BOES Hoofdstuk 10

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

BOES Hoofdstuk 10

Bericht door Hans Bernard » do 29 jul 2010, 23:02

BOES Hoofdstuk 10





BOES



(Einde van hoofdstuk 9:
Het wordt zo langzamerhand tijd om op te stappen. We hebben het laatste half uur alleen maar over koetjes en kalfjes gepraat. De vrolijkheid van vanmiddag tijdens onze fietstocht is verdwenen. Ik zeg tegen Tom, dat ik ervan doorga, pak mijn jack en zeg hem goedendag. Ik geef hem een kus bij het weggaan. Tom is duidelijk gekwetst en doet gemaakt opgewekt. En ik? Ik voel me een verrader. Ik word steeds ongelukkiger. Vooral omdat ik niet heb kunnen duidelijk maken waar de schoen precies wringt. En waar dat is weet ik zelf heel goed: als ik Tom kus of streel doemt telkens het beeld van Boes op.)

Bij de hoek van de straat, draai ik me om en kijk naar boven. Geen Tom te bekennen. Dat had ik niet verwacht. Maar kennelijk is hij zodanig teleurgesteld dat hij niet meer de moed kan opbrengen om mij uit te zwaaien. Afijn, dan maar niet. Vreemd ik zou eigenlijk een schuldgevoel moeten hebben tegenover Tom. Geef ik hem teveel het idee dat hij heel veel voor mij betekent? Moet ik daar ook duidelijker in zijn? Maar ik zit zelf nog in de knoop met mijn gevoelens naar hem. Als hij er niet is verlang ik naar hem. Als ik bij hem ben, voel ik dat verlangen veel minder. Ik vraag me dan voortdurend af of hij meer voor mij betekent dan zomaar een goede vriend. Verlang ik wel echt naar hem of beeld ik me dat in? Maar als ik aan vanmiddag denk, terwijl wij samen genoten van het uitzicht en we zo dicht bij elkaar waren, toen verlangde ik echt naar hem. Of wilde ik alleen maar seksueel genot? Ik kom er niet uit. Ik wil er nu niet langer over dubben. Ik zet het van me af en draai denkbeeldig de knop om als ik bij mijn huis het pad oprij. Ik wil de avond voor Boes niet verpesten. Ik zet mijn fiets weg, loop door de keuken naar de hal en hang mijn jack aan de kapstok. In het voorbijgaan kijk ik in de spiegel. Heb ik nu zo’n kleur van het fietsen of omdat Boes komt?

Terug in de keuken, maak ik snel het een en ander klaar voor vanavond. Ik zoek in de diepvries naar het stuk gebak dat er nog moet zijn. Ik zet kop en schotels en twee bordjes klaar en kijk nog even rond in de kamer of alles naar mijn zin is. Ik ben eigenlijk een beetje te netjes, dat doet ook geen goed aan het gezellig maken van een kamer. Wat dat aangaat zal het alleen maar een groot voordeel zijn als er iemand bijkomt. Dat zal mijn huis zeker levendiger maken. Ik kan haast niet wachten tot het zover is. Ik zie ons ’s morgens samen ontbijten en als Boes thuis is en ik ook geen lessen heb, samen koffie drinken of tussen de middag samen lunchen en…….
“Ho Jon,” zeg ik hardop tegen mezelf, “je zit volkomen op de verkeerde weg.”
Wat ben ik nu toch aan het doen? Boes komt hier op kamers, huurt bij mij een kamer en gaat volkomen zijn eigen gang. Ik heb niet het recht ervan uit te gaan dat we allerlei dingen gezamenlijk zullen doen. Nee, het moet juist zo zijn dat we ons allebei vrij voelen. Te doen wat wij willen en niet elkaar vast te prikken op allerlei afspraken. En natuurlijk zullen we wel eens samen eten of koffiedrinken maar dat moet eerder uitzondering dan regel zijn.

De bel. Daar is hij. Gelukkig mijn rode kleur is zo goed als weg zie ik in de spiegel als ik door de hal loop. Ik maak de deur open en zie Boes op de stoep staan met een prachtig boeket bloemen.
“Voor jou,”zegt hij stralend terwijl hij met uitgestrekte arm binnen komt en mij de bloemen geeft. Volkomen beduusd pak ik ze aan. Voor ik hem kan bedanken heeft hij mij al beetgepakt en krijg ik drie kussen als begroeting.
“Denk aan mijn boeket, je drukt alle bloemen plat,”roep ik verschrikt.
“Welnee, daar kunnen ze wel tegen.”
“Hoe is het met je Jon, alles goed?”
Het huis lijkt meteen vol als Boes binnenkomt. Zowel zijn stevige body als zijn sonore stemgeluid vult de hal. Druk pratend lopen we naar de keuken, waar ik in de kast naar een vaas zoek voor het schitterende boeket. De overwegend geel getinte bloemen zullen het voortreffelijk doen in de witte vaas, die ik uit de kast vis. Als ik in de kamer kom beaamt Boes meteen mijn keuze. Ik zet hem op de salontafel.
“Koffie?”
“Graag, heerlijk.”
“Geen melk en suiker hè Boes?”
“Nee, dank je.”
Alsof hij thuis is, zo gemakkelijk beweegt Boes zich tussen mijn spullen.
“Hé heb jij Queen? Goed man, gaaf.”
“Je mag hem gerust opzetten hoor!”
Boes laat zich dat geen tweede keer zeggen en stopt de cd in de speler.
Meteen schalt de typische stem van Freddy Mercury uit de boxen. Boes zingt om het hardst mee terwijl ik de koffie maak en het gebak verdeel. Met koffie en gebak krijg ik Boes meteen stil, de snoepert. Ik geniet als ik hem vol overgave zijn gebakje zie opeten.
“Waarom wilde je zo graag nog een keertje langskomen?”
“Oh,” zei Boes: “daar zijn zoveel redenen voor, teveel om op te noemen.”
En met een uitgestreken gezicht begint hij op te sommen:
“Om jou weer te zien, om een gezellige avond te hebben, om te kijken of mijn kamer al netjes schoongemaakt is, of alle afspraken die gemaakt zijn al nagekomen zijn en het voornaamste vergeet ik bijna, om maten op te nemen voor vloerbedekking en gordijnen.”
Van alles wat hij gezegd heeft blijft de allereerste reden in mijn hoofd na gonzen: om jou weer te zien. Allerlei gevoelens wisselen zich razendsnel af. Dit kan niet waar zijn. Zijn er speciale gevoelens voor mij, bij Boes? Ik neem automatisch deel aan het gesprek, antwoord op zijn vragen terwijl ik met mijn gedachten ergens anders ben.
“Blijf je wel bij de les?” zegt Boes lachend als ik een volkomen verkeerde reactie geef in het gesprek.
“Ja natuurlijk, man. Sorry, ik was even afwezig.”
“Ik zal nog een rondje koffie schenken,”zegt Boes, staat op en loopt naar de keuken met onze kopjes in de hand. Omdat ik niet weet of hij mijn apparaat kent, loop ik achter hem aan naar het aanrecht waar de machine staat. Boes is bezig met de koffie en ik sta naast hem. Als de koffie uit de schenktuit in het kopje loopt en wij daar beiden naar staan te kijken, voel ik ineens een sterk spanningsveld. Gelijktijdig kijken wij elkaar in de ogen. Ik voel hoe Boes zijn hand op die van mij legt. Ik word als het ware naar hem toegetrokken. Ik zie Boes zijn verleidelijke lach, zijn lippen die een kus vormen. De erotische spanning tussen ons is bijna onweerstaanbaar. Ik voel ook mijn lichaam sterk reageren. Het liefst zou ik hem in mijn armen sluiten. Een stemmetje in mij zegt me: ‘vooruit dan pak hem vast en kus hem’. Ik geef toe aan mijn verlangen, sla mijn armen om zijn nek en kus hem volop op zijn mond. Als ik wil stoppen, dwingt Boes mij teder mijn mond te openen. Ik voel hoe zijn tong langs mijn lippen glijdt. Dan dringt zijn tong mijn mond binnen en ontstaat een heftig tongzoenen. Boes zijn handen knijpen in mijn billen. Dan wil hij met zijn beide handen in mijn boxer schuiven.
Ik besef ineens waar ik mee bezig ben. Met alle kracht, die in mij is, verzet ik mij en doe een stap terug. En met enigszins onvaste stem zeg ik:
“Breng jij de koffie mee naar de kamer dan pak ik even de bonbons.”
Ik loop vast terug naar de zithoek. In een wat beladen sfeer, drinken we onze koffie. Het is klemmend stil. De cd van Queen is zojuist gestopt.
Dan raap ik alle moed bijeen:
“Sorry Boes, maar dit kan niet. Het is niet goed als wij op deze manier starten. Als jij hier komt wonen, moeten we wel een zakelijke basis als uitgangspunt hebben. Met elkaar naar bed gaan is niet een goede basis. Dat laatste is er uit voor ik er erg in heb. Boes kijkt me verrast aan.
“Voelde jij die spanning dan ook?”
“Ja natuurlijk,”knik ik
“Dus jij bent ook……?” Boes stopt halverwege zijn vraag.
“Ja,” zeg ik resoluut, “Ik ben ook homo, net als jij toch?” voeg ik er met opzet aan toe.
Als Boes wil protesteren en over zijn Bi-zijn wil beginnen snoer ik hem de mond.
“Luister lieve Boes, in het geval van daarnet in de keuken had ook jij te maken met je homoseksuele gevoelens.”
Ik zie dat hij met zijn gedachten heel ergens anders is.
“Waar zit je aan te denken?”
“Aan jouw coming out man, ik sta perplex. Hoewel ik vaag een vermoeden had en het ook hoopte, overviel je me zojuist wel degelijk.”
Met een hoogrode kleur zit hij me aan te kijken:
“Weet je dat ik heel veel om je geef?”
Opnieuw grijp ik in.
“Boes zeg nu geen dingen in een opwelling. Zet mij uit je hoofd, ik ben al gebonden en bovendien veel te oud voor jou.”
Wat zeg ik nu toch allemaal, denk ik bij mezelf. Waarom vertel ik Boes dat ik gebonden ben? Ik heb nog niet echt iets met Tom. Zeg ik het uit bescherming voor mijzelf? En waarom die uitvlucht over ons leeftijdsverschil?
Boes zit mij nog steeds met open mond aan te staren.
“Heb je wel gehoord wat ik tegen je gezegd heb Jon?”stamelt hij zoekend naar woorden.
Ik knik en kijk hem verdwaasd aan. Dan herpak ik mezelf: “Laten we eerst maar een borrel inschenken. Ik denk dat we die wel kunnen gebruiken.”
Boes, ook blij dat er even wat lucht komt, staat meteen op om de koffiekopjes naar de keuken te brengen. Ik maak een fles witte wijn open en geef hem aan Boes.
“Je weet wel waar glazen staan, dan pak ik nog wat voor bij de wijn.”
Ik ben blij dat ik even iets om handen heb met het klaarmaken van wat hapjes. Ben ik nu wel verstandig geweest door me zo bloot te geven. En wat moet ik met de bijna liefdesverklaring van Boes. Dat gaat toch niet. Hij moest eens weten hoe veel ik om hém geef. Maar dat mag hij niet te weten komen dus wordt het zaak om hem dat dadelijk eens flink duidelijk te maken. Moet ik misschien zo ver gaan dat we de kamerverhuur niet door laten gaan? Aan die gedachte wil ik niet toegeven. Ik sus mijn geweten dat het allemaal wel goed zal komen. Is het niet zo dat de soep nooit zo heet gegeten wordt als hij wordt opgediend?
Met een bord vol hapjes ga ik terug naar de kamer. Boes heeft intussen een andere cd opgezet en twee glazen wijn ingeschonken. Hoe huiselijk kan een tafereel zijn. Zo zou ik het wel willen, maar het kan nu eenmaal niet spreek ik mezelf vermanend toe.
Snel bedenk ik waarop we kunnen toosten. Ik weet het en plechtig zeg ik:
“Boes, op jou, dat je een plezierige tijd hier mag hebben als kamerbewoner. Laten we elkaar respecteren en elkaar de vrijheid geven, de ander in zijn wezen laten en de ander niet in zijn handelen belemmeren. Rekening houden met elkaar en de ander niet tot last zijn. Zo’n mooie tijd wens ik je toe zolang je onder dit dak vertoeft.”
Met een zacht, glas tegen glas tikken, toosten wij.
“Bedankt Jon voor je mooie woorden. Ik zal je niet teleurstellen. En als je het niet erg vindt, ga ik nu eerst de maten van de vloer en voor de gordijnen opnemen. Het is nu nog lekker licht.”
Hij pakt uit een plastic tasje naast de bank een rolmaat en vertrekt naar boven. Ik weet niet wat te doen, mee gaan of blijven zitten? Ik besluit tot het laatste. Waarschijnlijk heeft Boes ook de behoefte een ogenblik alleen te zijn. Wat hoor ik boven? Huilt hij nu? Ik meen duidelijk snikken te horen. Ik krijg het nu zelf ook te kwaad. Loop naar de keuken om iets te doen te hebben. Wat er op het aanrecht staat en in de vaatwasser kan, laad ik vast in. Ik moet alle zeilen bijzetten om niet hard naar boven te lopen en Boes in mijn armen te nemen. Opnieuw zeg ik tegen mezelf dat het niet kan. Ik moet de sterkste zijn.
Ruim een kwartier later hoor ik de deur van de badkamer. Hij heeft zich zeker wat opgeknapt? Langzaam komt hij van de trap naar beneden. Met enigszins gebogen hoofd loopt hij binnen. Om de stilte te verbreken vraag ik of het allemaal gelukt is.
Hij knikt stilletjes en gaat in de bank zitten.
“Wil je praten, Boes?”
Hij schudt het hoofd. Zie hem daar nu zitten. Een jonge vent, in de jeugd van zijn leven, uitgeblust, terneergeslagen.
Ik zou nu een arm om hem moeten slaan, hem bemoedigend toespreken. Ik durf niet. Sta niet voor mezelf in.
Dan wordt de stilte verstoord door het melodietje van de telefoon. Een deuntje dat normaal gesproken opgewekt klinkt maar nu bijzonder irritant speelt.
Ik neem op. Het is Tom. Hij is nu de laatste waar ik op dit moment behoefte aan heb. Ik twijfel tussen door laten gaan of opnemen.
Boes zegt een tikje sarcastisch: “Je vriendje.”
Ik neem op: “Met Jon Glissen.”
“Met Tom, is die Boes al weg?”
“Nee,”antwoord ik kortaf.
“Dan houdt hij het ook lang vol.”
“Heb je daar problemen mee? zeg ik scherper dan bedoeld.
“O nee, dat moeten jullie zelf weten.”
“Nu pas hoor ik dat Tom wat dubbel spreekt.
Ow jongens, hij heeft gedronken.
Waarom bel je? Je weet dat ik visite heb.”
“O zomaar om te controleren of je niet met hem in bed ligt.”
Ik kijk verbijsterd naar de telefoon in mijn hand. Is hij nou helemaal gek geworden? Ingehouden boos zeg ik hem dat hij beter morgen terug kan bellen en breek het gesprek af.
“Problemen?”vraagt Boes met een boosaardig glimlachje om zijn mond.


2010 © Hans Bernard.


Schrijvers waarderen reacties. Klik op deze link en geef eens een berichtje!

Gesloten