BLANCO
Een verhaal van Lucky Eye
Disclaimer:
Dit verhaal is niet gebaseerd op feiten. Elke overeenkomst met gebeurtenissen, personen, plaatsen en tijden berust dan ook op toeval.
VAN DE SCHRIJVER
Aan het eind van deel 1 van mijn verhaal BLANCO deed ik mijn lezers de belofte dat er een tweede deel zou komen. En dat was ook wel nodig want ik liet ze op een wel heel erg spannend moment achter!
Het schrijven van deel 2 was voor mij een moeilijk proces. Niet omdat het schrijven mij moeilijk afgaat maar omdat het leven voor mij nou eenmaal uit meer - veel meer - dan schrijven alleen maar bestaat. Er zijn leuke dingen en minder leuke dingen die hun aandacht eisen. Daarnaast probeer ik ook nog eens mijn verhalen zo foutloos mogelijk op ‘papier’ te krijgen.
Ik gaf aan dat het verhaal na deel 2 zou stoppen maar inmiddels weet ik dat niet zo zeker meer. Een aantal hoofdstukken van deel 2 is nu klaar voor publicatie maar het verhaal loopt nog niet op zijn eind. Wat de uiteindelijke vorm van het verhaal gaat worden weet ik nog niet. Of er komt een derde deel of ik plak de hoofdstukken die nu nog in bewerking zijn achter dat van deel 2 wat al wel klaar is. Dus… mijn eerdere belofte om mijn vaste lezers niet al te lang aan mij te binden zal ik wellicht moeten intrekken. Gelukkig gaven sommigen van jullie al aan dat niet echt erg te vinden
Wat mijn manier van schrijven betreft, ben ik op dezelfde manier verder gegaan. Ineens in een verhaal van schrijfstijl veranderen, is geen optie voor mij. Wil ik ook niet. Elk verhaal heeft zijn eigen karakter en dit verhaal vraagt gewoon om details, uitvoerige beschrijvingen en dergelijke.
Aangezien de hoofdstukken ook in dit tweede deel kort genoemd kunnen worden, ben ik van plan elke week twee hoofdstukken te publiceren. Een op maandag en een op vrijdag.
Maar nu niet langer gekletst! Eerst een korte weergave van dat wat er in deel 1 gebeurde, voor hen die dat niet gelezen hebben, en daarna het eerste hoofdstuk van deel 2.
Korte weergave van dat wat er gebeurde in het eerste deel van BLANCO:
Op de avond van de 4 mei 2007 heeft Jasper het moeilijk. Al een tijdje, zo hebben zijn ouders gemerkt. Hem ernaar vragen willen ze niet omdat ze hun 17-jarige zoon de nodige vrijheid gunnen en daar hoort ook bij dat hij zijn problemen op zijn eigen manier mag oplossen als hij dat wil. Eerst wil Jasper niet uit die avond maar na een leuk familiespel doet hij dat toch.
Vaak bezoekt hij het COC in Zwolle, de stad waar hij woont. Als hij er die avond naar binnengaat, vraagt een van de barkeepers - een oudere broer van een van zijn klasgenoten - hem eventjes mee te gaan. Er doen verhalen over hem en zijn vriend, inmiddels ex-vriend, de ronde. Bram vertelt hem wat hij gehoord heeft. Jasper zou Marcel bedrogen hebben met iemand anders. Jasper ontkent het ten stelligste omdat het gewoon helemaal niet waar is. Dan doet hij zijn eigen verhaal. Marcel heeft een poging gedaan hem te verkrachten en dat omdat hij niet langer wilde wachten op seks. Jasper en hij gingen al een tijdje met elkaar maar Jasper had zijn twijfels omtrent Marcel. Enerzijds gaf Marcel hem een heel erg prettig gevoel maar aan de andere kant waren er twijfels vanwege zijn dominante manier van omgaan met zijn vrienden. Jasper voorkwam de verkrachting door Marcel met twee knietjes op een heel gevoelige plaats van zich af te werken en vervolgens was hij diens huis uitgevlucht. Het lijkt Bram een goed idee om dit verhaal ook in het geruchtencircuit rond te gaan bazuinen en hoewel het Jasper eerst niets lijkt, stemt hij uiteindelijk toch toe.
Zo komt het dat hij die avond heel veel positieve reacties krijgt. Eentje is van de 28-jarige Pieter. Een op zich verlegen jongeman die het toch niet kan laten om eventjes iets van zich te laten horen. Uiteindelijk wandelen ze met z’n tweeën door de stad en in het park aan het water van de stadsgrachten vertelt Jasper hem wat er is gebeurd. Tegenover Bram was dat nog met de nodige bravoure geweest maar nu speelt het gevoel een grote rol en komen ook de tranen. Pieter is hevig verontwaardigd en raakt nog meer van slag als Jasper hem later vraagt of ze samen nog iets zullen drinken bij Pieter thuis. Hij weet gewoon niet hoe hij het heeft!
Zo maken Jasper en Pieter kennis met elkaar en van het een komt het ander. Eerst noemen ze het een onderzoek naar dat wat mogelijk is tussen hen maar al vrij snel begrijpen ze beiden dat er sprake is van verliefdheid over en weer. Het gaat gewoon heel erg goed. Er worden plannen gemaakt om de naaste familie van elkaar te ontmoeten en in de nachtelijke uren van Hemelvaartsdag zet Pieter Jasper af op hun vaste plaats bij het winkelcentrum. Jasper fietst het laatste eindje naar huis.
Hier volgen de laatste regels van het eerste deel:
---
En dan ineens… zonder dat hij enig idee heeft waarom… tuimelt hij van zijn fiets. Met een harde klap belandt hij op het natte asfalt. Shit! Dat is schrikken. Als hij voorzichtig probeert overeind te komen, voelt hij de pijn in zijn benen, rug en rechter elleboog. Voorzichtig probeert hij overeind te komen. En dan ineens is het overal licht om hem heen. Licht dat de mist doet verdwijnen. SHIT! Het zijn dezelfde auto's als zondagavond, schiet het in een flits door hem heen. Eén achter hem op het fietspad, de tweede in de middenberm en nummer drie aan de voorkant. Meteen is hij op zijn hoede en staat op van de grond. Zijn fiets ligt iets verderop en kan hij niet gebruiken als verdedigingsmiddel. Snel steekt hij zijn hand in zijn broekzak maar vindt zijn telefoon niet. Waar is dat stomme ding! Vliegensvlug scant hij met zijn ogen de grond rondom hem in de hoop dat hij uit zijn broekzak is gegleden toen hij op de grond viel maar hij ziet hem nergens.
"Zoek je naar hulp, Jasper?" Jasper herkent de stem. Zal hem altijd blijven herkennen
"Wat wil je me van!"
"Tijd voor de afrekening Jasper!"
---
Met deze cliffhanger sloot ik het eerste deel van BLANCO af. Nu is het tijd voor het vervolg. Mochten er mensen zijn die het eerste deel toch nog willen lezen, het is te vinden op deze site.
Groeten,
Lucky Eye
DEEL 2
Hoofdstuk 1
Eerst staat Pieter een tijdje buiten de auto te wachten op het telefoontje dat Jasper thuis is maar als hij merkt dat hij toch nat begint te worden van de mist stapt hij in, maakt contact en zet de verwarming aan. Een golf warme lucht stroomt de auto in en doet allerlei stofjes opdwarrelen. Hoog tijd voor een schoonmaakbeurt, concludeert hij. Als hij een speels stukje dwarrelend papier met zijn ogen volgt, valt ineens zijn blik op de passagiersstoel. Daar ligt de telefoon van Jasper. "Verdomme!" vloekt Pieter. Die moet uit Jaspers broekzak gegleden zijn en zo kan hij wel wachten tot hij een ons weegt. Het besluit is snel genomen. Snel achter hem aan om hem het ding terug te geven en dan nog een keertje afscheid nemen, denkt Pieter met een brede glimlach.
*
Jochem laat samen met Roderick Robbie uit voor ze naar bed gaan. Als ze het erf verlaten, zien ze meteen dat er iets aan de hand is iets verderop links aan de Wijheseweg. Hoewel er dikke mist hangt, is het daar een baken van licht terwijl de straatverlichting het weer eens niet doet. "Dat zit daar niet goed Roderick! Hoor je dat niet? Iemand roept om hulp!" Robbie rukt zich woest los en rent luid blaffend op het licht af. Jochem zet de achtervolging in. Roderick bedenkt zich niet en rent er ook op af.
Robbie blaft als een dolle en springt heen en weer maar wel op een veilige afstand van de man die met een knuppel naar hem uithaalt.
"Houd dat mormel bij je anders krijgt hij ook klappen!" bijt hij Jochem toe als deze aangekomen is. Snel pakt Jochem de hond bij zijn halsband en lijnt hem aan omdat hij bang is dat ze Robbie iets zullen aandoen, wetende dat Robbie wel blaft maar nooit iets zal kunnen uithalen tegen iemand met een knuppel en bovendien zijn er nog anderen. "Donder je op idioot!" schreeuwen ze naar Jochem als deze blijft staan. "Maak dat je wegkomt anders krijg je ook een pak slag.
Jochem rent terug naar Roderick die al dichtbij gekomen is. "Het is Jasper," hijgt hij. "Ik herkende zijn rugzak. Wat moeten we nou doen? We kunnen hem toch niet aan zijn lot overlaten. Maar het zijn er wel zes en geen partij voor ons."
"Bel 112 en zijn vader. Martins nummer staat in je telefoon als je tenminste naar je vader geluisterd hebt," reageert Roderick koelbloedig. Jochem vindt het nummer van Martin en maakt contact.
"Martin kom snel naar de weg. Er is een kloppartij gaande en Jasper is erbij betrokken. Snel!" Daarna belt hij 112 en vraagt hulp van politie en ambulance.
"En nu?" vraagt Roderick als het gesprek is afgebroken. Dan horen ze beiden ineens de geluiden van een sirene.
"Ze… ze… hadden al een melding gekregen," stamelt Jochem terwijl hij naar zijn telefoon blijft kijken.
"Schiet op man!" spoort Roderick hem aan. "De trekker! We halen de trekker!" En weg zijn ze.
*
Martin staat lijkbleek met de hoorn van de telefoon in zijn hand. Marion vraagt hem wat er is. "Een kloppartij op de weg en Jasper is er bij betrokken." Dan laat hij de telefoon plompverloren op de grond vallen en rent de gang in. Marion hem achterna. Snel trekken ze iets aan hun voeten en rennen naar buiten het erf op.
"De kinderen!" roept Martin en draait zich al om.
"Nee! Schiet op. Ik haal de kinderen." En terwijl Martin wegrent, haast Marion zich terug het huis in. Ze rent de trap op, gooit de deur van Sams slaapkamer alvast open en schreeuwt: "Wakker worden Sam!" Dan gaat ze naar Maartens kamer. Als ze de deur opent staat Maarten al volledig aangekleed in de kamer.
"Ik wist toch dat er iets zou gebeuren," zegt hij met tranen op zijn gezicht. Marion knielt bij hem neer en trekt hem tegen zich aan.
"Ja, je had gelijk Maarten. Ga nu alsjeblieft naar beneden, trek je jas en schoenen aan en wacht op me."
"Ja mam."
Marion moet Sam nog wakker maken. Haar geschreeuw heeft nog niet veel uitwerking gehad. Ze zet het meisje rechtop naast het bed en trekt haar snel wat kleren aan. "Zoek de schoenen van je zus ook even wil je Maarten," roept ze naar beneden wetende dat die vast niet in het kastje zullen staan. "En mijn rugzakje Maarten," roept ze nogmaals. Als ze met Sam in haar armen beneden komt, schrikken ze alle drie op van een enorme knal. Lang laat Marion zich er echter niet door afleiden. Maarten heeft alles klaar staan. Snel gaan ze naar buiten. Haar dochter lang dragen lukt Marion niet en daarom zet ze haar op haar eigen voeten neer. "Rennen Sam! Rennen!"
*
Pieter rijdt snel omdat hij niet wil dat Jasper zich straks wezenloos gaat zoeken naar zijn telefoon. In de verte hoort hij sirenes. Waarschijnlijk politie. Het is ja het begin van een lang weekend en dan lopen dingen nog wel eens uit de hand. Ineens voelt hij een koude rilling over zijn rug lopen. Heel vreemd. Heel naar ook. En ineens zegt hij hardop: "Ik ook van jou!" Hij schrikt op. Verdomme! Er is iets helemaal mis! Alle alarmbellen rinkelen in hem en de adrenaline raast door zijn lichaam. Als Pieter de Wijheseweg opdraait, ziet hij enorm veel licht ter hoogte van het fietspad. Snel zet hij zijn auto aan de kant en rent erop af. Het geluid van sirenes zwelt aan. Hij ziet drie auto's: twee op het fietspad en een in de middenberm. Het voelt niet goed. Eerder voelde hij al dat het helemaal niet goed zat en nu weet hij zeker dat het iets met Jasper te maken heeft. "Oh God," schreeuwt hij, "laat dit niet waar zijn!" Het geluid van de sirenes neemt nog steeds toe en van de andere kant hoort hij een enorm geluid dichterbij komen. En ook veel licht. Hij ontwaart een trekker. Dan ziet hij hoe zes mensen - waarvan hij er zeker vier herkent in het felle licht van de trekker - naar de auto's rennen. De auto's starten. De achterste auto draait en schiet de weg op in de richting van Zwolle. De voorste volgt. De auto in de middenberm staat nog stil en als Pieter dicht genoeg bij is ziet hij iets achter de auto liggen. "JASPER!" De witte achteruitrijdlichten flitsen op. "NEEEEE!!!!!!" Pieter ziet hoe de auto over Jasper heenrijdt en dan vooruit nog een keer. Dan vliegt de wagen met grote snelheid de weg op naar Wijhe. Pieter knielt naast Jasper neer en kan niet anders dan zijn tranen de vrije loop laten. Hij zit op de grond naast Jasper en ziet dat zijn vriend enorm is toegetakeld. Zijn benen liggen er heel vreemd bij en ook zijn linker arm. Zijn gezicht is enorm opgezwollen en zit onder het bloed. Zijn kleren zijn gescheurd. Het T-shirt hangt er in flarden bij. Zijn onderbuik is nat van het bloed en op diverse plaatsen op zijn bovenlijf zitten rare donkere plekken. En… hij moet wel dood zijn! De auto reed twee keer over hem heen en hij gaf geen kik. Oorverdovend is het geluid van de sirenes van twee politieauto's. De eerste rijdt met grote vaart door terwijl de tweede aan de kant van de weg bij Pieter stopt. De agenten springen er snel uit. Eén knielt bij Pieter neer.
"Agent Theo Jansen. Is er iets dat ik voor u kan doen?"
"Ik weet het niet. Hij is dood denk ik. Ze reden over hem heen en… " De agent buigt zich over Jasper heen en controleert diens ademhaling en daarna de polsslag.
"Hij is niet dood meneer. Er is een onregelmatige pols en hij ademt," klinkt het met enigszins trillende stem. Pieter kijkt in het lijkbleke gezicht van de agent. Dan hoort Pieter de ademhaling ook. Een heel vreemd geluid. Hortend en stotend. Piepend en … niet goed te omschrijven gewoon. "Hè Jan! Schiet op." De agent die Jan genoemd werd komt met een EHBO-doos aangerend en knielt ook op de grond neer. Snel schudt hij Pieter de hand en stelt zich voor. Pieter noemt zijn eigen naam. "We zullen doen wat we kunnen," zegt Jan Spijkstra tegen hem. "Kunt u helpen als het nodig is?" Pieter knikt. "Een ambulance is onderweg heb ik begrepen. Bent u getuige geweest?"
"Van afstand."
"Weet u wie hij is?" Pieter knikt.
"Jasper Verhulst. Hij woont hier vlakbij aan de Jan van Arkelweg. Ik ben zijn vriend." Pieter ziet hoe de agent de buikwand schoon veegt en ontwaart dan een aantal steekwonden. Ineens staat Jansen op.
"Ik kan dit niet!" zegt hij met een van emotie verstikte stem.
"Kom op Theo! Je moet me helpen!"
"Ik kan het niet! Hij is nog jonger dan ik ben, zo jong… zo… " De agent rent naar de sloot en geeft over.
"Help me alsjeblieft Theo! We kunnen hem hier niet dood laten gaan!" Pieter kijkt verbaasd naar agent Spijkstra. Deze zegt op fluistertoon tegen hem: "Theo is aspirant en nog bezig met zijn opleiding. Dit is een van zijn eerste surveillances waarbij echt iets aan de knikker is en hij heeft er duidelijk moeite mee." Opnieuw doet de agent een beroep op zijn jonge collega: "Kom Theo, we moeten de vriend van meneer Kemp Verhaeghe zo goed mogelijk helpen. Wij zijn verantwoordelijk op dit moment en aangezien jij de meest parate kennis van ons beiden hebt, moet jij de procedure leiden."
"Ja, ik zal mijn verantwoording nemen," zegt de jonge agent en kijkt op een ietwat vreemde manier naar Pieter. Dan komt hij terug. Spijkstra zegt hem naar de auto te gaan en eerst wat te drinken. Als hij terug is gaat hij bij hen op de grond zitten.
"Goed gedaan agent," prijst Spijkstra hem. "En nu volgens de procedure. Denk in kleine stapjes Theo." En zo beginnen ze samen aan hun klus om de steekwonden het eerst te behandelen. Indien nodig vragen ze Pieter om hulp. Hulp die hij heel graag verleent. Al zou het alleen maar zijn om dat niets doen zo onzinnig lijkt op dit moment. Spijkstra legt uit dat het de bedoeling is om het bloeden te stoppen in elk geval. Als de wonden snel schoongemaakt zijn, legt hij een drukverband aan. Pieter drukt het verband met beide handen stevig tegen de twee wonden aan de ene kant van de buik terwijl Theo Jansen hetzelfde doet aan de andere kant. Vier wonden. Vervolgens begint Jan Spijkstra snel en handig een verband rond Jaspers lijf te wikkelen die de drukverbanden op hun plaats moet houden. De trekkergeluiden zijn gestopt en als Pieter opkijkt ziet hij twee jongens en een hond. Jochem, Roderick en Robbie zo herkent hij hen uit de beschrijving die hij van Jasper kreeg.
"We hebben alles gedaan wat we konden," stamelt Jochem. "Ze waren met te veel. Misschien hadden we toch…"
"Nee!" reageert Pieter meteen. "Het waren er te veel. Ze waren met z'n zessen."
"Hebben jullie 112 gebeld?" informeert agent Jansen. Jochem knikt maar zegt erbij dat er toen al een melding binnen was gekomen.
Een enorm geluid vult ineens de stilte van de nacht. Ieders hoofd draait zich in de richting van Wijhe. De intercom in de politieauto begint lawaai te maken en na overleg rept Theo zich ernaar toe.
Hijgend komt Martin aan en valt meteen op zijn knieën naast Jasper neer. "Ohh mijn jongen wat hebben ze met je gedaan!"
"U bent de vader?" vraagt Spijkstra terwijl hij de laatste hand aan het verband legt. Martin knikt. Heel even opent Jasper zijn ogen dan.
"Jij hier?" klinkt het gevat maar haast onverstaanbaar. Pieter en Martin kijken elkaar aan omdat ze niet weten tegen wie de opmerking gericht is. Dan zakt Jasper weer weg in een soort van bewusteloosheid. Er melden zich inmiddels ook andere agenten bij Spijkstra. Ze vragen hem om instructies. Op zijn verzoek beginnen ze met het afzetten van de omgeving en houden ze de toegestroomde toeschouwers op afstand. Pieter vraagt zich af waar al die mensen zo ineens vandaan komen en waarom ze in godsnaam staan toe te kijken. Jochem en Roderick worden inmiddels verhoord, zo ziet Pieter. Hij zal er zelf ook aan moeten geloven, zo weet hij maar zal dat zolang mogelijk uitstellen. Dat wat hij weet, heeft hij verteld. Nou ja… hij weet natuurlijk nog wel van Marcels poging om Jasper te verkrachten. Dat is heel erg belangrijke informatie omdat een van degenen die hij herkende Marcel was maar dat kan nog wel even wachten. Ineens ziet hij lichtflitsen. Verdomme! Is de pers er ook al?
"Waar blijft die ambulance verdomme!" briest Martin als hij opspringt en de weg oprent.
"Rustig meneer. Hij is onderweg," probeert Jan Spijkstra Martin te kalmeren.
Een auto van de centrale huisartsenpost stopt aan de andere kant van de weg. Een dokter en zijn chauffeur - op de terugweg van een oproep - informeren wat er aan de hand is. Spijkstra die geprobeerd heeft het bloeden van de steekwonden te stoppen, licht de arts zo goed mogelijk in. Heel snel daarna zit hij naast Jasper en doet de eerste onderzoeken. Met een stethoscoop luistert hij naar de hartslag en de ademhaling. De arts rommelt wat in zijn tas en haalt er iets uit. Dat steekt hij met kracht tussen Jaspers ribben aan de linkerkant.
"Wat doet u nou!" roept Martin verschrikt uit.
"Spanningspneumothorax meneer, als ik niets doe zijn de gevolgen ernstig zo niet zeer ernstig."
"Hij reageerde totaal niet!" roept Pieter verbijsterd uit.
"Zijn lichaam heeft zich alleen beperkt tot de meest noodzakelijke functies. Een soort van veiligheidsmaatregel."
"Coma?" probeert Pieter.
"Eerder shock denk ik." Opnieuw luistert de arts om vervolgens een injectiespuit te vullen en deze in Jaspers arm te steken en leeg te drukken. Het geluid van de sirene van de ambulance wordt luider maar de ziekenwagen is nog niet ter plaatse als Jasper ineens een hartstilstand krijgt. De arts roept om een AED. Terwijl de chauffeur het apparaat installeert past de dokter mond-op-mondbeademing toe nadat hij de mondholte vrijgemaakt heeft. Pieter zit diverse tanden liggen in het gras. Pijn vervult zijn hele hebben en houden. Verdomme! Wat hebben ze hem aangedaan! Dan worden de plakkers geplaatst en als de ambulance op de weg stopt, volgt de elektrische schok die Jaspers hart weer aan het werk krijgt. De ambulancebroeders worden bijgepraat door de arts en dan draagt deze Jasper aan hen over. Vakkundig pakken ze Jasper in, leggen hem op een brancard en in hun wagen.
"Gaat u met hem mee?" vraagt de ambulancebroeder aan Martin. Snel wisselt hij een blik met Pieter maar omdat er niet veel tijd is, is er ook geen tijd voor overleg.
"Wil jij hier op Marion en de kinderen wachten?" vraagt Martin terwijl hij in de ziekenauto stapt. Pieter knikt. Dan worden de deuren dichtgeklapt en draait de ziekenwagen vrijwel meteen de weg op om met loeiende sirene en flitsend zwaailicht terug te rijden in de richting van Zwolle.
Jasper is nog maar net afgevoerd als Marion en de kinderen de weg opkomen. Pieter loopt op hen toe.
"Mam? Dat is Pieter," zegt Maarten als ze nog op enige afstand van elkaar zijn. Marion is niet meer verbaasd. Als ze bij elkaar zijn geven Marion en Pieter elkaar een hand.
"Wat is er gebeurd?" wil Marion weten en Pieter praat haar bij voor zover hij de feiten kent en gehoord heeft van Jochem en Roderick. Sam begint hartverscheurend te huilen en Marion tilt haar van de grond om haar dicht tegen zich aan te drukken. Maarten staat er met tranen in zijn ogen bij maar houdt zich flink.
"Martin is bij hem en ik heb beloofd dat ik met jullie naar het ziekenhuis zal gaan. Een agent zal ons rijden." Als ze bij de politiewagen aankomen, schudt Theo Jansen Marion de hand en noemt hij zijn naam. Hij stelt hen voor om te gaan.
Onder normale omstandigheden zou Maarten een ritje in een politieauto met zwaailicht en sirene een pracht van een belevenis gevonden hebben maar niet nu. Niet nu hij weet dat zijn enge droom die steeds maar weer terugkwam een voorspellende droom is geweest en dat het toch Jasper is geweest die in die dromen voorkwam. Nee, nu is er helemaal niets aan. Niet nu hij weet dat zijn grote broer iets heel ernstigs is overkomen. Nu branden de tranen in zijn ogen, doet zijn buik zeer en voelt hij zich echt ziek van verdriet.
Wordt vervolgd…
Met dank aan Gerrit voor de correcties.
Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox: lucky_eye2@yahoo.co.uk
©Lucky Eye, augustus 2011.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht.