ArdennerBlue (deel1)

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
wissejanz
Berichten: 40
Lid geworden op: do 15 apr 2010, 01:31

ArdennerBlue (deel1)

Bericht door wissejanz » wo 09 jun 2010, 15:20

…een vervolg van Giles/Endo en Thom, en de anderen…
…een vervolg dus op File X-007…


ArdennerBlue (deel 1)


Twee dagen hadden we nodig, voor al de voorbereidingen die Thom de eerste avond,
na de landing en aankomt, met zijn hoofd in mijn schoot bij elkaar bedacht en
gedroomd had.
Maar één ding. Daar had Thom op gestaan. Dat we samen naar het graf van Matthias
zouden gaan. Hij wilde het. Het moest, vond hij. En samen namen wij definitief
afscheid van mijn slapie van ruim drie jaar geleden. Wij samen.
En toen heb ik Matthias’ fotootje uit het vloeipapiertje genomen en onder een grindsteentje
op het graf gelegd.
Vreemd. Ik had niets met een graf, meende ik. En ik had Matthias afgesloten, meende ik.
Maar zo samen met Thom… Dat toen de herinnering toch nog een keer voorbij kwam, van
een kist met een vlag erover, op acht schouders en door een dubbele linie gedragen naar
een heli… één keer hoorde ik mijn eigen schreeuw nog echoën… heel in de verte, maar
toch nog met tranen.
Thom had gelijk voelde ik. Toen hij mijn hand vastpakte en naar me glimlachte, met een
spijt alsof hij het was, die het nog even een keer zeer bij mij deed doen.
Twee ex-militairen, twee jonge bluemannen, bij een militair graf, hand in hand…
‘Thom, ik houd zo van je…’, fluisterde want het kneep en perste in me.
‘Kom, Giles…? We gaan… we gaan het maken… samen…’
‘Ja…’

*
Bij het krieken van de derde dag, waarin we in de ochtendschemer Thoms auto inlaadden,
stopte er een auto.
Een auto met Thoms stiefvader aan het stuur, en daar stapte witblonde Joachim uit, blakend
en stralend, bepakt en bezakt… onverwacht buiten alle afspraken om, en klaar voor de Ardennen.
Joachim in burger…
Een shirtje met de korte mouwen tot op de schouders opgerold, met een grijsgroene
afritsbroek, alles te perfect passend; stoere loopschoenen, een jack over de schouder…
Allemachtig… Joachim…, dacht ik, ’t is nog maar half april…

Hoe vroeg in de ochtend het ook was, hoe vreemd slaperig we ook waren na drie regelmatige
nachten: Joachim in burger… en dan zo.
Dat shirt tot over de schouders en om de hoge borst gespannen, flodderig om zijn slanke
midden… en dan die broek! Kon het nog strakker in een kruis getrokken zijn, de naad nog
dieper tussen slanke bewegelijk billen van een smal kontje, spannend om lange militant
getrainde dijen?
Misschien was het wel om mijn drie nachten met Thom in onze ultieme vrijheid, en de
beide dagen waarin we samen zo makkelijk als twee gewone verliefde jonge kerels alles
geregeld hadden en lief en leed gedeeld, dat het zo nadrukkelijk opviel: Joachim in burger.
‘Ik rijd…’ dat was het eerste wat hij zei, terwijl we nog een hand opstaken naar Thoms
stiefvader die wegreed.
‘Giles…’ bromde Thom tegen me, zacht en nog buiten het gehoor van Joachim, ‘… doe
me een lol. Ga jij lekker voorin zitten naast die bronstige jonge hengst, want ik bega hem
een ongeluk, ik krijg spontaan een odol… Hij is tenslotte zowat familie van je…’
Ik was dus niet de enige.
Nee, de enige die het niet opviel was die blakende en stralende witblonde en zomers licht
gebronsde Joachim zelf. Dat energieke baken in de kille schemer van een aprilochtend.
‘Heb je het niet koud?’, was het eerste wat ik zei, terwijl Thom de autosleutels aan Joachim
gaf en het beddengoed en de slaapzakken op de achterbank uitspreidde om er een nest te
maken, en er zowaar ging liggen,
‘D’r zit toch verwarming in jullie brik…’, grijnsde hij en gooide z’n jack en bepakking naar
achteren, en vervolgde ‘…jullie hebben zelf altijd de temperatuur toch een tandje hoger?’,
en stapte in.
Niet alleen het gemak, waarmee hij startte en wegreed in die moeiteloze, die nonchalant
lijkende houding als was de auto een stuk speelgoed, want ineens begreep ik waarom die
witblonde jongen met datzelfde gemak zo perfect en precieus ons pantservoertuig had
bestuurd.
Maar ook mijn verbazing, omdat het voor hem zo gewoon leek, dat hij niet een weeklang
bij Thoms ouders zou logeren, maar nu al na twee dagen met ons meereed. Zomaar, als
was het logisch. Voor hem.
‘Wedden dat ik er in één keer heen rijd… feilloos…,’ en hij tikte tegen de slaap van zijn
hoofd, want daar zat het in opgeslagen, ‘…daar hebben wij geen Tom-Tom voor nodig.’
Achter me hoorde ik Thom grinniken, keek om, zag hem liggend hangen in al dat luizachte
van slaapzakken en beddengoed, met het hoofd tegen de zijruit achter Joachim.
‘Zit je wel in je gordeltje, blondje?’, zei Joachim tegen Thom die iets te ontspannen was
in z’n blik, zo ontspannen dat ik argwaan kreeg.
‘Jij wist hier van, blondje?’, teemde ik, net als Joachim tegen Thom.
Thom schoot in de lach
‘Mijn moeder belde toch gisteravond nog?’, zei hij, ‘terwijl jij zo druk aan het inpakken
was? Witte had zo’n heimwee naar jou, hij wilde gelijk met ons mee.’
‘Ga jij nou maar slapen,’ bromde Joachim tegen Thom, ‘je zult wel moe zijn na drie nachten.’
De toon was weer gezet. Dat was duidelijk.
‘’k Ben blij dat ik geen last heb van een ochtendhumeur,’ zei ik en zette de autoradio aan.
‘Hij was niet te houden volgens mijn moeder,’ grinnikte Thom vanaf de achterbank, ‘de
eerste nacht heeft ‘ie samen met Xavian daar thuis de tent afgebroken en gelijk de
volgende middag veroverde hij al het vriendinnetje van Rutger.’
‘Niet waar,’ zei Joachim, ‘kan ik het helpen dat zij me tweekeer leuker vond dan Xavian
en Rutger samen.’
Ach ja, dacht ik, de overdrijving in het kwadraat.
‘‘k Verveelde me dood,’ zei Joachim, ‘’s morgens zijn ze naar school, en ’s middag en
‘s avonds zijn ze met z’n drieën aan het studeren. En Xavian mocht alleen maar de
eerste nacht blijven slapen.’
Ik schoot in de lach. Ik zag het helemaal voor me. Een Joachim die niets te doen heeft.
‘Dus,’ zei Joachim duidelijk tegen Thom achterin, ’ben ik gistermorgen met je moeder
wezen winkelen. Winkeltje in winkeltje uit. Koffie met gebak bij de patisserie… ‘k Heb
nou toch een voorraad nieuwe kleren…!’
‘Dus wat je nu aan hebt…?’, vroeg ik verbaasd., ‘…dat hebben jullie samen uitgezocht?’
‘Ja. En nog veel meer. En ze heeft het gelijk allemaal een keer gewassen.’
Ik keek naar achteren, naar Thom die met z’n hoofd achter de stoel van Joachim lag,
grijnzend met de armen achter het hoofd tegen de zijruit.
‘Vertel e’s van gistermiddag,’ zei Thom tegen Joachim.
‘O ja. ‘k Ben bij je ouders geweest…,’ zei de witblonde tegen mij, ‘…je vader had het
over z’n hobbyschuur gehad. Nou dat wilde ik wel e’s zien…. Gaaf man, wat een gereedschap.
Als ik ooit e’s wat nodig heb… ik mocht het komen halen… en ik heb jouw kinderkamer
nog gezien…,’ zei hij toen grijnzend, ‘…en ik heb appeltaart mee van je moeder… ennuh.
Ze wilde weten hoe jij aan die bijnaam kwam. Endo.’
Ook goedemorgen, zei ik tegen mezelf, graaide naar achteren en kneep Thom ongenadig
hard in zijn dij.
‘Hmm, lekker schat,’ lachte Thom.
En ik keek even naar de witblonde chauffeur in zijn nieuwe, éénkeer gewassen kleren,
naar z’n grijsgroene afritsbroek, die nu in de zithouding wel heel erg strak zat. Hoever
ging dat magnetisme van dat witte jong, dacht ik nog.
‘Wat!’, zei Joachim argwanend, die kennelijk zag dat ik hem opnam.
‘Je ziet eruit om door een ringetje te halen,’ grijnsde ik.
‘Heeft ze smaak of heeft ze geen smaak,’ kaatste hij, ‘en ’t was best gezellig, hoor.’
Ik knikte. Ook daar kon ik me iets bij voorstellen, Joachim winkelend en koffiedrinkend
met die warme vrouw, Thoms moeder.
‘We zullen een grote foto van je op het uithangbord van de camping plakken,’ grinnikte
ik, ‘De Witte Mascotte… we gaan het me toch druk krijgen.’
‘Wat is er nou weer mis met me?’
‘Niks Joachim. Helemaal niks,’ zei ik en vroeg toen, ‘hoe was je eerste nachtje met
Xavian?’
Ik zag hem opslag veranderen, die expressieve witblonde. Het scheen een warme
herinnering te zijn.
‘We hebben heel veel gepraat… hij wilde alles van de dienst weten… en misschien
gaat hij wel naar de academie. Hij kan verrekte goed leren… en wordt ‘ie net als de
Luit officier.’
‘O…?’, zei ik veelbetekenend, ‘…alleen praten?’
‘Ja, hallo! We zijn niet zo als jullie… stelletje rampetampende konijnen!’
‘Niet eens een nachtzoentje van Xavian?’, vroeg ik te vriendelijk.
‘’k Kom vannacht lekker bij jou liggen,’ kaatste hij te vriendelijk terug.
En Thom schoot achterons in de lach.
‘En ik heb heus nog wel andere kleren bij me,’ zei hij nog, Joachim.
‘Hé, Giles,’ zei Thom langzaam en plagend, ‘we zijn onze knalrode tanga’s vergeten.’
‘‘k Dacht het toch van niet,’ zei ik.
‘Stelletje nichten,’ bromde Joachim.

Uiteindelijk zakte Thom in slaap. En ik stelde de rugleuning wat achterover, luisterde
naar ritmische muziek in een meeslepende elektronische cadans die Joachim had
ingedrukt.
Ergens onderweg kneep hij in mijn been en grijnsde, nam me veelbetekenend op. Ja,
ik wist het. Mijn militante uiterlijk was ook veranderd en wel in het oude kloffie van
Thom. Blue. Hij stak een duim op en lachte geluidloos.
En ik vroeg me af, hoe het hem zou vergaan, over een kleine tweemaand, als hij weer
militair chauffeur zou zijn op zijn pantservoertuig, bij een andere voertuigcommandant.
Dat hij onderweg zomaar een keer mijn hand vastpakte, Joachim, terwijl ik sluimerend
sliep in de voort zoevende auto…

Het landschap veranderde. Het vlakke werd glooiend. Het land zelf veranderde. Abrupt.
Een andere bouw, nonchalant en makkelijk, haveloos, vuil soms. Rotsen langs een brede
rivier, straten door een stad langs datzelfde water, hellingen om dan weer luier te glooien.
Andere wegen. Bossen. Heel veel bossen en andere verkeersborden.
‘Koeterwaals,’ hoorde ik Joachim brommen en glimlachte om de woordspeling.
Onderweg aten we van de appeltaart van mijn moeder, dronken we van de koffie uit een
thermoskan van Thoms moeder. Wat Joachim toch bij de vrouwen gedaan kreeg, bij
iedereen, het werd hem in de schoot geworpen.

Feilloos, had hij gezegd, witblonde Joachim. Maar dat was het campingadres geweest.
Want toen bleek dat we ons eerst nog moesten melden bij Hans, de oude campingeigenaar,
die in de wintertijd in een dorpje woonde, en toen hikte Joachims Tom-Tom. En Thom zelf
ook, midden in zo’n nauwe slingerende dorpsstraat met deels lege winkels, met een
diversiteit aan hoge panden en pandjes, van grauw tot blinkend.
En met het adres van Hans in de hand opende Joachim het portierraam bij een
voorbijganger.
Alleen al die blik die ons toegeworpen werd. Hollanders, met een Hollands kenteken,
met drie blondelingen in drie tinten.
‘’Allo, pardon m’sieur, excusez, nous cherchons….’
Verder ging mijn Frans niet. Maar Joachim ratelde tot mijn stomme verbazing gewoon
door. En ook tot verbazing van de stugge argwanende Waal, die kalmaan ontdooide.
‘…á droit…? éh…, alors, merci m’sieur, merci beaucoup…, bonjours…’
En verbaasd keek ik achterom naar Thom die al even verbaasd langzaam zijn wenkbrauwen
optrok.
We reden door, sloegen af.
‘Numéro treize…’, zei Joachim en trapte op de rem.
‘Zeg Joachim…’, begon ik voorzichtig.
‘Ja, ja,’ bromde hij, ‘zo heb elk nadeel z’n voordeel…! zij had zúlke handen en ze verdomde
het om Nederlands te praten…! nou dan leer je het wel…!’, zei hij en sloot toen zijn mond.
Meer wilde hij er niet over zeggen. Over zijn verleden. Dat was duidelijk.
‘We zijn er, heertjes. Hier woont Hans,’ grijnsde hij toen.

Dat Hans iets onder de leden had, was ook duidelijk, al wilde hij er niets over kwijt toen
we beleefdheidshalve vroegen hoe het ging. Grauw, onverzorgd, moeizaam lopend.
Hans reed voor ons uit, in een oude roestige Japanner. Het dorp uit, slingerende wegen
door bossen, weilanden, een splitsing, een kruising, nog e’s een splitsing.
Een smal pad tussen stekpalen van twee weilandjes, iets dalend, scherp naar rechts
afbuigend en dan heel sterk afdalen langs hoge dennen in knisperende grinderigheid
onder de wielen.
Dan:
Een oase, waarin we nederdaalden, dat naar ons toe leek te glijden.
‘Zo!’, zei Joachim.
‘Tjee…,’ hoorde ik Thom zeggen.
‘Pff,’ dacht ik, hier houden we het wel een half jaar uit. Zelfs al regent het de helft
van de tijd, want waar het groen is daar valt overvloedig het water uit de lucht…
De campinggrasveldjes links en voor, de visvijvers rechts voor, de stacaravan rechts
om de hoek achter de dennenbos voor de vijvers.
‘Giles,’ zei Thom en gaf me een duw tegen de schouder.
‘Wacht maar tot het gaat plenzen, blondje,’ grinnikte Joachim als had ‘ie mijn gedachten
geraden, ‘dan gil je wel anders. Hè? Giles?’
Hij had me altijd nog Endo genoemd.
Ze waren dus beiden in hun nopjes, merkte ik. En ik ook.

Een houten veranda met banken, erachter een houten aanbouw over de volle breedte als
een keuken en leefruimte. De stacaravan zelf, verbouwd, een kamer, een slaapkamer,
een toiletje met een douchje… een muffe geur, een grote rommelige bende…, een ware
chaos eigenlijk.
‘Ik eh…,’ begon ik en keek naar de oude man Hans.
‘Wat jullie niet aanstaat kieper je maar weg,’ zei Hans, ‘op de brandstapel ermee.’
Rauw klonk het. Een stem met gezag, die niet meer bij de hem paste.

Een Hollands tuintje achter de stacaravan, tussen uitgegroeide beukenhagen tot aan de
hoge dennen, en met verwilderd gras.
Koud water via een pomp uit de grond en niet om te drinken dus; een aggregaat in een
schuur in de dennenrand verderop. Een septictank ergens in de grond voor het toilet. De
rest liep de beekmeander in. En het campinggastentoilet was een houten nummer honderd,
met een pot en met een emmer die jezelf moest vullen om je verleden door te spoelen.
Wij militairen waren wel wat gewend…
Johan vertrok, moeizaam en langzaam, net als het roestige Japanse autootje dat om de
dennen verdween, het steile pad op waar twee keer knallend zingend een grindsteen
onder een autoband wegschoot. Morgen zou hij weer komen om alles uit te leggen.
Toen was het stil.

‘Als we nou de auto leegmaken, dan ga ik de boodschappen halen…,’ begon Joachim.
Onze bagage legde we op de houten banken onder de veranda, Links, want rechts zouden
we gaan zitten, daar was het uitzicht het mooist. En Joachim vertok in Thoms auto,
fluitend en energiek.
En wij, Thom en ik, we keken elkaar aan, en nog e’s naar de rommel binnen die in de fik
mocht. Alsof we onze eigen puinhoop van jaren mochten gaan opbranden om echt opnieuw
te gaan beginnen.
‘Toch maar in het tentje vannacht,’ glimlachte Thom langzaam.
‘Thom,’ zei ik, ‘wat een fantastische plek,’ terwijl we de auto met Joachim het grind
onder de banden achter het dennenbos knallend hoorden zingen. Joachim, met z’n
koeterwaals, ging boodschappen doen.
Het tentje zetten we het eerste op, met onze dubbel luchtmatras, en een enkele luchtbed
voor Joachim ernaast. Onze twee slaapzakken aan elkaar geritst, die van Joachim ernaast.
Er hing een olielamp aan het veranda dak. Er zat zowaar nog olie in.
Er was een dubbelpits gaststel met een butagasfles. Er zat zowaar nog gas in. We kookten
water uit de eerste de beste kleine vijver, wasten pannen, borden en bestek af. We mestten
een koelkastje schoon, sopten het uit. Straks maar het aggregaat…

‘Giles?’, vroeg Thom.
‘Hmm?’
‘Vind je het wel wat?’
‘Ja. Heerlijk. Echt. We gaan er wat van maken. Straks eerst luieren en eten en bier drinken
en plannen maken. Morgen gaan we beginnen…,’ zei ik.
‘Ja.’
‘Waarom had je gisteravond niet gezegd dat Joachim gelijk al meeging?’, vroeg ik.
‘’t Leek me wel een leuke verrassing voor je. En anders zat jij je toch maar weer druk te
maken…,’ grinnikte hij langzaam, ‘…dingen in het vooruit verzinnen… jij.’
‘Vind je het erg dat ‘ie erbij is?’, vroeg ik.
‘Lief. Ik vind het heerlijk. Ik geniet van jullie. Dat hij onderweg in je been kneep… dat hij
je hand een keer vastpakte… daar wordt ik warm van. Want jij bent de enige… Weet je dat?
Die gouden lummel. Hij heeft geen idee wat voor indruk hij op anderen maakt… dat mijn
moeder gisterochtend met hem is gaan winkelen… nou!, dan moet er wat gebeuren… zij
met een knul van negentien… dat krijgt zelfs Rutger niet meer voor elkaar…’
‘Hij zal wel naast mij willen slapen,’ zei ik.
‘Nou en! Laat me genieten. Al kruipt hij bij je in de slaapzak Giles… dat wat wij hebben,
hebben jullie niet en dat wat jullie hebben, hebben wij niet. ’t Is toch heerlijk om te zien
dat die jongen van je houdt?’
‘Ik weet niet of ik er ook zo over zou denken, als het anders om zou zijn…., Joachim zo
met jou…,‘ aarzelde ik.
‘Precies… daarom,’ zei Thom, ‘omdat jij zoveel voor mij voelt, weet ik dat het goed zit
met ons. Kijk, Giles!, met een ander moet je het niet flikken… Maar Joachim komt wel op
z’n pootjes terecht, met jou, met ons…’
‘Dat ‘ie zo vloeiend Frans praat, hè…?’
‘Tja… we zullen hem over een paar maand nog gaan missen… met z’n koeterwaals.’

Een stationair draaiende automotor, banden over grind, Thoms auto om de hoek van de
hoge dennenbos door groen gras, langzaam naderend, een wit blakend baken achter het
stuur, glunderend.
‘Verdomme Giles,’ hoorde ik Thom fluisteren toen Joachim uitstapte,’ als jij niet bestond
en ik was twintig en durfde toen uit de kast te komen, dan ging ik werk maken van die
jongen… het is een droom… hij is een gevaar voor zichzelf…’
‘Valt wel mee, Thom,’ grinnikte ik zacht.
‘Hebben jullie de barbecue nog niet klaar staan, schatjes?’, riep Joachim, dat witblonde
gevaar, energiek en sterk.
Ergens in de houten woonkeuken trok ik een gietijzeren barbecue uit de rotzooi terwijl
Thom en Joachim de auto uitlaadden. En toen ik er het vuur op aanmaakte, waren zij
beiden in de aggregaatschuur, verderop in de bosrand, hoorde ik zowaar een zacht en
regelmatig gebrom heel in de verte, nadat de schuurdeur was gesloten. Lichtjes gingen
binnen aan, het koelkastje bromde, het water stroomde. Huiselijke simpelheid, en dat
met zo een uitzicht, met dat frisse groen, die vijvers, die steile donkere boshellingen
er vlak achter…
“Eldorado” haalden het niet als benaming.
Thom knipoogde toen ze terugkwamen. En Joachim glunderde omdat hij het aggregaat
aan de praat had gekregen.

Lamsbouten had hij ingeslagen, salade, stokbrood. Belgisch Blond Bier vooraf. Een lichte
rode wijn voor bij de barbecue. En boodschappen voor dagen vooruit.
En de kruiden voor het lamsvlees plukte hij, Joachim, gewoon van de waterkant.
‘Joachim,’ zei Thom, links van me zittend, ‘vertel e’s. Hoe kom je aan al die wijsheden?’
‘Nee,’ zei Joachim rechts van me zittend, ‘ik weet het gewoon.’
‘Ook hoe je Forellen moet kaken, en dan met wat kruidenboter en witte wijn in
aluminiumfolie op het vuur moet gaarstoven?’
‘Nu wel,’ grinnikte Joachim, ‘en ook dat er een rookton in de schuur staat.’

Daar zat ik, met blond bier lui in een houtenbank, met mijn asblonde levensmaatje links,
mijn witblonde blakende en energieke alleskunner rechts, terwijl vleesgeuren van het vuur
opstegen, stokbrood en salade klaarstonden bij een fles wijn. En met een enorme berg
rotzooi achter ons in de houten woonkeuken, en in de stacaravan.
‘Hmm,’ zuchtte ik langzaam, ‘Blondjes, weten jullie nog hoe het Zandkamp eruit zag.
Vroeger.’
‘Bekhouwuh,’ gromde Joachim onmiddellijk van rechts tegen mijn schouder leunend
‘Zandkamp? Wat is dat?’ bromde Thom zacht in mijn oor en stak een arm achter me langs.

Bij de olielamp aten we onder de veranda.
En in de donkerte van een sterrenhemel en een opkomend half maantje liepen we langs de
forellenvijvers. De kleine voor de voorraad, een grote rechthoekige en een kleinere
vierkante voor de visserij.
We liepen over het lange grote campingveld helemaal links, over een kleiner er rechts
van, over een nog kleiner dat in struiken en kaphout omsloten lag.
‘Dit wordt het trapveldje…,’ besloot Joachim, ‘…en voor de kids, dat ze niet bij het water
kunnen… en we gaan hier e’s een kampvuur maken als er leuke gasten zijn…’
En rond dat alles meanderde als een omega dat beekje, dat soms zacht lispelde, hooguit
anderhalve meter breed, driekwart meter diep, met een aftakkinkje voor de doorstroming
van de visvijvers.

*
Ik stond niet alleen tussen hen in. Ik lag ook tussen hen in, in onze koepeltent naast de
houten veranda, waar de barbecue nog nasmeulde.
Joachim, hij had een lichte strakke boxer aan met konijntjes erop, wat Thom deed
grinniken.
‘Ja! Van Xavian gekregen! En zeg jij nou maar niks, blondje! Dat jullie in zulke nichterige
slipjes….’
‘Die heeft mijn ex nog gekocht hoor. Hartstikke hetero. Ze was er gek op,’ grijnsde Thom.
‘Ja, ja.’, kaatste Joachim.
Dit?
Dit zou ik tot voor enkele maanden niet bij de grootste rukfantasieën bij elkaar gedroomd
hebben. Thom warm achter me in onze samengeritste slaapzakken, en stiekem met een
hand over in mijn slip strelend, om mijn ballen en mijn ontspannen lid tegen zijn pols, en
met Thoms warme volle schoot tegen de zijkant van mijn bil.
Dit?
Dit had ik een etmaal geleden nog niet kunnen bedenken, dat Joachim als de foetus bij ons
en voor me zou liggen, met z’n kriebelende haar in mijn oksel. Zoals tot weken geleden, in
het pantservoertuig.
‘Zeg blondje.’
Dat was Joachim, voor me, die plotseling bewoog en de zaklantaarn aanknipte.
‘Hmm,’ hoorde ik mijn Thom achter me brommen en warm ademen tegen mijn schouder en
hals.
‘Heb het lef e’s om vannacht mijn vriendje aan je satéstokje te prikken.’
Joachim. Zo ineens en vanuit het donker in de schemer van een lichtje.
‘Hm, je brengt me op een idee…,’ bromde Thom langzaam, achter me, ‘…hé Witte, wordt je
daar geil van? Gaat jouw pinkie dan rechtstaan? Ga je voor het eerst een natte droom krijgen
vannacht?’
Ik opende mijn ogen nu echt, zag de tentschemer, zag een Joachim en voelde die ook gelijk,
zwaar en met een scherpe elleboog op mij leunend, over mij heen naar Thom kijkend.
‘Blondje! Dat jij met negentien nog niks voorstelde, wil nog niet zeggen dat dat voor iedereen
geldt,’ kaatste Joachim uitdagend tegen Thom
‘O? Laat e’s zien dan?’
‘Zou je wel willen hè, stiekeme nicht.’
‘‘k Wil een nachtzoen van je, Witte,’ zei Thom, ‘anders slaap ik vannacht niet, en dan
krijgt je vriendje het nog zwaar te verduren…’
Dat speelde er over me heen, Joachim zwaar op me leunend, Thoms warme hand op mijn
slip, zijn warme druk tegen mijn bil, zijn warme lijf…

‘Nou? Komt er nog wat van?’, vroeg Thom
‘Wat! Jij m’n lul zien?’, zei Joachim.
‘Nee, tuurlijk niet, zo’n prikkie!? Een zoen natuurlijk. Voor ons allebeide…’
‘Zeg, blondjes…,’ bromde ik tegen hen beide, ‘…ik lig zwaar in de verdrukking…’
‘Lekker toch.’
En dat zeiden ze allebeide, de beide blondjes, en bijna als in koor.
‘Ik ga wel in dat vieze stinkende nest in de caravan liggen…,’ bromde ik.
‘Nee,’ zeiden ze beide.
Ook daar waren ze het samen over eens.
‘Nou, geef mekaar een zoen en ga pitten…,’ zei ik.
En het gebeurde. Joachim gaf Thom een zoen, zwaar over me heen rekkend En ik kreeg er
ook een van hem. En ook één in mijn hals van Thom.
Toen ging het licht opnieuw uit en nestelde Joachim zich weer tegen me, werd het rustig.
Meende ik nog, zo lekker warm in de donkerte genietend. Lijfelijk, had Thom e’s gezegd.
Of ik dat erg vond…

‘Joachim? Ben jij nou van de meisjes of van de jongens?’, vroeg Thom toen.
‘Gaat jou geen flikker aan, blondje.’
‘Je bent er dus nog niet uit?’, vroeg Thom wat plagend.
‘Als Joachim er net zolang over mag doen als jij…,’ grinnikte ik tegen Thom, ‘… dan heeft
hij nog acht jaar de tijd,’ en hapte gelijk in stilte in de donkerte naar adem, zo hard kneep
hij in mijn ballen.

Later schurkte ik nog wat heen en weer. En Thom ook. En toen ook nog Joachim. Natuurlijk,
zoals altijd, als in het voertuig… Maar dat hij gewoon mijn arm onder zijn hoofd trok en dat
zijn witte haren in het donker op mijn schouder en tegen mijn hals kwamen kriebelen, terwijl
Thoms warmte me aan alle kanten omsloot…
Jongens, wilde ik zeggen, dit bedenk je niet, dit droom je niet bij elkaar… Deze dubbele
warmte, één in mijn slaapzak, en één erbuiten.
Langzaam stak ik mijn vrije hand naar achteren, schoof die bij Thom in de slip, en om zijn
ballen. Wat lekker, dat half opwindende, met zijn viriele half ontspannen lul tegen mijn pols.
Dit bedenk je niet, dacht ik nog e’s.
Een warme hand van Joachim over mijn schouder, zijn adem over mijn borst strelend, zijn
kriebelende haar,…
Maar het was zo vertrouwelijk, leek zo gewoon nu het gebeurde.
‘Joachim?’, vroeg Thom achter me.
‘Hmm?’
‘Krijg jij nu een stijve van Giles?’
‘Nee! Tuurlijk niet,’ bromde Joachim bijna verontwaardigd.
‘Dan is het goed… maatje,’ zei Thom.
‘Ja!,’ kaatste Joachim, ‘… als je het zo zegt gaat ‘ie alsnog steigeren, hoor.’
‘Ik mag jou toch ook wel een beetje lief vinden,’ teemde Thom.
‘Verdomme. Endo. Zeg er e’s wat van. Straks komt hij nog achter me liggen,’ kreunde Joachim
over mijn borst.
‘Dit is de eerste en gelijk ook de laatste keer dat ik als het beleg van een sandwich tussen
jullie in lig,’ zei ik.
‘Gelukkig,’ bromde Thom.
‘Wat ben je toch ook een vuile nicht, blondje…,’ gromde Joachim tegen Thom, ‘…nou mag
ik nooit meer zo…’
‘Van wie was je nou geiler? Van Xavian? Of dat vriendinnetje van Rutger,’ onderbrak Thom
Joachims verontwaardiging.
‘Van allebeide tegelijk, en tussen hen in,’ kaatste Joachim direct verwijtend.
Thom schoot in de lach.
‘Ik houd ook wel een beetje van je, Joachim,’ teemde Thom.
‘Hé.. toen nou…,’ zei Joachim quasi en langzaam, ‘… houd op, strak wil ik nog echt tussen
jullie in…’
‘Een beetje, zei ik, toch?’, zei Thom.
‘Hé Thom…?,’ vroeg Joachim toen, ‘…wat vindt jij van Xavian?’
‘Ik vindt alleen maar iets van Giles… Xavian, da’s jou zaak…’
‘Was ik maar zover… hé?,’ verzuchte Joachim over mijn borst en zei toen ineens, ‘…zullen
we nog een fles wijn opentrekken?’
’Nee. We gaan pitten,’ zei ik.
Hij schuifelde dichter tegen me aan, Joachim, en ik sloot mijn arm om hem heen, voelde
nog een lange zucht ademend over mijn borst strelen, voelde Thoms warme hand nu in mijn
slip en om mijn ballen glijden, voelde Thoms warme ballen in mijn hand, een knabbelende
zoen van Thom aan mijn kettinkje.
‘Ik vindt jullie lief,’ fluisterde Joachim.
‘’t Komt wel goed met je, Joachim…’ bromde Thom nu ernstig, ‘…weet je wat ik tegen Giles
zei toen je uitstapte na de bootschappen? Dat als ik het lef had gehad en ik was twintig
geweest, dan ging ik werk van je maken.’
‘Geen kans, blondje, ik val op donkerder,’ grinnikte Joachim tegen Thom.
‘Giles! Waarom is dat jong zo’n loeder,’ bromde Thom achter me, ‘…ben ik e’s een keer
serieus…’
‘Ik wordt van z’n lang zal z’n leven nooit meer geil,’ zei ik, ‘en ik wil oordoppen…’
‘Vond je dat echt, Thom?’, vroeg Joachim, mij negerend.
‘Nee, het was maar bij wijze van speken… omdat jij niet half weet dat de hele halve
wereld op de één of andere manier gek op je is…’
‘Hè? Echt?’ Niet de hele wereld?’, teemde Joachim.
‘Giles, geef dat jong een klap op zijn bek,’ bromde Thom in mij nek, ‘sla h’m knock out.
Hij bespeelt iedereen. Zelfs in het donker.’
‘Dus ik kan altijd nog als hoerenjong…?’ begon Joachim.
‘Dan boor je toch een goudmijntje aan…,’ gromde Thom.’
‘Goh….’
‘Giles. Knijp h’m af.’
Ik zei niks. Ik kneep alleen hard in Thoms ballen, wat ik als een ademende “pfmpf” in
mijn nek voelde.
En toen, toen voelde ik Thoms andere arm onder mijn hoofd doorschuiven, ver. Zover
dat hij om mijn arm en om Joachims schouder kwam.. Twee armen, twee handen op
een vertwijfelde jongensschouder… die er zogenaamd luchtig over deed.
En Joachim zuchtte. Een lange zucht, schurkte nog e’s. En wij beiden, Thom en ik,
voelden dat die witblonde toen geroerd werd, zacht en in stilte.
‘Joachim,’ hoorde ik Thom achter me zeggen, ‘we houden allebei van je. Echt. Oké?’
‘Ja, weet ik toch,’ snifte hij.
‘Morgen ga ik een ontbijt voor jullie maken,’ zei Thom.
Hij zuchtte nog e’s, Joachim en schoof zijn hand in onze slaapzak, over mijn borst.
‘Trusten.’
‘Trusten.’
‘Trusten.’

En ik? Met Thoms andere hand in mijn slip? Met mijn andere hand in Thoms slip? Met
onze beide armen om Joachim, en Joachim zo warm en ademend tegen mijn schouder
en borst?
Het was zo’n vreemde warme liefde die er door me gloeide. Heerlijke half opwindende
lijfelijkheid, dat ook, om Thom en mij. Maar ook om meer en anders. Om Joachim en mij.
Om ons drieën.
Ik drukte een zoen in Joachims haar en hij kneep nog e’s in mijn borst.
Dit?
Ik wist het niet meer.
Het was zo perfect en zo teveel tegelijk, maar ook zo bijzonder. Nu zou ik willen, dat het
altijd zo zou blijven … maar dat is het leven niet… daarom…


© Wisse

Gesloten