BLANCO deel 2 - hoofdstuk 9

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 2 - hoofdstuk 9

Bericht door Lucky Eye » vr 09 sep 2011, 07:34

BLANCO

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



DEEL 2

Hoofdstuk 9

Van Haastrecht is zoals hij gezegd had voor zijn volgende ronde even langs gekomen om hen bij te praten. De verwijdering van de nier en de ingrepen in de buik zijn nog in volle gang. Het heeft allemaal wat vertraging opgelopen. Meer nieuws is er eigenlijk niet. Pieter vraagt hoe hij de toestand op dit moment inschat. De situatie is niet gewijzigd.

"Nog steeds zeer kritiek. Het spijt me dat ik zo kort ben maar ik vind het vreselijk moeilijk er meer over te zeggen. Ik hoop dat jullie begrijpen dat het ook voor mij en het hele team heel erg moeilijk is. Zijn situatie is nog steeds levensbedreigend en meer kan en wil ik er niet over zeggen. Misschien ben ik te voorzichtig hoor maar… voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast, zo zei mijn moeder vroeger altijd. Ik hoop dat jullie dat snappen."

"Ja, ik begrijp dat heel goed," luidt Pieters antwoord.

"Doel je eventueel ook op blijvend letsel of iets anders dat hij kan overhouden van dit?" vraagt Astrid nadrukkelijk.

"Op dit moment kan ik niets uitsluiten omdat ik gewoon nog veel en veel te weinig weet. Op dit moment zijn we nog niet toe aan onderzoeken. Pas als de tijd ervoor rijp is gaan we daar me bezig. Het spijt me enorm dat ik niet duidelijker kan zijn. Ik ga nu weer en zorg ervoor dat jullie op de hoogte gehouden worden." Van Haastrecht gaat en Marion kijkt het kringetje van aanwezigen rond. Ze ziet verdriet. Heel veel verdriet.

En dan breekt een nieuwe periode van rustig bij elkaar zitten en wachten aan. Astrid probeert de kinderen bezig te houden. Ze heeft ergens kleurpotloden en kleurplaten vandaan gehaald evenals wat andere spelletjes.

Martin is erg ongedurig. Hij voelt zich niet op zijn gemak. Hij heeft vanaf zijn jeugd al een fobie voor ziekenhuizen en hoewel hij dat de afgelopen uren goed heeft kunnen onderdrukken, begint dat hem nu toch op te breken. Hij ijsbeert het kamertje door en af en toe gaat hij ook de gang op. Soms in zijn eentje, soms samen met een van de anderen. Er wordt weinig gesproken. Het is duidelijk dat iedereen druk bezig is met zijn of haar eigen gedachten. Bovendien is iedereen moe aan het worden. De slaap, voor de een wat meer dan de ander, heeft niet echt geholpen.

Als het spelletje dat Marion samen met Astrid en de kinderen gedaan heeft afgelopen is, staat ze op en zegt dat ze even haar zus gaat bellen. De kinderen willen met haar mee naar beneden. Als ze daar op dezelfde plek als eerder die nacht gaan zitten, zien ze dat er bevoorraad wordt. De kinderen vinden het leuk, staan op en gaan er bij staan kijken. Marion ziet dat de mannen die aan het werk zijn hen wat vragen en dat ze antwoord geven. Even later helpen ze zelfs mee. Marion zoekt het nummer van haar zus in haar telefoon en kiest deze. Al heel snel wordt er opgenomen.

"Marion! Jij bent er vroeg bij!"

"Jij niet zeker! Op een feestdag en dan ben jij al voor dag en dauw wakker."

"Tja, ik slaap nooit lang hè dat weet je en bovendien moet ik natuurlijk eerst uren bezig zijn met kleren uitzoeken en me opmaken voor ik gasten kan ontvangen."

"Ja ja, maak dat de kat wijs Afie!" zegt Marion wetende dat haar zus een zeer beperkte garderobe heeft en nooit make up gebruikt. Het is een grap die ze vaker uitwisselen en waarmee ze hun twee zussen in het midden op het oog hebben.

"Maar vertel eens zusje waarom bel je zo vroeg. Er is toch niet iets aan de hand hè?"

"Het spijt me maar dat is er wel. Jasper ligt in het ziekenhuis." Eerst houdt Marion het nog droog als ze probeert het voorgevallene zo rationeel mogelijk te vertellen maar al heel snel lukt haar dat niet meer en komen de waterlanders.

"Ach mens wat erg! Wat vreselijk!" klinkt het aan de andere kant als Marion is uitgepraat. "Is er iets dat ik kan doen voor je?"

"Ik weet het niet."

"Dat kunnen we dan nog wel bedenken als ik bij jullie ben."

"Wat?"

"Ja, ik kom er nu meteen aan."

"Maar je hebt een feest…"

"Je denkt toch niet dat mijn hoofd nu naar feestvieren staat hè! Niet nu ik weet dat mijn lievelingsneef," - Jasper is haar eerste tantezegger - "in kritieke situatie in het ziekenhuis ligt. Ben jij gek!"

"Maar… "

"Ik bel iedereen af. Bovendien ben ik veertien dagen geleden al jarig geweest en vieren we het vandaag alleen omdat het voor iedereen beter uitkwam. Dus niet zeuren. Ik kom eraan. Waar moet ik zijn?" Marion vraagt haar zus of ze het zeker weet dat ze naar Zwolle wil komen. Nu. "Heb je wel eens meegemaakt dat ik iets niet zeker weet?" Marion moet lachen. Typisch haar zus. Resoluut. Marion noemt de naam en het adres van het ziekenhuis en Afie verzekert haar dat ze met de TomTom, die ze onlangs toch maar heeft aangeschaft, er zeker zal komen. Ook al kan ze niets voor Jasper doen op dit moment, ze kan er wel voor zorgen dat de alledaagse dingen in het gezin van Marion en Martin door kunnen gaan, zo is haar mening. “Ik ben er zo snel mogelijk."

"Oké, maar vertel onze lieve zussen niet te veel alsjeblieft. Ik vind dat wij dat moeten doen."

"Tuurlijk." Met elkaar spreken ze af wat Afie zal zeggen.

"Doe alsjeblieft voorzichtig en vergeet niet die mooie galajurk mee te nemen want ik wil natuurlijk wel zien wat je speciaal voor vandaag gekocht hebt!" Afie lacht luid en dat maakt dat Marion ook moet lachen. Het telefoongesprek wordt beëindigd en Marion voelt tijden later nog steeds de glimlach op haar gezicht. Ze is gek op haar zus. De kinderen komen aangerend.

"Mam, mogen we een ijsje?"

"Zo vroeg op de ochtend al?"

"Het mag van die meneer," Sam wijst iemand aan die naar hen wuift. "En we hebben er niet om gevraagd. Echt niet!"

"Toe maar. Jullie hebben er hard voor gewerkt nietwaar?" Beiden knikken ze geestdriftig en rennen dan terug. Even later zitten ze bij haar aan het tafeltje en genieten ze van de traktatie die ze verdiend hebben.

*

Martin kan niet langer stilzitten. Het duurt hem allemaal veel te lang. Het ijsberen is hij ook zat en als Marion met de kinderen terug is, neemt hij haar meteen apart. "Vind je het goed dat ik naar huis ga? Ik voel me niet goed."

"Ik begon me al af te vragen hoelang je het nog vol zou houden schat. Ik voelde je onrust en wist dat de paniek zou gaan toeslaan zoals vaker is gebeurd. Ga gerust naar huis en als de kinderen willen, mogen ze met je mee. Zorg dan dat ze thuis wat rust krijgen want anders breekt het hun later vandaag op."

"Vind je het echt niet erg om hier alleen achter te blijven."

"Alleen? Pieter is hier en Astrid en dus ben ik echt niet alleen."

"Zeker weten?" Marion verzekert haar echtgenoot dat zij het zeker weet en geeft aan dat Afie onderweg naar Zwolle is. Martin is daar duidelijk blij mee. Ook vertelt Marion dat haar zus de andere familieleden op dit moment aan het bellen is om het feestje af te zeggen. Martin wil weten wat ze de anderen vertelt.

"Alleen dat het feest niet doorgaat vandaag en dat nader bericht volgt. Misschien kun jij dat doen als je thuis bent maar houd het kort. Geen al te specifieke uitleg aan mijn zussen. En het is misschien het beste als je bij je ouders langsgaat. Vind je niet?" Samen praten ze het even door.

"Ik ben blij dat Afie komt," zegt Martin nog een keer. "Ze is echt geweldig. Ik zal de logeerkamer vast klaarmaken voor haar."

"Dat is lief schat. Ga nu maar." Martin gaat naar Pieter en Astrid toe en verontschuldigt zich bij hen. De twee willen van geen verontschuldiging horen en hebben begrip voor Martins gevoelens. Astrid stelt voor dat ze telefoonnummers van elkaar overnemen wat ze alle vier meteen doen. Als Martin dan klaar is om weg te gaan biedt Pieter hem aan dat hij zijn auto mag gebruiken en daarvan maakt hij graag gebruik. De kinderen willen graag mee naar huis hoewel Maarten voordat hij een beslissing neemt toch nog wel even heel snel een blik met zijn moeder wisselt. Haar knipoog doet hem besluiten mee te gaan.

"Als er iets is, moet je me bellen," laat Martin zijn vrouw verzekeren voor hij echt weggaat. Dat wordt beloofd. "En zo tegen vier uur vanmiddag kom ik in elk geval langs. Is dat goed?"

"Ja, lieverd. Geef me een kus." Ze kussen elkaar en houden elkaar stevig vast. Dan kijkt Marion hen na. Ze zwaaien voor ze de hoek omgaan.

*

Al aan het begin van de Jan van Arkelweg ziet Martin dat er een auto op hun oprit staat. Een hem onbekende wagen. Hij zet zijn eigen er naast en als hij en de kinderen uitstappen, stappen ook de inzittenden van het andere voertuig uit en herkent hij Nick en diens vader. Er worden handen geschud en Martin nodigt ze uit binnen te komen. Nicks vader weifelt maar als Martin dan aandringt, gaan ze toch allemaal naar binnen. Martin dirigeert de kinderen onder de douche. "En geen ruzie maken dit keer over wie er het eerst mag. Maarten gaat als eerste en dan jij," wijst hij naar Sam. "En als ik je moet helpen met het drogen van je haren," maakt hij Sam duidelijk, "dan moet je me komen halen. Niet roepen van boven maar me ophalen."

"Maarten wil me misschien ook wel helpen," stelt Sam voor. Martin kijkt op zijn neus. Vanwaar ineens die saamhorigheid? Martin kijkt zijn zoon aan en die zegt dat het goed is waarna ze de trap oprennen naar boven.

"Kan ik jullie iets te drinken aanbieden?" vraagt Martin als hij bij zijn gasten terugkomt.

"Doe maar niet. We willen geen last veroorzaken."

"Het is echt geen last hoor. Ik moet zelf ook nodig koffie hebben dus… "

"Dan drinken we graag iets mee. Nietwaar Nick?" Martin merkt dat Nick amper reageert. Hij maakt in de keuken de koffie en neemt die dan op een dienblad mee de kamer in. Hij biedt het aan met een plak koek. En als hij dan zit, komt Ben van Dijk ter zake.

"Het spijt me, ons, heel erg dat we je zo overvallen en lastig vallen maar… we moeten gewoon zekerheid hebben." Martin knikt. Het lijkt hem verstandig voorlopig niets te zeggen maar gewoon af te wachten waarom die twee hier zijn. "Vanmorgen heel vroeg had ik met vrienden afgesproken om te gaan hardlopen."

"Dauwtrappen," verbetert Nick.

"Ja. Zo heet dat als je vroeg op Hemelvaartsdag gaat hardlopen. Op alle andere dagen heet het gewoon hardlopen maar niet vandaag," zegt hij met een knipoog in de richting van Martin. "Toen ik bij de Agnietenplas was en de anderen ook kwamen, vertelde een van hen dat er vannacht een vechtpartij was geweest en dat daarbij een jongen behoorlijk in elkaar geslagen is. Het bleek echt heel veel commotie gegeven te hebben: veel politie, een ambulance, een tijdelijke wegafzetting, persfotografen, een achtervolging en noem maar op. Toen ik vroeg waar het gebeurd was en antwoord kreeg, moest ik meteen aan Jasper denken. Gewoon omdat jullie daar in de buurt wonen. Gek misschien maar… En daarom zijn we hier. Ik ben meteen naar huis gegaan en heb het Nick verteld. Die wilde toen ook zekerheid hebben. Eerst hebben we een aantal keren gebeld maar toen er niet werd opgenomen zijn we hier maar naar toe gereden. Toen er niemand thuis bleek te zijn, besloten we nog een tijdje te wachten. Alsjeblieft, vertel ons dat het niet Jasper is geweest die ze weggereden hebben in die ambulance." Martin voelt een rilling over zijn rug gaan. De moeilijkheid voor hem is Nick. Hij kent Nick. Weet van Nicks bijzonderheden en wil hem absoluut geen pijn doen. Maar kan dat?

"Het spijt me Ben, Nick maar… het gaat wel om Jasper wel en ik kan je het niet anders en beter vertellen dan op deze manier." Nick begint hartverscheurend te huilen. Zijn vader zit in een oogwenk bij hem en probeert hem te troosten. Het duurt heel lang voor Nick wat tot bedaren komt.

"Waarom Martin? Waarom juist hij? Of was het toeval? Was hij een toevallige voorbijganger die… "

"Nee. Voor zover wij vermoeden is het een bewust opgezet plan geweest. We weten de details niet maar er zijn bepaalde personen gezien door getuigen en als je dan de puzzelstukjes in elkaar schuift krijg je een aardig compleet beeld."

"Kun je het ons vertellen?" En dat doet Martin, zij het onder de voorwaarde dat er verder niet over gepraat wordt nog. Zowel Ben als Nick beloven dat. Martin vertelt dat wat hij weet van Jasper en later heeft gehoord van Pieter en Jochem.

"Dit is vreselijk Martin. Hoe kun je zoiets doorkomen!"

"Ik weet het niet. We kunnen alleen maar hopen dat Jasper erdoorheen komt. Meer kunnen we niet. De artsen hebben het in handen op dit moment en ze doen hun uiterste best. Daarvan zijn we overtuigd." Ben reikt Nick zijn kopje aan en pakt dan ook zijn eigen koffie die inmiddels koud is geworden. Als ze het beiden opgedronken hebben, staan ze op en zegt Ben dat ze moeten gaan.

"Bedankt dat je het ons verteld hebt Martin."

"Dat spreekt voor zich. Nick is een vriend van Jasper en die vriendschap is heel erg belangrijk."

"Ja. Zeker voor Nick."

"Net zo goed voor Jasper."

"Als er iets is dat wij voor jullie kunnen doen, zeg het dan."

"Dan laat ik het je weten. Ik zal straks als eerste Job opbellen. Die zal ik dan vragen de anderen te benaderen."

"Sterkte Martin."

"Heel veel sterkte meneer Verhulst en… “ Nick valt stil maar doet nog een poging. “Als Jasper… “ maar ook die mislukt. “Ik weet het eventjes niet meer. Sorry."

"Het geeft niet Nick. Als er veranderingen zijn, laat ik het jullie weten. Persoonlijk. Is dat een goede afspraak?"

"Ja. Bedankt."

"Je kunt ons," zo vult Ben aan, "elk moment van de dag bereiken."

Martin laat zijn gasten uit en kijkt de auto na als die het erf afrijdt en dan de Jan van Arkelweg op naar de Wijheseweg. Hij gaat naar binnen, pakt de telefoon en kiest het nummer van Job. Hij krijgt diens vader aan de lijn en vraagt naar Job. Even later hoort hij een slaperige stem. Zo kort mogelijk vertelt hij Job wat er gebeurd is. Job is ontsteld, zoals te begrijpen is, en het duurt even voor hij iets weet te zeggen. Iets dat dan ook nog alleen maar stamelen is en meer niet. Martin vraagt hem of hij de komende tijd als contactpersoon wil optreden tussen het vriendengroepje - met uitzondering van Nick - en de familie. Job neemt dat graag op zich en heeft zijn woorden inmiddels hervonden. Hij bedankt Martin voor het telefoontje en wenst hem heel veel sterkte.

Als Maarten dan naar boven wil lopen om te kijken hoe het met de tweeling is gesteld, wordt er op het raam van de keuken geklopt. Het is Jochem. Martin laat hem binnen.

"Kom ik ongelegen?"

"Nee, maar ik moet wel even kijken hoe het met het kleine grut is. Ga zitten en pak een kop koffie als je wilt." Martin rent naar boven. De kinderen hebben zich uitstekend gered en Maarten heeft het zowaar voor elkaar gekregen iets leuks te doen met het haar van zijn zusje. Zij is in elk geval wild enthousiast. Martin zegt dat Jochem er is.

"Robbie ook?" vraagt Sam.

"Dat weet ik niet maar als hij er is, dan is hij buiten aangelijnd."

"Mogen we met hem wandelen?"

"Ik zei net toch dat ik niet weet of hij er is maar ik ga wel eventjes kijken." De twee vliegen echter voor hem de trap af zodat hij zelf niet meer hoeft te gaan kijken. Robbie zit inderdaad buiten op het terras. Jochem vindt het prima dat zij een eindje met hem gaan lopen. Martin zegt hen dat ze niet naar de straat mogen met Robbie. "Laat hem maar uit op het erf achter het huis. Daar kan hij samen met jullie een flink eind lopen. En doe je laarzen aan!" Als ze dan weg zijn, gaat hij met een diepe zucht aan tafel zitten. Jochem staat op en schenkt voor Martin een kop koffie in. "Dank je Jochem. Ik heb er al een op maar een tweede kan ik nog wel gebruiken en waarschijnlijk wel meer ook vandaag."

"Ik begrijp het. Hoe is het nu?"

"Onbekend. Zeer kritiek heet het nog steeds. Garanties worden er niet gegeven."

"Nog… nog… nog steeds kans op overlijden?"

"Ja… ik denk het wel."

"Shit! Dat is ellendig! Heel ellendig! En het is echt een opzetje geweest hè!"

"Dat vermoeden hadden we al maar weet jij meer?" Jochem vertelt dat hij tijdens het sporenonderzoek in de buurt van de agenten is gebleven en dat hij met eigen ogen het touw heeft gezien dat over het fietspad was gespannen om Jasper van zijn fiets te krijgen. Het touw was in de mist nooit te zien. Verdergaand vertelt hij dat hij de politie ingelicht heeft dat ze dit waarschijnlijk zondagavond al van plan waren. Toen stonden er namelijk ook drie wagens in de berm te wachten. Toen Jasper er langs reed, gingen ineens de motoren aan maar op dat moment kwamen hij en Robbie van het erf afgelopen en had Robbie Jasper meteen opgemerkt. Waarschijnlijk had dat hen afgeschrikt en werd hun actie afgeblazen. "Daar heeft Jasper helemaal niets van gezegd!” zegt Martin verbaasd.

"Hij heeft er waarschijnlijk niets achtergezocht op dat moment. Ik ook niet trouwens. Ik maakte zelf nog de opmerking dat het waarschijnlijk om stelletjes ging die een rustig plekje zochten om… nou ja… je weet wel." Jochem kleurt.

"Nog meer bijzonderheden gehoord?"

"Ja. Twee van hen zijn dodelijk verongelukt een eind verder op de weg. Macht over het stuur verloren waarschijnlijk. De andere vier zijn gearresteerd. Ik ben zojuist op het politiebureau geweest om mijn verklaring te laten optekenen en daar heb ik dat vernomen. Ze worden in de loop van de dag voorgeleid." Dan gaat de bel van de voordeur. Martin staat op en sloft er heen. Als hij de deur opent, ziet hij dat het een drukte van jewelste is op de oprit. Er staat een personenauto, een busje van RTV Oost en heel veel mensen. Meteen worden er foto's gemaakt. Geschrokken slaat Martin de deur weer dicht. Hij rent terug naar de keuken. Omdat hij zelf niet echt goed met honden op kan schieten, vraagt hij Jochem of die de kinderen en de hond binnen wil halen omdat de pers op de stoep staat. De jongen reageert meteen. Martin drinkt als eerste zijn koffiemok leeg. Daarna gaat hij terug naar de woonkamer en hoewel de persmuskieten inmiddels ook op het gras en voor de ramen staan en er foto’s genomen worden, trekt hij in alle rust de gordijnen dicht om vervolgens in de keuken de jaloezieën te laten zakken. Terwijl hij dat doet ziet hij de kinderen, Robbie en Jochem aan komen rennen. “Gelukkig,” verzucht Martin. De kinderen rennen met hun vieze laarzen naar binnen en klemmen zich meteen aan zijn benen vast. Beiden kijken ze angstig op naar hun vader. Hijgend vertelt Jochem dat er ook al fotografen aan de zijkant van het huis waren en dat ze waarschijnlijk gefotografeerd zijn.

“Wel godverdomme!” Hoewel de angst nog op haar gezicht af te lezen is, begint Sam iets te gniffelen.

“Je mag niet vloeken pap!” berispt ze hem dan.

“Ik weet het Sam.”

“Je bent boos hè?” vraagt Maarten naar de bekende weg. “Heel erg boos hè?” Martin knikt en dan komt de vraag waarom hij zo boos is.

“Omdat ik niet wil dat die mensen daar voor en naast ons huis jullie op de foto zetten. Ik weet dat door alles wat er gebeurd is vannacht er dingen in de krant zullen komen. Maar ik wil niet dat die dingen over jullie beiden gaan. Ze moeten jullie met rust laten! Ik wil jullie koppies pas in de krant zien als jij,” en hij kijkt naar Sam, “popster of prima ballerina bent en jij,” nu tegen Maarten, “astronaut. Eerder niet.”

“En als ik een tekenwedstrijd win?” vraagt Sam. Martin zegt dat hij dat ook prima vindt. “Nu moeten jullie me even loslaten want die mensen moeten van ons erf af.

“Je gaat niet vechten hè?” klinkt het bangig uit de mond van Martins dochter. Martin bezweert haar dat hij dat niet gaat doen.

“En als zij beginnen?” wil Maarten weten.

“Dan heb ik geen keus. Dan moet ik wel toch?” De twee zijn het daarover eens en ze knikken.

“Maar ze maken wel foto’s van jou dan als je naar ze toe gaat,” weet Sam maar al te goed.

“Ze doen maar,” klinkt het nonchalant. De kinderen willen hem eerst nog niet loslaten. Ze zijn echt bang. Na nog wat praten, krijgt hij hen zover dat Jochem het van hem kan overnemen. Als hij de keuken verlaat ziet hij de twee bij Jochem op schoot zitten. Hij voelt een duidelijke steek van pijn. Dan gaat hij terug naar de voordeur, opent deze, stapt naar buiten en trekt de deur achter zich dicht.

"Meneer Verhulst, hoe is het met uw zoon?" Meteen is Martin omringd door journalisten. Er wordt geluidsopnameapparatuur onder zijn neus geduwd, er worden foto's gemaakt en heel veel vragen tegelijkertijd gesteld. Martin vouwt zijn armen voor zijn borst en zegt niets. Pas als het enigszins rustig is, begint hij te praten.

"Mijn zoon is vannacht in zeer kritieke toestand opgenomen in het ziekenhuis. Hij is een eindje terug aan de Wijheseweg in elkaar geslagen. Over de aanleiding kan ik geen verdere mededelingen doen. Daarvoor moeten jullie bij de politie zijn."

"Heeft u een vermoeden?"

"Aan vermoedens heb je niets."

"Is uw zoon het slachtoffer van zinloos geweld geworden?" wordt er geroepen.

"Zoals ik al zei, ik kan daarover geen mededelingen doen. Gaat u alstublieft naar de politie."

"Is het waar dat het om een wraakactie ging?" Martin antwoordt niet.

"Wat heeft de familie Kemp Verhaeghe met dit alles te maken?" Martin loopt gestaag door de menigte naar de weg terwijl er nog allerlei vragen geroepen en dingen geïnsinueerd. Bij de weg blijft hij staan.

"Hier begint mijn erf." Met een armgebaar wijst hij het hen aan. "Vanaf nu wil ik dat niemand nog ongevraagd een voet op mijn erf zet. Doe het en ik waarschuw de politie.” Allerlei flauwe opmerkingen over het feit dat er geen hek is en geen bordje met verboden toegang staat, worden geroepen. “Val ons alsjeblieft niet meer lastig!" Een van de mensen van de pers pakt hem bij zijn arm en stelt hem een vraag. Meteen werkt Martin zich los. Hij maakt zich breed en richt zich in zijn volle lengte op terwijl zijn vuisten gebald zijn. De camera’s flitsen. Martin weet echter dat hij zich moet beheersen. “Als jullie melden dat ik agressief werd,” schreeuwt hij luid en duidelijk, “vertel er dan wel bij dat hij,” en hij wijst de te opdringerige man aan, “is begonnen. Niemand heeft aan mij te zitten! En nu mijn erf af! Opschieten! ” Martin kijkt toe hoe de verzamelde pers langzaam begint weg te trekken maar echt weg gaan ze niet. Ze posteren zich echter langs de kant van de weg. Martin schudt zich het hoofd. Oké, daar kan hij ze niks maken. Als zijn erf leeg is, loopt hij langzaam terug naar het huis. De kinderen zitten in de keuken achter een glas limonade. Jochem schenkt meteen een verse kop koffie voor Martin in waarna hij begint te vertellen. “Dat was het,” zo besluit Martin zijn verslag van het gebeurde met een diepe zucht
.
"Ze moeten een verhaal hebben natuurlijk," zegt Jochem.

"Ten koste van alles, lijkt het wel."

"Zo schijnt dat te werken in die wereld."

"Waarom doen ze dit pap?" wil Sam weten.

"We zijn ineens nieuws geworden Sam. Nieuws omdat je broer… nou ja… je weet wel… "

"Moet dat in de krant?" vraagt Maarten.

"Voor mij hoeft het niet. Echt niet. Maar zij denken daar anders over."

"Ga je echt de politie bellen als ze op ons erf komen?"

"Ja, ik ga echt de politie bellen als ze weer op het erf komen."

“Misschien moeten we een hek maken,” stelt Jochem voor. Martin vindt dat een prima idee. Jochem en Roderick zouden het samen kunnen doen maar Martin wil graag dat ze de familie Haverkamp, die iets verderop woont, ook inschakelen omdat meer handen het werk lichter maken en het hek er dan ook eerder staat. Jochem is het daar helemaal mee eens.

"Wie is Kemp… nog wat?" wil Maarten weten.

"Kemp Verhaeghe is de achternaam van Pieter."

"Hoe weten ze dat?"

"Ik weet niet hoe ze die dingen weten Maarten."

"Toen er nog gewacht werd op de ambulance waren er al de eerste verslaggevers en fotografen," licht Jochem toe. “Nadat Jasper afgevoerd was, waren er nog veel meer. Zelfs al tv-camera's van RTV-Oost. Maar ik vraag me ook af hoe ze dan Pieter kunnen herkennen en waarom ze navraag doen naar hem."

"Pieters familie is rijk. Erg rijk, heb ik begrepen van Jasper."

"Oké, en dan ben je dus aangeschoten wild?" schampert Jochem.

"Dat lijkt erop. Ik zet de tv even aan om te kijken of ze al iets gemeld hebben," zegt Martin en loopt naar de woonkamer toe. Met de afstandbediening zet hij het apparaat aan en zoekt dan het kanaal van RTV Oost op. Geen nieuwsprogramma op dat moment maar op de teletekstpagina's staat het bovenaan: 'Jongen (17) mishandeld'. Het is een kort bericht en het bevat geen verwijzing naar Pieter.

"Mag ik even googelen?" vraagt Jochem. Martin wijst hem de laptop. Via Google probeert Jochem iets te vinden. "Hoe spel je zijn achternaam?"

"Weet ik veel. Ik weet het echt niet. Probeer maar wat. Ik ken die naam alleen maar van horen zeggen, heb Jasper er echt niet naar gevraagd."

"Nee, dat begrijp ik. Zou ook wel heel bijzonder geweest zijn."

"Ja, alsof ik de antecedenten van zijn vriendje wilde onderzoeken."

"Ik heb iets!" roept Jochem. Meerdere hits blijkt hij te hebben. Martin gaat naast hem zitten en leest mee. "Wow, inderdaad een zeer uitgebreid zakenimperium als je dat zo leest en dan ook nog een link met een ander groot familiebedrijf. En… zou dit iets kunnen zijn. Hij leest een biografie van de familie en daarin staat vermeld dat de ouders van Astrid en Pieter op 17 mei 1987 zijn overleden na een auto-ongeluk."

"Op de kop af 20 jaar geleden," stamelt Martin.

Wordt vervolgd…



Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, augustus 2011.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten