BOES hoofdstuk 7

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

BOES hoofdstuk 7

Bericht door Hans Bernard » vr 09 jul 2010, 11:30

BOES Hoofdstuk 7



TOM.




Ik heb niet gedacht dat ik het zo moeilijk zou vinden om het Boes te vertellen. Gek toch dat het uit de kast komen telkens opnieuw weer zo’n moeite kost. Ik zou het ook liever nu niet doen maar de kans dat Boes het via een ander bijvoorbeeld de buren, hoort is te groot.
Ik zie echter dat Boes er met zijn gedachten maar half bij is. Hij kampt met een flinke kater. Dan gaat mijn mobiel. Gered door de bel, denk ik en ik besluit het Boes een andere keer te vertellen. Als ik mijn gsm weer in mijn zak stop en Boes aankijk, weet ik dat ik er toch goed aan doe, het nu te vertellen.
Ik zucht diep en zeg dan: “Ik ben homo.”
“Dat hoef je me niet te vertellen, dat wist ik al vanaf het moment dat ik je weer zag,” lacht Boes. “Maar dat verandert niets aan de situatie hoor, ik kom hier graag wonen. Ik zelf weet nog niet hoe het mij zit. Ik houd van mensen, ongeacht man of vrouw. Voor mij maakt dat geen verschil.


Ik heb nog lang aan die uitspraak moeten denken. Wat zou Boes ermee bedoelen? Hield hij zowel van mannen als van vrouwen? Wat wilde hij mij duidelijk maken? Voordat ik er verder op kon ingaan, had Boes aangekondigd dat hij zich ging aankleden en dat hij naar huis wilde. Hij bedankte mij nog een keer voor de gezellige avond, mijn gastvrijheid en vooral voor het feit dat hij een kamer bij mij kreeg. Hij kuste me hartelijk toen hij wegging en zei dat hij nog wel wat van zich zou laten horen voor de verhuizing. En daarmee verliet hij mijn huis. En in plaats dat ik het heerlijk vond de zaterdag weer voor mij alleen te hebben, voelde ik me eenzaam en alleen. En dat gevoel bleef de hele dag bij me.


Als ik zondagmiddag met de fiets aan de hand naar de weg loop om er een uurtje tussen uit te zijn, zie ik iemand aan komen rijden. Ik herken meteen Tom. Hij komt dichterbij en stopt vlak voor mijn neus.
“Dat treft, een halve minuut later en je was weggeweest. Dag Jon.”Tom kijkt me aan, maar echt opgewekt lijkt hij niet.
“Hoi Tom, toevallig hier of was je op weg naar mij?”
“Het laatste Jon, ik hoopte dat je tijd voor me zou hebben.”
“Dat heb ik altijd, kom er maar in dan zet ik mijn fiets weer weg.”
“Weet je wat we ook kunnen doen als jij ten minste de tijd hebt Jon? Eerst samen een eind fietsen en daarna praten.”
Nogal sarcastisch antwoord ik: “Vindt men dat op het conservatorium, ik bedoel vindt de directie dat wel goed Tom, wij samen fietsen?”
“Ze kunnen van mij de pot op,”bromt Tom en weg is hij, achterom kijkend of ik hem wel na kom. Dus spring ik ook op mijn fiets en sprint hem achterna.

Ik voel me ineens helemaal te gek. Het is rustig, mooi weer. We laten zo snel mogelijk de stad en het stadsverkeer achter ons, peddelend naast elkaar door bos en beemd. Veel wordt er niet gesproken. Hooguit wijzen we elkaar op bezienswaardigheden, die we onderweg tegenkomen. Als ik terloops eens opzij kijk, zie ik een lachend gezicht van Tom, die olijk knipoogt. Ik voel me echt gelukkig. Het is ook onvoorstelbaar dat er zomaar onverwacht een heerlijke zondagmiddag in het verschiet ligt. Bij een bankje stoppen we om te genieten van het uitzicht. In de zondagse stilte strekt zich het gemaaide stoppelveld als een rieten mat voor ons uit. Hoog in de lucht hangt een torenvalk, hij bidt. Langs het veld een kleurige wand van allerlei tinten bomengroen. En een laaghangende zon, die dit alles met een gouden glans kleurt.
Het is Tom, die als eerste begint te praten.
“Stom hè, dat ik als een bange schijterd jou niet meer durf aan te spreken op school. Weet je Jon, ik zit met een dilemma. Als ik namelijk toegeef dat ik je wel heel erg aardig vind, dan beken ik meteen ook dat ik op mannen val. Snap je?”
Ik kijk Tom verrast aan. Zonder adem te halen heeft hij deze bekentenis er in een keer uitgegooid.
“Ik heb gekozen voor de kortste lijdensweg, je meteen alles opbiechten en er niet omheen draaien.”
“Knap hoor,”zeg ik, “dat je zo eerlijk bent. Maar wat is het cruciale punt geweest waarop je hebt besloten om je nergens meer iets van aan te trekken en uit de kast te komen?”
“Toen ik ontdekte dat ik meer om jou geef dan ik dacht, Jon.”
Tom kijkt me gespannen aan, met een vragende uitdrukking op zijn gezicht.
En ik? Ik zit totaal overdonderd, niet goed wetend wat te zeggen, met open mond op het bankje. Hoe lang ik zo zit, weet ik niet.

Dan roept Tom ineens: “Zeg in hemelsnaam iets. Word boos, veroordeel me voor mijn part maar zit daar niet zonder iets te zeggen. Ik ben eerlijk tegen je dus heb ik ook recht op een eerlijke reactie.”
Zijn uitval heb ik nodig om mijn blokkade op te heffen.
“Lieve Tom, ik verwijt je niets, veroordeel je niet, ben alleen blij met je coming out. Wees gerust ik ben ook homo, maar ik mag aannemen dat je dat wist.”
Tom staart me aan alsof hij een spookverschijning ziet. Dan breekt de lach door op zijn onthutst gezicht. Hij schuift naar me toe en slaat een arm om me heen.
“Is het echt waar? Ik kan het bijna niet geloven. Ik had gehoord dat je een huis had gekocht omdat je ging trouwen.”
“Hoe kom je daar nu in hemelsnaam bij. Van wie heb je die onzin gehoord?”
“Dat weet ik niet meer, maar dat verhaal doet de ronde.”
“Laten we alles eerst maar eens goed uitpraten.”
Opnieuw valt er een lange stilte, waarin we ieder met onze eigen gedachten bezig zijn.
Als ik opzij kijk, zie ik dat Tom naar me zit te kijken. Mag ik je kussen, vraagt hij me en krijgt een kleur. Ik knik, sprakeloos. In mijn hoofd is het oorlog. Allerlei gedachten schieten dooreen. Wil ik gekust worden door Tom? Is het eerlijk hem hoop te geven als ik zelf nog niet weet wat ik wil. Voor ik echter kan antwoorden voel ik de lippen van Tom op die van mij en smelt ik weg in zijn armen. Ik open mijn mond en zijn tong baant zich een weg door mijn mond. Onze ademhaling versnelt, we raken allebei opgewonden en onze handen verkennen het lijf van de ander. Ik wil stoppen maar ik kan het niet. Ik verlang al zo lang naar genegenheid dat ik me in een roes laat gaan. Ik klem mijn armen om Tom en kruip tegen hem aan.
“Laten we niets overhaast doen Jon,” fluistert Tom in mijn oor. “Niets waar we later spijt van krijgen.”
Ik knik. Hij heeft gelijk. Met onze armen om elkaar heen blijven we zo een tijdje zitten.
Tot Tom zegt: “Zullen we weer eens?”
Wij pakken onze fietsen en vervolgen de tocht. Toch zien we nu nog maar weinig van het landschap waar we doorheen rijden. We zijn allebei zo met ons zelf bezig. Eigenlijk wil ik nu liever naar huis en ik stel Tom voor de kortste weg te nemen. Ik meen te zien dat hij blij is met mijn voorstel en dus slaan we de eerste de beste weg richting mijn huis in. Ik overweeg wat verstandig is als we dadelijk thuis komen. Dan neem ik resoluut een besluit: we maken er nog een gezellige middag en avond van. Ik spreek mezelf vermanend toe: geen spijkers op laag water zoeken en de dingen maar gewoon op me af laten komen. Dus vraag ik aan Tom of hij zin heeft om bij mij een hapje te blijven eten want dan kan hij meteen zien hoe ik woon. Ik zie aan zijn gezicht dat ik de juiste beslissing heb genomen.
“Ik wil graag je huis zien. Maar is het niet teveel werk om ook nog eten klaar te maken. We kunnen ook wat halen hoor.”
“Nee, je bent mijn gast en ik kook graag voor je. Heb je nog voorkeur of lust je alles?”
Hij kijkt mij ondeugend aan: “ik zal maar niet zeggen waar ik echt trek in heb.”
Ik doe net alsof ik het niet gehoord heb.

Nog één bocht en we rijden de straat in waar ik woon. Jeanne en Peter zijn in de tuin voor het huis bezig met schoffel en snoeischaar. Als we de inrit bij mij oprijden, zwaaien ze en vragen of we zin hebben in een drankje bij hen in de tuin. Ik laat mijn verrassing blijken. Ik heb ze al even niet gezien. Ik kijk Tom vragend aan en als die instemmend knikt, roep ik terug dat we er over een kwartiertje zijn. We zetten de fietsen in de garage en lopen naar binnen.

“Waarom keek jij zo verrast, toen de buren vroegen of we wat kwamen drinken?”
“ik was verbaasd, ik zie ze tegenwoordig zelden, terwijl Jeanne eerst zowat iedere dag wel even binnen kwam lopen, dus dacht ik dat er iets was.”
“Mag ik wat zeggen?” zegt Tom nadenkend, “ik denk dat jij niet zo gauw ergens iets achter moet zoeken. Daarmee maak je het jezelf zo moeilijk. Waarschijnlijk is er helemaal niets aan de hand en willen zij jou bijvoorbeeld wat meer privacy geven. En omdat jij zelf, denk ik, daar dan ook niet veel komt of misschien helemaal niet, krijgen zij het idee dat ze juist gegokt hebben. Jon wil graag wat meer vrijheid dus houden we daar rekening mee.”
Ik moet toegeven dat er wel een kern van waarheid in zit. Tom heeft zonder meer gelijk dat ik het mezelf soms erg moeilijk maak.

Ik stel Tom voor om mee naar boven te lopen dan kan ik hem meteen de badkamer wijzen, waar hij zich kan opfrissen.
“Een officiële rondleiding komt straks wel,”zeg ik en ga hem voor. Een handdoek en een stukje zeep pakken en Tom kan vooruit.
“Als je iets wilt gebruiken, ga gerust je gang, het staat ervoor.”
Als Tom wat later naar beneden komt is het eerste wat hij zegt: “Lekkere eau de toilette. Je vindt het toch niet erg dat ik die ook gebruikt heb?”

Als ik me ook gewassen heb en een schoon overhemd heb aangetrokken lopen we samen naar Jeanne en Peter. Ik vind het eigenlijk wel prettig om mijn zinnen te verzetten. Het gesprek tussen Tom en mij kan straks ook nog wel.
We worden allerhartelijkst door Peter ontvangen en voorzien van een lekker drankje. Voor hij goed en wel een van zijn verhalen kan afsteken verschijnt Jeanne, die ons gesprek al gauw in goede banen leidt. Zij verstaat de kunst als geen ander om interessante gespreksstof aan te reiken zodat we binnen de kortste keren in een aangenaam gesprek gewikkeld zijn. Daarnaast serveert zij als uitstekende gastvrouw overheerlijke eigen gemaakte kleine snacks, die niet zouden misstaan in een sterrenrestaurant. Als we een uurtje later terug naar mijn huis gaan, hebben we een plezierig borreluurtje gehad. Is er niet gepraat over het feit dat we elkaar minder zien dan voorheen.

Van eten halen komt niets meer, we hebben voldoende gesnackt. En eerlijk gezegd zijn we allebei te moe om nog een serieus gesprek te beginnen.
“Misschien is het maar goed dat we geen van beide nu aan een gesprek willen denken,”zeg ik. “We moeten niets forceren en maar zien hoe het loopt. Laten we eens een paar keer samen uitgaan, iets leuks ondernemen, dan leren we elkaar ook beter kennen. En op het Conservatorium moeten we toch gewoon als twee bevriende collega’s met elkaar kunnen omgaan. Wat vind je ervan Tom?”
Tom is het met me eens en we vullen de rest van de avond met muziek en een lekker glas wijn. Halverwege stel ik voor om mijn huis te bekijken en lopen we door de gang naar de hal waar ik uitleg geef aan de hand van de bouwtekeningen, die ik op een grote wand heb opgehangen. Bovendien zijn er ook wat foto’s, die een mooi beeld geven van de diverse bouwfases. Het valt me op dat Tom erg geïnteresseerd is. Als we de trap op lopen naar boven struikel ik bijna en als Tom me niet opgevangen had was ik lelijk terecht gekomen. Hij blijft me zorgzaam ondersteunen als we verder naar boven lopen. En ook als we boven zijn ligt zijn arm als vanzelfsprekend om mijn middel. Plotseling voel ik zijn lippen op mijn wang. Hij geeft me een klein kusje en kijkt me glimlachend aan. Ik kijk verlegen terug en begin druk te praten terwijl ik de deur van de logeerkamer open doe. Maar Tom legt een vinger op mijn lippen, duwt me zachtjes tegen de muur en buigt naar mij toe. Voor de tweede keer vandaag vinden zijn lippen die van mij, voel ik zijn opwinding. Hij zuigt aan mijn tong, laat zijn handen onder mijn overhemd over mijn blote rug glijden. Op het punt gekomen dat hij mijn riem wil losmaken kom ik bij mijn positieven. Dit gaat mij nu te ver, dit wil ik nog niet. Opnieuw is het de gedachte aan Boes die me doet ingrijpen.
“Begrijp me goed Tom, ik vind het heerlijk maar het gaat te vlug.”
Even overweeg ik hem eerlijk op te biechten waarom. Ik besef echter die zoiets nu niet verstandig is. Tom begrijpt me gelukkig en opgewekt maken we de rondgang door mijn huis af. Terug in de kamer praten we nog lang na over wat er vandaag met ons gebeurde.

Als Tom tegen twaalven opstapt hebben we allebei een goed gevoel. Ik ben erg opgelucht, waag het erop en geef Tom uit puur enthousiasme drie kussen als afscheid.
“Rij voorzichtig en slaap ze,” roep ik hem, halfhard, na als hij wegrijdt. Hij zwaait nog als hij de hoek omgaat.
Ik loop terug naar de kamer en plof in mijn stoel: ‘wat een dag´! Als in een film laat ik alles nog eens aan me voorbijgaan.
Voor mijn gevoel nog geen 5 minuten later hoor ik de voordeurbel. Wie kan dat nu nog zijn? Wie schetst mijn verbazing als ik Tom weer voor de deur zie staan.
“Sorry Jon, maar ik heb een lekke band, ik ben door een glasscherf gereden. Helaas is die band niet meer te plakken. Ik zal een nieuwe moeten kopen.
Kun jij mij misschien naar huis brengen of zal ik een taxi bellen?”
“Ben je nou helemaal, geen denken aan. Ik breng je weg. Ik heb uiteindelijk maar twee glazen wijn gedronken en de rest fris.
We leggen de fiets van Tom achterin en rijden naar zijn huis. Ik zet hem af, bedank hem nog een keer voor de fijne uren en wacht tot hij zijn fiets uit de auto gehaald heeft. Weer thuis, ga ik in mijn stoel zitten en loop in gedachten opnieuw de dag na.
Ik moet toegeven dat Tom wel een heel aardige kerel is en ook iemand met wie ik een relatie zou kunnen hebben. Waarom voel ik dan toch een zekere aarzeling? Waarom duikt telkens het beeld van Boes op?







2009 © Hans Bernard.

Schrijvers waarderen reacties. Klik op deze link en geef eens een berichtje!

Gesloten