BLANCO deel 2 - hoofdstuk 4

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Lucky Eye
Berichten: 680
Lid geworden op: za 03 jan 2009, 19:35

BLANCO deel 2 - hoofdstuk 4

Bericht door Lucky Eye » ma 22 aug 2011, 07:13

BLANCO

Een verhaal van Lucky Eye

Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.



DEEL 2

Hoofdstuk 4

"Astrid! Astrid! Word wakker! De telefoon gaat!" David Tuinstra schudt aan de arm van zijn vrouw die, ondanks het feit dat ze nog niet eens zo heel lang in bed liggen, diep in slaap is.

"Pak jij hem maar," klinkt het slaapdronken, "ik slaap." David reikt over haar heen en ziet op het verlichte display dat het Pieter is die met zijn mobiele telefoon hen belt. Pieter? Met zijn mobiele? En dat midden in de nacht? Snel neemt David op.

"Met David. Wat is er Pieter?" klinkt het bijna angstig. Dan is Astrid ineens klaarwakker en rukt ze de telefoon uit Davids hand.

"Wat is er Pieter?" herhaalt ze de vraag die David al stelde.

"Ik ben in het ziekenhuis op dit moment."

"Is er iets met je gebeurd? Heb je een ongeluk gehad?"

"Nee. Het gaat niet om mij maar om Jasper. Mijn vriend." Ze hoort hoe Pieter aan de andere kant van de lijn huilt. "Alsjeblieft. Kan een van jullie hierheen komen?"

"Tuurlijk. Welk ziekenhuis Pieter?"

"Het Sophia."

"Ik ben er binnen een half uurtje."

"Doe wel voorzichtig want het is vreselijk mistig."

"Doe ik."

"En Astrid?"

"Ja?"

"Als je er bent, bel dan even. Ik wacht je dan op bij de lift. Er zijn dingen die ik je moet vertellen."

"Waar zitten jullie?"

"In de buurt van de operatiekamers denk ik."

"Ik vind het wel. Ben er zo." Snel schiet ze het bed uit. David die de eerste antwoorden van Pieter heeft meegekregen, heeft snel wat kleren aangeschoten en is naar beneden gerend. In de badkamer haalt ze snel een ijskoude washand over haar gezicht om het laatste restje slaap te verdrijven. Dan snel in de kleren. De auto staat al op de oprijlaan en David reikt haar een boterham aan.

"Doe voorzichtig schat want het zit werkelijk heel erg dicht en hou me op de hoogte."

"Doe ik." Ze kussen elkaar en dan is Astrid weg.

Het eerste stuk is de mist inderdaad heel erg hinderlijk aanwezig. Op de smalle landweggetjes in de polder rond Kampen is het zicht soms nog geen vijf meter. Gelukkig kent ze de omgeving meer dan goed maar desondanks neemt ze geen enkel risico en rijdt ze heel erg voorzichtig. Als ze Kampen nadert, lijkt de mist wat op te trekken. Haar gedachten zijn steeds bij Pieter. Ze rijdt om de stad heen en over de nieuwe IJsselbrug in de richting van de snelweg. Daar is de mist duidelijk minder en aangezien het erg rustig is, trapt ze het gaspedaal diep in. Hoe kan het nou gebeuren dat hij met zijn vriend in het ziekenhuis is? En… die vriend heet dus Jasper. Die naam blijft in haar hoofd naklinken en dat omdat zij een jongen kent die Jasper heet. Eentje die haar heel dierbaar is geworden in de loop der jaren. Pieters vriend kent ze dan nog wel niet maar de associatie met de jongen die dezelfde naam draagt, maakt dat ze zich flink beroerd voelt. Als die jongen iets ernstigs zou overkomen dan… dan zou ze zich werkelijk geen raad weten. Soms heeft ze best wel eens moeite om professionele afstand te houden tot haar cliënten en in het geval van die Jasper is dat ook zo geweest. Een joch dat flink in de knoei bij haar op consult kwam. Een schelp die ze moest zien open te wurmen en toen dat eenmaal gelukt was een pracht van een diamant bleek te bevatten. Een diamant met zo verschrikkelijk veel facetten dat hij haar iedere keer weer kon verbazen. Nog steeds verbaast, verbetert ze zichzelf want ze ziet hem nog regelmatig. Niet meer in de setting van cliënt en hulpverlener maar als gelijken op de meditatiegroep. Natuurlijk had hij het daar moeilijk gehad in het begin. Hij was een kind nog tussen ouderen. Zij was de jongste van de groep en de rest allemaal ouder. Maar toch had hij zich weten te handhaven en niet alleen dat. Hij was zich heel duidelijk deel gaan voelen van de groep. Had op een gegeven moment ook gevraagd of hij eens iets mocht voorbereiden zoals de anderen ook deden. Een teken dat hij zich thuis voelde en dat was natuurlijk hun bedoeling geweest. Met thuis oefenen had hij in het begin de nodige moeite gehad vanwege de discipline die toch wel gewenst is maar ook dat had hij zich gaandeweg eigen gemaakt. Vorig jaar was zij met een aantal leden van de meditatiegroep naar een retraite van Thich Nhat Hanh geweest. Jasper had ook meegewild maar had ook getwijfeld. In eerste instantie had ze niet begrepen waarom maar al pratende met elkaar tijdens de theepauzes was ze erachter gekomen. Het zou de eerste keer zijn dat hij helemaal alleen van huis was en dat idee stond hem tegen. Een soort van heimwee. Ze had hem niet willen overtuigen dat het best wel eens mee zou kunnen vallen. Zoiets doe je niet. Als het voor hem een bezwaar was, dan was dat een feit waar hij mee verder moest. Maar toch was ze heel blij toen hij zelf met een oplossing kwam: hij nam zijn moeder mee! Een bijzondere oplossing aangezien zijn moeder voor zover zij wist zelf niet aan meditatie deed. De retraite was van 1 tot en met 5 mei geweest en was prachtig. Ook Jasper had dat zo ervaren. Zijn moeder had wel moeite gehad met de stilte en dat zeker de eerste dagen tijdens het eten. Op de laatste dag hadden zowel Jasper als zijn moeder de Vijf Aandachtsoefeningen aangenomen en de namen die ze hadden gekregen, en die Jasper haar later had genoemd, hadden ze beiden mooi gevonden. Jasper vond die van hem echter niet echt goed bij hem passen, weet ze nog maar… wat die naam nou precies was, dat herinnert ze zich eventjes niet meer zo snel. Bij de afslag Zwolle-Noord verlaat ze de snelweg en als ze dan de Ceintuurbaan opdraait, merkt ze dat het in de stad flink mistig is. Pieters opmerking dat hij haar iets moet vertellen, steekt haar ineens nu de gedachten aan Jasper naar de achtergrond verdwijnen. Als ze de dr. Van Heesweg in slaat, belt ze Pieter om te zeggen dat ze eraan komt.

Even later staat ze in de lift. Op de bovenste verdieping stapt ze uit en loopt recht in de armen van haar broer. Zijn gezicht is betraand en zijn ogen stralen pure ellende uit. Ze spreidt haar armen en slaat die om hem heen. Dit moet meer zijn dan een gebroken been of een hersenschudding of iets dergelijks, realiseert ze zich meteen. Ze leidt hem naar het zitje bij het raam en laat hem plaatsnemen in een stoel. Zelf blijft ze op haar knieën naast hem op de grond zitten. "Wat is er aan de hand Pieter. Vertel het me." En dan breekt, onderbroken door tranen, een stortvloed aan woorden los. Al met al is het voor Astrid een heel duidelijk verhaal. Ze schrikt enorm als ze hoort wat naar alle waarschijnlijkheid de aanleiding voor de mishandeling is. Pieter laat ook heel duidelijk zijn angst blijken.

"En net nu ik gelukkig ben, Astrid. Net nu ik het geluk gevonden heb dat ik al zolang zocht, lijkt het alsof al dat geluk ineens de grond ingeboord wordt. Ik kan niet zonder hem, Astrid! Ik… we… kennen elkaar nog maar zo kort maar het is zo vreselijk goed wat we hebben. En nu… nu ligt hij hier voor dood op een operatietafel."

"Je mag niet wanhopen, Pieter. Het feit dat ze hem op de operatietafel hebben liggen en behandelen is een goed teken. Een teken dat er hoop is, anders waren ze er niet aan begonnen."

"Jij weet niet wat er allemaal met hem aan de hand is Astrid! Het tekeningetje dat die dokter gemaakt heeft is gewoon gruwelijk!"

"Je mag nooit ophouden met hopen Pieter! Als je de hoop verliest, verlies je alles!" spreekt ze haar broer streng toe. "Luister naar me Pieter! Hij leeft nog steeds en zolang er leven is, is er hoop. Ook in deze situatie. Ook op dit moment dat het zo ontzettend slecht met hem gaat. Blijf hopen!" Opnieuw zijn er enorm veel tranen en als Pieter dan weer wat rustiger wordt, vraagt ze hem of hij hier helemaal alleen is met Jasper.

"Nee, zijn ouders, broertje en zusje zijn er ook. Ze zijn heel goed voor me. Nemen me op in hun gezin alsof ik er al jaren bij hoor."

"Goede mensen dus Pieter." Pieter knikt en veegt zijn tranen weg. "Vind je het goed dat we naar ze toe gaan of wil je nog liever hier even blijven zitten."

"Er is nog iets dat ik je moet vertellen." Astrid haalt een doos met tissues uit haar tas en geeft hem er een om zijn neus te snuiten.

"Ja, je zei het me al via de telefoon."

"Je kent die mensen." Astrid kijkt hem met grote ogen aan. Ogen vol van verbazing. "Je kent ze. De ouders. Je kent hem." Hoe moet zij nou deze mensen en hun zoon, de vriend van haar broer, kennen! "Hij heet Jasper."

"Ja, dat heb je me verteld maar dat zegt me niet zo heel veel hè! Ik ken maar één Jasper en dat is een jongen op de meditatiegroe… " Haar ogen zijn wijd opengesperd ineens maar reageren, doet ze niet meer.

"Ja… dat is hem Astrid. Mijn vriend is Jasper Verhulst. Alsjeblieft zeg iets! Je bent zo merkwaardig stil." De schrik en angst zijn haar om het hart geslagen. Ze had in de auto al aan die Jasper moeten denken vanwege dezelfde naam die hij en de vriend van Pieter, die ze nog niet kende, dragen en nu… nu… blijkt het een en dezelfde persoon te zijn. De tranen schieten haar in de ogen. Ze buigt het hoofd en drukt die tegen de hand van Pieter die op de leuning van de stoel ligt. Maar dan weet ze ook dat er voor haar nu eventjes geen tijd is voor al te veel verdriet. Ze is hier gekomen om haar broer bij te staan en kan het niet toelaten nu zelf te veel emotie te laten zien. "Astrid? Is alles oké?"

"Het is schrikken voor me Pieter. Vreselijk schrikken," mompelt ze met haar mond tegen Pieters hand. "Maar… het gaat wel. Laat me heel even bijkomen van de schrik. Lang heb ik niet nodig hoor." Ze kijkt op en glimlacht naar haar broer die er nog steeds, en heel logisch, vreselijk beroerd uit ziet. Alle kleur lijkt uit zijn gezicht te zijn verdwenen. "Oké, heb je me alles wat je weet vertelt?"

"Misschien had ik je eerder moeten vertellen dat je hem kent."

"Nee! Jullie zullen daarvoor je redenen gehad hebben, lijkt me."

"We wilden je ermee verrassen. Jasper vertelde me iets uit zijn leven en toen hoorde ik ineens een paar heel bekende zinnen en wist ik dat hij jou kende. Toen hij er ook achter kwam, was hij werkelijk heel erg verbaasd."

"Logisch!"

"En toen kwamen we op het idee om het je niet te zeggen maar gewoon af te wachten wat jouw reactie zou zijn als ik ineens met hem op jullie stoep stond."

"Stelletje lolbroeken!" Pieter laat een voorzichtige glimlach zien. " Verder geen verrassingen meer?" Pieter schudt het hoofd. "Welke arts behandelt hem?"

"Ik heb de naam niet goed verstaan maar zijn naam deed me denken aan Maastricht schiet me nu te binnen."

"Van Haastrecht?"

"Yep." En dan schiet Pieter opnieuw vol. Het gebruik van dat heel kleine woordje doet onmiddellijk de herinneringen aan Jasper weer omhoog komen. Astrid troost haar broer zo goed als ze kan. Ze streelt zijn rug, prevelt zachte woordjes en bemoedigt hem.

"Het geeft niets Pieter als je af en toe ineens tot tranen toe geroerd bent. Laat het gewoon komen. Oké?" Pieter knikt. "Van Haastrecht is een prima chirurg en een heel gewoon mens. Geen pretenties. Dan ken ik wel anderen hier in het ziekenhuis. Maar laat ik niet gaan roddelen. Dat past me niet en dat wil ik niet. Kom, stel me alsjeblieft voor aan Jaspers familie voor zover dat nog nodig is."

"Ja, je kent ze tenslotte al."

"Maar nog niet in de persoon van de zus van de vriend van hun zoon. Zijn ouders kennen mij alleen als de psycholoog van Jasper."

"Dat is waar. Een heel andere rol."

"Gelukkig wel. En dit is geen rol. Tenminste, ik hoop dat ik als je zus een beetje echt overkom."

"Wees jij nou maar gewoon jezelf, dan komt alles wel goed. Je bent toch niet bang voor de kennismaking?"

"Heus niet! Trouwens hier is de sleutel van je auto. De nachtportier gaf hem aan mij en ook een plattegrondje waarop staat waar je auto geparkeerd staat." Pieter stopt de sleutel en het briefje in zijn linker broekzak aangezien die leeg is. Rechts zit zijn zakdoek die hij ondanks alle geplengde tranen nog steeds droog heeft weten te houden omdat eerst Marion hem steeds voorzien heeft van papieren zakdoekjes en nu Astrid van tissues. Als ze voor de deur van hun tijdelijk onderkomen staan, heeft Astrid nog een laatste vraag: " Hoe zijn zijn broertje en zusje eronder?"

"Het is duidelijk dat ze heel erg verdrietig zijn. Ze zijn veel te stil voor kinderen van acht jaar volgens mij maar ja… dat is logisch denk ik." Dan opent hij de deurvoor haar. Astrid overziet meteen het slagveld: Marion met een jongen op haar schoot en Martin met een meisje. Een ontroerend plaatje want het is maar al te duidelijk dat de ouders proberen hun kinderen, die natuurlijk enorm aangeslagen zijn, te troosten. Als ze willen opstaan, houdt Astrid hen tegen.

"Blijf rustig zitten. Ik kom bij jullie zitten en dan kunnen we elkaar ook wel de hand schudden." Ze voegt de daad bij het woord en gaat op de bank tussen hen inzitten. Eerst richt ze zich tot Marion. Ze schudt haar hand en vraagt hoe het ermee is. Niet op de manier waarop je op je klompen aan kunt voelen dat het alleen maar een beleefdheidsfrase is maar echt heel invoelend. Als iemand die een luisterend oor te bieden heeft. Natuurlijk heeft dat alles te maken met Astrids beroep waarin die houding ook wordt verondersteld aanwezig te zijn maar dit keer is het meer dan dat. Veel meer dan dat. Net als zo-even bij Pieter is ze tot tranen toe bewogen als ze ziet hoeveel moeite het Marion kost om ook maar iets te zeggen. "Dank je Marion. Je hoeft niets te zeggen." Ze slaat een arm om haar heen en streelt haar schouder. "Ik kan me ook zonder jouw woorden heel goed voorstellen hoe je je nu voelt."

"Bedankt dat je gekomen bent."

"Graag gedaan maar ik kon niet anders toen mijn broertje me belde natuurlijk."

"Broertje?" reageert Sam. Astrid draait zich naar haar toe.

"Ja. Pieter is mijn broertje."

"Maar hij is veel groter dan jij… oeps sorry… u."

"Het is heel netjes om tegen mensen die je niet goed kent u te zeggen maar ik wil heel erg graag dat wij elkaar beter leren kennen omdat jouw broer en mijn broertje verliefd zijn op elkaar. Dus mag je wat mij betreft gerust je tegen mij zeggen. Vind je dat goed?" Sam kijkt Martin aan en als hij haar een knipoog geeft, zegt ze dat het goed is. "En ja, Pieter is mijn broertje want hij is dan wel veel en veel groter dan ik ben maar ik ben en blijf de oudste en dus ben ik zijn grote zus. En hoe heet jij en hoe oud ben jij?"

"Ik heet Sam en ik ben acht."

"En in welke groep zit je?"

"In groep vier en na de zomervakantie in groep vijf."

"En vind je het leuk op school?"

"Ja. Nou ja… niet altijd. Soms zijn dingen stom."

"Ach ja, dat gebeurt wel eens hè." Sam knikt. "Vindt je het goed dat ik nu even met je broertje ga praten?"

"Hij is mijn broer hoor want hij is ietsjes ouder dan ik ben. We zijn een tweeling."

"Oké! Volgens mij ben jij een heel slimme meid."

"Heb jezelf ook kinderen?" wil Sam weten.

"Ja. Ik heb twee kinderen. De jongste is zes en hij zit in groep twee. Hij heet Niels."

"En de andere?" alsof haar vraag niet snel genoeg beantwoord wordt.

"De oudste is acht en… "

"Net zo oud als Maarten en ik dus."

"Ja, dat klopt. Maar nu ga ik echt even met je broer praten hoor," zegt Astrid met een brede glimlach. "Dus nu mag jij niets meer zeggen hoor. Mondje dicht." Astrid knipoogt naar Sam en richt zich dan tot Maarten. "Ik weet al hoe je heet en hoe oud je bent. Je bent acht jaar en je zit in groep vier."

"Nee. Ik zit in groep vijf."

"Dat is bijzonder. Dan denk ik dat je goed kunt leren." Maarten haalt zijn schouders op.

"Jawel hoor," bemoeit Sam zich ermee. "Hij is heel erg slim!"

"Mijn oudste zoon heet Robin," gaat Astrid, zonder zich te laten storen, door. "Hij is ook acht en die vindt naar school gaan maar niets. Hij kan wel goed leren hoor maar… we noemen hem een dromer omdat hij niet altijd met zijn aandacht er goed bij is. Begrijp je dat?" Er volgt een schouderophalen. In de stilte die even valt, voelt Astrid heel duidelijk dat de jongen iets wil zeggen maar dat hij het inhoudt. Wat het is weet ze natuurlijk niet maar dat er iets is, is duidelijk want ze ziet hoe Maarten ineens dicht tegen Marion aankruipt.

"Ik ga nu nog even met je vader praten als je dat goed vindt." Maarten knikt.

"Ook ik ben heel blij dat je er bent," zegt Martin als ze elkaar de hand schudden. "We kennen elkaar dan wel niet zo heel erg goed en alleen maar vanuit die heel moeilijke periode van Jasper en de gesprekken die we toen met jou gevoerd hebben maar… het voelt gewoon goed."

"Dank je Martin. Voor mij voelt het ook heel erg goed. Het is alsof ik thuiskom. Alsof ik jullie al heel erg lang ken en dat doe ik natuurlijk ook wel een beetje want ik ken Jasper al heel erg lang en op de meditatiegroep praten we ook veel met elkaar. Jasper is heel erg openhartig. In het begin was hij dat niet natuurlijk. Toen was het meer de kat wat uit de boom kijken maar… hij heeft zich heel erg leuk ontwikkeld daar. En… ik moet je zeggen dat ik zo-even heel pijnlijk getroffen werd toen ik begon te begrijpen dat Pieter en hij iets hadden samen."

"Had Pieter je nog niets daarover gezegd dan?"

"Nee. Ze hadden het plan opgevat samen, zo begrijp ik nu, om mij te verrassen daarmee."

"Dan moet het voor jou een hele schrik zijn," mengt Marion zich in het gesprek.

"Ja. Zo kun je het wel stellen. Jasper is mij heel erg dierbaar geworden. Wellicht niet een echt professionele houding voor een hulpverlener maar… ook ik heb mijn zwakke kanten."

"Op zich ben ik heel blij dat je ook buiten je werk om contact bent blijven houden met Jasper. Dat maakte het voor hem een stuk gemakkelijker om naar de meditatiegroep te gaan en zich die dingen eigen te maken. Dingen die heel belangrijk voor hem geworden zijn."

"Dank je Marion. Ik ben ook heel blij dat ik Jasper zo heb mogen leren kennen. Hij is een prima knul. En het spijt me echt heel erg dat juist hem dit is overkomen." De stilte valt zwaar over de zes personen in het kleine kamertje. Iedereen lijkt ineens met zijn of haar gedachten bij Jasper te zijn. "Hoe laat is het?" Astrid zoekt de klok maar vindt alleen een lichte plek aan de wand waar eens de klok hing. "Hier hoort een klok te hangen. Toch?"

"Die heeft Pieter weggedaan," zegt Sam met een brede glimlach op haar gezicht.

"Waarom?" kijkt Astrid vragend haar broer aan.

"Het ding maakte Martin en mij knettergek met dat stomme getik."

"Volgens mij hoort een klok te tikken hoor," luidt Astrids commentaar.

"Je hebt ook klokken die niet tikken," komt het nuchter uit Maartens mond.

"Gelijk heb je Maarten. Heb jij er ook zo een?"

"Ja. Die geeft licht in het donker en tikt niet. Hij zoemt heel zachtjes maar dat kun je bijna niet horen. Ik… ik… " Astrid heeft het gevoel dat er meer gaat komen maar dringt niet aan. "Ik heb je eerder gezien."

"Ja? Waar dan?"

"Hier. Niet in het echt maar ik heb je gezien." Het antwoord verbaast Astrid en heel bewust zoekt ze even oogcontact met Marion. Die knipoogt en Astrid laat het voor wat het is.

"Maar hoe laat is het nu?" wil Astrid weten. Horloges worden gecheckt en het blijkt net iets na 02.30 uur te zijn. "Hoe laat is Jasper hier binnengebracht?" Iets wat niet duidelijk blijkt te zijn gezien de gezichten die ze ziet. "Probeer het eens terug te halen als het kan." Haar opzetje om ze aan het denken te krijgen lukt. Ze kan als het ware het knarsen van de hersenen horen. "Pieter? Hoe laat namen jij en Jasper afscheid?"

"Om kwart voor twaalf gingen we bij mij thuis weg. We reden er zo'n twintig minuten over, denk ik. Iets langer dan normaal omdat het buiten de stad erg mistig was. Dus het zal net na middernacht geweest zijn."

"En hoelang is het fietsen van het winkelcentrum naar jullie huis?" vraagt ze Martin.

"Het waaide niet want er hing mist. Hooguit twintig minuten. Ik weet het al weer. Ik herinner me de klok die ik zag toen ik achter de brancard aan holde het ziekenhuis in. Het was bijna één uur toen we binnenkwamen hier."

"Anderhalf uur geleden dus. Hebben ze jullie al geïnformeerd over de situatie?"

"Ja. Dokter Van Haastrecht heeft ons het een en ander verteld en dit geschetst." Marion geeft Astrid het papiertje. Zonder het te laten merken aan de anderen neemt haar ongerustheid toe.

"Daarna is er niemand meer geweest dus?" Hoofden worden geschud. "Oké, ik denk dat we nu dan eerst maar eens voor de inwendige mens gaan zorgen. Ik ga boterhammen maken en koffie, thee en limonade halen. Gaan jullie met me mee?" Dat laatste gericht aan Sam en Maarten. Het meisje schudt haar hoofd heftig en klemt zich vast aan haar vader. Maarten stapt van Marions schoot en kijkt zijn zusje indringend aan.

"Oké, ik ga wel weer mee."

Wordt vervolgd…


Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk

©Lucky Eye, augustus 2011.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.

Gesloten