BOES hoofdstuk 5

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
Hans Bernard
Berichten: 378
Lid geworden op: zo 07 dec 2008, 01:13
Vul het getal in: 0
Locatie: Heemskerk

BOES hoofdstuk 5

Bericht door Hans Bernard » wo 23 jun 2010, 22:53

BOES Hoofdstuk 5.




TOM.




Charlotte heeft op mij gewacht en samen lopen we naar de vleugel in mijn werkkamer. Ik neem plaats achter mijn instrument en Charlotte legt haar boeken op de lessenaar, die er staat voor de leerlingen.
“Is dat ook een leerling van u?”vraagt ze nieuwsgierig.
“Nee, Boes is een kennis van mij en komt hier op kamers wonen.”
“Nog meer vragen?” zeg ik lachend.
“Nee hoor,” zegt ze timide. Ze voelt mijn lichte ironie.
“Dan beginnen we met ademhaling- en ontspanningsoefeningen.”
Al snel ben ik zo geconcentreerd dat ik alles om me heen vergeet en helemaal opga in het lesgeven.


De leerlingen voordrachtavonden staan weer op stapel.
Het zijn gave avonden, daar is iedereen het over eens. Alleen zou er niet zoveel rompslomp bij moeten komen kijken.
Het begint al meteen bij de aankondiging in de groep. Zo gauw de mededeling komt dat er een voorzing- en/of voorspeelavond komt, begint het gemor. Iedereen zucht en steunt bij de gedachten aan het uitzoeken van een goed stuk muziek of voordracht, de intensieve voorbereiding, het eindeloze repeteren en vooral niet te vergeten de zenuwen, naarmate de datum dichterbij komt. En toch zijn het de leerlingenavonden, die als pareltjes schitteren aan de lesketting van het jaar.
Ik luister naar het geroezemoes in de groep na mijn mededeling dat over twee maanden, op het einde van november, er weer een avond voor studenten, hun ouders en verdere familie en vrienden gehouden zal worden. Grappig is, dat ik ondanks hun mopperen, toch meteen al studenten zie, die aan het afspreken zijn om in groepjes van twee of drie samen te werken en op te treden.
Wanneer de rust wat is teruggekeerd, heb ik nóg een mededeling voor de groep. Aan ons, de opleiding Zang, het verzoek en dus de eer om voor de muzikale omlijsting van de diploma-uitreiking te zorgen. Ik ben nog niet uitgesproken of opnieuw gonzen de stemmen door mijn vaklokaal. Ik kijk onderzoekend rond en bestudeer de gezichten, om een indruk te krijgen van hun reactie op deze laatste mededeling. En hoewel in het verzoek gezegd is om eerst maar eens rustig over de opdracht na te denken, lijkt iedereen alleen maar verontwaardigd omdat er voor twee belangrijke evenementen gewerkt moet worden.
Ik sla een paar akkoorden aan op de vleugel en mijn leerlingen worden langzamerhand rustiger.
Op opgestoken vingers, reageer ik vriendelijk doch beslist: “Straks.”
Ik neem de regie weer in handen en bespreek met mijn studenten de diverse mogelijkheden, die er zijn voor het optreden op de leerlingenavond.
“Vertel eens, wie van jullie heeft al een duo, een trio, of een kwartet gevormd?”
Kijk, meteen enthousiaste vingers. Ik had niet anders verwacht.
“Ik spreek met jullie af", onmiddellijk heb ik weer alle aandacht,”dat ik volgende week van ieder een uitgewerkt plan krijg. Daarin moet o.a. staan: Wie er wat zingt/speelt en met wie. Bijgevoegd de muziek, de arrangementen en de verantwoording. Denk er aan dat ieder een bepaald aantal minuten krijgt en dat jij je daar aan moet houden.
Om alvast een beeld te krijgen verzoek ik degenen, die al weten of ze alleen of met anderen optreden, zich nu voor het bord op te stellen." Na wat geduw en getrek staan er vier ‘groepjes’:
-Maarten, een echte ‘einzelgänger’ staat natuurlijk weer alleen.
-Dan, ook te voorzien, Iris en Lisette met hun, zullen we wedden, kattenduet.
-Daarnaast mijn beste leerling Frank. Hij staat ook alleen. Ik ben daar best blij mee. Nu kan hij op die avond excelleren met een van de moeilijkere aria’s.
De laatste in de rij is het vriendinnengroepje rondom Robin, een meidenkwartet.
Ik laat mijn ogen langs de individuele studenten en nog eens langs de samengestelde groepjes gaan. Ik knik, ik ben tevreden. Prima keuze.
Dan sluit ik het lesuur af met de mededeling:
“Mensen, succes met de organisatie en de voorbereidingen. De resterende tijd van deze les, kunnen jullie gebruiken om vast het een en ander uit te werken.”

En terwijl iedereen druk bezig is, loop ik rond en luister goed naar de flarden van gesprekken van de gevormde groepjes. Waar nodig, vraag ik om verdere uitleg over de bedoeling van de groep. Soms zijn er al aanzetten tot de uitwerking van wat men van plan is. Hier en daar geef ik, als ik denk dat men op de verkeerde weg zit, advies of stuur ik bij, waar nodig is. Ook bij de studenten, die nog geen keuze hebben gemaakt houd ik even stil om met ze te praten. Het lukt me zelfs om nog wat duo’s te formeren.
Bij één stel ben ik wel wat buiten mijn boekje gegaan: Arthur en Merel. Al weken lang doet het verhaal de ronde dat ze verliefd zijn op elkaar maar er niet voor uit durven komen. Dus besluit ik Amor een handje te helpen. Mijn voorstel om samen een duet te zingen, valt zo te zien in goede aarde. En met rode hoofden gaan ze samen aan de slag, tot groot plezier van een aantal leerlingen, dat mijn plannetje meteen doorzien heeft. Ik krijg links en rechts begrijpende knipoogjes.
Het belangrijkste, als de bel voor de lunchpauze gaat, is dat de meeste studenten duidelijk weer zelfvertrouwen hebben gekregen en daarbij het rustige gevoel, dat er voldoende tijd is, voor de eigenlijke uitvoering daar is.

In de docentenkamer zit nog niemand. De tafels voor de lunch zijn gedekt en ik ga in de hoek bij het raam zitten. Nog geen tel later komt Tom binnen.
“Bonjour mon ami.”
“Hoi Tom, ook al klaar?” antwoord ik.
“Ja Jon, het kwam zo uit en ik heb er een hekel aan om in de laatste vijf minuten van de les nog aan iets nieuws te beginnen.”
Ik wil hem nog graag een compliment maken over verleden week.
“Hé Tom, het was gezellig vorige week. Wat heb jij een mooi appartement.”
Tom tegenover mij gaan zitten. Dat paarse vest staat hem goed. Zal ik hem meteen uitnodigen voor een bezoekje bij mij, vraag ik me af. ‘Doe maar’, moedig ik mezelf aan. Ik voel dat ik begin te blozen maar zet toch door.
“Tom, heb je deze week zin en tijd om bij mij een borrel te pakken?”
“Ik dacht, dat je het nooit ging vragen,” plaagt Tom mij. Hij kijkt me daarbij op zo’n speciale manier aan dat ik het helemaal warm krijg en niet goed weet waar ik het zoeken moet.
Hij voegt er plagend aan toe: “Je ziet er lief uit Jon, als je zo bloost.”
Op dat moment komen een paar collega’s binnen. Het lijkt beter er maar geen antwoord te geven. Die Tom is ook niet op zijn mondje gevallen.
“Kun je vrijdagmiddag na de lessen, Tom?”
“Goed idee Jon, dan kunnen we het weekend inluiden.”
“Afgesproken, rij vrijdag maar achter me aan.”
Collega’s schuiven aan, het geroezemoes neemt toe evenals het getik van het bestek op de borden. Ook wij mengen ons in de gesprekken om ons heen.
Op zeker moment meen ik een voet langs mijn been te voelen. Als ik echter naar Tom kijk, geeft hij geen krimp. Ik zal me wel vergist hebben.
Ik merk dat ik Tom stiekem zit te bekijken. Een warm gevoel bekruipt me. Hij is toch wel ontzettend leuk. Ik voel de opwinding bezit van mij nemen. Tegelijkertijdbesef ik, op wat voor glad ijs ik me begeef. Als er iets tussen ons opbloeit dan wordt het dubbel moeilijk. De relatie tussen twee docenten en de geaardheid zullen beide een probleem vormen. En dan is er ook Boes nog.

Het is vrijdag als ik weer op school ben. De afgelopen dagen heb ik voortdurend lopen denken aan de twee mannen die opeens mijn leven beheersen. Boes en Tom. Om beurten spelen zij de hoofdrol in mijn fantasieën over de toekomst. Tom en ik. We hebben elkaar, sinds dinsdag, niet meer gezien op het Conservatorium. Ik heb al gekeken naar het lesrooster van Tom. Op woensdag en donderdag is hij er nooit. Maar nu vrijdagmorgen zie ik hem in de gang langs mijn leslokaal lopen. Meteen krijg ik weer dat onbestemde gevoel in mijn maag. Ik leef voortdurend in een wisselende staat van hoop, dan wel twijfel. Ik vind hem wel heel erg leuk maar telkens doemt het gezicht van Boes op. Ik heb mezelf al diverse malen vermanend toegesproken. Maar het helpt niets. Er verandert niets aan mijn gevoel voor Boes. Ik vraag me al enkele dagen af of ik er wel verstandig aan doe Tom vanmiddag mee naar huis te nemen. Ga ik niet aan een avontuur beginnen dat in feite oneerlijk is tegenover zowel Tom als Boes. Maar ik wil niet verstandig zijn. Laat maar komen wat komt, besluit ik egoïstisch.

Intussen is mijn lokaal volgelopen met eerste jaar studenten, die lid willen worden van ons schoolkoor. Mijn studie koordirectie en het feit dat ik zang-pedagoog ben is voor de directie aanleiding geweest om mij aan te stellen als schooldirigent. Ik loop naar de gangdeur om deze dicht te doen. Dan pak ik mijn stemvork en onmiddellijk verstomt het geroezemoes.
“Ga maar staan, dames en heren dan beginnen we met inzingen. Zingt u mij maar na op de noten van de toonladder C majeur: a-ma-a-ma-a-ma-a-ma naar boven en weer terug.”
We zijn nu een flink aantal weken bezig en de koorklank begint zich aardig te vormen. Na een aantal oefeningen ga ik over op het zingen van een vierstemmige canon. Om daarna te eindigen met Cantique de Jean Racine van Fauré. Ondanks het vroege uur zijn de resultaten prima en ik ben erg tevreden over de vorderingen die het schoolkoor maakt.

Koffiepauze, eindelijk.
Ik probeer oogcontact met Tom te krijgen als we in de docentenkamer amper een paar meter van elkaar vandaan zitten. Maar hij is zo druk met een collega in gesprek, dat hij niet op of om kijkt. Ik bedenk me ineens, dat ik mijn post nog niet uit mijn postvakje heb gehaald. Dus sta ik op, loop naar de kast met postvakken en vis mijn post uit het vakje met mijn naam. Onmiddellijk valt een complete blanco enveloppe op. Nieuwsgierig als ik ben, scheur ik hem meteen open en haal er een opgevouwen A-4 uit. Wanneer ik het open vouw lees ik de volgende boodschap:

Jon, ik verheugde me op onze afspraak maar het gaat denk ik allemaal te vlug. Het is verstandiger niets te overhaasten. Bovendien lijkt het mij beter om niet te veel contact binnen het Conservatorium te hebben. Je begrijpt wel waarom. We moeten vanaf het begin geen verdenking op ons laden. Laten we een nieuwe afspraak maken. Tom

Ik ben onaangenaam verrast. Nu begrijp ik dat het opzet is, dat Tom mijn pogingen om oogcontact te maken, negeert. In een flits zie ik Tom met enkele collega’s mijn richting uit komen. Hij passeert me rakelings. Hij negeert me volkomen. Ik begrijp er helemaal niets van. Er kan toch niets op tegen zijn dat twee docenten een vriendschappelijke band hebben en bij elkaar op bezoek komen? Waar komt zijn vreemde gedrag ineens vandaan? Wijst het op de mogelijkheid dat ook hij meer voelt voor mij? Maar of dat wel of niet zo is, hij hoeft zich niet zo raar te gedragen. Het minste dat hij had kunnen doen was mij opbellen en overleggen hoe we met elkaar zouden omgaan. Maar dat overdreven zich afzijdig houden slaat nergens op, wekt eerder argwaan. Bovendien is het mij volslagen onduidelijk waarom hij onze afspraak voor vanmiddag heeft afgezegd.

Ik wil weg. De docentenkamer uit. Ergens naar toe waar ik alleen kan zijn. Ik voel me afgewezen. Belachelijk natuurlijk, het slaat nergens op. Tom is niets aan mij verplicht. Eigenlijk zou ik blij moeten zijn nu mijn probleem opgelost is. Er is geen Tom meer, alleen nog Boes. Echter waarom verlang ik dan nu naar Tom? Ik loop de lerarenkamer uit, zie nog net Tom aan het einde van de gang, de hoek om gaan. Uit voorzorg loop ik de andere kant uit om een confrontatie te vermijden. Ik besluit om maar meteen naar huis te rijden. Bij mijn auto aangekomen, gooi ik mijn spullen op de achterbank en stap in de auto. En juist op het moment dat ik naar links kijk om weg te rijden, passeert Tom in zijn Golf. Hij kijkt me recht in het gezicht. Met een ‘ik kan er ook niets aan doen’ gebaar, rijdt hij weg. Ik geef gas en volg de ‘uit’ pijlen van het parkeerterrein. De hele weg naar huis bedenk ik plannen en oplossingen. Doodmoe kom ik thuis aan. Op dat ogenblik bedenk ik me dat ik vanmiddag nog les moet geven. Ik eet een broodje, ga een kwartiertje op de bank liggen en rij terug naar het conservatorium.










2009 © Hans Bernard

Gesloten