File X-007 (deel 5)

Plaats hier je eigen verhalen.
Gesloten
wissejanz
Berichten: 40
Lid geworden op: do 15 apr 2010, 01:31

File X-007 (deel 5)

Bericht door wissejanz » di 04 mei 2010, 12:36

...een heftigere en moeizame strijd...

File X-007 / Deel 5


Ik knikte. Dat op z’n minst, samen een flatje huren. Maar er was nog zoveel meer buiten de deur van onze cabine.
Ik klemde me aan Thom vast, drukte mijn gezicht in zijn hals. Hij streelde me.

‘Ik houd van je Giles,’ fluisterde Thom.

We verstrengelden op de harde vloer. Stil. Onbeweeglijk. Ik voelde zijn hart kloppen. Ik zoende even zijn wang. Zo maar om niks en om alles.
Later vielen we midden op de dag op mijn bed in slaap, het middageten waren we intussen vergeten.

*
Toen ik in de loop van de middag mijn laptop opende, stonden de chatlijnen roodgloeiend. Shit. Stom. Hoe had ik het kunnen vergeten. Het nieuws, waar Joachim het over had.
Ik klikte het open, las en zag filmpjes over de berichtgeving van een raid met eigenvuur. Het was inderdaad “Hot News”.
‘Verdomme,’ bromde ik.
‘Wat?’ zei Thom die nog lag wakker te worden op mijn bed.
‘We mogen ons thuisfront wel eventjes gaan geruststellen… moet je kijken… zelfs op AMNEWS is het “breaking”.’
‘Hè? Is er toch gelekt?’ reageerde Thom.
‘Tuurlijk. Als iedereen d’r van afweet…’

> Sorry, sorry, sorry. ‘k Ben er. Alles en iedereen fris en fruitig hier. Niets om zorgen over te maken. Vanavond meer. Groet, Giles. <, typte ik.
Ik verzond het aan al mijn contactpersonen, keek naar Thom die met hetzelfde bezig was.
‘Persmuskieten…’ gromde hij, ‘…kom. We gaan eerst eten. ‘k Heb honger.’
Terwijl we ons aankleedde, hoorden we de vrachtauto’s starten en in colonne wegrijden naar De Haven door het “veilige” gebied.
‘Nu nog?’ zei Thom.
‘Blijkbaar.’

*
Rangorde. Zelfs in de mess. Wij voertuigcommandanten van ons peloton hadden er een eigen tafel. Twaalf in getal, die de nacht hadden doorklieft.
Ook Ruud, Thoms ex slapie.
En ook Arnoud, mijn ex slapie. Ik had ze vannacht allemaal ombeurten aan de lijn gehad terwijl de kogels ons om de oren vlogen, voor een eerste stand van zaken.

Dat Thom gewoon naast me zat, voelde ook gewoon. Eigenlijk interesseerde het me niet meer zo, de roddel en achterklap waar de flegmatieke Ruud aan was begonnen tegenover Joachim.

Ik glimlachte, omdat ik mijn drie voertuigjongens verderop naast elkaar zag: Joachim tussen Arendsoog en Manus in, en Manus die de lap vlees voor Joachim in stukken sneed. Ik zag Joachims glunderende trots, want hij was van ons peloton de enige met ‘oorlogswonden’.

‘Binnenpretje?’, vroeg Thom.
‘Kijk h’m zitten,’ zei ik, ‘de held.’
Thom begreep wie ik bedoelde, duwde onder de tafel even zijn knie tegen m’n been.
Arnoud kwekte vrolijk, als altijd, zelfs na een nacht als deze.

Maar flegmatieke Ruud keek me te aandachtig naar Thom en mij. Eigenlijk viel het me van hem tegen, dat hij zo bleek te zijn, zo door zijn driften werd geleid. Vragend haalde ik even m’n wenkbrauwen naar hem op. Hij keek prompt neer in zijn bord.

Aanval is de beste verdediging. Maar tot voor kort zou ik deze aanval nooit hebben ingezet: Mijn vraag toen ik met Ruud opliep na het eten, de avondzandbak in.
‘Is er wat, Ruud?’
‘Nee. Wat zou er zijn?’
‘’t Is hier anders een verrekt klein wereldje…’ zei ik, ‘… en soldaten zijn soms net een stel ouwe wijven…, toch?’
Toen hij niks zei en doodgemoedereerd zwijgend naast me bleef lopen, maakte hij me kwaad. Omdat hij op Joachim had geaasd, en gelijk neerbuigend deed

‘Je blijft met je poten van Joachim af,’ zei ik.
‘Hoezo? Wil je h’m voor jezelf? Heb je aan één niet genoeg?’
Het klonk wrang en zo neerbuigend dat ik hem bij zijn onderarm vastpakkend staande hield.
‘En dan ook nog het liefje van de Luit zijn. Je zit er warmpjes bij,’ zei hij hard.
Ik stond perplex.
‘Dit vindt ik lullig van je.’
‘Geef nou maar toe dat je gewoon een vuile flikker bent. Je kikt erop. Al die aandacht.’
Harder had hij me niet kunnen treffen.

‘Ik ben gewoon mezelf… ik doe mijn werk hier… en ik zit niet te stoken, ’ zei ik.
‘Ach wat… dat jij Thom zo gek gekregen hebt…’
‘Als je een vent bent, ga je met Thom zelf praten,’ zei ik.
Hij haalde wat verachtelijk zijn schouders op.
‘Ruud…,’ zei ik, ‘…ik vind dit vervelend. Jij wilde zelf ruilen van slaapplek. En ik val jou nergens mee lastig. Als er iets is dat je niet bevalt moet je het nu zeggen. Want ik heb echt geen trek in sikkeneurige achterklap.’
Maar hij bleef me stoïcijns aankijken.

‘Nou! Wat is er mis met mij!’
‘Oh…’ grijnsde hij met een harde blik, ‘…helemaal niks, hoor.’
Maar het klonk minachtend.
‘Godverdomme…’ zei ik zacht en langzaam, ‘…wat ben jij een klootzak. Dat ik me hier moet staan te verdedigen terwijl jij zelf de boel opruit. Ik lul toch ook niet over jouw gedrag!!!’
‘En ik niet over het jouwe.’
‘O? Niet? Met Joachim anders wel.’
‘Dat kind!’
Dat kind. Nu!, ja, omdat ‘ie afgewezen was. De frustratie zat diep, merkte ik.
Dit had geen zin. Zo niet.

‘Jammer…’ zei ik, ‘…dat je me niet accepteert zoals ik ben…’
Op dat moment knapte er wat in mij. Want hier ging het om. En onbewust was ik daarom dit gesprek met hem aangegaan, voelde ik.

‘…sorry dat ik daarnet zo lullig begonnen ben …’zei ik, ‘…maar ik heb er echt genoeg van… dat gehijg in mijn nek, als jezelf geen keus hebt… begrijp je dat?’

Toen ik dat had gezegd, zag ik hem langzaam veranderen, kwam er een glimlach, was er een verontschuldigend lijkend schouderophalen.
‘En als je iets van Thom wilt weten,’zei ik, ‘dan moet je het h’m echt zelf gaan vragen. Misschien begrijp je dan waarom het zo gelopen is. ’

Ik zweeg. Dit gesprekje hier midden in de avondwarme zandbak leek zwaarder dan de hectische nacht waarin we onder vuur hadden gelegen.
Ik wilde me omdraaien.
‘Endo… wacht e’s…’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Ik moet mijn thuisfront nog geruststellen… uitleggen waarom ik nog leef,’ zei ik wrang.
‘Geen keus?’, vroeg hij.
‘Nee…’ zei ik, ‘…’t is geen keus…’ en liep weg.
‘Hé… we praten nog e’s… oké?’, riep hij.
Ik knikte. Het was niet meer zo belangrijk.

Thom zat al binnen, in onze cabine en achter de chat, nog zonder beeld.
‘Wat had jij nou met Ruud?’, vroeg hij.
Ik zuchtte.
‘Iets uitleggen geloof ik… dat een vuile flikker geen andere keus heeft, dan om gewoon een vuile flikker te zijn.’
‘Je bent gek. Heb je hem dát verteld,’ zei hij verontwaardigd.
‘Ja. En ik geloof zelfs dat ‘ie ‘t nog accepteert ook.’
Ik bukte me achter Thom, sloeg mijn armen om hem heen, zoende zijn wang.
‘Ik kan wel janken,’ fluisterde ik.
‘Alweer?’
‘Jij wou toch een gevoelig vriendje?’

Op dat moment ging de deur open en kwam Joachim binnen, blakend en triomfantelijk met z’n arm in het verband, als De Held van Troje zonder paard.
Want ik had hem vanochtend daar zelf toe uitgenodigd, om te komen praten, de dramatische nacht te komen verwerken. Idioot die ik was.
En hij grijnsde, om hoe ik Thom omhelsde.
‘Lach me niet uit, blondje,’ zei ik terwijl ik Thom losliet.
‘Welk blondje bedoel je?’ kaatste Joachim.
‘Zegt het ene blondje tegen het andere blondje:…’ grinnikte Thom, ‘…blondje: hoe is het met je rechter voorpootje?’

Ik was weer terug op aarde, een stapje verder, dat zeker. Heerlijk, mijn soldatenmaten, hier midden in de Zandbak.

‘Echte oorlogswonden. Jij gaat de blits maken…’ zo nam Thom het gesprek van me over nog voor ik eraan begonnen was. Ik vond het best. Joachim maakte het goed, zag ik. En terwijl zij beide de gebeurtenissen van vannacht in het bekende visserslatijn tot grote hoogte opklopten, opende ik mijn laptop, mijn thuisfront.

Eén van mijn beide heimelijke vrienden was online:
> Hei, kort helaas <, typte ik snel
> Shit! Jammer! Wie is blonde beauty van foto? <
> Mijn alles, mijn leven <
> Wat!!! Echt??? Kan dat bestaan??? <, vroeg hij.
Ik knikte naar hem, haalde glimlachend mijn schouders op als excuus voor alles, ons verleden waarin dat niet gelukt was en onze toekomst die hooguit nog platonisch zou gaan worden.
> Moet nu hangen. Later meer oké?<, schreef ik.
> Jammer. Ja. Doei. <
> Doei. <
Het nieuws van de Amerikaanse raid was hem blijkbaar ontgaan. Of hij had de link niet gelegd dat ik daar had kunnen zijn, te gefocust op mijn blonde beauty, die nog steeds in gesprek was met Joachim.

Mijn moeder. Zij had mij gebaard en had het eerste recht.
> Hoi <, typte ik.
> Eindelijk!!! <
> Ik schreef toch dat alles goed was. <
> Eerst zien. Dan geloven. <, schreef ze.
> O. <
> Waren jullie er bij betrokken? <
> Kan er niks over zeggen. Helaas. <, antwoordde ik.
Maar ik knikte dat het zo was, zo was geweest.
> Er midden in dus? <
Ik haalde verontschuldigend mijn schouders op.
> Echt alles goed? <
> Jaha. <, schreef ik nukkig.
> Ook met je nieuwe kamergenoot? <
> Ook. <
> Aardige vent, op jullie foto. Leuker dan je vorige. <, typte ze.
> Ja. <
> Kun je goed met hem opschieten? <, vroeg ze
> Ja. <, antwoordde ik.
> Nou zeg! Wat ben je kort. <
> Ga nu hangen, doe jij rest van de familie? <
> Doe Thom de groeten van ons. <, typte ze.
> Ja, doei. <
> Doei. <
Ik verbrak de verbinding, en slikte iets weg.

Een zelfde gesprek had ik nog met één van mijn vriendinnen. Toen leunde ik achterover.
Ik vond het welletjes, deze spagaat, om dubbelzinnig niets te kunnen zeggen op beide vlakken. En werk en relatie, tegenover je familie en je beste kennissen.

‘Je moet de groeten hebben van mijn ouders en van een vriendin,’ zei ik tegen Thom.
Thom grinnikte.
‘Jij ook van de mijne.’
‘Weten ze ’t van jullie?’ vroeg Joachim wat verbaasd.
‘Bij mij wel,’ grijnsde Thom en naar mij wijzend, ‘maar bij die angsthaas niet. Maar daarom vind ik hem nog wel lief, hoor.’
‘Ik ook wel, hoor,’ echode Joachim temend.
‘Stelletje klojo’s,’ zuchtte ik.
‘Jij blijft wel van hem af, hè?’ bromde Thom tegen Joachim.
‘Nou, ‘k zie nog wel,’ zei Joachim, die onmiddellijk daarom door Thom werd vastgegrepen.
‘Au, au, au, m’n arm.’
‘Mietje,’ grinnikte Thom.

Vuil naar Thom kijkend liep Joachim om het tafeltje heen, en kwam prompt bij mij op schoot zitten, sloeg zijn goeie arm om mijn schouders.
‘Ik zweer het je…’ bromde ik verzuchtend, ‘…mijn volgende vriendje wordt een Afro. Nooit, nooit, nooit weer een blondje!’

‘Is ‘ie lief of ie ‘ie lief,’ ging Joachim gewoon verder tegen Thom, en gaf me zelfs een zoen op m’n voorhoofd.
‘Ja. Heel verschrikkelijk lief. Maar jij moet nou maar e’s opdonderen,’ gromde Thom.
‘Hij is echt jaloers,’ kwijlde Joachim tegen mij, ‘wat een schatje toch.’
Het moest de ontlading van de gespannen nacht zijn, meende ik.

‘‘k Heb zin in een liter koud bier,’ zei Joachim, nog steeds op mijn schoot hangend.
‘Ga jij morgen bij de hospik maar met links typen,’ zei ik, om maar iets onnozels in te brengen.
‘Wat?! Bij die nichten? Joachim toch!’, grijnsde Thom terwijl mijn laptop begon te piepen.

“Xavian meldt zich.”
Xavian. Ik duwde Joachim van mijn schoot en gaf toestemming. De verbinding kwam tot stand. Een blakende en verwachtingvolle jongenskop, zoals de vorige keer. Totdat deze Joachim gewaar werd, die met z’n gezonde arm om me heen achter me kwam leunen.
> Wie is die mooie blonde jongen nou weer. <, typte Xavian.
> Ook goedenavond. Da’s mijn privéchauffeur. Joachim. <
> Arm in verband. Om vannacht? <, vroeg Xavian.
> Hij krijgt het grootkruis van aangeschoten wild. <
> Flauw hoor. Mag ik zijn chat-adres? <, vroeg Xavian.

Ik viel stil, terwijl Joachim nog steeds aan me hing, ook stil en sprakeloos, zag ik, toen ik opzij keek.
‘Nou?! Wil jij je eigen chatvriendje?’ vroeg ik hem. Was hij nou getroffen door die jongen?
‘Ja, goed,’ zei hij aarzelend en gaf me het adres op. Ik type het in voor Xavian, terwijl Joachim mij langzaam losliet.

> Leuk. Dank je, Joachim. Blitse nacht gehad jullie? <, typte Xavian.
> Kun je wel stellen. <, schreef ik.
> Nog komkommers gegeten? <
> ’t Is goed met je. Lollo. <
> ‘k Zag het nieuws. Heftig gaaf. <, typte Joachim
> Heftig is meer dan voldoende. <, corrigeerde ik hem.
> Geloof er niks van. <
> Ik ga nu hangen. Doei. <
> Shit. Klojo. Tot gauw? <, vroeg hij.
> Niet blijven zuigen. Doei.<
> Lekker. Kreun. Doei, Joachim!!! < schreef Xavian en glimlachte breed.
Ik sloot af. Het beeld viel donker.

‘Je hebt er een fan bij,’ grinnikte ik tegen witblonde Joachim.
Thom schoot in de lach.
‘Hartstikke veilig hoor, zo op afstand.’
‘Hij gaat bij de commando’s. Wordt een echte bink,’ zei ik.
Joachim keek ongelovig en beteuterd tegelijk. Het ongeloof begreep ik. Zijn beteuterde blik minder. Het trof me. En voordat Thom er iets van zou kunnen zeggen, stond ik op en duwde hem naar de deur.
‘Zie ik je morgen?’
Hij knikte en ging. Joachim.

Opeens was ik hondsmoe. Moe van alles. Het liefst was ik nu even alleen, meende ik, toen ik langzaam de deur afsloot.
Maar toen Thom opstond, naar me toe liep en tegenover me kwam staan, mijn armen om zijn nek dwong, zich met zijn armen om mijn rug tegen zich aantrok… verdorie… ik had een vriend die me begreep en aanvoelde. Wanneer begreep ik dat zelf e’s, en wilde ik dat aanvaarden.
‘Sst…’ zei hij nog voor ik wat kon zeggen ‘… wij gaan samen douchen, ik trek de matrassen op de vloer, sluit de deur af en we gaan lekker pitten… Giles?’
Ik knikte.
‘’k Houd van je.’
‘Ik van jou.’

Een tweepersoons soldatenbed, op de vloer van onze cabine. Samen onder een laken, met ruimte die te over was, maar heerlijke vrijheid bood. En wegzinken in Thoms armen, zijn kleine strelen en verder niets. Naakt en half opgewonden soms.
‘Ik wil thuis geen waterbed,’ fluisterde Thom.
Ik glimlachte, moeizaam. Omdat hij zo lief was en opeens toch de tranen uit mijn ogen en in zijn hals lekten.
‘‘k Begrijp het niet, Thom.’
‘Moet ook niet, lief. Als het maar om geluk is.’
‘Ja.’
Ik ontspande me onder zijn vingertoppen en zakte weg in de vergetelheid, voor een hele lange en hele warme nacht.


-NAAR DE HAVEN -

De mens wikt. De brigadecommandant beschikt.
En de andere regel: als een pelotonscommandant, de Luit, wordt weggeroepen blijft de plaatsvervangend, sergeant Johan, achter. En ik geloof dat onze Luit dat niet erg vond.
En het was logischer geweest als de Luit zijn Nurd sergeant Minco verbindingen had meegevraagd. Maar dat gebeurde niet. Hij vroeg mij, direct bij het appél, mee te gaan voor een evaluatiegesprek over de Amerikaanse raid, naar het Brigadehoofdkwartier aan De Haven.

Ik had een half uur de tijd om me om te kleden in het luchtige gevechtstenue, een tas met schone kleren te pakken, mijn laptop, en afscheid te nemen van Thom.
En hoe Thom ook zijn best deed in onze cabine, schel floot als een bouwvakker om een mooie meid, mij een stoere bink noemde in dit zomertenue, mijn billen bekneep…, ik voelde het en zag het achter dat masker van die langzame mooie glimlach in zijn blauwe ogen.

Ik greep zijn hoofd vast met mijn tien vingers in zijn korte en dikke lichte asblonde haar, zoende hem, keek en keek, vragend zwijgend.

‘Ik vertrouw jóú wel. Maar de Luit niet,’ zei hij.
‘Die raakt me met geen vinger aan…’ zei ik terwijl ik voelde hoe we beiden spontaan een stijve kregen, tegen elkaar drukkend en schurend, ‘…op straffe van seksuele intimidatie van een mindere… en fok me niet zo op, geile.’
Hij grinnikte. Maar het ging niet van harte.

‘Vanavond de hele avond de cam aan?…’, vroeg ik, ‘…alsof we dan toch bij elkaar wonen?’
Hij knikte.
‘Ik ga wat leuks voor je kopen,’ zei ik
Hij sloot de ogen.
‘Hé Thom…?’ zei ik geroerd omdat hij zo geroerd was, ‘…’t Is maar voor een paar dagen.’
‘Ja. ‘k Weet het. ‘k Gun het je ook… En geef ze onder uit de zak, die Brigadestaf.’
Nog een lang zoen, elkaar opvretend en vermorzelend, een stomp tegen schouder en borst.
Toen ging ik.

Naar de Staf van ons Zandkamp, naar één van de beide luxe gesloten Landrovers met airco die we rijk waren.
Daar stond de Luit klaar.
Maar ook Joachim, in een zelfde tenue en bepakking en dat verbaasde me.
‘Voor de zekerheid…’ zei de Luit naar Joachim wijzend, ‘…zijn wapenfeiten gaan onder de röntgen in het hospitaal aan De Haven… als het dan toch opeens zo snel moet.’

Ik kreeg de autosleutels. De Luit liet zich rijden. En het voelde als een Rolls na al die maanden dieselgebrul van onze pantservoertuig.
En dan die brede grijns van Joachim die midden op de achterbank zat, pal in de achteruitkijk spiegel.
‘Zo…’ zei hij, ‘…generaal Joachim zit. Rije met die hap, sergeantje. Plankgas.’

Opnieuw honderden kilometers, maar dan door veilig gebied en de andere kant uit, een grijze baan in een gouden woestijn. En toen de Luit een Bach cd in de gleuf schoof, stak Joachim de iPod in z’n oren.

‘Nu al de krijgsraad?’ vroeg ik dwars door Bachs rustgevende mathematiek heen aan de Luit.
Die grinnikte.
‘Nee hoor. Een evaluatie, een hoorzitting. En we nemen er de tijd voor. Inclusief al het afspelen van de kopieën van de geluidsopnames die onderweg gemaakt zijn.’
De Luit sloot de ogen, sloot zich af, luisterde naar de muziek. En ik chauffeerde en passant mijn eigen pantservoertuigchauffeur naar de röntgen.

Joachim hing lui midden achterin, had z’n eigen muziek in de oren. En ik kon het niet laten om even een hand naar achteren te steken om in zijn kuit te knijpen. Hij glimlachte, ook met gesloten ogen. Ontspannen spanning. Voor mijn beide meerijders, voelde ik.


*
Dat we ’s middags onze wapens op het Brigadehoofdkwartier van De Haven in bewaring gaven en ons toen bij een hotel incheckten had ik niet verwacht. Ik samen met Joachim op een luxe aircokamer, met een heus bad.
Dat we gedrieën beneden een echte maaltijd aten met een glas koel bier. En dat ik later met Joachim de stad nog even in slenterde, waar oud en nieuw door elkaar gebouwd was.
We nemen er de tijd voor, had de Luit gezegd.

‘Hoe is het?’ vroeg ik naar zijn rechterarm wijzend.
‘’t Trekt wat,’ zei hij nonchalant.
‘En jij zelf nu met links?’ grinnikte ik dubbelzinnig.
‘Gaat je geen flikker aan,’ grijnsde hij met een schouderstoot.

Bij een juwelier kocht ik twee identieke zilveren kettinkjes, met identieke symboolhangertjes. Een vlam.
‘’t Is dik aan met Thom en jou,’ merkte Joachim op.
‘Ja,’ antwoordde ik.
‘’k Heb nog gechat met Xavian,’ zei hij toen opeens.
‘O?’
‘Is ‘ie nou echt homo? Of zit ‘ie de boel te stangen.’
‘Waarom vraag je ’t h’m zelf niet,’ antwoordde ik plagend.
‘Leuk hoor,’ bromde hij.
‘Hij vond je leuk, geloof ik,’ grinnikte ik.
‘Ja. Maar jou ook,’ kaatste Joachim gelijk terug.

Ik keek opzij, naar mijn witblonde voertuigchauffeur, die blakende blozende jongen, stoer en sterk als een man, een blikvanger. En een magneet, had Thom gezegd.
‘En hoe zit het met jezelf, Joachim?’
Zijn glimlach aarzelde.
‘Je hoeft niks te zeggen, hoor,’ zei ik toen, omdat ik voelde dat ik hem in verlegenheid bracht.
‘Nee, dat is het niet…,’ zei hij.
‘Misschien is het omdat we zolang uit de gewone wereld zijn,’ zei ik.
Ik was te ver gegaan, voelde ik, zei het daarom, om hem te ontlasten met iets wat verschrikkelijk lastig kan zijn.
Hij knikte, glimlachte opgelucht.
‘Maar ik vind het wel tof van je, dat je zo op Thom en mij reageert.’
Hij grinnikte.
‘Echt. Dat meen ik.’

Ergens op onze terugweg kocht ik grote waterdichte plastic zakken en waterbestendige tape. Ik legde het pontificaal op een terrastafeltje, waar we loom in de namiddag een biertje namen. Ongewilde en onbedoeld passagierden we. Hier in de half westers aandoende havenstad. Lui hangend met gestrekte benen, en heerlijk bijna zwijgend ook.

‘Waren ze bij je thuis ook bezorgd?’ vroeg ik.
‘Die!? Nuh! Echt niet!’
‘O?’
‘Denk je dat een heroïne hoer weet waar onze woestijn ligt?’
Het klonk wrang. Het trof me.
‘Sorry,’ zei ik en zweeg.
‘Waar heb je dit plastic voor nodig?’, vroeg hij gelijk, het onderwerp afkappend.
‘Voor jou. Je wilt toch ook in bad? Ik ga persoonlijk je arm afplakken.’
‘Je bent gek!…’zei hij, ‘…dat je daaraan gedacht hebt….’

We aten laat. Frans laat. Met z’n drieën, de Luit en Joachim en ik, en met een stevig glas rode wijn. Dat iets simpels zo lekker is.
Op onze kamer deed ik de laptop open, logde in op het internet. Geen verbinding. Shit. Geen Thom, geen tijd voor ons samen.

Dan liet ik het bad vollopen terwijl Joachim in z’n bed hing, de tv- zenders afzappend. Ik sneed het dikke plastic op lengte, trok het om zijn arm en plakte het rond zijn huid waterdicht af.
‘‘k Voel me net een hospik,’ grijnsde ik terwijl ik zijn veters los maakte, zijn kistjes uittrok.
Hij glimlachte.

In de badkamer zag ik hem stuntelen, met zijn tuniek en hemd, zijn broek en sokken, toen ik er mijn toilettas neerzette.
‘Broeder? Heb je nog dienst?’, grinnikte hij met zijn plasticpoot in de lucht
Hij maakte er een grapje van, grijnsde terwijl ik hem uitkleedde.

‘Soldaat met het gebroken geweertje,’ grinnikte ik.
Totdat ik hem naakt zag, die energieke en blakende gebronsde jongeman. Zijn geweertje was bepaald niet gebroken, slingerde vol en viriel, terwijl hij wat omzichtig in bad stapte en er langzaam en met een diepe zucht in neer zeeg, de plastic arm veilig op de rand leggend.
Even gleed hij kopje onder, kwam nat en glanzend weer boven.
‘Nou nog badolie en een borrel…’ grinnikte hij glunderend galmend door de badkamer, ‘…wat zalig is dit!’

Maar toen ik er een heel flesje badolie in leeg kieperde knetterde hij obstinaat. Hij wilde niet als een nicht stinken.
Ik lachte, haalde uit de minibar twee flesjes cognac, twee glazen.
‘Kan ik het hier mee goed maken, prinsje?’
Hij schaterde. En ik schonk beide glazen in. We toasten klinkend terwijl ik op de badrand zat.

‘Hé, kom d’r bij in,’ zei hij.
‘Nou, dat weet ik niet…’
‘Doe niet zo flauw, man. Is gezellig.’
Ik aarzelde. Even. Toen kleedde ik me uit. Toch. En gleed tegenover hem in het lange bad, stak mijn benen links bij hem langs.
Het lauwe water. Het ontspande me. Alles ontspande me nu. De cognac incluis.
‘Is dit lekker of is dit lekker,’ lachte Joachim.
Ik knikte. Ik liet me zakken en legde mijn hoofd op de rand achterover, sloot mijn ogen. Want het was allemaal wel heel erg veel, dat wat ik zag en ervoer.

Hij golfde plagend met het water dat over mijn kin klotste. Ik glimlachte. Ik dacht aan Thom. Ik dacht aan wat Joachim op het terras had gezegd over z’n thuisfront. Die heroïne hoer.
Ik nipte van het glas. Ik zag hem glunderen met zijn warme blos.

‘Prins Sihanouki en prins Joradino…’ lachte hij, ‘…Hé Endo…! doe niet zo moeilijk, man! Dit is om te genieten.’
Ik knikte. Maar het was te dubbel opeens. Vooral toen hij in mijn tenen begon te knijpen.
‘Hou op, Joachim.’
‘Nou zeg. Zit ik met de leukste vent van het Noordelijk halfrond in bad, en mag ik hem niet de tenen masseren?’
‘Je bent dronken,’ bromde ik.
Hij grinnikte.
‘’k Heb net zoveel op als jij.’

Ik sloot mijn ogen en zuchtte. Want het was heerlijk. Alles was heerlijk.
Zelfs dat hij mijn voeten bleef masseren.
Zelfs toen het stil werd, het water roerloos, de badkamer niet meer galmde en zijn linkerhand soms om mijn kuit geklemd lag.
Ik nipte met gesloten ogen. Het brandde heerlijk en verdovend.

Opeens grinnikte hij. Zomaar. Vanuit het niets.
‘Wat,’ zei ik dromend.
‘Dat je me straks ook nog af moet drogen.’
Ik grinnikte, om hem, om de situatie, om mijn ontspanning.
‘Masseer mijn voeten e’s, geisha,’ zei hij bevelend.
En ik deed het. Met mijn linker hand, met mijn glas in de rechter, het water tot de kin en met gesloten ogen. Warme slanke voeten, beweeglijke tenen, een welvende gezonde wreef.
‘Hmm, lekker Endo… wat lekker zo’n bad,’ hoorde ik hem zuchtend genieten.

Ik zakte weg. Dromend. Bijna slapend, warm om alles. Om de stilte en het onwezenlijke, na maanden van een Zandkamp. Ik begon te voelen wat hij bedoelde.

Pas toen het water kil werd en onze glazen leeg waren, stegen we op, klotsend en galmend. Ik droogde hem af. Die lenige gespierde onbehaarde lichtgebruinde jongen. Hij leek op Thom, dat zeker.
‘Ja, mijn zaakkie ook, lullo!’ bitste hij.
Zijn slanke blonde spierbillen en zijn ballen. Zijn viriele lul die begon te groeien.
‘Je bent toch wel wat gewend? Met jouw Thom!’
Ik knikte en misschien juist daarom steigerde mijn lul mee.

Joachim verdween uit beeld, met zijn plastic arm, zijn mooie lijf. En ik droogde me langzaam af, nam de glazen en flesjes mee naar de kamer, nadat de spanning van mijn lul was afgezakt.
Joachim lag al te bed, zapte langs tv zenders. Ik trok een schone short aan, deed de lichten uit en schoof te bed, keek dromerig mee naar een oude Amerikaanse film.

‘Hé Giles… sorry van daarnet,’ zei Joachim
‘Nee, ‘t is goed joh.’
‘’t Was niet om je te pesten hoor. Ik vond het fijn. Alles.’
Ik dacht nog even aan een heroïne hoertje dat ooit een kind wierp, als een dier, geen besef en benul en mogelijkheid had, heeft.
‘Ja, ik ook…,’ zei ik, ‘…ik vond het ook fijn.’

Later ging de tv uit. Op zwart. Op donker zoals alles donker was, vreemd warm en comfortabel luxe.
Ik hoorde hem met het plastic bezig, dat nog om zijn arm zat. Ik knipte het bedlampje aan, zag dat het hem niet goed afging terwijl hij daar als een Boeddha in kleermakerszit zat en ik wilde opstaan.
‘Het lukt wel!’
‘Het is rot tape,’ zei ik.
‘Laat nou maar!’, bitste hij.
Ik stond op.
‘Hé, rot op man. Ik ben niet zielig.’
‘Nee, en ik heb geen medelijden met je,’ zei ik en pakte zijn linker bovenarm vast, trok aan het taai klevende tape, wikkelde het af, deed het dikke plastic van zijn onderarm.
‘Zo! Kat in ’t bakkie.’

Ik schoof weer in mijn eigen bed, zag dat hij rechtop bleef zitten.
‘Wat heb je ineens?’, vroeg ik.
‘Niks!’
‘Dat lijkt me niet…’ zei ik ’… ik heb liever dat je ’t zegt. Moet ik ergens rekening mee houden?’
‘Nee, dat kan niet!’
‘Misschien lucht het op?…’, zei ik, zomaar wat proberend, ‘…of zit het toch niet goed je hand en je arm? Zie je tegen de resultaten van de röntgenfoto op?’

‘Nee. D’r is niks beschadigd. Dat voel ik zo wel. ’t Zijn vleeswondjes.’
‘Dus dit zijn gewoon een paar dagen verlof voor je?’, glimlachte ik, om hem op andere gedachten te brengen.
‘’k Heb mezelf uitgenodigd,’ zei hij, ‘toen ik op het appél hoorde dat jij met de Luit hier naar toe moest, heb ik gezegd dat ik mijn arm niet vertrouwde en graag een foto wilde.’
‘O?’, zei ik verbaasd.
‘Ja! Je denkt toch niet dat ik jou hier alleen met de Luit naar toe laat gaan, als ik zo’n goed excuus heb!’

Hij verbaasde me. Hij shockeerde me. Omdat hij reageerde als Thom. Maar ook om eerder, omdat hij me had verdedigd bij Ruud en bij me had gelegen in het voertuig…
Opeens schoot hij in de lach, een wrange korte lach, terwijl hij vanuit zijn zithouding achteroverzakte.
‘De Luit vindt ons allebei héél érg leuk!’
…en hij had het niet gedaan om mij te pesten, zo samen in bad, en al twijfelde hij misschien over zichzelf, ik was er nagenoeg zeker van dat hij niet van de herenliefde was. Het was iets totaal anders, waar hij om schreeuwde, dit brutale gozertje dat piekte in uitersten.

Ik stond op.
Ik knielde naast zijn bed, naast zijn blonde hoofd, waar de wrange lach uit wegtrok.
‘Wat!,’ zei hij, afwerend.
‘Als ik Thom niet had, werd ik misschien wel verliefd op je,’ zei ik plagend.
‘Gek!’, zei hij, bijna zo wrang als de lach van zojuist.

Zie je wel, dacht ik. Het gaf mij moed.
Wat ik zou willen zeggen, wat er op het puntje van mijn tong lag: (‘Ik denk dat jij onze Luit wat verkeerd inschat. Net als Thom, maar die doet dat om een andere reden… en jij bent natuurlijk bliksems mooi en aantrekkelijk en misschien heb ik daar wat verkeerde gedachtes bij gehad… en het dringt ook wat langzaam tot mij door…’), dat verzweeg ik, dat was te zwaar en teveel.

Eigenlijk was alles te zwaar en te veel, toen ik hem daar zo zag liggen. Met die mengeling van angst en verwachting, van afweer en gelijk een smeken om niet afgewezen te worden.
Ik legde alleen mijn hand in zijn hals, voelde zijn warmte, streelde zijn kaak met mijn duim. Want dat was wat ik voelde dat ik doen moest, omdat we iets gemeenschappelijks hadden, wat niet in woorden was uit te drukken.

Ik zag zijn weerstand breken, zijn tijdelijk afstandelijkheid. Ik zag zijn kwetsbaarheid. Mijn eigen kwetsbaarheid waar ikzelf ooit een muur voor opgeworpen had.

‘Wil je me neuken,’ fluisterde hij.

Van zo diep kwam hij, besefte ik geschrokken terwijl ik mijn hoofd schudde, terwijl ik zijn kaak bleef strelen met mijn duim, hem een zoen op het voorhoofd gaf.
Hij pakte mijn pols vast, als was het een laatste redmiddel in mijn afwijzing, wat iets in mij deed breken.

‘Dat heb ik helemaal niet nodig om van jou te houden, Joachim,’ zei ik.

Dit had ik niet bedacht, en ook niet vermoed dat het zo zou lopen. Die paar woorden van hem en van mezelf.
‘Wil je bij me slapen?’, vroeg hij.
Ik schudde opnieuw mijn hoofd.
‘Ik ben er gewoon…’ zei ik, ‘… of het nou een meter is, of duizend kilometer.’

Hoe lang ik zijn hals vasthield en zijn kaak streelde, hoe lang hij mijn pols vasthield, we elkaar aankeken…
‘Zullen we morgenavond dronken worden?’ vroeg hij.
‘’k Moet overmorgen nog terugrijden.’
‘Regel ik wel met de Luit,’ zei hij stoer en met een vage glimlach terwijl er een stukje van mijn hart afbrak, hij mij losliet en ik hem losliet, ik op stond en naar mijn eigen bed ging, het bedlampje uitknipte.

© Wisse

Gesloten