met mij, deel het met je vader.”

“Maar… maar pap weet nog niets van dat Jasper blijft leven. Dat het goed met hem komt. Is het dan niet vreemd om hem wel te vertellen van dat wat wij nu weten?”

“Dat is echt een heel goede opmerking, Maarten. Deel het dan alleen maar met mij. Praat er met mij over. Trouwens, ik heb er wel met Astrid over gesproken. Zij vroeg me waarom jij zo rustig bleef, toen we met elkaar bij Pieter thuis waren. Iedereen moest huilen, maar jij niet. Dat vond ze bijzonder. Ik heb het haar toen verteld. Is dat goed?”

“Ja. Misschien moeten we het alleen aan mensen vertellen als ze er naar vragen.”

“Heel goed idee, jongen. Dat doen we. Geef je moeder een knuffel. Kom!”

*

Na een goede maaltijd gaan Marion en Pieter weer terug naar Jasper met het vaste voornemen vanavond op tijd naar bed te gaan. Zo met z’n tweeën, na de drukte van eerder die dag, is het vreemd maar ook goed. Pieter zit links van het bed en Marion rechts. Hij wijst haar op de dikke vingers van de linkerhand. Van Haastrecht had hen er al over verteld en gezegd dat het heel normaal is. Heeft alles te maken met de breuk in de bovenarm. Kan heel lange tijd duren voor zoiets echt wegtrekt en het kan vervelend en naar aanvoelen. Nu nog niet natuurlijk maar als Jasper uit zijn slaap gehaald wordt wel.

"Marion?"

"Ja."

"Ik heb een heel stom idee. Nou is het natuurlijk gewoon een idee maar ik heb er zelf al het etiket van stom opgeplakt omdat het me zo raar lijkt."

"Ik voel heel duidelijk een ‘maar’ in je woorden. Of heb ik het verkeerd?"

"Nee. Je hebt het helemaal goed. Het is een idee. Enerzijds vind ik het stom, maar aan de andere kant, wil ik het ook heel graag en vind ik het ook logisch om te doen."

"Dan moet je het gewoon doen."

"Je weet nog niet eens waar het over gaat?"

"Nee, maar het geldt gewoon voor alles. Doe wat je wilt doen. Laat je niet belemmeren door je gedachten."

"Oh ja. Gedachten zijn maar gedachten enzovoorts."

"Ja, die. Een heel wijze uitspraak. Je bent nooit je gedachten. Ook niet je gevoelens en ook niet de gebeurtenissen die je overkomen. Kom los van al die dingen en dan ben je pas echt."

"Heel wijs. Geen wonder dat Jasper zo wijs is voor zijn leeftijd."

"Heeft veel meer te maken met dat wat hem is overkomen dan met zijn opvoeding hoor."

"Echt niet! Die speelt wel degelijk een heel grote rol. Misschien nog wel meer dan je denkt."

"Oké, niet iets om over te redetwisten lijkt me maar… ik wil nou wel heel graag weten wat je van plan bent."

"Als dit allemaal niet gebeurd was, dan had ik Jaspers brief 's avonds bij thuiskomst gevonden. En dan had ik heel erg graag hem op zijn verjaardag een ring willen geven. Eentje waarmee we onze verbintenis naar elkaar toe uitspreken. Maar nu, en dat zijn de gedachten dan die opkomen, lijkt dat zo vreemd. We hebben het er vandaag al eerder over gehad. Ze hebben wel gezegd vier dagen maar… ik denk niet dat dat haalbaar is. Jij?" Marion spreekt haar gevoel uit dat er ook meer tijd nodig zal zijn. "En dan is het raar toch? Raar om hem een ring te geven en die aan zijn vinger te schuiven terwijl hij er niet bij is."

"Hij is er wel bij natuurlijk. Ook dat hebben we vaker gezegd vandaag. En ik blijf erbij dat dat helemaal waar is."

"Ja. Maar toch… niet helemaal."

"Ik zou, als ik jou was, die gedachten helemaal loslaten, lieve vriend van mijn zoon. Alsjeblieft, schuif gewoon die ring aan zijn vinger. Zijn brief was duidelijk genoeg. Hij houdt van jou. Hij wil verder met jou en als jij die bezegeling wilt doen op zijn verjaardag, doe dat dan gewoon. Denk er niet over na. Je eerste ingeving is vaak de beste." Pieter neemt de tijd om er over na te denken.

"Zou jij… nou ja… misschien moet ik het ook niet vragen."

"Stel je vraag, lieve Pieter. Ik weet al wat er gaat komen. Heb het al gevoeld." Pieter glimlacht breed naar zijn aanstaande schoonmoeder en daagt haar uit dan maar een antwoord te geven op zijn vraag. "Ja, Pieter, ik vind het een enorme eer om als plaatsvervanger van Jasper dan de ring aan jouw vinger te mogen schuiven."

"Wow! Je bent echt verbazingwekkend, weet je dat?"

"Ik ben gewoon die ik ben. Niets bijzonders. Dat hoort gewoon bij mij en je zult er wel aan wennen als je me beter leert kennen." Een knipoog volgt.

"Zullen we dan maandag samen die ringen gaan kopen?"

Wordt vervolgd…


Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, augustus 2011.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Plaats reactie