BOES Hoofdstuk 12

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

BOES Hoofdstuk 12

Bericht door Hans Bernard » wo 11 aug 2010, 23:36

BOES Hoofdstuk 12




MATT.



Mijn gedachten draaien om Tom en Boes. Tom is een aardige vent met wie ik goed kan opschieten. We hebben ook wel dezelfde interesse. Bovendien zijn we ongeveer even oud, nou ja Tom is een paar jaar ouder. Eigenlijk zie ik een eventuele relatie met hem wel zitten. En ik moet toegeven dat ik meer voor hem voel dan normaal zou zijn voor een collega. Als ik aan Boes denk krijg ik het meteen warm. Ik voel me best vereerd met zijn meer dan gewone belangstelling. Hij is alleen nog zo jong. Eigenlijk te jong. Ik begin steeds meer op te zien tegen zijn komst. Dat gaat natuurlijk moeilijk worden als hij zo aanhankelijk blijft. Hoe lang zal ik weerstand kunnen bieden. Dat wordt een grote puinhoop waarbij de beginnende relatie met Tom ook nog eens op het spel staat. En wil ik dat wel? Hoe moet ik uit dit probleem komen?

Op het Conservatorium loopt alles op rolletjes. Bij de vergadering maandag- morgen mis ik Tom. Hij komt later binnen, zit ergens achter mij en is verdwenen als wij voor een koffiepauze het lokaal verlaten. Ook in de docentenkamer is hij nergens te bekennen. Als we weer beginnen is hij er ook. Even voor het einde van de bespreking verlaat hij opnieuw als eerste het lokaal. Peinzend kijk ik hem na. Het lijkt er toch echt op dat hij mij ontloopt. Ik haal mijn schouders op. Hij zoekt het maar uit.

De lessen lopen gesmeerd en voor zover ik het kan beoordelen wordt er hard gewerkt aan de voorbereiding van de optredens op de leerlingenavond. Ik word door enkele leerlingen nog wel om advies gevraagd maar het merendeel is zelf uit de problemen gekomen. Ik merk ook dat men er veel plezier in heeft, wat weer wijst op goede producties. Ik hoef me geen zorgen te maken over het niveau van de optredens.

Het is donderdag. Tom heb ik nauwelijks of niet gezien. En van Boes heb ik niets meer gehoord. Het hele gedoe van afgelopen weekend zit me nog zo dwars dat ik me er weinig van aantrek dat zij allebei schijnbaar besloten hebben zich op de achtergrond te houden. Ze doen maar.
Ik heb Jeanne alles verteld toen ze dinsdag binnen liep voor een kopje koffie en een praatje. Ze had wel degelijk iets gemerkt zondagmiddag. Uitermate verrast is ze door mijn mededeling dat er twee kapers op de kust zijn, die mij wel zien zitten. Van Boes had zij het wel gedacht maar dat ook Tom meer voor mij voelt had ze niet in de gaten. Het verbaast mij niet dat zij onmiddellijk partij voor Boes kiest en zegt dat hij en ik een ideaal stel zijn. Ik wil Tom verdedigen maar denk er beter aan te doen mijn mond te houden. Jeanne maakt wel meteen van de gelegenheid gebruik om Boes een bos veren in zijn kont te steken. Het is duidelijk: Boes heeft Jeanne volledig ingepakt. Ze is dus niet echt objectief in haar oordeel. Het gesprek met de buuv is dus erg eenzijdig en helpt me niet veel verder.

En nu loop ik rond met de vraag met wie ik wel een goed en eerlijk gesprek kan hebben over Tom en Boes. Het antwoord ligt zo voor de hand dat ik er bijna overheen kijk: Matt.
Na een telefoontje hebben Matt en ik het zo geregeld dat we zaterdag samen een dagje op stap gaan. Eigenlijk kan ik dat niet maken. Ik weet heel goed dat Boes zaterdag verhuist. Het moet dan maar zonder mij gebeuren al weet ik dat ik hem zal teleurstellen. Ik moet alleen nog zorgen dat hij een sleutel krijgt. Ik zal Jeanne vragen of zij zaterdag thuis is dan kan hij bij haar de sleutel ophalen. Een moment vraag ik me af of ik het wel kan maken om weg te zijn maar ik sus mijn geweten. Als kamerverhuurder ben je niet verplicht om aanwezig te zijn als de huurder komt. Boes zal het niet erg vinden om de sleutel van Jeanne te krijgen. Zij kunnen het zo goed samen vinden. Ik ga, voor het gemak, maar voorbij aan het feit dat Boes een vriend is en niet zomaar iemand, die een kamer bij mij huurt.


Het is al druk op het station als Matt en ik de trein nemen naar Amsterdam. De keuze was niet moeilijk. We gaan met de trein, geen files, no parkeerproblemen en meteen hartje binnenstad. Het zonnetje schijnt heerlijk en mijn schuldgevoel verdwijnt meer en meer, naarmate we dichter bij Amsterdam komen. Uit voorzorg heb ik mijn mobieltje uit gezet om niet onverwachts gestoord te worden. Veel hebben Matt en ik nog niet gezegd tegen elkaar. We hebben een beetje naar buiten zitten kijken, naar het voorbij flitsende landschap. Het geluk was met ons, we konden nog net een paar vrije plaatsen bemachtigen. Ik erger me nergens zo aan als aan staan in een trein. De moeite die je hebt om op de been te blijven. Bovendien betaal je toch niet voor niets zoveel voor een kaartje. Op Centraal stappen we uit en lopen als we buiten komen, richting de Dam. Bij de Gouden Leeuw pikken we een terrasje.
Een cappuccino en een espresso zorgen voor een volmaakt gevoel op deze mooie ochtend.
“Kom nu maar op met je verhaal,”zegt Matt bij zijn tweede cappuccino.
En ik vertel hem precies wat er zich zoal afgespeeld heeft de afgelopen tijd tussen Tom en mij, Boes en Tom en tot slot Boes en mij. Ik zie aan Matt dat hij serieus luistert. Hij zegt weinig terwijl ik praat en tegen zijn gewoonte in maakt hij ook geen grapjes over wat hij hoort. Eerlijk gezegd heb ik Matt zelden zo ernstig een verhaal zien volgen. Als ik met een diepe zucht het verhaal besluit, blijft het lange tijd stil naast me. Ik laat Matt rustig het gehoorde verwerken en wacht kalm tot hij uit zichzelf weer begint te praten. Tot mijn verrassing doet hij dat helemaal niet maar zegt alleen maar dat hij straks op het hele gebeuren wil reageren. Hij heeft wat meer tijd nodig om een helder beeld te krijgen.
We betalen en lopen even later tussen de duiven op de Dam, sjalalalie sjalalala. Ik kan het niet laten de melodie te neuriën, waarop Matt mij aankijkt en onmiddellijk de tweede stem inzet alsof hij Hermien is. Nauwelijks uitgezongen, zet hij “Ik heb eerbied voor jouw grijze haren”in en half lachend, half zingend gaan we de Kalverstraat in. We gedragen ons als kinderen op een schoolreisje en genieten volop. Soms dwalen mijn gedachten een ogenblik naar Boes en zijn verhuizing maar al gauw ben ik weer terug in Amsterdam.


In het Vondelpark, ’s middags, begint Matt pas te praten.
“Je hebt het aardig versierd, Jon, gelukkig nog niet in de nesten gewerkt. Maar je moet goed oppassen of je bevindt je in een wespennest. Denk eraan, afgewezen minnaars zijn onberekenbaar.”
Ik wil protesteren maar krijg de kans niet want Matt gaat onverstoorbaar door:
“Als ik naar Tom kijk, zie ik inderdaad zoveel overeenkomsten tussen hem en jou dat jullie prima zullen matchen. Ik neem aan dat ik alle zelfde interesses niet meer hoef op te noemen. Zet daar jullie leeftijden bij, zoals je zelf al aangeeft en je hebt een gedegen, braaf stel.
Met Boes weet je niet wat de toekomst je gaat brengen. In elk geval afwisseling en verrassingen. Hij zal je jong houden. En laten we eerlijk zijn, zo groot is jullie leeftijdsverschil nu ook weer niet. Wat anderen daarvan zeggen, daar moet je boven staan.”
Ik kijk Matt aan en glimlach.
“Zeg je dit allemaal omdat je weet dat ik dit graag hoor,” vraag ik hem.
“Nee, natuurlijk niet ongelovige Thomas, ik meen het oprecht. Maar jij moet zelf de keuze maken want dat kan niemand anders voor jou doen.”
Ik ben zo blij dat ik hem spontaan een kus geef. Hij krijgt zowaar een kleur.

We blijven nog een paar uur in Amsterdam en gedragen ons als ware toeristen. Een bezoekje aan de rosse buurt en een wandelingetje door de Jordaan mogen dus niet ontbreken.

Ik word echter met het uur ongeduriger. Ik heb allang spijt dat ik niet thuis ben gebleven. Wat ben ik dom om er vandoor te gaan en Boes te behandelen als de eerste de beste student, die toevallig bij mij een kamer huurt in plaats van een vriend, van wie je zijn vriendschap op prijs stelt. Ik hoop dat hij mij vergeeft dat ik er niet ben. Als we niet te laat terug gaan, heb ik nog een hele avond om mijn fout goed te maken. Gelukkig begrijpt Matt de hele situatie en vindt hij het geen probleem om de trein van vier uur te nemen, zodat we om vijf uur weer thuis kunnen zijn. Ik zie er wel tegen op om alleen naar huis te gaan en de confrontatie met Boes aan te gaan. Dus vraag ik Matt. Op mijn uitnodiging om met mij mee te gaan naar huis, om nog een hapje te eten, is hij spontaan in gegaan en daarom lopen we nu samen van het station naar huis.

Als we de straat in komen, zien we geen verhuiswagen, maar ook geen enkel teken van verhuisactiviteiten. Ik draai de sleutel om van de voordeur en stap binnen. Geen geluid verstoort de stilte. Hij kan toch nog niet klaar zijn met de verhuizing. Ik loop de trap op, via de overloop naar zijn kamer. Ik realiseer me dat het er overal keurig opgeruimd uitziet, van verhuizen is niets meer te merken. Als ik voor de deur sta, klop ik en roep: “Boes!” Het blijft stil aan de andere kant, geen teken van leven. Ook niet ondanks herhaalde malen kloppen. Dan trek ik de stoute schoenen aan en duw de klink van de deur naar beneden. Maar als ik de deur wil opendoen, blijkt hij dicht: op slot. Beneden gekomen schenk ik voor Matt en mij een pilsje in.
“Hij zal toch wel verhuisd zijn?” vraag ik me hardop af en kijk Matt vragend aan.
Teleurstelling en bezorgdheid wisselen elkaar af. Dan schiet me te binnen dat hij de sleutel van Jeanne heeft gehad. Zij weet dus hoe het gegaan is.
“Matt, ik loop eerst naar Jeanne, zij zou de sleutel aan Boes geven. Zij kan mij vertellen hoe het gegaan is. Loop je mee?”
“Als je het niet erg vindt, blijf ik lekker zitten. Zolang blijf je toch niet weg?”
“Niet als het aan mij ligt. Maar je kent Jeanne.”
Ik draai me om en loop via de keuken naar de tuin en zo achterom bij de buren binnen. Althans ik wil de keuken in gaan maar de deur is op slot. Met mijn hand boven mijn ogen, mijn neus tegen het keukenraam kijk ik naar binnen niemand te zien. De buren zijn niet thuis. Onverrichter zake keer ik terug. Ik krijg steeds meer spijt dat ik niet thuis ben gebleven. Als ik de kamer in loop heeft Matt meteen door dat er niemand thuis is bij de buren. Ik probeer opgewekt te doen maar hij kent mij beter en snapt dat ik teleurgesteld ben.
“Laten we een hapje gaan eten,”stelt hij voor om mij wat afleiding te bezorgen.
“Nee, ik blijf thuis tot ik weet hoe het allemaal gegaan is en waar Boes is.”
“Oké, zal ik dan wat halen?” vraagt Matt.
“Als jij dat wilt doen, prima, haal maar chinees.”
Ik pak geld uit mijn portemonnee en geef Matt een briefje van 50 euro.
“Zie maar, kies jij maar Matt.”
En weg is hij. Wat een kei van een vriend is Matt toch.

Nauwelijks is hij vertrokken of ik hoor een sleutel in het slot van de voordeur steken. Ik hoor stemmen, lachen. Ik kan niet goed onderscheiden wie er binnen komen. Ik meen de stem van Peter te horen. De kamerdeur gaat open en Boes met Jeanne en Peter komen binnen. Het gezicht van Boes betrekt onmiddellijk als hij me ziet.



2010 © Hans Bernard

Schrijvers waarderen reacties. Klik op deze link en geef eens een berichtje!

Gesloten