ArdennerBlue (deel 2)

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
wissejanz
Berichten: 40
Lid geworden op: do 15 apr 2010, 01:31

ArdennerBlue (deel 2)

Bericht door wissejanz » zo 13 jun 2010, 01:50

…de eerste opstart weken van een visserijcamping…


ArdennerBlue (deel 2)
- vervolg op File X-007 -

Die ochtend was het niet Thom, maar Joachim die als eerste wakker werd in ons
tentje, die eerste ochtend op onze natuurcamping annex visserij.
Joachim.
Hij ontwaakte als altijd, rekkend en geeuwend, en als een Boeddha in de slaapzak
zittend en op ons neerkijkend, op Thom en mij die als twee lepeltjes in een dubbele
slaapzak lagen.
‘Zoals jullie…,’ zei hij wat schor, zomaar en vanuit het niets na een nacht van stilte,
‘…dat heb ik niet met Xavian. En dat krijg ik ook nooit. Misschien moet ik toch
maar e’s met een meisje…’
Thom hoorde ik achter me in m’n nek grinniken, voelde zijn nachtelijke hand in
mijn slip over m’n odol bewegen.
‘Wij zijn volwassen, Witte. En ik weet hoe je een relatie in stand moet houden…
nou ja, vijf jaar dan… maar met Giles worden het minstens tien, dat voel ik aan
m’n water… en tegen die tijd… dan willen we nooit meer anders…’
‘Dat bedoel ik nou precies, ouwe nuil…’, bromde Joachim.
‘Nou dan…’, grinnikte Thom, ‘… dan heb je toch alle tijd?’
‘Je denkt toch niet dat ik daar nog acht jaar op wil wachten…?’
‘Begin dan maar e’s met het zetten van een bak koffie voor ons…’
‘Ik… waar slaat dat nou weer op? Jij zou het ontbijt doen.’
‘Je moet ergens beginnen…,’ grinnikte Thom, ‘…jij de koffie, ik straks de rest.’
Met een zucht stond Joachim op, ritste de tent open en vertrok.

En zo, zelf langzaam wakker wordend in dat heerlijke gemopper van mijn beide
blondjes, en met Thom warm in mijn rug, hoorde ik Joachim bezig in de houten
leefkeuken waarvan de deur open stond, hoorde ik hem brommen. Ja, dacht ik,
er is daar binnen meer om over te pruttelen dan alleen door het koffieapparaat.
Langzaam draaide ik me op mijn rug.
‘Tien jaar?’, vroeg ik aan Thom die zijn hand uit mijn slip trok uit een stiekeme
nachtlange verkleving wat mij even deed huiveren.
Ik zag hem langzaam glimlachen.
‘Tja…,’ zei hij en grinnikte, ‘…terplekke bedacht. Om jou er aan te laten
wennen… Solist.’
‘Huh?’
‘Een vent die tot z’n zevenentwintigste nog nooit heeft samengewoond…’
Dus dat was het, dacht ik. Hij wist wat het was om samen te leven. En ik niet.
‘Zie jij beren op de weg?’, vroeg ik.
‘Ik niet… jij?’
Tja, kon ik toen alleen maar denken, nuchter in de ochtend terwijl ik even over
zijn slipje voelde, over zijn odol.
‘Tot nu toe gaat het goed…,’ grijnsde ik, en kneep plagend in zijn stijve en
voelde hoe zijn slip nat was van de nacht vol verlangen en waarin niets mogelijk
was geweest, en vervolgde, ‘…en niet alleen om je natte lulletje rozenwater.’
‘Wil je mijn hand e’s ruiken…?’
Ik grinnikte. Het ging van zelf, wist ik, bij ons beide. Dit gewone dat zo
langzamerhand aan het geniep ontspringt.
‘Och…,’ zei ik plagend, ‘… een half jaartje op deze camping houd ik het wel
met je uit…’
‘Ik ook wel… minstens… maar zonder een wit gozertje aan je borst…’
‘O ja…?’, zei ik, ‘…hij is wel heel lief…’
‘Ja…, bromde Thom, ‘…zo lief dat mijn ballen nu op knappen staan.’
‘Nu al weer, je bent oversekst…’
‘Ja. Want ik ben een hele snelle leerling…’
‘Is het zo erg met me?’, vroeg ik.
‘Erg niet.’
Op dat moment kwam Joachim terug in ons tentje met drie grote mokken
koffie, een trui over zijn bovenlijf, waaronder de lichte short met konijntjes
vreemd afstak. Zijn koud geworden lange militante blote benen stak hij in zijn
slaapzak.
En terwijl Thom en ik wat overeind kwamen zitten en aan de koffie begonnen,
toen begon ook Joachim zich te luchten.
‘Op de hele camping is maar één douchje, en is er maar één tien literboilertje op
grondwater, en dat is in jullie stacaravan… moeten jullie het daar een héél half
jaar meedoen!?’

*
En dat luidde onze eerste dag in. Joachim, met z’n jonge vuur, z’n twijfel, z’n
praktische klacht. Enerzijds ontnuchterend voor een verliefd stel dat een nieuwe
start maakt…
En daarom, toen na het ontbijt op de veranda voor de houten leefkeuken, oude
Hans in z’n aftandse Japannertje afdaalde, toen vroeg ik die ziekelijke campingbaas
er naar. Dat er zo weinig voorzieningen waren.
Een natuurcamping was een natuurcamping, zo bleek. Daar had Hans ooit toestemming
voor gekregen, met maximaal twintig staplekken. Verdere medewerking had hij van
de koeterwaalse locale overheid niet gekregen. Maar meer energie had ‘ie er ook
niet ingestoken.

En toen Thom en de oude Hans in de oude Landrover vertrokken voor een eerste
lading forellen, want de vissers zouden zich binnenkort komen melden, en terwijl
Joachim en ik de stacaravan en de houten leefkeuken leeg trokken en alles in
vuilniszakken persten, toen broedde er bij mij een plan.
‘Joachim…,’ zei ik, ‘… als wij nou e’s een dikke meter van deze houten leefkeuken
afsnoepen, zagen in de buitenkant er met oude materialen twee deuren in, slaan er
binnen een paar geluidsdichte wanden in voor een echte douche en echte toilet… en
gelijk voor de gasten op de camping…’
Joachim, was naast die ene Franse talenknobbel en zijn enorme levenslustige charme,
beiden uit de nood geboren, vooral technisch. En hij zag het onmiddellijk voor zich.
Clandestien en onopvallend, en bedacht er terplekke een grote badgeiser bij die op
butagasflessen zou branden, bedacht nog een afdakje met een spoelblad met een
warm- en koudwaterkraan, met tweetalige bordjes. “Geen drinkwater”. “Groene zeep”
bij de douche en de spoelbak, biologisch afbreekbare dus, bij de campingbaas te
verkrijgen. “Geen chemische schoonmaakmiddelen”, bij het toilet wat afbreuk zou
doen aan de functie van de septictank.
Maar!, zo meende hij, als het voor algemeen campinggebruik was, waarom dan niet
in de aggregaatschuur?
‘Joachim,’ zei ik toen, toen we de laatste vuilniszakken naast de veranda zetten,
‘…vanavond krijg je een nachtzoen van me.’
‘Best…,’ zei hij, ‘…maar jullie slapen binnen en ik zet ons tentje voor mijzelf
achter de heg.’

En toen de oude Hans samen met Thom en een waterbak vol forellen terugkwam,
vertelde ik aan de ongezonde en moeilijk lopende man, dat we clandestien iets
van plan waren.
Hij vond het best. We kregen zelfs een budget van hem, de slimme man, die wat
minder nors bleek dan gisteren. Want hij scheen wel in z’n nopjes met Thom, die
alles zo snel en gretig oppakte, de heilige hygiëne van het visterrein, de voedering
en verzorging van de vissen in het voorraadvijvertje.
Zelf kreeg ik les in het grote Zwartboek, waar de reserveringen in gepland konden
worden, de in- en de uitschrijvingen van de campinggasten, met alle gegevens, dat
vanwege een eventuele controle die maar zelden plaatsvond.
‘En ons wasje…?’, vroeg ik aan Hans.
Gewoon, er was een soort huiswasserette in het dorp waar hij woonde, waar een
huisvrouw wat bijverdiende…
De enige echte luxe, als een aap uit een mouw, bleek een vaste telefoonlijn te zijn,
een kostbaar gebeuren destijds toen mobiel bellen nog niet echt in zwang was. En
stante pede bestelde ik een modem voor een internetverbinding.
En nog ‘s middags haalde ik met Joachim een nieuwe tweepersoons matras voor
in de slaapkamer van de stacaravan. Dat ‘ie zo’n perfecte mondvol Frans sprak,
Joachim. Ik moest me de komende acht weken, voor dat ‘ie zou zijn vertrokken,
maar e’s laten bijspijkeren in het koeterwaals, vond hij. En dat vond ikzelf ook wel.

*
Ruim twee weken zouden we bezig kunnen zijn met die clandestiene interne
verbouwing, die uiterlijk niet op mocht vallen. Onderwijl joeg Joachim ook nog,
als zat hij op het pantservoertuig, met een oude zitmaaier over de velden en
langs de borders van de vijvers, ontving Thom al de eerste ongeduldige vissers,
verhuurde hengels, kwam de rookton al een keer tevoorschijn.
Twee weken, waarin de campingafspraken binnenstroomden, om de ophanden
zijnde meivakantie, van gasten die er al jaren kwamen. Maar ook onze eigen
families, vrienden…

Maar nog op de vierde dag: Daarin werd ik er plotseling mee geconfronteerd dat
we nog maar een week geleden geland waren en de woestijn achter ons hadden
gelaten, omdat ik toen de Luit aan de telefoon kreeg.
Chandro, nog vroeg in de ochtend, belangstellend naar ons bevinden in de Ardennen,
langzaam en tactisch bijna. Maar met een ondertoon, een vertwijfeling, zo proefde
ik in zijn woorden. Om een “uit de kast” komen, daar kwam het op neer, na alles
wat er gebeurd was, en na zijn enkele warme ervaringen met Mauce, de aardige en
leuke barjongen Maurice van het Brigadehoofdkwartier. Z’n bijna wanhoop, nu na
een week van thuis zijn, onze Luit.
‘Endo… jullie hebben het vast erg druk… en jullie samen, jij en Thom…, maar ik moet
er uit, en ik heb niemand om hier e’s over te praten…, vind je het erg als ik voor een
paar dagen m’n tentje bij jullie…?’
‘Nee. Tuurlijk niet, Chandro, kom gerust,’ zei ik getroffen.
En toen ik dat midden op het gras naast de veranda aan Thom vertelde, toen knuffelde
hij me bijna fijn, grommend en vrijend en brommend, ‘o, Giles… nog zo’n reden waarom
ik zo van je…’
‘Zeg…!, riep Joachim verderop vanuit de aggregaatschuur, ‘…kan dat niet wachten tot
vannacht in jullie boudoir?’
‘Witte…,’ kaatste Thom terugroepend, ‘…soms moet dat even, dat leer jij nog wel e’s’…,
dat gevoel, dat je met een bos bloemen…’
‘Nou, dan weet ik wel wat anders…,’ riep hij, ‘… kunnen we niet e’s een vissie van jou
op het vuur doen?, zuinig blondje…’
‘Daar zeg zo wat, Witte…, dat gaan we vanavond doen, bedenk e’s wat lekkers voor
hongerige verliefden…’ lachte Thom terwijl hij me langzaam losliet en toefluisterde,
‘niets over Chandro tegen Joachim zeggen…’ en me nog een zoen gaf.
‘Dat heb je gezegd, blondje...,’ riep Joachim nog, die in de loop van de dag z’n gereedschap
bij de clandestien in aanbouwzijnde douche en toilet een tijdje alleen liet om boodschappen
te doen, terwijl Thom toen vier van z’n beste forellen kaakte en één apart legde, gewoon
verstopte dus.

Tja, ik was niet alleen, meende ik nog…, terwijl Joachim geheimzinnig met een
‘wereldmaal à trois’ bezig ging, zoals hij me toefluisterde.

En we waren alle drie op onze eigen manier verbaasd, dacht ik nog vaag, toen het
zingen van knallende grindsteentjes ophield en er een zwarte glanzende stoer aandoende
auto uit een Italiaans fabriek langzaam in het groene gras uitrolde. Want we kenden
de Luit alle drie op onze eigen manier immers…
Maar op het moment dat hij uitstapte kon ik me niet herinneren dat ik hem ooit in
burger had gezien. Want dat een rustige militair met een natuurlijk gezag en een
ster op de schouder in burgerkleren zo kon veranderen.
In een eigentijdse sleetgemaakte jeans, een grijs truitje onder een donkere coat,
als een kruising tussen een student in z’n laatste jaar en een sportvent met enig
succes…
Chandro?, dacht ik nog terwijl ik een wat timide blik zag, die ik me ook amper
herinnerde, maar ook zijn verbazing, om ons, om ons andere ego… Maar vooral om
Joachim, zag ik, dat die ook hier bij ons was. Dat had hij niet verwacht.
En dan Joachim zelf. De reactie van die witblonde.
‘Jullie!,’ barstte hij tegen ons uit, tegen Thom en mij omdat hij ons doorzag, om
een totale overrompeling en daarmee de rare agitatie nog verhoogde daar midden
op het gras naast de veranda, een spanning die lang had kunnen blijven hangen,
meende ik, als niet Thom was gaan grinniken.
‘Hey, eh… Chandro, zal ik nu maar zeggen…, welkom bij de club in het groene
tranendal,’ riep Thom.
Thom, dacht ik, eigenlijk moet ik jou e’s flink…
‘Stelletje stiekemerds… heb ik alles in drieën…’ brieste Joachim na z’n verbaasde
stilte, z’n emoties ruimte gevend.
‘Ik niet…,’ zei Thom, ‘…ik heb vier forellen in folie klaarliggen…’
Ik liep naar een wat verbaasde Luit Chandro toe, die nog steeds bij z’n auto stond,
gaf hem een hand.
‘Zo gaat dat hier, Chandro,’ grinnikte ik, ‘leuk dat je er bent.’
Hij glimlacht, ik zag zijn spanning wat breken, die sterke van voorheen, een bijna
studentikoze sportjongen nu, die met een missie kwam. Praten en opgelucht raken.
Wel… hij kon zijn borst maar natmaken, met mijn beide blondjes…
En Joachim zou Joachim niet zijn als hij niet in de kortste keren was bijgedraaid.
Want toen we Chandro hielpen uitladen, toen legde hij Chandro’s tentje terug in de auto.
‘Laat dat maar liggen…, je slaapt bij mij, da’s veel gezelliger.’
Even zag ik hoe Chandro me aankeek. En even dacht ik toen terug, eeuwen geleden
lijkend, hoe Joachim De Luit op een ochtend in het voertuig aan de schouders had
gehangen, hoe ‘ie zelfs bij h’m had willen slapen.
Ik haalde mijn schouders op naar Chandro. Wie A zegt Chandro, dacht ik, moet
ook B zeggen.

Thom stak de barbecue aan. En Joachim herschikte zijn ‘wereldmaal à trois’ tot een
kwartet, terwijl Chandro en ik tegen over elkaar onder de veranda aan een koele
Belgische Blonde begonnen.
‘Hadden jullie Joachim niet verteld dat ik zou komen?’, vroeg hij me.
Ik grinnikte.
‘Nee, dat liep een beetje zo… Soms?, soms is Thom wat ondeugend… Die beide blondjes
van me… ze hebben een eigen taal.’
Hij glimlachte.
‘Is het niet raar dat ik bij Joachim in de tent kruip?’
‘Kom op, Chandro…, Joachim vindt het alleen maar gezellig…, of is je relatie met
Mauce zo…?’
Maar Chandro schudde zijn hoofd. Want dat was eigenlijk zijn probleem, zo bleek,
al samen pratend. Want Mauce kwam over een week teruggevlogen en hij wist niet
precies wat hij daar mee aanmoest. Mauce was in het particuliere leven thuis zoveel
openlijker over z’n geaardheid, en dat was iets wat Chandro benauwde. Maar ook
omdat ‘ie totaal onzeker was of het wat worden zou tussen hem en Mauce. En om
dan zo onomwonden te laten blijken… Chandro was er gewoon nog lang niet aan toe,
merkte ik wel.
‘We gaan e’s lekker doorzakken vanavond, Chandro…,’ zei ik ,’…gezellig dat je er
bent. En morgen ga je Joachim maar e’s helpen met z’n timmerwerk. Dat ontspant…’

Maar toen ik Joachim bij de barbecue voor de veranda zag verschijnen waar Thom
nog bezig was, en er een stokbrood even knapperig verwarmde, toen zag ik dat hij
zich verkleed had. Die al te perfecte grijsgroene afritsbroek, een al te perfect truitje…
Toen dacht ik, ‘o, o, Chandro.’
En Thom, die kwam met een dikke knipoog en twee biertjes naast me zitten.
‘Kom erbij, Joachim, je bier wordt warm,’ zei Thom.
‘Ja, ‘k kom eraan, even nog dit…’
En ik zag Chandro wel twee keer naar Joachim kijken en h’m opnemen toen die
Witblonde aan de andere tafel het stokbrood sneed, en dat met wat kommetjes
bij ons op tafel zette.
‘Wat een droomplek hebben jullie hier,’ zei Chandro.
‘Bijna…, zei Joachim toen ‘ie naast Chandro op de bank schoof, ’…nog wat normale
sanitaire voorzieningen. We hebben nou toch nog een douchje…! Waardeloos.’
‘Wat is dit,’ vroeg Thom, naar de kommetjes in het midden wijzend.
‘Dipsoep, blondje… voor je stokbrood,’ zei Joachim.
‘Kouwe soep?’
‘Ja.’
Kouwe soep voor het stokbrood. Het klonk niet zoals het smaakte.
‘Ben je bij de traiteur in het dorp geweest?’, vroeg Thom. En ik kende Thoms
ondertoon en even leek het erop dat Joachim zou ontploffen. Maar toen grijnsde hij.
‘Dank je voor het compliment,’ zei hij trots.
‘Hij babbelt Frans, hij kookt Frans… soms dan, als we geluk hebben…,’ zei Thom
tegen Chandro.
Chandro knikte ernstig. Als een bevestiging. En ik herinnerde me dat hij eens had
gezegd van iedereen in het peloton “het dossier” kende. En Joachim had me ooit
iets verteld uit z’n verleden… maar er stond ongetwijfeld nog veel meer en heel
anders op papier.
‘Lekker…, Joachim,’ zei Chandro ietwat gevoelig.
‘Tuurlijk, anders stond het er niet,’ grinnikte Joachim.
En ik zakte achterover, voelde Thoms arm achter me langs.
‘Moeten de forellen al op het vuur, chef?’, vroeg Thom.
‘Straks,’ zei Joachim en ik zag hem opstaan om de olielamp onder het verandadak
aan te steken. My god, dacht ik nog e’s weer, toen ik hem zo zag rekken en strekken
en z’n te perfecte kleren, en voelde hoe Thom me even in de middel kneep. En ik zag
Chandro nog e’s kijken, Joachim met de ogen volgend toen ‘ie de witte wijn haalde,
ontkurkte, een beslagen fles klokkend uitschonk, de lege bierglazen en flesjes op
de ander tafel zette.
‘Wat!’, zei de Witblonde blakend en stralend glunderend.
‘Niks,’ zei Thom, ‘’t Is net als met officieren: zolang ze je niet op de donder geven,
dan doe je het goed. Complimentjes krijg je nooit…, maar ik wed dat jij vanavond
een dikke zoen krijgt… van je officier.’
‘Tuurlijk…,’ zei Joachim droog, ‘…da’s wel het minste.’
En ik zag Chandro bijna van kleur verschieten. Hij was hier aan het juiste adres
voor z’n ontgroening en ik duwde hem onder de tafel door tegen een been.
‘Toch? Chandro…?’, teemde Joachim, ‘… pas over zeven weken ben je weer de Luit’…,’
en toen tegen ons, ‘…zeg schatjes, hebben we niet een dansmuziekje?’
‘Spaanse…,’ zei Thom, ‘…met castagnetten… olé, olé.’
‘’t Schijnt dat ik morgen timmerles krijg,’ zei Chandro glimlachend, het kaatsen van
mijn blondjes onderbrekend.
‘O, dat ook,’ zei Joachim brutaal.

Naast de vier forellen in folie kwamen aluminium bolletjes op de barbecue. En op tafel
halve bolletjes van garnalen, met iets er door…
‘Allemachtig, Joachim…,’ zei ik, want het was echt lekker.
‘Tja, jullie liefdesmaal, weet je nog…?’, grijnsde hij.
‘Nou, dat komt dan dubbel goed uit, vanavond,’ grinnikte Thom.
‘Als ik het geweten had…,’ bromde Joachim plagend, ‘…dan hád ik toch iets gemaakt…’
‘O? Zijn wij weer niet goed genoeg voor het beste?’, vroeg Thom.
‘Jawel. Maar niet voor het allerbeste.’
Ik glimlachte tegen Chandro. Zo van: zo gaat dat hier, daar zit ik nou mee opgescheept,
mijn blondjes.
‘Chandro…,’ zei Thom, ‘… geef dat Witte jong e’s een dikke zoen van me… jij zit
dichterbij.’
‘Doe maar niet, Chandro…,’teemde Joachim, ‘…Blondje zit altijd op anderen te
geilen … Vannacht. Oké? In de tent. Als hij het niet ziet.’
Joachim kreeg van Thom een duw onder de tafel door.
‘Haal jij die vissie’s nou maar e’s Blondje…’

Forel uit folie, kleverig en simpel Bourgondisch, net als Joachims gepofte aardappeltjes,
een botersausje, z’n salades. De glazen koel witte wijn. We werden er stil van, lui ook,
genietend in een donkere donkerte om ons heen.
Joachim. Dat ‘ie nadien nog mopjes geraspte oude kaas had met iets smeuïg
neutraliserends, dat ‘ie een blok pure chocola in wat brokken had gestoten bij
de koffie met een bel VSOP…
‘We zouden hier ook een restaurantje kunnen gaan beginnen…,’ zei Thom langzaam
en lui met een arm achter me langs, onder mijn trui en shirt mijn huid strelend,
‘…is er ook iets wat jij niet kunt, Joachim?’
‘Genoeg…,’ grinnikte hij voldaan en trok brutaal Chandro’s arm achter zich langs,
‘…maar dat ga ik jou niet vertellen, Blondje.’
‘Nou, dat horen we morgenochtend van Chandro wel…,’ grinnikte Thom, ‘…toch
Chandro?’
‘Wat ben je toch ook een viespeuk, Blondje,’ zei Joachim en schurkte tegen
Chandro aan, in diens arm, lui en hangend.
Joachim, dacht ik, jij…
‘Ik breng jullie morgenochtend de koffie wel,’ grinnikte Thom.
‘O nee! We komen wel bij jullie, in jullie boudoir,’ kaatste Joachim.
Ik haalde mijn schouder op naar Chandro. Hij glimlachte, die ooit zo sterke
donkere man, die nu in dit slanke studentikoze een stuk jonger leek. Hij glimlachte
wat ongemakkelijk, met die verplichte arm om Joachims schouder.

*
De volgende ochtend hoorde ik Joachim al fluitend de houten leefkeuken binnenkomen.
Ik duwde Thom in ons bed wat opzij en stond op, ging naar Joachim toe, die met de
koffie bezig was.
Daar stond hij bij het aanrecht, licht diepgebruind van de Zandbak, witblond haar dat
uit begon te schieten, in een lichte strakke boxer, keek al fluitend even naar me om.
Ik ging achter hem staan sloeg mijn armen voor hem langs, leunde in m’n ochtend
ontwaken met mijn kin op zijn schouder en hij rekte zich nog e’s, ouderwets, met
zijn beweeglijk lijf tegen me aan.
‘Chandro is bijna net zo lief als jij,’ zei hij toen.
‘O?’, zei ik plagend.
Maar toen hij zweeg en met zijn billen tegen mijn overdwarse nog halve odol in slip
begon te schuren, liet ik hem los.
Hij draaide zich naar me om. Er lag iets ondeugends in die lichte ogen.
‘Weet je wat ik denk, Endo?’
‘Hmm?’
‘Dat Chandro nog steeds wat verliefd op jou is.’
Ik grinnikte en zweeg, zoals hij net had gezwegen.
‘Mauce ziet hij als een flirt…, begon hij, ‘…en met mij…? Wij moeten straks weer
samenwerken in ons peloton, zegt hij…, dus…!’, zei Joachim.
Maar ik zag aan z’n twinkeling, dat hij Chandro’s zorgvuldige grens ergens had
overgestoken, en ervoer dat helemaal toen Joachim de schouders ophaalde en
breed grijnsde.
En toen hij zijn beide wijsvingers opstak en daartussen als in visserslatijn een
overdreven grote maat aangaf, schoot ik in de lach om zijn bewonderend tuitende
mond.
Ja, ik wist het. Ik had Chandro ooit e’s getergd in z’n onmacht en had ooit die
Spaanse bullenpees zelfs e’s aanschouwd.
“Hij doet wel heel erg bescheiden…,’ zei Joachim daarop, ‘…maar volgens mij
vindt het wel prettig om wat geplaagd te worden.’
Die Joachim, dacht ik.
‘Nou…,’zei ik in de lach schietend, ‘…dan is ‘ie bij jou aan het juiste adres.’
‘Ja, ook wel… maar eigenlijk heb ik het liever anders… Zeg. Endo. Hoe had jij
dat vroeger?’
Dat klonk opeens serieus. En dat was het ook voor mij. En ik begreep hem opeens.
“Vroeger…,’ begon ik aarzelend, ‘…ik zat nog op de militaire school, en reisde
elke vrijdag met de trein naar huis. En elke vrijdag zat ook Sven in de trein…
kwam elke keer een plaatsje dichter bij me zitten… ik voelde het gewoon… toen
hij e’s halverwege de reis ergens uitstapte… ik volgde hem… het station uit, een
parkje in… zo is het begonnen… een half uurtje later stapte we op de volgende
trein… later maakten we telefonisch afspraakjes toen ik van de opleiding was en
ergens anders gestationeerd… dan reed hij ergens naar toe… nog later via de
chat… ik weet niet eens of hij wel echt Sven heet… en wat hij doet…’
‘Goh…,’ zei Joachim ernstig en schonk zwijgend vier mokken in en gaf mij er
in iedere hand één. En zo, vlak voor me staand, legde hij zijn handen op mijn middel.
‘Vroeger was toen en nu is om te leven,’ zei hij opeens weer glimlachend.
Dat was zijn devies, dacht ik, terwijl ik daar machteloos met twee mokken stond
en hij zijn handen langzaam om mijn middel naar achteren streelde tot over mijn
slip, mijn billen er masseerde en ook nog e’s onze lijven tegen elkaar trok.
‘Dat kontje van jou hè…?’ zei hij quasi smachtend en gaf me een zoen op de mond,
liet me toen los en vervolgde, ‘…e’s kijken of ik misschien voor een bak koffie mijn
kouwe poten eindelijk e’s bij de generaal in de slaapzak mag steken.’
En met een, ‘piep.. piep,’ kneep hij twee keer in mijn ballen en verdween met een
grijns en twee mokken koffie. Joachim en zijn levensdevies, mij opbeurend om
een jarenlange herinnering die nu zo koud en leeg leek.
En zo schoof ik met een glimlach en twee mokken in een warm bed bij Thom.
‘Koffie, schat.’


*
Twee dagen hielp Chandro onze witblonde Joachim bij het timmerwerk, gekleed in
werkkleren van mij en Thom. Ik liet ze, die twee. Ik had genoeg andere
voorbereidingen, en Thom had z’n visserij die steeds meer begon te lopen.
Soms hoorde ik Chandro schateren, soms zag ik ze stoeien. Chandro werd losser.
Ook ’s avonds, als we met z’n vieren zaten. Wij, twee duo’s na een vermoeide
werkdag.

Maar op de ochtend van de derde dag, na drie nachten met Joachim in het tentje,
had de Luit zijn eigen studentikoze kleren weer aan.
‘Endo…,’ zei Chandro, ‘…die jongen…!, op het gevaar af dat ik verliefd op hem
wordt… dit houd ik niet vol… hij is nog erger dan jij.’
Ik schoot in de lach. En hij ook, Chandro.
‘Je hebt het nog aardig lang uitgehouden, Chandro,’ plaagde ik.
Hij grinnikte. Hij was veranderd in die paar dagen.
‘En wat ga je nu doen?’, vroeg ik.
‘Eerst maar naar huis. Bijkomen en met Mauce chatten…,’ grinnikte hij, ‘…en me
maar e’s bedenken hoe ik met mezelf verder wil. En hoe het verder moet met Mauce…’
‘Waarom komen jullie niet een paar dagen samen kamperen in de meivakantie.’
‘Vind jij dat niet te veel… ik bedoel omdat Mauce en jij…’, zei hij.
‘Mauce was een bevlieging op een raar moment… dat weet jij ook, toch?’
Hij knikte.
‘Oké, dat lijkt me wel heel leuk. Het is hier een stuk relaxter dan thuis…’
‘Ja…,’ zei ik en grinnikte, ‘… dat is je aan te zien.’
‘Bedankt, Endo…’
‘Nou, zoveel hebben we niet gepraat,’ zei ik.
‘Was ook niet nodig,’ grinnikte hij en vervolgde, ‘vroeger was toen en nu is om te leven.’
Joachims levenswijsheid. Ik schoot in de lach en vroeg, ‘heeft ‘ie z’n benen nog bij
je mogen verwarmen?’
En bijna nog werd hij er nog weer verlegen onder, Chandro. Ik gaf hem een zoen,
op de mond.
‘’t Staat je goed, hoor, die burgerkleren. Mooie vent.’

Later bij de auto, nog een hand, een hunk en een zoen op de wang voor alle drie.
Toen reed hij weg in z’n glanzende zwarte Italiaan, de vertwijfelde Spaanse furie.
‘Vindt je het niet erg, Joachim?’, vroeg Thom daar, ‘dat hij nu al weer weggaat,
het leek me zo toe, dat het net leuk begon te worden tussen jullie.’
Joachim grijnsde, terwijl we de auto om de hoek van de dennen zagen verdwijnen,
we grindsteentjes zingend onder de banden hoorden wegspringen.
‘We moeten het natuurlijk voor later wel werkbaar houden, hè…?’, zei Joachim wijs,
‘…een relatie in dienst… nou!, daar weet jij alles van.’
Hij zei het zo tergend ondeugend en uitdagend tegen Thom, dat ze beiden gelijk
daarop stoeiend door het gras rolden.
Totdat de eerste vissers stationair het steile pad achter de dennen afzakten, en
om de hoek verschenen. Pas toen stonden ze weer keurig in de houding, mijn
blondjes.
‘Hij is nog steeds verliefd op je,’ dat had Joachim gezegd over Chandro. Dat
galmde nog even na.

*
Twee weken. Toen glommen er een hagelnieuwe doucheruimte en toilet in de
oude aggregaatschuur onder de dennenrand, was er een afdakje met een spoelplaat
en lagen er betontegels in het gras eronder, was alles schoon en fris, sliepen
Thom en ik al vele nachten samen in ons eigen boudoir en Joachim in zijn tentje
buiten de beukenheg van de privétuin achter de stacaravan. Een beukenheg en
tuin, die daar ergens in de laatste dagen door ons tot een verzorgd paradijsje
was herschapen…

En of het nu aan de zon lag, op die donderdagmiddag dat alles klaar was, een
zomerse warmte waarin ons dal stoomde en broeide en ik Thom en Joachim
met ontblote bovenlijven bezig zag bij de vissers…
In de onafhankelijkheid, na de negen jaren van strikte ordening in het militante
leven, de opluchting dat we er echt klaar voor waren…
In dat lekkere simpele gevoel om op je blote voeten door het gras en een warme
zon op je lijf en in een ouwe jeans nog wat rond te lummelen, de laatste dingen…
Dat dan zomaar je lijf begint te broeien en gloeien en er een verlangen smeult…
En toen ik Thom aan zag komen lopen, met een flacon zonnebrandcrème in de
hand, zwoeler als het klimaat en soepeler dan een verlangend roofdier, toen
verbleekte Joachim tot wat ‘ie was daar bij de vijvers en leken de vissers mee
te verdampen met al het vocht dat uit het groene gras opsteeg…
Zijn dikke asblonde haar dat langer begon te worden, zijn lichte diepgebruinde
huid, zijn sterke getrainde lijf dat uit de lage versleten bluejeans oprees…
Ik werd er plat opgewonden van.

Een blik in zijn brede blauwe ogen…, ik zag het…, ik voelde het…, zag een zelfde
wellust…, voelde een hand die me mee naar binnen voerde en de deur van de
houten leefkeuken afsloot.
Het leek er aardedonker na het felle zonlicht buiten.
‘Als jij met je bruine lijf en op blote voeten daar als een bronstige hengst…,’
gromde Thom terwijl hij me in de nis naast de keukenkast tegen de wand drukte
en ik hem over zijn jeansgulp graaiend aan zijn stijve vast greep.
‘Wat! Ik? Jij!, je bent nog geiler dan ik…!’
Zijn tong drong in mijn mond en deed me verstommen, zijn haastige vingers
maakten de bovenste knopen los, twee handen gleden over mijn huid voor en
achter in m’n jeans en slip, grepen mijn harde lul, mijn billen.
En ik zoog zijn begerig opdringerige tong vast in mijn mond, maakte zijn jeans
half los, en graaide er evenzo verlangend voor en achter in naar binnen, terwijl ik
opeens zinderend in zijn hand schokte, terwijl ik hem in mijn mond hoorde kreunen,
zijn lul in mijn hand begon te neuken, ik zijn spierbillen in mijn hand voelde rollen.
Het gejaagde hortende ademen, dat warme, dat opvoerende verlangen, dat
bewegen en schokken om wat er door mijn lijf tintelde en om meer vroeg, onze
lijven, onze lullen en billen…
We hoorden de klink van de afgesloten deur, zagen hoe Joachim naar binnen
tuurde in het donker. Maar dat was zo afstandelijk en zo ver, terwijl we ons
nog verder in de schaduwnis achter de kast drukten, snoven en geilden, lijfelijk
schokten en zogen…
Hijgend en stokkend ademend, zuigend…, mijn hele lijf, om die geile driften
van Thom, en die van mezelf, schokte opgewonden als een wilde in zijn graaiend
geklemde handen, rukte aan zijn lul, kneep in zijn rijdende billen, drukte er
vingers diep tussen, wat hem nog woester wellustig maakte, hem deed grommen
en knijpen. Ik voelde zijn gladde snot in mijn handen, zijn voorgeil dat ik over
zijn lul al bewegend uitsmeerde, perste mijn tong diep in zijn mond, vocht met
zijn warme natte tong, snoof en zoog, schokte.
Hij verkrampte en steunde, ik voelde zijn lul nog zwellen, met de mijne mee,
een laatste bijna ongeremd kreunen en schokken. Het spoot uit me, van vele
dagen. En ik voelde het van Thom, golf na golf met de laatste verkrampende
schokken mee.
Zwaar uithijgend en elkaars monden loslaten, genietend naneukend in elkaars
handen… zo vertrouwd, warm, goed en heerlijk…

Wie er nu het hardst schrok en zich het meest betrapt voelde, toen Thom en ik
plotseling daar Joachim in de binnendeur naar de stacaravan zagen staan.
Thom vloekte toen Joachim zich omdraaide en wilde wegrennen, trok zijn handen
uit mijn broek en dook naar binnen, greep nog net een blonde enkel vast.
Struikelend rolden ze over de vloer voor de vaste bank in de zithoek en was
ik me vaag bewust dat Joachim langs de heg was gekropen, door de open
schuifdeur naar binnen was gekomen, toen ik achter de strompelend vallende
Thom naar binnen rende.
‘Stelletje geile oversekste…,’ gromde Joachim zich proberend los te vechten
uit Thoms greep.
‘…kunnen jullie niet een rooie tanga aan de deurkruk hangen…,’ brieste hij
terwijl ik in de lach schoot, een bevrijdende lach, en hem bij zijn blote schouders
vastgreep.
‘…ik wilde alleen maar het sleuteltje van de zitmaaier…’, hijgde hij, zich aan
onze beider greep trachtend te ontworstelen.
‘…want het gras langs de dennen is eindelijk e’s droog.’
‘Joachim…,’ grinnikte ik terwijl ik zijn weerstand in mijn greep om zijn
schouders voelde verslappen.
‘Blondje…,’ schreeuwde hij naar Thom, die nog ergens aan z’n middel hing,
‘…blijf van mijn gulp af.’
‘Giles’ gromde Thom, ‘…, dat Witte rotjong heeft een stijve…, als jij h’m
nou e’s lief zoent, zal ik h’m dan e’s lekker pijpen…?’
‘Ga weg, enge viezerik…,’ riep Joachim.
Thom krabbelde verhit en grijnzend op, Joachim verslapte.
‘Gadverdamme, ik zit onder jullie snot…,’ zei Joachim met een vies kijkend
gezicht.
‘Witte…,’ teemde Thom, ‘…morgen pas komt jouw Xavian voor een lang
weekend…’
‘Nou en…!’
‘Zal ik je dan nu toch maar…’
We vielen alle drie in de bank, Joachim tussen ons in, terwijl ik nog steeds
grinnikte in die rare bevrijding, om het komische, en de nog woest kijkende
Joachim tegen me aantrok. En dat zijn gulp vervaarlijk bolde? Ja, d’r was
helemaal niks mis met Joachim.
‘Hé, sorry Joachim…’ zei ik nog steeds grinnikend, ‘…Thom en ik… soms
werkt het bij ons telepathisch…’
‘Huh?’ zei hij verbaasd, zich langzaam uit mijn greep losmakend.
‘Ja,’ zei Thom, ‘dan zijn we allebei op het zelfde moment gewoon ordinair
geil.’
‘Jullie zijn gek.’
‘Kom op, je krijgt een biertje,’ bromde Thom, stond op en trok Joachim
uit de bank.
‘Nou, ga eerst je handen maar wassen, en veeg mij e’s schoon.’
Terug in de leefkeuken reinigden we onszelf en een nog na mopperende
Joachim van onze Sodomse zonden.
‘Stelletje eikels,’ bromde hij nog na, toen hij met een biertje in de ene
en de sleutels van de zitmaaier in de andere hand vertrok.
Ik zoende Thom, langzaam. Wat proefde hij lekker, zo warm en intiem.
We grinnikten.
Ik zocht een handdoek en schone broek en slip bij elkaar, liep door het gras
naar de schuur, naar onze hagelnieuwe clandestiene douche, zag hem stoer
op de maaier wegrijden, die witblonde en licht diepgebruinde, met het biertje
in de ene hand, bijna nonchalant sturend met de andere, het droog geworden
gras langs de bosrand maaiend. Hij stak nog even een middelvinger op, die
prachtlummel, maar hij grijnsde al weer.
‘Sorry Joachim…,’ dacht ik naar hem zwaaiend, ‘…maar Thom en ik zijn bezig
met een relatie…’

© Wisse

Gesloten